Het kan
geen Leidenaar ontgaan zijn, billboards langs alle straten en wegen:
PS|Theater
heeft een nieuwe toneelvoorstelling op stapel staan. Hij heet Tussenland
en
wordt opgevoerd van 14 augustus t/m 2 september 2018 (behalve op
maandagen) in
Polderpark Cronesteyn, achter theehuis De Tuin van de Smid. En ik mag
meedoen
als figurant, om niet te zeggen: medespeler.
Net als
vorig jaar in de Fortuinwijk
heeft PS|Theater ook deze keer weer
levensverhalen van gewone en ongewone Leidenaars als uitgangspunt
genomen. Deze
keer 10 mannen (inderdaad, alleen mannen) die allen in 2018 een
kroonjaar
vieren: ze worden 10, 20, 30 … 100 jaar oud. Ze kijken achterom naar
hun voorbije decennium en
vooruit naar het volgende. Daardoor verkeren zij een korte periode in
het 'tussenland' dat het hier-en-nu feitelijk altijd al is. Het thema
is: niet vergeten worden.
De
hoofdrollen worden gespeeld door Tijs Huys en Wil van der Meer. Wij, de
medespelers: Jan, Fred, Dennis, Monaf, Joost, Sieb, Manouk, Timo, Teun
en ondergetekende,
variëren in leeftijd ook van ongeveer 10 tot…, nee, niet tot 100, maar
wel tot de
seniorenstatus.
We
bemannen
het decor, dat een huis met kamers is. Op de achtergrond doen we
allerlei
dingen die we zelf momenteel nog niet helemaal begrijpen. Wat is
bijvoorbeeld de
functie van het lugubere decorstuk dat Het Karkas heet? Waarom krijgt
dat karkas water met een plantenspuit? En hoe zit het precies
met die oude buizenradio's; wat voor rol krijgen die in het geheel?
De stukken
van PS|Theater krijgen in de loop van de repetities pas hun definitieve
vorm.
Je kunt ze op de première pas helemaal doorgronden. Des te beter; dan
kan ik
ook weinig van de plot verraden en hoef ik geen leeswaarschuwing boven
dit
stuk te plaatsen.
De regisseur, Pepijn Smit, weet optimaal gebruik te maken van ieders talenten én van mijn tekortkomingen. Zo slaagde ik er bij een bepaald onderdeel van het stuk steeds maar niet in om in de pas te blijven lopen met de rest – iets wat me in figuurlijke zin vaak ook niet lukt. Daarom mag ik nu gelukkig helemaal UIT de pas lopen; dat geeft een komisch effect.
In juli repeteerden we eerst twee keer per week in
een
zaaltje op het bedrijventerrein achter station Lammenschans. Op 1
augustus was het decor klaar. En dat
decor
mag er wezen! De voorstellingen beginnen om 20:30 uur, als het in de
tweede helft
van augustus nog net licht is. De schemering en daarna het duister
vallen in de
loop van het stuk in.
Op de
tweede etage vergeet ik maar dat ik eigenlijk hoogtevrees heb; tijdens
de
repetities heb ik helemaal
geen tijd
voor hoogtevrees. En het uitzicht is ook prachtig, daarboven. Het
bestaat mede
uit verbaasde wandelaars en fietsers die zich afvragen wat er allemaal
gaande is
op die stellage. Een hardloopster raakt van het rechte pad af.
En een man op een brommer kijkt helemaal om; val niet, man, val niet!
Iedereen, van jong tot
oud, heeft een kostuum,
een pijp en een hoed.
De kas op
de voorgrond doet dienst als orkestbak. De muziek, daar gaat de
toeschouwer beslist
iets van meenemen: de melodie van het nummer J´attendrai, dat in de
voorstelling meerdere keren terugkomt. Het wordt steeds begeleid door
een soort
dansje van ons, medespelers. Het lied zit de hele dag in mijn hoofd en
ik ken alle
gebaren nu van buiten. Bij oiseau (vogel) klapwieken we met onze
handen, en bij
nuit (nacht) maken we een slaap-gebaar. En we moeten daarbij dan liefst
allemaal tegelijk precies hetzelfde doen; het kostte wat
oefening, de afgelopen weken.
J’attendrai
is een melancholische ballade over een nog niet vergeten geliefde. Hij
is misschien
nog bekend in de disco-achtige uitvoering van Dalida (1976), maar is
veel
ouder. Het origineel werd in 1938 op de 78-toerenplaat gezet door Rina
Ketty en
was een grote hit in Frankrijk. In de oorlog groeide het uit tot een
van de
meest populaire soldatenliederen, na Lili Marleen. De originele
uitvoering vind
je HIER op YouTube, als opwarmertje
voor de voorstelling; de tekst plus
vertaling HIER.
Ga dit zien, het wordt prachtig!
Vorig jaar
juni speelde PS|Theater Droomland in mijn eigen buurt,
Leiden Zuid-West. Ik
behoorde tot de (on)gewone buurtbewoners die in het stuk een stuk van
hun eigen
biografie konden meebeleven. Zelf figureerde ik als De Verwarde Man, op
zoek
naar een auto die hij niet meer bezat.
Tijdens die
reeks voorstellingen begon ik de theatermakers ervan te verdenken dat
ze een
speciaal lijntje hadden met de weergoden. Het regende die maand
overvloedig,
maar nooit tijdens een repetitie of voorstelling. Maar als zo’n lijntje
al
bestaan heeft, dan was de gunstige gezindheid van de goden de afgelopen
week wel
voorbij. Zaterdag 4 augustus werden we tijdens een repetitie rond het
middaguur
zo ongeveer geroosterd en gebraden door de koperen ploert. Maar
afgelopen
donderdag en vrijdag: noodweer!
In de
polder, in een decor dat een flink eind boven het maaiveld uitsteekt,
komen de
elementen kneiter- en knoerthard binnen. De zon schijnt veel feller dan
in de
straten en stegen van de stad, de wind blaast er veel en veel harder en
de
regenvlagen striemen veel ongenadiger neer.
Donderdagavond
was het code-oranje in de provincie Zuid-Holland. Alle twitteraars in
mijn
tijdlijn vonden dat maar zwaar overdreven en overtrokken. Maar die
twitterden vanuit huis. Wij, in
de polder, zochten ons heil ook binnen, in theehuis De Tuin van de
Smid, dat na
wat schuiven met stoelen en tafels snel omgetoverd was in een tribune
en een toneel.
´We zetten alles straks weer goed, hoor´, stelden we de exploitant
gerust.
Op
vrijdagavond waren alle codes ingetrokken en begonnen we onder
begeleiding van motregen welgemoed te repeteren
in het decor in de openlucht. Van een beetje regen smelten we niet, en
het
publiek zit straks redelijk droog. Na nog geen half uur hield het
ineens op met
zachtjes regenen en kozen de eerste bolhoedjes het luchtruim. Dat was
het sein om
opnieuw naar binnen te gaan.
De stortbui
geselde de ramen van het theehuis en hield urenlang aan. Goed voor het
gras en
de bomen, dat zeker! Bij zulke weersomstandigheden moeten straks de
voorstellingen helaas afgeblazen worden. De beslissing daartoe wordt
dan om
12:00 uur genomen.
De
Hooiberg, waar we ons omkleden onder het geblaat van 7 ooien en 2
rammen die de landelijke sfeer nog eens accentueren.
Een paar
dagen daarvoor hadden wij het (voorlopige) script van heel Tussenland
ontvangen.
Het stuk omvat 4 bedrijven: zomer, herfst, winter en lente. Het script
telt 36
A4’tjes. Ik heb bewondering voor de hoofdrolspelers, Tijs en Wil, die
die
lappen tekst binnen een paar weken tijd in hun hoofd moeten stampen –
met alle
wijzigingen die tot op het laatste moment aangebracht worden.
Wij
medespelers hebben geen tekst, maar moeten wel op de tekst letten. Want
die
bevat ‘cues’, momenten in de voorstelling waarop wij in actie moeten
treden.
Soms zit zo’n cue ook in de muziek in plaats van in de tekst. Je moet
alle cues
onthouden, en dan vanzelfsprekend ook nog wat je doen moet na elke cue.
In
Droomland had ik er maar één, meer dan genoeg voor een Verwarde Man. Nu
hebben
we er enkele tientallen. Ik heb er best moeite mee om ze allemaal te
onthouden,
en repeteer ze zo vaak mogelijk. Het zou met leeftijd te maken kunnen
hebben.
Ik schat zo in, dat de 10-jarigen er minder moeite mee hebben dan ik.
Maar die
hebben dan weer een kortere concentratieboog, zoals een andere
medespeler
opmerkte. Ik kan daarom, als ik het tijdens de voorstelling niet meer
weet, me het
best spiegelen aan de 20’ers en 30’ers, denk ik. En dan hopelijk snel
aanpikken,
zodat ik niet ga lijken op korporaal Jones uit de legendarische
BBC-sitcom Dad’s
Army. Jones was steevast een volle seconde later dan de anderen met het
uitvoeren van commando’s.
Er doen
twee 10-jarigen mee met de repetities (volgende week komt er nog een derde bij, die nu nog met vakantie is). Eén van de twee
bezit zo
te zien alle flair van de aankomende artiest. De andere lijkt wat
verlegen,
maar zet, net als ik, een knop om en is dan ook acteur. Straks spelen de drie jongens om de beurt een
voorstelling; 6 keer per week laat naar bed zou te gek zijn.
De rol van de
medespelers wordt gaandeweg steeds duidelijker. Kenners van klassiek
toneel of
van klassiekers als Vondels Gijsbrecht,
zouden ons ongetwijfeld herkennen als
een moderne variant op een rei. Soms heeft deze ‘rei’ ook een heel
prozaïsche
functie in het stuk: de acteurs, die beide een 5-dubbelrol vervullen,
even in
de gelegenheid stellen om zich om te kleden.
We zijn
niet alleen een rei, maar opereren ook vaak op rei
rij. Soms echter ook
in een kluitje of een V-formatie. Laat je niet misleiden door de term:
‘kluitje’.
Dat is geen zooitje ongeregeld; iedereen weet nu tot op de decimeter
waar hij
staan moet.
Zaterdagmorgen
weer repeteren in het decor. Het was in de stad toch weer warm aan het
worden,
maar in de polder nog vrij fris en winderig. Wel droog, tot onze
opluchting. We
maakten een extra uurtje om de achterstand van die twee stormachtige
dagen in
te lopen. En deden een ‘Italiaantje´: met zevenmijlslaarzen door een
bedrijf
heen, alleen van cue tot cue, om ze goed onder de knie te krijgen.
Het is mooi
om iets moois te maken, samen met mensen waarvan ik de meeste pas een
paar
weken ken. As. maandag de generale, dinsdag voor ’t echie de eerste
try-out, en
vrijdag de 17e de première!
Frans
Mensonides
11 augustus 2018
Nee, (nog) geen foto’s van scènes in dit blog; alleen van het decor en de rekwisieten. Vanaf 14 augustus kun je alles live zien. Wacht niet te lang met kaarten reserveren! Die voor de 15e zijn vandaag (zondag 12) al bijna, en die voor de 16e al helemaal uitverkocht.
Deze dagen horen we nog een paar voor mij nieuwe
toneeltermen: de montage en de doorloop. Het eerste zou je associëren met de
filmwereld (waar elke scène soms 10 of 20 keer over moet) en niet zozeer met
het toneel (waar het eigenlijk in één keer goed moet en waar je mindere stukken
er sowieso niet meer uit kunt knippen). Maar de montage van een toneelstuk is
de opeenvolging van scènes en de overgang van scène tot scène, met de cues
waarmee sommigen zo worstelen.
Een doorloop is een repetitie waarbij het stuk gespeeld
wordt alsof de tribune vol zat; helemaal van begin tot eind, zonder ingrijpen van
de regisseur, die zijn opmerkingen oppot voor na afloop. En dat allemaal in vol ornaat,
met kostuums, belichting en muziek.
De montageweek hebben we achter de rug. Zondagavond was de eerste
doorloop. Aan alles merkte je dat dit een hyper-spannend moment was voor de
regisseur: hoe ziet het stuk er nou echt uit? Vooraf gingen we met z’n
allen (spelers, belichters, geluidsmensen, muzikanten) in een kring staan om te
luisteren naar een korte toespraak van Pepijn. Daarna was het: toi-toi-toi en was
het spel op de wagen.
Pepijn was na afloop beslist niet ontevreden. Maar als medespeler
heb je zelf helemaal geen idee hoe het stuk, en je eigen aandeel daarin, overkomt
vanuit de ‘zaal’. Je mist daardoor wel een hoop, maar ziet aan de andere kant ook
wat spektakel dat voor het publiek verborgen blijft. Indrukwekkend zijn de
omkleedscènes van Wil en Tijs, die in soms niet meer dan 15 seconden tijd een
complete metamorfose moeten ondergaan.
Woensdag ga ik het stuk zien in de rol van gewone
toeschouwer. De medespelers, met zwart pak en dito hoedje, zullen een aardig
contrast vormen met de musici in de orkestbak. Die zijn in een schitterend,
knal- en knalgeel pak gestoken, dat je ook ver na zonsondergang nog op een
kilometer afstand zou kunnen zien.
De kleding brengt me op een belangrijk persoon die nooit op
de bühne verschijnt: de kostuumontwerpster, Maartje. Ze heeft ons een paar weken geleden
allemaal de maat genomen. De
Hooiberg heeft
ze omgetoverd tot een bijna compleet atelier met naaimachine en
strijkplank. En van tijd tot tijd neemt ze het witgoed mee voor
in de was; allemaal om
ervoor te zorgen dat we elke avond perfect gekleed het podium op gaan.
De montage en de doorloop leidden tot diverse
aanpassingen. Zelfs maandagmiddag, vlak voor de generale repetitie,
bleken er nog flinke wijzingen aangebracht te zijn in de tekst en de opvolging
van de scènes. We zien de
hoofdrolspelers ijsberen over het grasveld om zich de wijzigingen in het hoofd
te stampen.
Ik zelf had op school al moeite met uit het hoofd
leren,
laat staan nu, 50 jaar ouder. Het is ook een beetje Sisyfusarbeid om je
al je
cues van buiten te leren, met al die wijzigingen. Gelukkig bestaat er
een
modern hulpmiddel, ter vervanging van de aloude souffleur die vroeger
in
schouwburgen in een speciaal hokje zat, onzichtbaar voor het
publiek, om de spelers teksten en aanwijzingen in te fluisteren.
Daarnaast hebben we elk ook een handig notitieboekje dat we tijdens de
voorstelling even discreet zouden kunnen raadplegen.
Na alle wijzigingen is het stuk er voor de
medespelers iets eenvoudiger op geworden, met minder verplaatsingen in
het 'huis'. Verder zijn er een paar scènes verdwenen,
waaronder die waarbij ik uit de pas moest / mocht lopen. Ook de
buizenradio’s zijn
geschrapt. Ze waren al ontdaan van hun loodzware buizen, maar staan nu
geheel
aan de kant – en kunnen vast nog wel eens een keer gebruikt worden voor
een
andere voorstelling.
Het karkas bleef, en hangt nog fier in het huis,
op zijn
plek op de tweede etage links (voor de kijker rechts). Voor de
duidelijkheid en de volledigheid: het karkas is van plastic, en niet
van koe. Het behoort aan een
van
de hoofdfiguren, een 90-jarige ex-slager (Wil), die terugkijkt op zijn
loopbaan
en leven, en daarover knorrige discussies voert met zijn zoon (Tijs). ‘Weet je hoeveel koeien ik in mijn leven
geslacht heb?’ De medespelers kijken tijdens deze scène vanaf de eerste etage
de polder in, waar je echte, levende koeien ziet.
Gisterenavond om halfnegen was de generale repetitie. De
weergoden lijken nu toch weer op onze hand. Het voorspelde onweer klonk aan het
begin van de middag al boven Leiden, en tijdens de generale waren er alleen soms
wat dreigende wolken, die louter sfeerverhogend werkten in dit polderstuk.
Om het echt te maken, waren er enkele tientallen
toeschouwers uitgenodigd voor een gratis voorstelling: vrijwilligers van
PS|Theater; personeel van het theehuis.
Dat met die portofoons werkte wel. Behalve op momenten
dat er ineens heel rare boodschappen doorkwamen, die niets met het stuk te
maken hadden, zoals (in plat Leids): ‘Juh, gaan we zo nog een lekker bakkie doen, dan?’
Vermoedelijk mensen die kilometers verderop op hetzelfde kanaal zaten.
Er gingen wat kleinigheidjes mis tijdens de generale, maar
een generale repetitie is ook nog maar een repetitie. Vanavond spelen we de
eerste echte try-out. Zo’n portofoon kan defect raken, zo’n opschrijfboekje naar
beneden vallen, en zelfs de medespeler met het fotografische geheugen, waar we soms
allemaal achteraan lopen, kan er een keer naast zitten. Laat ik ophouden met schrijven en
vanmiddag nog een beetje gaan studeren op die cues!
Frans Mensonides
14 augustus 2018
Michiel (Wil) en Jorrit (Tijs) op een cruciaal punt in hun
relatie
Foto: Ben van Duin
Geen uitvoering van Tussenland op de maandag, en dat is
daardoor een uitgelezen dag om dit blog bij te werken. En om even bij te komen
van de vermoeienissen.
De montageweek, de generale, de try-outs, de première, dat
betekent: 14 dagen flink buffelen, voor iedereen die bij de productie betrokken
is. Maar is de première eenmaal achter de rug, dan lóópt zo’n voorstelling
meestal wel, van avond tot avond.
‘Iedereen die bij de productie betrokken is’, dat zijn nogal
wat mensen; ik schat op zijn minst 25 in totaal, veel meer dan een toeschouwer
zou denken. Naast de regisseurs, hoofdrol- en medespelers, musici en belichters
heb je bijvoorbeeld de vrijwilligers die elke avond klaarstaan om de
voorstellingen in goede banen te leiden. Zij controleren de kaartjes, wijzen de
bezoekers de weg naar de tribune, begeleiden gehandicapte toeschouwers die dank
zij hen de voorstelling ook kunnen bijwonen, en weten wat ze te doen staat als
er onverhoopt een noodsituatie zou ontstaan.
Op de foto hieronder zie je (bijna) de hele crew, luisterend
naar een toespraak van Pepijn (derde van links). Dat was vóór de eerste try-out op dinsdag de 14e
. Maar Pepijn houdt ons voor dat feitelijk elke voorstelling de eerste is. Elke
avond komen er toeschouwers die het stuk voor de eerste en meestal enige keer
zien. Die mensen moeten waar voor hun geld krijgen! Nooit gaan drijven op je
routine!
Met in totaal 18 voorstellingen is het gevaar daarvoor niet
erg groot. Maar hoe zou dat zijn voor acteurs die in een heel theaterseizoen
soms wel 75 keer hetzelfde stuk spelen, vandaag in Delfzijl, gisteren in
Terneuzen, morgen in Kerkrade?
Ik heb, hoe betrokken ik inmiddels ook ben geraakt bij het
locatietoneel van PS|Theater, niet het gevoel dat ik mijn roeping als acteur
ben misgelopen. Dat zou ook erg sneu zijn op m’n 61ste. Aan de andere kant: je
bent nooit te oud om een nieuwe weg in te slaan. Als je die ene beslissende
seconde maar weet te grijpen, dat ene moment waarop alles verandert.
Foto: Ben van Duin
Try-outs heten niet voor niets zo. De voorstelling moet ook
dan al compleet en ‘af’ overkomen op het publiek. Maar er kan na zo’n try-out
nog wel van alles veranderen; scènes die niet goed over het voetlicht kwamen.
Er werden dan ook de nodige wijzigingen aangebracht in het script. Daarom
moesten we vóór elke voorstelling extra repeteren. Feitelijk is dat dubbel zo
lastig als een gewone repetitie, want je moet het oude afleren en het nieuwe
aanleren.
Onder ons, medespelers, ontstond daarom nog wel eens
gemurmureer; heb je net alles uit je hoofd geleerd... Marijn, die Tamar een
paar dagen verving, zei eufemistisch dat er ook deze keer weer een paar
‘details’ veranderd waren. Maar die details waren soms erg gedetailleerd, en
ook nogal talrijk.
Maar laten we niet mopperen! De hoofdrolspelers hebben het zwaarder, want wij
spelen stommetje tijdens de voorstelling en hoeven niet eens teksten uit ons
hoofd te leren.
Behalve dan de teksten die voor ons een cue betekenen. Maar
dat is ook nogal problematisch. Want op de tweede etage van het decor horen ook
medespelers met een beter gehoor dan ik, niet veel meer dan wat echo’s uit de
verte.
Dat met die oortjes is al met al wel een uitkomst. Die
zorgen ervoor dat alle handelingen tegelijk worden ingezet en dat we niet
allemaal een tel achter lopen op Dennis (die ontkent dat hij het fotografische
geheugen heeft dat ik hierboven aan hem toeschreef).
Alleen tijdens de eerste try-out ging het niet helemaal
soepel met die portofoons. Het geluid eruit versterkte vooral de muziek uit de
orkestbak, en de commando’s van Tamar ontgingen ons soms. Wat volgens mij niet
eens echt gemerkt is door het publiek; ik sprak na afloop tenminste iemand die
niks raars gezien had.
‘Wil iedereen die mij kan horen, even zijn hand opsteken?’
Tamar en Marijn, in de weer met de ‘oortjes’, resp. de meest recente versie van
het script, dat nog warm is van het uitprinten na de laatste aanpassing.
Foto: Ben van Duin
Woensdag hees ik me niet in het kostuum en speelde ik de rol
van toeschouwer. Ik bekeek het stuk vanaf de tribune. Het optreden van mijn
mede-medespelers zag er echt strak en gelikt uit; de problemen met de oortjes
waren opgelost.
Het is een eeuwenoude toneelwet, ter plaatse door mij
bedacht: als je in het publiek zit, krijg je toch een betere indruk van een
toneelstuk dan wanneer je op het podium staat. Ik ga me niet wagen aan een
recensie van een stuk waaraan ik zelf meedoe; dan zou ik in wezen een slager
zijn die zijn eigen vlees keurt – iets waarvoor de gepensioneerde slager die in
Tussenland voorkomt, trouwens vast niet zou terugdeinzen.
Maar ik wil wel kwijt dat de verhaallijnen van het stuk knap
in elkaar zitten. Alle figuren (ik tel er 10, gelijkelijk verdeeld over Tijs en
Wil, inclusief twee personages die Tijs en Wil heten) staan voor grote
veranderingen in hun leven. Zo niet: voor de poort van de dood, zoals de
100-jarige en de terminaal zieke Leidse vogelliefhebber. En allemaal moeten ze
angsten overwinnen; levensangst en doodsangst – en zoiets triviaals als
watervrees, maar dat is zowel levens- als doodsangst, zoals Wil laat zien in de hilarisch-tragikomische slotscène.
Mijn hoogtevrees is ook wel verdwenen. En gelukkig ben ik
nooit behept geweest met angst voor insecten. Muggen en andere stekende beesten
hebben met acteurs gemeen dat ze zich graag koesteren in het licht van de
spotlights. Na elke voorstelling gaan we dan ook krabbend naar huis, met jeuk
op uiteenlopende plekken. Maar dat heb ik graag over voor de charme van spelen
in de openlucht.
Aanstekelijk is het enthousiasme van Manouk, Teun &
Timo, de drie ‘kindsterren’ van Tussenland. Op vrijdag, de dag van de première,
zijn ze nauwelijks meer te houden. ‘Doe eens een beetje rustig’, raden wij,
bezonken senioren, ‘straks heb je geen energie meer over voor de voorstelling’.
Maar daarover hadden we ons geen zorgen hoeven maken; onvermoeibaar! Er speelt
tussen haakjes maar één van de jongens mee, en de andere kijken toe tijdens de première.
Toekijken mag geloof ik onbeperkt van de Arbeidsinspectie, terwijl het aantal
voorstellingen dat kinderen zelf mogen spelen, aan strikte beperkingen is
gebonden.
Nog weer een toneelterm die ik niet kende: het toi-tje. Dat
is een speeltje of hebbedingetje met soms een persoonlijke boodschap, dat je
voor de première cadeau krijgt van o.a. de regisseur. Het is bedoeld als dank
voor het harde werken en bij wijze van toi-toi-toi voor de voorstelling.
Even kwistig als met toi-tjes vooraf en bloemen na afloop,
wordt rond de première gestrooid met knuffels, zoenen, aaien, hi-fives, boksen
met de vuisten, schouderklopjes, omhelzingen, yells, bemoedigende woorden en
wat dies meer zij. Het is even wennen voor iemand met meer dan 40 jaar
kantoorervaring. Misschien moesten we dat daar ook eens introduceren; baat het
niet, schaadt het niet. Ja, wie weet helpt dát. Met maar een kwart van de
saamhorigheid van het theater, zouden we het leven op kantoor… enfin, dat is
een ander onderwerp.
De première zelf verliep … ‘perfect’ wil ik niet zeggen,
maar ‘heel goed’ durf ik wel te schrijven. We doen ons stinkende best, dit
niveau tot / met 2 september vast te houden. De kaartverkoop loopt goed, maar
het goede nieuws is dat ze nog niet uitverkocht zijn. Wacht niet te lang meer
met boeken!
Frans Mensonides
20 augustus 2018
Regen!
En zo werd de zomer van 2018 uiteindelijk dan toch nog een
heel normale Nederlandse zomer. In de tweede speelweek hadden we een bonte
afwisseling van regen, harde wind, onweer, en soms ook nog wel wat zon.
Donderdag de 23ste beleefden we wat Pepijn noemde: onze regenpremière, de
eerste keer spelen bij neerslag.
Tussen 18:00 en 20:00 kletterden er zware slagregens neer op
Park Cronesteyn. Tussenland begint altijd om 20:30. ‘Nog een half uur’, wordt er
geroepen als de klok acht slaat. Een toneelvoorstelling heeft iets weg van een raketlancering;
zeker Tussenland, dat begint met ‘10, 9, 8, 7 ,6 ,5 ,4, 3, 2, 1, 0!’,
gescandeerd door het publiek.
De voorbereiding van een elke uitvoering verloopt volgens
een strak draaiboek en iedereen weet, wat hij wanneer moet doen. Preppen,
bijvoorbeeld, wat neerkomt op het op de juiste plaats zetten van de props, de
rekwisieten. Waarom heet dat dan geen proppen in plaats van preppen? Enfin, volgens
dat draaiboek staan wij, medespelers, om 20:00 uur al lang startklaar in
kostuum en met oortjes.
Maar deze donderdagavond was iedereen op dat tijdstip nog
bezig met het verwijderen van liters regenwater. We bezemden het van het decor,
dat knap glad was geworden, zeker op de tweede etage, die onbeschermd is tegen regen.
De Wervelwind zouden we die avond maar iets minder enthousiast uitvoeren dan
gewoonlijk, dat was beter voor de veiligheid. We spraken af, er een Zacht Briesje
van maken.
Theedoeken werden uitgedeeld om de eerste vier rijen
stoeltjes van de tribune droog te wrijven; ook daar ben je niet erg beschermd
tegen de elementen. Een kwartier later dan normaal werd het publiek toegelaten.
Altijd een mooi gezicht om die lange rij toeschouwers te zien naderen langs het
lichtsnoer. Een gezonde spanning maakt zich dan van ons meester: nu gaat het
beginnen; het publiek, daar doe je het voor!
Maar die donderdag was het een beetje trieste paraplu-parade.
Er waren enkele rolstoelers bij die in ieder geval vooraan moeten zitten, en die
dag compleet in plastic gehuld werden. Ook voor het publiek is het soms afzien,
openluchttheater. De regen was wel wat minder geworden en hield na negenen
helemaal op, tot opluchting van het publiek en de spelers.
Vrijdag de 24e was het echt helemaal hommeles: code geel
wegens dreiging van onweersbuien. In de loop van de middag kwam het bericht dat
de voorstelling was afgelast. Het publiek wordt in zo’n geval tijdig
geïnformeerd en kan omboeken naar een andere avond.
Ik had dus onverwachts een televisieavond thuis, en dan wel
een knap chagrijnige. Ik zat vurig te hopen dat er een ongekend noodweer boven
Leiden zou losbarsten; dan was de afgelasting tenminste niet voor niets. Donar
liet lang op zich wachten, maar tegen tienen begon het toch nog te onweren. Als
de voorstelling was doorgegaan, had het publiek de apotheose ervan moeten
missen.
Zaterdag was het droog en was ik er niet bij. De show,
genaamd Beminde zaterdag, moet ook doorgaan. We hebben 3 senioren, Jan, Fred
& ik, voor twee seniorenrollen, zodat wij kunnen afwisselen.
Voor zondag stond ik wel op het speelschema. Wederom regen
en een stevige bries erbij. Maar geen onweersdreiging en de voorstelling kon
gelukkig doorgaan. Het werd een pittige klus met die windvlagen op de tweede
etage en met een tekst die daarboven moeilijk verstaanbaar was door vervaarlijk
geklapper en geratel van de zeilen op de tribune. Maar des te meer voldoening
dat we het stuk helemaal hebben kunnen uitspelen! Maar één kleinigheidje: Jans
hoed waaide af; de Trage Hoedscène was toen al achter de rug.
Man met hoed in regen en duisternis
foto: Paul Boshuizen
Even tegenvallend als het weer waren de kritieken. Van het
Leidsch Dagblad kreeg Tussenland een hele mooie recensie, maar die in de Volkskrant,
NRC en Theaterkrant waren zuinigjes en erg matig.
Als ik zelf naar een toneelstuk ga, ik bedoel gewoon als
publiek, dan lees ik vooraf nooit recensies, om het stuk onbevangen te kunnen
ervaren. Kees van Kooten, ik geloof dat hij dat was, schreef eens dat hij
slechte recensies niet eens in zijn plakboek plakte. Ik link ze lekker niet.
Wat die critici vooral stoorde, was het fragmentarische karakter
van Tussenland, het ontbreken van één groots, meeslepend verhaal. Maar dat vind
ik nou juist de charme ervan. En het is ook inherent aan de werkwijze van PS|Theater.
Het is geen Griekse tragedie in vijf bedrijven, het is de tragikomedie die het
leven is. Het zijn fragmenten uit de levens van Leidenaren.
Wel roemden alle critici de muziek van Rian, Ralf en Pepijn
II, en dat is dan weer helemaal terecht. Maar ik vroeg me af hoe de
theatermakers zouden reageren op de kritiek op het stuk zelf. Zou er een
grafstemming heersen bij de eerstvolgende voorstelling? Nee, daar bleek niets
van.
Ik durfde er eigenlijk niet goed naar te vragen. Er schijnt
in de toneelwereld nogal wat bijgeloof te heersen (niet de naam Macbeth noemen,
niet ‘succes!’ zeggen als je ‘toi-toi-toi’ bedoelt).Misschien zou het spreken
over recensies ook wel taboe zijn.
Maar uiteindelijk stak ik toch mijn licht op, en het antwoord was duidelijk: niemand trekt zich er iets van aan. Het publiek ook niet, dat elke avond toestroomt. Op Facebook scoort Tussenland veel meer sterren dan in de krantenrecensies; beter zo dan andersom!
Publiek in afwachting
Vanavond gaan we de laatste speelweek in. Na zondag 2
september is het afgelopen. We gaan dit missen!
Frans Mensonides
Het
blijven toch fascinerende happenings, de stukken van PS|Theater,
of je nou zelf meedoet als medespeler (zie hierboven) of alleen maar
komt
kijken. Het publiek is sowieso altijd medespeler. Afgelopen donderdag
beleefde ik een try-out-voorstelling van ‘Tijdgravers’, de nieuwste
productie van
PS|Theater en hun jongerengroep PS|Jong.
Volgens hun beproefde recept hebben de theatermakers van PS|Theater
zich ook dit jaar weer ondergedompeld in een stuk van Leiden om met de bewoners
in gesprek te gaan over hun wel en wee. Deze keer waren de wijken Meerburg en
Roomburg aan de beurt.
Meerburg is een oud volksbuurtje aan de oostrand van Leiden.
Het is bijna een dorp binnen de stad, waar iedereen iedereen kent en waar het
Leids nog zangeriger en sappiger klinkt dan elders. Het contrast met Roomburg
kan bijna niet groter zijn. Dat is een 21e–eeuwse wijk waar tweeverdieners wonen
in huizen met huizenhoge hypotheken; een buurt die op doordeweekse dagen tussen
de middag overkomt als een dodenstad.
Tussen beide wijken in liggen in de bodem nog de nodige restanten
van legerkamp Matilo. In de eerste eeuwen van onze jaartelling bewaakten Romeinen
er hun limes (grens) tegen invallen
van horden Germanen uit het noorden. Enkele jaren geleden is Matilo
wederopgebouwd als kinderspeel- en hondenuitlaatplaats.
Het hele jaar door gaf PS|Theater eens per maand een
zondagmiddagvoorstelling in het huiskamertheater aan de Raamsteeg, met verhalen
uit Roomburg, en vooral Meerburg. Nu, eind november en begin december, is het
tijd voor de jaarlijkse theaterroute door de wijk; dit keer dus in de winter,
en niet meer op lange zomeravonden.
Geen slechte keus, want het heeft beslist zijn charme, zo’n
route bij duister, en het stimuleert tot de inkeer waar de eindejaarstijd toch
al gauw toe stimuleert.
Warm aankleden is wel een goede raad. Het weer werkte
donderdagavond ook mee. Een regen-voor-de-hele-dag hield aan het eind van de
middag toch nog op, net als vorig jaar steeds bij 'Droomland' in Zuid-West. En
als er dan ook nog een on-novemberse zachte wind waait, zul je het onderweg
beslist niet koud krijgen.
We verzamelen in het honk van Scouting Sint Josef aan de
Besjeslaan, een oud landweggetje dat nu aan de rand van zowel Roomburg als Meerburg
ligt. De 50 bezoekers worden verdeeld in drie groepen, die worden uitgerust met
rode, blauwe en groene koptelefoons. Dan kan de wandeling beginnen.
Die voert, althans voor de groene groep waarbij ik ben
ingedeeld, eerst door het Romeinse legerkamp, waar een stukje geschiedenis uit
de doeken wordt gedaan. Na de aftocht van de Romeinen is in deze contreien
gebeden door kloosterlingen, gekweekt door tunders en uiteindelijk gewoond en
geleefd door Leidenaren.
Daarna lopen we door een labyrint van brandgangen in Meerburg
- waar de bewoners de komende weken wel gewend zullen raken aan dit soort
avondlijke parades - naar een schuurtje achter een huis. Hier houdt eens per
week de zelfhulpgroep van stemmenhoorders zitting, mensen die lijden, zoals de officiële
term luidt, aan auditieve hallucinaties.
De levens van enkele stemmenhoorders passeren de revue. Hoe
krijg je die voor buitenstaanders onbegrijpelijke kwaal? Sommigen worden ermee
geboren, en zullen er mee moeten leren leven. Bij anderen heeft het te maken
met traumatische ervaringen in de jeugd. Niemand kiest ervoor, en iedereen zal
wel eens nadenken over de vraag: hoe zou mijn leven verlopen zijn, zonder, en
wat had ik anders moeten doen om het te voorkomen?
Ook wij worden aangespoord om over zulke zaken te reflecteren,
tijdens een nieuwe wandeling op Matilo, elk met ons eigen lichtje om ons
levenspad bij te lichten. Waar en wanneer stond je op een tweesprong, en wat
deed je toen?
Iedereen heeft zijn eigen gedachten daarover. Lange tijd om erbij
stil te staan is er niet, want de voorstelling gaat verder in een kas aan de
voet van een flatje. Op de eerste etage woont de 100½ jaar oude Toos, een
Leidse die deze zomer aan de praat is geraakt met Tijs Huys van PS|Theater.
Toos kan ’s nachts niet slapen door gedachten aan een eeuw leven, aan iedereen
die er niet meer is, en aan alles wat ze misschien anders had moeten doen.
We horen haar verhaal via een antieke cassetterecorder,
terwijl Tijs een tapespaghetti op de vloer weer in een cassette probeert te wurmen
door te draaien met een pen (als je begrijpt wat ik bedoel; jongeren kennen die
ellende met die bandjes niet meer, denk ik).
Terug bij de padvinders krijgen we warme chocolademelk met speculaas. En hoor ik verhalen van de rode en de blauwe groep, die heel andere dingen gezien hebben dan wij, waaronder een huiskamer en een 'blowschuurtje'.
Dat is ook weer een van die aparte dingen van 'Tijdgravers'.
Als je (vrijwel) alles wilt meemaken, moet je de voorstelling twee keer
bijwonen. En de tweede keer bij de kassa zeggen, wat je de eerste keer al gezien hebt.
Ik ga het nog een keer doen, denk ik, als ik nog wat tijd op kan graven uit
mijn agenda.
Oh ja, waar ik het hierboven over lopen en wandelen had, had
ik beter kunnen schrijven: zich verplaatsen. Dat klinkt vrij mysterieus, maar
als je de voorstelling zelf bezoekt, valt alles op zijn plek. Dat kan nog op
alle woensdagen t/m zondagen tot/met 16 december. Kaartjes HIER verkrijgbaar!
Frans Mensonides
2 december 2018
©
Frans Mensonides, Leiden, 2018