De digitale reiziger's vakantieplakboek 2005
Deel 4: Terreurpaniek - Het vernieuwde spoorwegmuseum


<< naar thuispagina Frans Mensonides

Maliebaanstation


Langzamerhand slaat de paniek over de Noordzee heen. Ik merk het in een IC van Den Haag naar Utrecht, zonder er zelf al door aangetast te raken. Even voorbij Zoetermeer komt een conducteur de coupé in met een grafgezicht en met de vraag van wie die grote sporttas is, die onbeheerd op het balkon staat. “Van die man met Arabisch uiterlijk, die in Voorburg haastig is uitgestapt”, wil ik grappen, “zelfs een zelfmoordterrorist kan op het laatste moment de bibberaties krijgen”. Maar als ik de bezorgde gezichten om me heen zie, besluit ik de opmerking vóór me te houden.

In Engeland reageerden ze na de aanslagen van 7/7 met hun beruchte stiff upperlip, maar na die van afgelopen week sloeg toch ook daar de paniek toe. Terwijl die laatste aanslagen mislukten, en de sporen droegen van de stripheld De Generaal, die er vast achter zat, in zijn onblusbare dorst naar macht. Paniek zaaien is hem wel gelukt; de politie schoot, om eens een daad te stellen, de verkeerde dood: een Braziliaan, die volkomen onschuldig was.

In mijn trein worden enkele ruimbepakte wandellustigen bereid gevonden, te gaan kijken of die tas misschien van hen is. Verder hoor ik er niets meer van. Behalve dan van mijn overbuurvrouw, een vrouw voorbij Sarah, die wat hijgerig en snotterig zegt: “nou reis ik nooit met de trein, en daar staat er, áls ik eens een keertje met de trein reis, een onbeheerde tas. Dat vind ik éng, net op de dag, dat B. tot levenslang veroordeeld is.”
-“Dié zal die tas er dus wel niet neergezet hebben”, zeg ik ter geruststelling. “U kunt zich beter niet zoveel zorgen maken. Daarmee speel je die terroristen alleen maar in de kaart. Als het je noodlot is, te ontploffen, dan zul je dat vroeg of laat wel doen. En als het míjn noodlot is, en niet het uwe, kunt u beter niet naast me gaan zitten.”
-“Toch vind ik eng”, heeft zij het laatste woord. “En waarom staan we trouwens stil?”

De trein heeft halt gehouden in Gouda, even voor het station. “Rood sein, denk ik”, sus ik. Kort daarop klinkt een gezucht en gebonk onder de trein vandaan. “Watisdat? Watisdat?”, paniekt de vrouw, maar het is simpelweg het geluid van een niet al te nieuwe koploper die zich in beweging zet voor het laatste stuk naar Utrecht.

 

 

Je verlangt terug naar een wereld waarin je nog in een trein kon stappen zonder van je medepassagiers verhalen over aanslagen te moeten aanhoren. Het treft dat ik juist onderweg ben naar het geheel vernieuwde Spoorwegmuseum op de Maliebaan, dat vorige maand heropend is na een complete feestlift. Ik kwam er voor het eerst in 1972 of daaromtrent, als bijna verplicht onderdeel van een tienertoervakantie. In die jaren, zeg ik voor de jongere lezer, kon je als tiener voor 20 gulden 8 dagen onbeperkt door Nederland treinen, en dat heette: Tienertoer.

Het spoorwegmuseum was in die jaren een rariteitenkabinet, volgepompt met 10.000 conducteurspetten, myriaden treinkaartjes uit twee eeuwen en 992 machinistenuniformen.

In elk decennium keerde ik wel een keer terug naar de Maliebaan. De expositie veranderde in een overzichtelijk educatief gebeuren waar je binnen een uur tijd de complete railgeschiedenis kon herbeleven, van de stoom- en spoorpioniers Trevithick en Newcomen tot Den Besten en de TGV. Wat bleef, was de buitenexpositie, de collectie historische locomotieven en treinrijtuigen op het emplacement van het voormalige Maliebaanstation. Nu schijnt dat wegroestende ijzerwerk eindelijk onder dak te zijn; meer weet ik er niet van; ik ga met een onbevangen gemoed.

Op Utrecht CS hoor ik omroepen dat de trein van 12:00 uur naar het Spoorwegmuseum klaarstaat op spoor 15b. Ik kan er nog niet heen, ik moet eerst in Utrecht nog even langs de Faculteit der Letterpret. Toch loop ik gretig naar 15b om een foto te maken van een originele stoomtrein of een ‘blokkendoos’ uit het vroeg-elektrische tijdperk, want zoiets zal wel komen opdraven. Maar het is een ordinaire Plan-T; een van de teleurstellingen waarin het Spoorwegmuseum zich gespecialiseerd zal blijken te hebben. Nou ja, die krengen hebben ook al bijna museumwaarde…

Ook lopend kom je op de Maliebaan. Die loop ik eerst in de verkeerde richting af, zodat ik in ieder geval uitgebreid het ruim aanwezige stadsschoon kan bewonderen. De Maliebaan stamt uit 1636 en is daarmee op de kop af even oud als de Universiteit, die ik juist voor een korte vakantie de rug heb toegekeerd. Op de Maliebaan werd door onder anderen studenten en professoren het kolfspel beoefend, een voorloper van golf, nog steeds een sport voor dames en heren van stand. In 1874 kreeg deze deftige wijk een spoortempel in de vorm van het Maliebaanstation.

Het is hartje vakantie; het kindergekrijs in de ooit zo stille zalen komt me al tegemoet waaien.

De entreeprijs, in 1972 nog op kwartjes- en dubbeltjesniveau, blijkt opgekrikt te zijn tot €12,50 voor de volwassene die geen museumjaarkaart kan laten zien (met mijn NS-kortingskaart betaal ik de helft, nogal altijd 14 harde guldens).

Voor dat bedrag zie je dan ook wel wat, al zie ik het niet. Meteen al mis ik Trevithick en Newcomen. Die blijken, als ik de bij de kassa uitgereikte plattegrond nauwkeuriger bestudeer, verzonken te zijn in een mijngang, die thans bekend staat onder de noemer ‘Droomreis 1’. Een rij van bijna 500 man staat voor de ingang te wachten; ik had vanmorgen om 10:00 uur voor de deur moeten staan, en die faculteit links moeten laten liggen.

Dan maar naar Droomwereld 2, gewijd aan reizen naar het verre Oosten. Daar staat geen rij. Het waarom wordt me spoedig duidelijk; er is niet veel te zien, hier, in het tweeduister. Een paar affiches, een paar oude wagons, maar niets wat beweegt, kabaal maakt of gelijkt op een kermisattractie. Wat zoekt een kind er? Het theatertjes zit desondanks benauwd vol met jong grut. We zien een film uit de oertijd, waarin twee Egyptische jongedames een dansje uitvoeren op muziek van – zeer passend – Griegs Peer Gynt suite. Juist vraag ik me af, wat dit met spoorwegbelevenis te maken heeft, als er een slapstickfilm begint die zich tenminste nog afspeelt in een trein.

Bij Droomwereld 3 staat een rij van een uur te wachten om – zoals valt op te maken uit de talloze waarschuwingen bij de ingang – een shaken infant syndrome op te doen in één of ander snelbewegend kermisvoertuig. “… en dat komt allemaal bovenop je pensioenvoorziening”, zegt een moeder tegen een andere; je moet die tijd toch volpraten.

In een fraaie hal hervind ik de oude treinen die ik in 1972 al bewonderde, en nu nog 33 jaar ouder en interessanter zijn. Hier kun je krijgen wat een zwak punt is in de rest van het museum: informatie. In en om de oude rijtuigen leggen medewerkers van het Spoorwegmuseum iets uit over het verleden – volgens een tijdschema dat ergens in een onopvallende hoek op een schoolbord gekalkt staat.

Buiten gaat de plezierfabriek voort; treintjes en speelwerktuigen voor de kleintjes. De verpretparking, de Talpa-ficatie, de vercommercialisering van wat ooit een leuk, stoffig dwaalmuseum was. Een kinderrijke collega heeft me gevraagd, te beoordelen of het Spoorwegmuseum wel geschikt was voor zijn kinderschare. Nu, zeker, ik zal hem daarover morgen een positief advies verstrekken (kan hij alvast gaan sparen voor de herfstvakantie), maar de volwassene, die op zoek is naar waarvoor een museum doorgaans is opgericht: informatie en cultureel genot, die kan er beter met een grote boog omheen wandelen.

Waar zijn al die conducteurspetten gebleven? Welnu, in het open magazijn. Je ziet dat in meer musea, tegenwoordig; een hommage aan een tijd dat je naar een museum ging om voor een dubbeltje zo veel mogelijk van het verleden te zien. In het Spoorwegmuseum vind ik vrijwel alle deuren in het open magazijn gesloten.

Al vrijwel even beroerd is het gesteld met de verzameling miniatuurtreinen. Ze hebben er een kleine 1000, een collectie die toegankelijk gemaakt wordt via een computerprogramma. Klik op de foto van de trein, en je ziet informatie over bouwjaar, land van herkomst, etc. Maar je kunt op de terminal aanklikken wat je wilt; de database met informatie over de modellen blijkt leeg.

Natuurlijk, je hebt hier en daar zuilen waar oude spoorwegbeelden vertoond worden; ir. Hollander heropent een spoorwegtraject waar de sporen van de oorlog uitgewist zijn. En je hebt een goederenwagentje waar een educatief filmpje vertoond wordt over de historie van 166 jaar spoorwegen in Nederland. Maar waarom moet de held in dat filmpje nu weer zo’n irritant quasi-grappig Aart Staartjestype zijn? Lopen er hier dan geen bezoekers rond van boven de 6??

Ik ben met moeie voeten in die goederenwagon neergezegen; kwart voor vijf, te laat gekomen, vanmiddag; te moe geworden en feitelijk nog niets gezien. Ik (48, kinderloos en ook zonder neefjes en nichtjes) behoor hier overduidelijk niet tot de doelgroep. Er had een strenge conducteur bij de ingang moeten staan, en die had zo humaan moeten zijn, me de toegang te ontzeggen.

Een troep van 7 kinderen komt binnengedromd, met veel gekrijs. De moeders krijsen nog harder, met over-tetterende stemmen. “D’ruit, d’ruit jullie, d’r uit, wij gaan naar huis!!!” “Waarom dan”, vraagt een joch van 9, zo’n verwend prinsje; verbijsterd dat men hem iets verbiedt.

“Die meneer zit daar rustig naar die film te kijken, en jullie komen met veel geschreeuw binnenvallen, en gaan vóór hem zitten.”

Ik zucht behaaglijk; enige consideratie met de enige bejaarde die zich zonder kleinkinderen hierheen heeft gewaagd. Slep, slep, slep, daar krijgen er een paar van het zevental een flinke corrigerende fleer om de oren. Dat had voor mij nou ook weer niet gehoeven, maar na een uur of zes in deze hel verliezen ouders alle redelijke pedagogische proporties uit de ogen.

Het spoorwegmuseum, vernieuwd of vernield?, zeg het maar! Ik passeer de uitgang met het voornemen, nu maar eens een decenniumpje over te slaan.

Frans Mensonides

Meegemaakt: dinsdag 26 juli 2005
Geboekstaafd: vrijdag 29 juli 2005
Ge-upload: zaterdag 30 juli 2005


 

© Frans Mensonides, Leiden, 2005


Lees ook:

Deel 3: Quo vadis? Vorstendom Thorn
Deel 2: Cappuccinoslurper doet Hofpleinlijn
Deel 1: Verhaal van twee plaatsen: Edam-Volendam
Deel 0: De Bronnenzaal en Halte Adelheidstraat

<< naar thuispagina Frans Mensonides