‘Brand je niet!’; Quincampoix en Arlequyn actionist (1720) van Pieter Langendijk


In 1720 beleefde de wereldeconomie een ernstige crisis door de speculatie in actiën: aandelen in handelscompagnieën. De dichter, geschied- en toneelschrijver Pieter Langendijk (1683-1756) schreef twee satirische toneelstukken over de ‘actionisten’: het blijspel Quincampoix of de windhandelaars en de klucht Arlequyn actionist. Beide stukken trokken in Amsterdam volle schouwburgzalen.

In oktober 1720 keerde de volkswoede zich tegen de speculanten. Het epicentrum van de actiënhandel, een koffiehuis aan de Amsterdamse Kalverstraat, werd bestormd door een woedende menigte. In dezelfde maand kelderden de koersen. Langendijk had een belangrijk aandeel in de opinievorming over de fortuinzoekers – terwijl hij zelf aan zijn toneelstukken geen ene cent verdiend heeft.

Het hele verhaal in tien korte hoofdstukken:

‘De West’ en ‘De Zuid’, twee bubbles
‘Kool’; actiënhandel in Nederland
Groote tafereel der dwaasheid

Quincampoix of de windhandelaars
Eerste bedrijf: Verscheurd door de windhandel
Tweede bedrijf: chaos in het koffiehuis
Fragment uit Quincampoix of de windhandelaars: het domme boertje
Derde bedrijf: het kwaad gestraft

Arlequyn actionist
: een wonderkaars
Volkswoede
Pieter Langendijk privé: wisselend fortuin

 

‘De West’ en ‘De Zuid’, twee bubbles

Economische bubbles, hypes en krachs, ze zijn bepaald niet van vandaag of gisteren. Waarin gehandeld wordt, kan variëren: tulpen, aandelen, Internetbedrijven, sub prime hypotheken. Maar de drie hoofdoorzaken ervan zijn altijd en eeuwig dezelfde: graaien, graaien en nog eens graaien.

De aandelenhype van 1720 was te wijten aan twee dubieuze handelscompagnieën, die niet veel met elkaar te maken hadden, behalve dan hun gelijktijdige krach. In het blijspel van Langendijk worden ze aangeduid met ‘De West’ en ‘De Zuid’.

Aan de eerste, nauwkeuriger: de Mississippi-compagnie, is onverbrekelijk de naam verbonden van de Schotse econoom, bankier, kaartspeler en gokker John Law (1671-1729). Deze omstreden figuur was in 1694 in eigen land ter dood veroordeeld, na tijdens een duel zijn liefdesrivaal op onreglementaire wijze doorboord te hebben. Hij wist te ontsnappen uit de gevangenis en nam de wijk naar Amsterdam.

Daar bestudeerde hij het Nederlandse bankwezen. Zeer onder de indruk was hij van de wisselbank, die een eind had gemaakt aan de enorme variatie in munteenheden. Kooplieden konden hun geld omruilen voor wisselbrieven, die vrijwel overal ter wereld erkend betaalmiddel waren; voorlopers van onze bankbiljetten. Dat bracht hem op goede ideeën; papier…

In 1716 trad Law in dienst van Philippe d’Orleans, regent voor de minderjarige Franse koning Louis XV. Hij kreeg de opdracht, Frankrijk van de economische ondergang te redden. Het land was flink achteruit gekacheld door de vele oorlogen waarin Louis XIV het gestort had.

Law zocht het in stimulering van de economie. Dat deed hij onder andere door staatsobligaties uit te geven en de Mississippi-compagnie op te richten, die handel zou gaan drijven met de Franse kolonie in Louisiana. Een gedurfd plan, want Frankrijk stond niet bekend als de meest vooraanstaande zeevarende natie ter wereld. Maar Law stelde de zaken mooier voor dan zij waren en beloofde de investeerders hoge rendementen.

De actiën in deze overzeese onderneming dienden betaald te worden met de staatsobligaties van het bijna failliete land. Er werden dus twijfelachtige obligaties ingeruild voor aandelen in een al even twijfelachtige handelscompagnie; een concept dat wel móést stuklopen.

Enkele jaren voor Law’s gewaagde onderneming was de andere compagnie opgericht, ‘De Zuid’. Dit was het werk van de Engelse overheid, wier economie er niet veel beter voorstond dan de Franse. Deze compagnie richtte zich op wat toen de Zuidzee heette, waarmee men de oceanen rond Latijns Amerika bedoelde. Op dat continent was Spanje indertijd heer en meester, zonder veel inmenging van anderen te dulden. Deze onderneming werd door verstandige mensen al snel de ‘South Sea Bubble’ genoemd, maar desondanks ontstond er een enorme hausse in de actiën.

De levendigste handel trof je aan op de Parijse Rue de Quincampoix, waar in de koffiehuizen de aandelen van eigenaar verwisselden. In de zomer van 1720 stortte in Engeland en Frankrijk deze actiënhandel in. In het eerste land was een uitgevaardigde wet tegen ‘bubbles’ daar mede debet aan. John Law moest, vermomd als lakei, Frankrijk ontvluchten en vestigde zich in Venetië, waar hij negen jaar later berooid zou sterven - zoals zulke verhalen behoren af te lopen.

<<< TERUG

‘Kool’; actiënhandel in Nederland

Merkwaardig genoeg kwam in Nederland de windhandel in actiën in die zomer pas echt goed op gang. Ook hier had de overheid het initiatief genomen. Diverse Nederlandse steden richten eigen compagnieën op, die handelden in alles wat los en vast zat. Men hoopte geld te verdienen met overzeese handel, visvangst, assuranties, verstrekking van kredieten, wat al niet. In Quincampoix of de windhandelaars wordt zeer driftig gehandeld in actiën Enkhuizen, Hoorn, Tergou (Gouda) en Ramskoolbroek. De laatste plaatsnaam is gefingeerd. Deze handel was maar ‘kool’ in de ogen der critici: bedrog, flauwekul, apekool.

Door uitgifte van actiën haalde men miljoenen op. De intekenaars moesten meteen een percentage van de nominale waarde ophoesten en de rest van het geld beschikbaar hebben om het op afroep te fourneren. Natuurlijk hoopten ze dat de jaarlijkse uitbetalingen op hun actiën de inleg zouden overtreffen.

Allerlei nog lucratievere vormen van handel werden bedreven: het met winst doorverkopen van actiën; optiehandel. Ook werden door de Madoff’s van die tijd particuliere compagnieën opgericht, waarbij vaak niet eens duidelijk was, waarin men precies dacht te gaan handelen. Ook deze werden grif voltekend. In Rotterdam zag men een opmerkelijk tafereel: de intekenaars op alweer een nieuwe compagnie dromden door de deur van een lokaliteit naar binnen en kwamen door de ramen weer naar buiten.

Net als in Parijs vond ook in Amsterdam de handel plaats onder het genot van koffie. Het goudbruine vocht uit Brazilië was tegen 1700 onze nationale drank geworden (wat het nog steeds is) en werd geschonken in koffiehuizen waar men tevens kranten en tijdschriften las en de actualiteiten besprak. Het koffiehuis op de Kalverstraat – tegenwoordig nr. 23-25 - was het centrum van de actiënhandel. Het werd spottend Quincampoix genoemd (op zijn Hollands; bij Langendijk rijmt het op ‘strooij’).

Een interessante pagina over Rotterdam ten tijde van de crisis vind je op Engelfriet.net.

<<< TERUG

Groote tafereel der dwaasheid

Al snel kwam er een stroom pamfletten, prenten, liedjes en toneelstukken op gang, waarin de actionisten bespot en gehekeld werden. Ze werden gebundeld in het Groote tafereel der dwaasheid, een lijvig boekwerk van honderden pagina’s op folioformaat.

Het boek begint wat droogjes met de reglementen van de stedelijke handelscompagnieën. Verder is het al satire wat de klok slaat. De schrijvers vergeleken de actiënhausse graag met de tulpenwindhandel uit de tijd van hun overgrootvaders. Ook die had vele arme luiden rijkdom beloofd, maar was in februari 1637 tot een even plotseling als roemloos einde gekomen.

Quincampoix of de windhandelaars en Arlequyn actionist nemen een voorname plek in in het Groote Tafereel der dwaasheid. Er staan meer stukken in, maar die kunnen beschouwd worden als slappe aftreksels van die van Langendijk.

De tulpengekte op Wikipedia

<<< TERUG

Kaart uit een kaartspel met spotprentjes over de crisis van 1720.
Als je een 8 doormidden knipt, houd je twee nullen over.



Quincampoix of de windhandelaars: verscheurd door de windhandel

Het eerste bedrijf van het blijspel Quincampoix of de windhandelaars toont de huiskamer van een familie die verscheurd is door de windhandel. De heer des huizes, Bonavontuur, is een bloedfanatieke actionist, tot verdriet van zijn vrouw Beatrijs en zijn verstandigere broer Eelhart. Eelhart legt aan zijn schoonzus Beatrijs uit hoe de actiënhandel in elkaar zit – en daarmee aan de toeschouwers. In Langendijks tijd moest ook een blijspel een educatieve waarde hebben: lering en vermaak!

Bonavontuur blijkt zich met een wel zeer riskante vorm van actiënhandel bezig te houden. Hij ‘neemt premie’, d.w.z. hij speculeert op een koersval door opties te verkopen op aandelen in De Zuid. De optiehouder kan binnen een afgesproken termijn aandelen kopen tegen een gegarandeerd lage prijs. Bonavontuur krijgt zijn premie meteen in handen. Dalen de koersen tot onder de afgesproken prijs, dan gaat de koop niet door, en heeft Bonavontuur in ieder geval de premie. Zouden de koersen echter stijgen dan heeft Bonavontuur een strop; dan moet hij zijn aandelen van de hand doen tegen een te lage prijs.

In de loop van het stuk komt naar voren dat Bonavontuur die aandelen zelf niet eens bezit. Hij heeft er zelf ook slechts een optie op, en hoopt ze in voorkomend geval tijdig geleverd te krijgen. Net als in de tijd van de tulpenhandel kocht men met geld dat men niet had, zaken die de verkoper niet bezat.

Natuurlijk kent dit blijspel ook een liefdesaffaire. Twee heren dingen naar de hand van Bonavontuurs dochter Hillegond: de serieuze Hendrik en de windhandelaar Windbuil. Bonavontuur prefereert natuurlijk de windhandelaar. Maar eigenlijk heeft hij belangrijker dingen aan zijn hoofd. Volgens zijn vrouw Beatrijs praat hij zelfs in zijn slaap over actiën.

Windbuil maakt zijn opwachting met een troep opgewonden actiënhandelaren die Bonavontuur letterlijk onder de voet lopen; hij loopt een verstuikte voet op. Een barbier / chirurgijn in het gezelschap wil hem pas na lang aandringen helpen. Door al het geld dat hij verdiend heeft, heeft hij het veel te hoog in zijn bol gekregen om zijn nederige arbeid nog te willen verrichten.

Hendrik vraagt Hillegond ten huwelijk, maar het hangt af van Bonaventuurs oordeel. Hillegond prest Hendrik en Eelhart vervolgens, in koffiehuis Quincampoix te gaan uitzoeken, hoe het er precies voorstaat met Bonaventuurs actiën-zaken. Is hij slachtoffer van een complot? De gekte is compleet; zelfs de dienstboden en knechten doen in actiën, soms doodgemoedereerd met het geld van hun patroon.

<<< TERUG

Tweede bedrijf: chaos in het koffiehuis

 

Het koffiehuis aan de Kalverstraat in rustiger tijden (1761). Inzet: deze plek anno 2009.


Het tweede bedrijf speelt in het roemruchte koffiehuis, waar het publiek een aardig beeld krijgt van de chaos die er heerst. Het Joodse volksdeel staat vooraan, als het om handelen gaat. Fransje de bultenaar pikt een graantje mee door zijn bochel als lessenaar te verhuren. En natuurlijk voorziet iedereen zich regelmatig van koffie, aangereikt door buffetbediende Jan met de welgemeende waarschuwing: ‘Brand je niet!’ Dat slaat op het vocht, maar in figuurlijke zin natuurlijk ook op de handelstransacties.

Eelhart doet goede zaken. Bij Bonavontuurs makelaar Grypvogel koopt hij alle contracten van zijn broer af, zodat deze gevrijwaard is van een faillissement.

Daarna vindt er in Quincampoix nog een verbijsterend staaltje windhandel plaats. Mensen tekenen in op een handelscompagnie, maar weten niet eens wat die precies behelst. Ze gaan handelen overzee: ‘De schepen worden reets gebouwd’. Maar het is tevens assurantiebedrijf en geldschieter; men gaat op parels vissen; van alles wat. En hoewel het overduidelijk doorgestoken kaart is, staan de mensen in dikke rijen om zich geld te laten aftappen. Een van de oprichters / oplichters blijkt, tot verbijstering van Eelhart, Bonavontuurs knecht Krispyn te zijn.

Een komisch intermezzo doet zich voor met Gijs, een boer die argeloos is binnengelopen voor misschien alleen een kopje koffie. Deze zogenaamd domme boer begrijpt niet wat er aan de hand is; hij denkt dat het om een nieuw drankje gaat.

<<< TERUG

Fragment uit Quincampoix of de windhandelaars: het domme boertje

          GYS.
Wat heb je hier te koop? zeg mannen, wat veur zaeken?

    HENDRIK.
Boer, jy kent hier nu aan een grooten rykdom raaken.

            GYS.
Wat is hier dan te koop?

    HENDRIK.
                                            ’t Zyn acties, goede vriend.

            GYS.
Wat is ’t veur kost? laet ik eens proeven of ’t my dient.
Bestel me maer voor eerst eens voor een halve stuiver.

        KRISPYN.
Hou jy ons voor de gek?

            GYS.
                                Neen zeper, zuiver, zuiver. (jazeker)
Wat is het veur een drank? ’k wil wel eens proeven maet.

    GRYPVOGEL.
Het is geen drank: ’t bestaat in briefjes kammeraad.

            GYS.
Ja nou begryp ik het, nou jy ’t me komt beduiën. (uitleggen)
’t Zyn van die pakjes, ook? van die quakzalvers kruiën?,
Wel hoe, je lacht? wel ik ben al een raere vent,
Al ben ik hier in steê zo euvel niet bekend.
Wat is dit nou veur volk?

    HENDRIK.
                                                Het zyn de Aktionisten.

            GYS.
Is ’t meuglyk! wat je zegt! zyn dit nou de Atheïsten!
Wel ongze koster heit daar dikwils van ’epreekt.
Ik wou wel dat ik wist wat in dat volk al steekt.

    GRYPVOGEL.
Wel als je wilt je kent een bobbel-Actie koopen.

            GYS.
Wel tappen ze die dan by pintjes, of by stoopen? (kannen)
Het moet al lekker zyn, dat hou ik veur gewis,
Verstae je, om dat hier nou zo groot een nering is.
Ei lieve laat ik ook eens proeven, is ’t zo lekker?

    GRYPVOGEL.
Wel Boer, ik wenschte jou voorzeker niet veel gekker.
Elke Actie maatje kost omtrent twee honderd pond. (1200 gulden)


            GYS.
Dat ’s veul te veul, al was het ook nog zo gezond,
Geen mensch zel ’t koopen.

        KRISPYN.
                                    Boer, dan kan je maar vertrekken.

            GYS.
Maar Monsieur Governeur, eer dat jy heen gaat rekken;
Laat ik eens zien wat jy verkoopt.

        KRISPYN.
                                                Daar, domme Loer, (karhengst)
Daar ziet het, ’t is papier.

            GYS.
                                        Al ben ik maar een Boer,
Ik ken ’t begrypen: ’t zel een Bobbelgaesje weezen. (bepaald soort weefsel)
Is dat nou zo veul waerd as daer op staet te leezen?

        KRISPYN.
Ja, als je koopt, je kent veel winnen op dien brief.

            GYS.
Ik wil wel winnen: maar ik heb myn geld ook lief.
As ik je daer nou iens een hoopen op zou tellen; (een som van bijeen zou brengen??)
Dan moest je my met ien twie goeje borgen stellen.

        KRISPYN.
Ik stel geen borg.

            GYS.
                          As jy dan raekten an de zwier,
En ’t geld verbruide, hiel ’k niet angders as pampier. (verkwistte)
Maar hoe veul renten zel je geeven alle jaeren?

        KRISPYN.
Boer, als ik ’t zelver weet dan zel ik ’t jou verklaaren.
Wy zullen Koopmanschap beginnen. Wint men veel
Zo kryg je veel; zo niet... hoor ieder krygt zyn deel.
Maar Boer ik mag myn hoofd niet langer met jou breeken.

            GYS.
Jy zelt het gelt zo ligt ook uit myn beurs niet preeken.
’k Koop liever biesten veur myn plaeten, goeje vrind,
As jou pampiertjes; ’k maak myn zelven gien steekind. (kind van onder curatele geplaatste ouders)
Wie zou ze koopen?

        KRISPYN.
                                    Jy bent zot, boer ’k moet vertrekken.

            GYS.
Dag Monsieur Governeur. Ik hou me van de gekken. (blijf vandaan bij)

Overgenomen uit: Quincampoix, of de windhandelaars. Blijspél. Door Pieter Langendyk.
Zo als het op den Amsterdamschen Schouwburg vertoont wordt (…). Amsterdam 1720. r. 533-578.
Teksteditie door A.J.E. Harmsen, Universiteit van Leiden.

<<< TERUG

Derde bedrijf: het kwaad gestraft

Het derde bedrijf speelt zich weer af bij Bonavontuur thuis. In Londen dalen de actiën in De West, maar Windbuil heeft het gerucht de wereld in gebracht dat ze blijven stijgen, om de premies op te jagen. Maar dan verlangt iemand van Windbuil levering van de actiën waarop hij een optie had. Windbuil kan ze niet produceren en er volgt een vechtpartij.

Voor Bonavontuur nadert nu ook het moment dat hij voor de dag moet komen met zijn actiën. Ook hij kan niet leveren, en denkt dat hij geruïneerd is. Eelhart maakt nu, tot Bonavontuurs opluchting, bekend dat hij de opties heeft opgekocht bij tussenhandelaar Grypvogel.

Zoals hoort in een blijspel, kent Quincampoix of de windhandelaars een happy ending: het goede wordt beloond en het kwaad gestraft. Windbuil zit aan de grond. Hij zou zich nog kunnen beroepen op een oude wet uit de tijd van stadhouder Frederik Hendrik, die windhandel verbood en al dit soort transacties nietig verklaarde. Anders rest hem alleen nog een smadelijke vlucht naar Vianen of Culemborg, twee vrijplaatsen waar schulden, gemaakt in de rest van het land, niet erkend werden.

Natuurlijk ‘krijgen’ Hendrik en Hillegond elkaar. Doek!

Quincampoix of de windhandelaars is, zoals gewoonlijk bij Langendijk, een genot om te lezen. Hij bezit een sprankelende, scherpe humor, die nergens grof of bot wordt, hoe weinig verfijnd de lieden vaak ook zijn die hij ten tonele voert.

<<< TERUG

Arlequyn actionist: een wonderkaars

 

Titelplaat van Arlequyn actionist, met de zwartgemaskerde Harlekijn (r.) en Scaramoes
(een andere figuur uit de commedia dell’arte), die een chaotisch tafereel onthullen van speculanten die met hun actiën zwaaien.
'Kool te koop', staat te lezen op het uithangbord links boven het midden.
De blaasbalg, de speelkaarten, de dobbelstenen en de gevulde geldzak op de voorgrond ('Ik heb de poen') zijn de symbolen van deze handel.


De eenakter Arlequyn actionist is een stuk met traditionele figuren uit de Italiaanse commedia dell’arte. Langendijk bewerkte een klucht die in die tijd werd opgevoerd in Parijs. Capitano, een dikdoenerige zeekapitein, sticht een handelscompagnie, maar de slimme Arlequyn (Harlekijn) laat duidelijk merken dat hij er niets in ziet. Hij begrijpt dat aandelengedoe niet; gaat de kapitein dan balen papier verschepen naar de nieuwe wereld?

Hij slaagt erin, de Capitano een kist met victualiën te verkopen die bij opening niet veel meer blijkt te bevatten dan slachtafval. Na ontdekking van het bedrog, en na een aantal verwikkelingen, gevechten, zang en dans, koopt de Capitano toch ook nog een wonderkaars van Arlequyn. Die raakt nooit op en zal altijd blijven branden.

Deze bijzondere kaars wordt snel van de een naar de ander doorverkocht. Terwijl hij korter wordt, wordt hij steeds meer waard. De laatste bezitter raakt zijn dure stomp niet meer kwijt. Hij brandt zijn vingers eraan en laat hem vallen in een kist met actiën, die in brand vliegen.

Meer over de commedia dell'arte op mijn Huygens-site

<<< TERUG

Volkswoede

 

Twee details uit de titelplaat van Arlequyn actionist: Geld wordt omgezet in papier en 'wind'.


Quincampoix of de windhandelaars
en Arlequyn actionist werden in de herfst van 1720 resp. vijftien en tien keer met veel succes opgevoerd op de Amsterdamse Schouwburg; meestal afzonderlijk, maar een enkele keer in één voorstelling. Niet lang na de première *) werd het koffiehuis aan de Kalvermarkt bestormd door een woedende menigte die de inboedel compleet kort en klein sloeg. De publieke opinie had zich tegen de windhandel gekeerd, die werd gezien als fnuikend voor de koopmanschap en de economie. Vermoedelijk hebben Langendijk en andere critici van de actionisten een bijdrage geleverd aan het mobiliseren van deze volkswoede.

*) Over de precieze data en de exacte volgorde der gebeurtenissen spreken diverse bronnen elkaar tegen.

Kort daarop kelderden de koersen. Veel handelaars deelden het lot van Windbuil uit het stuk van Langendijk. In tegenstelling tot de tulpenkrach van 1637 had het uiteenspatten van de aandelenbubble zeer nadelige gevolgen voor de economie. Voor Nederland was het laatste vergulde randje van de Gouden Eeuw nu wel verdwenen.

<<< TERUG

Pieter Langendijk privé: wisselend fortuin

Pieter Langendijk heeft zelf geen cent gekregen voor zijn inspanningen. Toneelstukken schreef je in die tijd als hobby (net als de stukjes van uw dienaar) en louter voor de eer. De winst van de schouwburg ging naar de nooddruftige wezen en bejaarden van Amsterdam.

Langendijk, een geboren Haarlemmer, verdiende in die tijd in Amsterdam een goed belegde boterham met het weven en verkopen van stoffen en het aanbrengen van patronen daarop. In zijn jeugd had hij diepe armoede gekend. Zijn vader stierf jong; zijn moeder, zwaar aan de drank, zag haar winkel in stoffen failliet gaan en was betrokken bij frauduleuze handelspraktijken.

Na haar dood trouwde Langendijk met een vrouw die, volgens een hardnekkige roddel onder literatuurhistorici, een regelrechte helleveeg was. Langendijk schijnt zich eens te hebben laten ontvallen dat hij niet naar de schouwburg hoefde om een tragedie bij te wonen; hij kon er gevoeglijk voor thuisblijven. Maar deze anekdote heb ik niet terug kunnen vinden in zijn recente biografie door Kees Smit.

Langendijk keerde terug naar Haarlem waar hij in zijn levensavond aan lager wal raakte. In 1747 moest hij vrijwel al zijn bezittingen verkopen om zijn schuldeisers te kunnen betalen. De stad Haarlem gunde zijn grote toneelschrijver in 1749 een plek in het Proveniershuis, een bejaardentehuis dat normaliter alleen rijke renteniers opnam. In ruil daarvoor moest hij wel een stadskroniek schrijven.

In 1756 deed Langendijk wat John Law 27 jaar eerder had gedaan: sterven in armoede.

Frans Mensonides
22 september 2009

Langendijk sleet zijn laatste jaren in het huisje met het puntdak (thans: Kerkstraat 9)


Eerder verschenen in dit reeksje over de literatuur van de Gouden Eeuw:

* David Beck: verliefdheid en pest in 1624 (augustus 2009)
* Ondergedoken in Beverwijk: Vondels Beeckzang en Palamedes (augustus 2009)
* De echo van P.C. Hooft Deel 1 (Geeraerdt van Velsen) en deel 2 (Warenar) (juni / juli 2009)
* Calvijn, laat-ie fijn zijn! Imago van kerkhervormer opgepoetst (mei 2009)


Verantwoording afbeeldingen:
Pieter Langendijk ten tijde van de crisis: portret door Jacob Houbraken (1721), overgenomen uit: Kees Smit, Pieter Langendijk. Hilversum 2000. Dissertatie. p. 8.
Pieter Langendijk op hoge leeftijd: overgenomen uit de Wikipedia
Portret John Law: overgenomen uit de Wikipedia
Titelplaat Arlequyn actionist en speelkaart overgenomen uit: Het groote tafereel der dwaasheid, Vertoonende de opkomst, voortgang en ondergang der Actie, Bubbel en Windnegotie, in Vrankryk, Engeland, en de Nederlanden, gepleegt in den Jaare MDCCXX (…). g.p. 1720. Facsimileuitgave Amsterdam 1980. (geen paginanummering).
Koffiehuis: Gemeente Archief Amsterdam, inv. Dr. Tek. 777; overgenomen uit: W. Frijhoff en M. Prak (red.), Geschiedenis van Amsterdam. Dl 2-II:Zelfbewuste stadstaat 1650-1813. Amsterdam 2005, p. 263.


© Frans Mensonides, Leiden, 2009.