Huygens' Zedeprinten (1623) - Soldaat zonder rang (vertaling)

Zedeprinten Startpagina <<< Soldaat zonder rang (inleiding) <<<

De originele tekst, uitgegeven naar het handschrift van Constantijn Huygens (Universiteit Leiden)

Soldaat zonder rang

(r. 1)
Hij is een ijzeren spijl in het hek van het vaderland. Hij predikt met zijn mes; hij geeft raad met zijn vuisten. Plunderen is hem toegestaan, hij rooft en verkracht ongestraft. Hij is een gevreesd ambachtsman die weduwen en wezen maakt. Hij eigent zich alles toe wat van de vijand is. Hij is de enige in ons land die vrede als een bedreiging ziet. Hij is de laatste van Mozes' volgelingen; nog steeds geeft hij zich over aan de dans om het gouden kalf die het volk van Israël verblind heeft.
De huurling: dader of slachtoffer?
(r. 9) Hij is een duif in de winterkwartieren maar een duivel daarbuiten. Hij is de dorsvlegel van de boer en de zeis die zijn land plundert. Zijn vingers zijn de strengste gesels van God. Hij hongert naar de dag van de veldslag, waaruit hongersnood zal voortkomen. Hij verlangt naar levensgevaar; hij besterft het als er niet gestorven wordt en haalt de schouders op over de dood, die anderen juist grote angst inboezemt.

(r. 15) Als vloeken christelijk zou zijn, dan was hij een goed christen. ´Vergeef ons onze schulden…´, dat kan hij nog leren bidden, ´… zoals wij onze schuldenaars vergeven´, dat komt er al moeilijker uit. Maar hij zou het hele Onze Vader inslikken voor een beetje buit. Hoe meer bloed hij verliest, des te meer dorst hij krijgt naar geld. De soldij vertelt hem welke vorst en welke natie voor een rechtvaardige zaak strijden. Wie hem het best betaalt, lijft hem in.

(r. 22)
Knapzak, vrouw en kind sleept hij achter zich aan; daar vecht hij fanatiek voor. Hebben ze geluk, dan komt hij zegevierend uit de slag. Drie dagen lang zullen hun magen zich daarover verheugen en vier dagen lang hoeven ze niet te bedelen.
Lees ook Huygens' zedeprint Een boer
(r. 25b) Maar oh wee als hij sneuvelt! Meteen krijgen ze een bedelkorf aan hun arm, die beslist niet gevuld wordt door de verdienste van hun dode Jan Soldaat. Maar ze zouden ook niet willen dat hij het had naverteld en opgezadeld zat met een stomp of met een derde been. Het is veel beroerder, een invalide man te hebben dan helemaal geen man. Dat is het grafschrift dat zijn nabestaanden hem schenken. En dat is de wrange vrucht die je plukt als je je huid hebt gewaagd voor oorlogsbuit. (r. 32) Lees ook Huygens' zedeprint De bedelaar

Om eer en roem geeft de soldaat niet. Daar gaan de veldheren uiteindelijk mee strijken. Het gaat soldaten louter om de buit, maar de kans daarop is gering.

 
(r. 41) Doe vooral mee aan die loterij met een kans van één op duizend! Je wilt wat winnen, maar je hebt een 'niet' in handen: van weinig word je tot niets. Bovendien, christen, ga je dat uur tegemoet, dat lange ogenblik waarop je zult betalen voor al je vorige uren. Ik zou me een stuk minder zorgen over je maken, als je in je ziel net zulke leeuwenmoed meedroeg als je tentoonspreidt op het slagveld. Je verschijnt voor de Opperrechter met een ziel die belast is met vele in zonde doorgebrachte dagen; je komt daar zonder ook maar een greintje berouw. Oh wee, oh wee, zielen van staal, het is een duurbetaald gevaar waaraan jullie je hebben blootgesteld! Het bijbelwoord luidt niet voor niets: ´Het was beter voor deze mens, als hij nooit geboren was´. (r. 50).


Den Haag, 2 september 1623

Soldaat en matroos

Gebruikte annotaties

C. Huygens, Zedeprinten, vermeerderd met de tot dusver onuitgegeven print van ‘Een professor’ en van inleiding en aanteekeningen voorzien door H.J. Eijmael (…). Groningen 1891. p. 122-124.

C. Huygens, Zes zedeprinten. Ingeleid en voorzien van annotatie en cultuurhistorische toelichting door een werkgroep van Utrechtse neerlandici. 2e dr. Utrecht 1976. Ruygh-bewerp 4. p. 8-12.


© Frans Mensonides, Leiden, 2007.