Ook in deze reeks:
Deel 1: Hoe het
begon
Deel 2: De Thuispagina van Frans Mensonides; 25 jaar
in OV- en overige foto’s
Deel 3: Het eerste OV-reisverhaal op deze site: Nieuwe
Interliners (november 1996)
Archief
van de beginjaren 1996-2003
Archief van 2005 - heden
Het kan de regelmatige lezer van mijn Thuispagina niet
ontgaan zijn: deze herfst vier ik het 25-jarig bestaan ervan. Nu waren de recentste
2 jaar van dat 25-tal beslist niet de beste: veel thuiszitten in verband met
corona, in plaats van stad en land afreizen om stof op te doen voor artikelen
op de site.
Al die 25 jaar heb ik voornamelijk mijn eigen belevenissen
geboekstaafd. Dat is geen kunst, eigenlijk, en zeker niet met een grote K. Maar
vaak wel vermakelijk om het te doen en ook om het later weer terug te lezen. Ik
heb de afgelopen 20 maanden heel wat oude stukken overgelezen; niet alles, nee,
dat nou ook weer niet.
Een hoop van die oude verhalen gaan over de waan van de dag,
en zijn soms ‘lekker belangrijk’. Een enkele maal stuitte ik echter op schier tijdloze
alinea’s die, soms nogal aforistisch, iets meer onthullen over degene die zich
soms FHM noemt, soms De Digitale reiziger, en die ook deze pagina gaat
ondertekenen met zijn eigen naam. Die alinea’s heb ik dan prompt
gecopy-and-paste en ze onder deze inleiding verzameld.
Ik heb nooit erg uitgebreide verhandelingen gewijd aan mijn
opvattingen over de ernstige zaken des levens en over de toestand in de wereld.
Eén alinea-filosofieën, zo noem ik sommige van de hieronder staande citaten.
Als ik ze zo onder elkaar zie, en herlees, vind ik ze enorm vervreemdend,
hoewel ik ze toch allemaal zelf geschreven heb.
Ze worden gepresenteerd zonder informatie
over de context.
Ze staan volkomen door elkaar. Er zit geen rubricering in; geen
chronologie
ook; één uit de coronacrisis kan gevolgd worden door één over thans
halfvergeten
zaken uit het eind van de vorige eeuw. Er kunnen er best ook 2 met
elkaar in strijd zijn; er bestaan bij mijn weten geen wetten tegen
inconsequentie. En alleen een eigenwijze klootzak verandert nooit
in zijn leven van mening.
De pagina is verlucht met illustraties uit mijn archief van 25 jaar. Vaak zie je op
nieuwsmedia op het web onder een afbeelding de tekst: ‘Foto ter illustratie’. Ja,
waarvoor anders?, denk ik dan.
Verder kun je er niet van uitgaan dat het eerste citaat de inleiding
is en het laatste de uitsmijter. Als ik nog weer eens zo’n pareltje tegenkom
uit eigen werk, plak ik hem gewoon onderaan, heb ik me voorgenomen. Op dit
moment heb ik er een stuk of 70. Hier volgen ze:
Alsof werken daarvoor uitgevonden is, voor het leuke. Ik
werk al 38 jaar (nu nog maar drie dagen per week, gelukkig) en vind er al 38
jaar geen reet an. Je doet iets vervelends, maar hopelijk nuttigs, in ruil voor
een homp brood. Maar je leeft niet voor brood alleen. Met een beetje geluk
stelt je inkomen je ook nog in staat om op vrije middagen écht iets leuks te
doen; dat is alles.
Een betrekkelijk gewone burger die ineens de hele vaderlandse geschiedenis een
andere wending gaf. Nee, dat niet deed, maar slechts een pion was in
gebeurtenissen die de maat van één mens verre overschreden. Die hadden toch wel
plaatsgegrepen, omdat ze nu eenmaal zó in de canon moesten. Het is de loop der
dingen. Degenen die er het meest bij betrokken zijn, zien die pas als laatste
aankomen.
Ik benader dingen het liefst met gezond verstand. Uiteindelijk
kom je daar in het leven toch verder mee dan met specialistische,
universitaire wijsheid, zegt deze generalist / pragmaticus.
Democratie in Nederland, overdenk ik, democratie, och, het zou geen slecht idee
zijn (vrij naar Mahatma Gandhi).
Van het verschijnsel verliefdheid heb ik nooit veel begrepen. Ik word er
al beroerd van als ik er alleen maar over léés: hou ik wel net zoveel van
haar/hem als zij/hij van mij, houdt zij/hij wel net zoveel van mij als ik van
haar/hem, houden we wel genoeg van elkaar, ben ik het wel waard dat zij/hij
zoveel van me houdt, houdt zij/hij niet ook nog stiekem van een ander, kan ik
nog wel één minuut leven zonder haar/hem, is zij/hij echt wel de ware; ik denk
de hele dag aan jou, denk jij ook de hele dag aan mij, denk je echt, echt, echt
nooit aan een ander, zullen we volgend jaar om deze tijd nog wel net zoveel aan
elkaar denken als nu, of nog meer, of minderder of helemaal niet meer…
Een beetje kwaliteitsschool schrijnt nog minstens een halve eeuw na.
De wetenschap van gisteren is de kwakzalverij van vandaag. Hetgeen betekent,
dat je ook de wetenschap van vandaag niet al te serieus moet nemen.
De geschiedenis herhaalt zich niet zozeer, maar spreekt
zichzelf voortdurend tegen. En daarin zit toch weer heel veel herhaling.
Hoop het beste, maar bereid je voor op het slechtste; dat
moet het adagium zijn in barre tijden.
Ik las laatst, waaraan iemand in deze tijd moet voldoen om door te kunnen gaan
voor een groene, bewuste, duurzaam levende burger; iemand die zijn
verantwoordelijkheid neemt voor waar het allemaal heen gaat met deze wereld.
Zo’n burger moet: zo weinig mogelijk gebruik maken van een vliegtuig, geen auto
bezitten, minder vlees eten en zich een beetje intomen met het verwekken c.q.
baren van kinderen (ja, het laatste kunnen we vanzelfsprekend niet allemaal
tegelijk nalaten, anders bestaan we niet meer over 100 jaar).
Ik voldoe aan alle vier die eisen; ik heb alleen nog geen tiny house. Nu
zou ik kunnen gaan rondlopen met de gezwollen borst die past bij deugmensen op
wier levenswandel niet dát valt aan te merken. Nou vlieg ik nooit omdat dat me
eng lijkt, heb ik nooit een rijbewijs behaald vanwege idem-dito, geen
nakomelingschap verwekt onder andere omdat het me helemaal niet lollig leek om
‘pappie’ genoemd te worden, en eet ik minder vlees – wat minder dan ik vroeger
at, in ieder geval – op aanraden van mijn diëtiste. Geen enkele van al die
redenen heeft ook maar in de verste verte te maken met de duurzame wereldburger
uithangen. Wie mij ziet als zo’n moderne, hedendaagse Gutmensch, vergist zich
deerlijk.
Wat groeit en bloeit en mij hoegenaamd niet boeit
Archief De digitale reiziger, 2014
De molen is vervuld van geknars, gepiep en gebonk, eerlijke
geluiden, een eerlijk analoog werktuig, waarvan je met je beide ogen precies
kunt zien hoe het functioneert. Niet de black box die je computer of camera
feitelijk is; je mag als eigenaar op de knoppen drukken, maar hebt geen idee
hoe hij exact werkt.
Ik lees bijna nooit literatuur; daar heb ik geen tijd voor,
als student Nederlands.
Ja, met De digitale reiziger is het zo gesteld: Vroeg of laat, komt hij bij jou
door de straat. Of: Ben je arm of ben je rijk, ooit loopt hij bij jou door de
wijk.
Onder het hoofdje "Are you a peacock" stonden tien vragen. Zeer herkenbare vragen:
Do you frequently feel like you don't fit in;
do you get criticised for not being a team-player? (team player being a
euphemism for conforming to group norms);
do you often try to figure out "what's wrong with me?"
Ik herken dit alles op grond van zeer recente ervaringen.
De sombere jaren 80 braken aan, die aan vele illusies een einde maakten. Nieuwe
Vrijgestelden werden nogal eens wegbezuinigd, en werden Nieuwe Armen. De
schaduw van De Bom hing ons boven het hoofd; die hele maakbare wereld kon in
één tel opgaan in rook. We zijn teleurgesteld geraakt, verbitterd en cynisch;
we hebben onze handen van de wereld afgetrokken. Daarna is pas het échte
ik-tijdperk begonnen.
Archief De digitale reiziger, 2007
Zo’n hele universiteit is natuurlijk een doorgangshuis. Iedereen zit er een
jaar of tig en trekt dan, verrijkt met kennis, de wijde wereld in. Daarom is
deze omgeving zo stimulerend; niemand roest er vast (op een enkele docent na,
en misschien een paar kantoormedewerkers van dat hoge gebouw met dat zonnetje).
Daarom kan ik er ook niet mee zitten dat op een dag de dag van het afscheid
aanbreekt.
Een Amerikaanse zeventiger, gekleed in een sportieve driekwartbroek, loopt
kris-kras de hele tuin door en staat bij elk bloemperk stil om de bestellingen
te noteren. Je hebt een zekere overmoed nodig, zeurt mijn pessimistische ik, om
bloemen te bestellen die je pas volgend jaar tot bloei ziet komen.
Zoekt niet, en gij zult vinden
Met filosofie kun je alle kanten op, behalve de goeie.
Thuis kon ik me weer volop wijden aan mijn
identiteitscrisis. De oorzaak – als ik er nog één dingetje over mag zeggen –
zie ik nu veel helderder dan toen ik er middenin zat.
Mijn identiteit is natuurlijk dat ik De digitale reiziger ben. Maar hoe kon ik
dat weten in 1974? Het woord ‘digitaal’ bestond geloof ik nog niet eens, en was
in ieder geval nog niet gangbaar in het dagelijkse spraakgebruik.
Ik was al ter wereld toen, onbewust van het gevaar dat boven
mijn hoofd hing. Het was nog niet de gewoonte, al het leed van de wereld over
de hoofden van schuldeloze kinderen uit te gieten, onder het mom van
mondigheid. Een onbekommerde jeugd. De Muur van 1961 en de Cuba-crisis van 1962
werden niet behandeld door juffrouw Babs, tijdens het kringgesprek op de
kleuterschool. Ik hoorde mijn moeder en oma spreken: ‘Die idioot zou de hele
wereld nog in een oorlog storten’. Het oosten, hadden ze het over; dat was vast
in Hengelo. Was het daar oorlog? Toen ik ging luisteren, verstomde het gesprek.
Het ging over Chroestjev, weet ik achteraf.
De man vraagt me nu of ik me als christen beschouw en of ik de bijbel wel erken
als Woord Gods en als richtsnoer voor al mijn handelen. Ik antwoord dat ik
atheïst ben en de bijbel zie als een invloedrijke, soms boeiende literaire
tekst.
De drukte, dat zijn de anderen (met dank aan J.P. Sartre). Als iedereen binnen
bleef, is de verborgen gedachte, dan liep ik hier lekker alleen. Wat je overal
kunt doen als je de drukte niet opzoekt.
Nooit, nooit zal ik het liefdesleven van de aardbewoner begrijpen.
Ik heb al jarenlang een theorie dat bepaalde lieden er
alleen een hond op nahouden om ertegen te kunnen schreeuwen. Het liefst zouden
zij schreeuwen tegen hun huwelijkspartner, kinderen of hun baas, maar die
pikken dat niet, dus schreeuwen ze maar tegen de hond.
Geloof wérkt gewoonweg niet. De christenen die ik op mijn levensweg heb
ontmoet, waren door de bank genomen geen haar beter dan de heidenen. Mede
daardoor is het zo´n grote stinkzooi op deze wereld.
ik heb al bijna 60 jaar dezelfde brievenbus. Het heeft nadelen: je bent
gemakkelijk vindbaar voor mensen die reünies willen organiseren van tijdperken
waaraan je met gemengde gevoelens terugdenkt. En dan de rotzooi die je in de
loop van zes decennia vergaart! Ik overweeg, zelf zo’n self storage
box te huren om die narigheid op te slaan, maar gewoon wegdoen zou
misschien verstandiger zijn.
Ik las laatst een sterk tut-tuttend stuk van een paedagoog,
hoe schadelijk het gebruik van dergelijke apparaten is voor het opnemingsvermogen
van de leerlingen. Er zijn nu al scholen, waar ze niet eens meer oefenen in het
schrijven van letters. Het kunnen aanslaan van toetsen op een toetsenbord wordt
al voldoende geacht. Zo zou de oog-hand-hersenscoördinatie achterblijven in
ontwikkeling. Hoe moet dat nog aflopen met de jeugd in het huidige
tijdsgewricht? Zulke dingen vroegen ze zich ook al bezorgd af toen ik nog in de
schoolbanken zat, en dat is echt een hele tijd geleden. Televisie,
stripverhalen en beatmuziek waren toen de boosdoeners en verleiders van de
jeugd, die zoveel mogelijk geweerd werden. Desondanks is mijn generatie nog
redelijk terecht gekomen, een enkel individu uitgezonderd.
Ik ZIE niks bij beelddenken.
Archief De digitale reiziger, 2019
De Tilburgse Warande zie ik de volgende dag terug op de tv in Studio Sport.
Zondag wordt hier de Warandeloop voor wedstrijdsporters gehouden. ´Hee, daar
heb ik gisteren zelf nog gelopen!´, roep ik enthousiast - tegen niemand in het
bijzonder; ik woon alleen en heb geen visite.
Dat is toch ergens één van de redenen waarvoor je dat reizen doet: om te kunnen
zeggen: ’Daar heb ik zelf nog gelopen…’
En ik merk steeds duidelijker dat kantoor nooit veel meer geboden heeft dan
veredelde arbeidstherapie: allemaal druk bezig met dingen die we vreselijk
belangrijk vonden toen het nog kon, maar die niemand mist tijdens een crisis.
Zelf ben ik gelukkig deskundig in vrijwel alles en mag ik dus ook overal over
meepraten. Ik heb namelijk gestudeerd in de schone letteren, zoals de trouwe
lezer weet, en literatuur kan in principe over alles gaan. Nou dan!
Schrijven is bij mij niet: schrappen; schrijven is bij mij: blijven staan.
Er zijn tegenwoordig steeds meer twitteraars die alleen maar een mening hebben
en steeds minder die daarnaast ook nog een leven hebben.
Je leest altijd dat het slachtoffer, van bijvoorbeeld een misdrijf, getrouwd is
en kinderen had, maar nooit: ‘Het slachtoffer was een verstokte vrijgezel en
laat een diepbedroefde vriendenkring achter’.
Begrijp me goed, ik constateer het, ik zég er niks van; ik wil niet behoren tot
de mensen die hun lange tenen cultiveren, in de hoop dat iemand erop gaat
staan, zodat ze zich verongelijkt en tekort gedaan en gediscrimineerd kunnen
voelen. Ik bedoel …; ik ben kwijt wat ik bedoelde; soms snap ik dat een
halfjaar later pas, als ik zo’n stuk overlees.
De hoofdpersoon in die spotjes is steeds een loser met een
vervelend kutbaantje. Maar hij doet zijn werk nu dansend en zingend en
springend, want de 10e kan het gebeuren! Dan is de volgende trekking en gaat
hij de jackpot winnen; een bedrag met 7 nullen. Dan kan hij dat baantje
opzeggen.
Wat ze er niet bijzeggen, is dat de kans om tussen 2 trekkingen te overlijden
door een ongeval, moord of hartontploffing, bijna 100 keer zo groot is als die
op die jackpot. Maar als je baan je verveelt, en je ambities hebt voor een
beter leven, dan ga je natuurlijk op die loterijmiljoenen zitten wachten! Ik
zou denken: toon eens wat initiatief; ga een vak leren, bijvoorbeeld. Tussen
haakjes: mensen die echt miljoenen in de loterij winnen, blijven meestal gewoon
werken, ook al is de financiële noodzaak er niet meer. Ze kunnen de
loonslavernij niet missen.
Het is zoals de Griekse filosoof Heracleitos 2500 jaar geleden al zeide: ‘Je
maakt nooit twee keer dezelfde foto’.
Wat overbodig is in een tekst, moet je niet schrappen, maar
überhaupt niet opschrijven; dat is veel efficiënter. En wat alreeds geschreven
staat, was blijkbaar niet overbodig, anders had je niet de moeite genomen om
het op te schrijven.
Ik ben dolblij dat ik er niet mee behept ben, met verliefdheid. Naar mijn
waarneming worden mensen er per saldo ook niet gelukkiger door, op de lange
termijn gerekend. Maar als er niemand verliefd meer werd, zou de mensheid met
uitsterven bedreigd worden; zoveel snap ik er ook nog wel van.
Ikzelf kreeg in 1977 voor het eerst te horen, dat mijn
administratieve werk binnen 5 jaar (in 1982 al!) overgenomen zou zijn. Niet
door de robot, toen nog, maar door de computer. Ik sprak toen, 21 jaar oud, de
profetische woorden: ‘Dat zal mijn tijd wel uitduren!’ En jaar na jaar wordt
het steeds duidelijker dat mijn voorspelling juist was.
Dichten is weliswaar de kunst van het weglaten, maar de prozaïst die dit stuk
gaat ondertekenen, schrijft het liefst zo veel mogelijk dingen op; dan liggen
ze maar vast.
Archief De digitale reiziger, 2001
Ik bedacht een chaotisch verhaal over het begrip
"chaos", dat een belangrijk thema vormt in de roman. Om te oefenen
vertelde ik het aan mijn moeder, in een bus langs de Linge. Maar helaas: een
medepassagier hoorde mijn geraaskal, en begon zich er mee te bemoeien. Hij wist
veel meer van chaos dan ik, want zo gaat dat tegenwoordig met chaos. Chaos is
meer dan de afwezigheid van orde. Het is een serieus onderwerp, waarin je
specialist kunt zijn, of dilettant, of totaal onwetend. Er zijn dikke boeken
over geschreven, die ik niet gelezen heb. In die bus zat ik lelijk met een mond
vol tanden. Dat verhaal rammelde aan alle kanten.
Wat brengt me ertoe, uit te stappen in een plaats die in geen enkele
toeristenatlas vermeld staat? Niets diepzinnigers dan de hoop, hier iets te
zien wat ik nog nooit gezien heb, en er het verhaal van mijn leven te kunnen
noteren, of mijn beste foto aller tijden te maken.
Laatst heeft iemand een proces gevoerd om vergeten te worden
door Google, en dat nog gewonnen, ook. Ik begrijp zo’n houding toch niet goed.
Je existeert feitelijk nauwelijks, als Google je naam niet kent. Ik heb mijn
advocaten dan ook een brief laten schrijven naar Google, dat ze me nooit, maar
dan ook nóóit mogen vergeten! Ik google elke dag ook even op mijn eigen naam,
alleen om voor mijn ogen het bewijs op mijn scherm te zien, dat ik nog besta.
Waarom kijken mensen daarnaar? Is het louter sensatiezucht? Is het een poging,
de angst voor de dood te overwinnen? Of is het gewoon omdat je
zaterdag 17 mei 2014 ook door moet komen? Als ik psychologie
gestudeerd had, in plaats van mijn moerstaal, had ik op deze vraag een helder
of in ieder geval wijdlopig antwoord kunnen geven.
De Canon moet herzien worden. Er is meer aandacht nodig voor
de schaduwkanten van de geschiedenis. Maar daar ontbreekt het nu ook al niet
aan, zou ik zeggen: Floris V vermoord, 80 jaar oorlog met Spanje, slavernij,
kolonialisme, WO I, WO II, de holocaust, Srebrenica; ik doe maar een
chronologische greep.
Wat bedoelen ze dan met schaduwkanten? Ja, bij de hunebedden is dat wel
duidelijk. Die enorme keien werpen ook een hoop schaduw, vanzelfsprekend.
"Alles, alles, alles geht vorbei", zingt Drafi Deutscher op de
radio. Dit is meestal maar al te waar, maar ik breng daar graag tegenin, dat in
deze saaie wereld ook opvallend veel dingen altijd en eeuwig hetzelfde blijven.
Ik heb een theorie over griep. Als je er op uit bent om het
te krijgen, dan krijg je het juist niet. Anderzijds: als je beslist geen griep
wilt krijgen, dan krijg je het ook niet. Maar derdezijds: als je helemaal niet
aan griep denkt: dán krijg je het. Griep velt alleen de argelozen.
Toen ik een jaar of 15, 16 was, was het mijn ideaal om
sterrenkunde te gaan studeren en alle geheimen van de kosmos te doorgronden.
Een paar jaar later heb ik echter op de drempel van volwassenheid het
verstandige besluit genomen om me voortaan louter met aardse zaken bezig te
houden. Die zijn soms al onbegrijpelijk genoeg.
Maar in een parallel universum leeft een Frans die dat besluit niet genomen
heeft, een befaamd kosmoloog is geworden, nu ook 62 is, en geen cent wijzer dan
ik hier en nu ben. Parallelle universa zijn tegenwoordig wel uit de mode, onder
wetenschappers, althans in dit universum.
Archief De digitale reiziger, 2007
Tweeduizendste worden in de marathon van Rotterdam, dat is
iets om over op te scheppen, in de familiekring en op de zaak. Je hebt dan
tenslotte achtduizend lopers achter je gelaten. Die krant bewaar je.
Maar twintigste worden, op 5 minuten van de winnaar, dat is verschrikkelijk;
zeker als je altijd twintigste wordt. Alles heb je je ontzegd voor je sport; je
hele leven gedroomd van een overwinning; minstens vier marathons per jaar loop
je, en nooit verder gekomen dan de twintigste plek. Wéér negentien man voor je.
De TV-rapportage hoef je niet eens te zien; je naam wordt er toch niet in
genoemd. Je behoort tot de velen die wél zijn geroepen, maar niet uitverkoren
Iedere Nederlander wordt geacht de weg te kennen.
Ik weet niet waarom, maar ik heb het helemaal niet op zulke stiltegebieden. Wat
je er allemaal niet kunt tegenkomen. Ik verwacht ieder moment door een wild
zwijn besprongen te worden, of door de beruchte bijlmoordenaar, die hier al
jaren over de hei zwerft en door de autochtonen getolereerd wordt omdat hij
"van hier" is, en zich alleen vergrijpt aan toeristen uit het westen.
Ver achter me blaft een hond, op bepaald onvriendelijke toon. Een kleine hond
weliswaar, maar in mijn overspannen geest neemt hij de vormen aan van een
Cerberus. Ook dat nog; nu is me door die hellehond de terugtocht afgesneden. Ik
loop met snelle passen verder, alsof de duvel me op de hielen zit, hetgeen me
niet eens zou verbazen.
Zo’n De Digitale Reiziger-reisdag is een aaneenschakeling van vastomlijnde en
vage plannen; van beslissen en betreuren en "had ik maar"; van
meegesleept worden door uiterlijke omstandigheden en in je binnenste opwellende
impulsen; gelijk het leven zelf. Veel systeem zit er niet in. Chaotisch gedrag,
als door mij vanmiddag vertoond, is volkomen abnormaal, tenzij je natuurlijk De
digitale reiziger bent, en alles weet te gieten in een nog redelijk ordelijk
verhaal. Want daar gaat het natuurlijk om: reisde ik als tienertoerder nog om
het reizen zelf; nu vertrek ik alleen voor het verhaal waarmee ik thuiskom.
Bezat ik fantasie, ik ging niet eens meer op pad, maar verzon DDR vanachter
mijn PC. Schrijven is een stuk leuker dan treinreizen.
Ik heb op school een harde leerschool gehad, die me in mijn volwassen leven
vaak van pas is gekomen, en waar ik mijn opvoeders dan ook zeer dankbaar voor
ben. Weinig dingen vormen het karakter zo zeer als een outcast te zijn, buiten
de kaders te vallen, en op jezelf te zijn aangewezen.
Misschien moest ik straks in Laren de toelichtende teksten ongelezen laten. En
gewoon maar kijken, mooi of lelijk vinden, en verder niets.
En de charme van sport is, dat je van te voren niet weet, wie er winnen gaat.
Gedoodverfde winnaars zijn de dood in de pot.
Er komen me treinen tegemoet vol mensen die wonen waar ik
werk, en werken waar ik woon. Konden we niet massaal ruilen van huis of
werkgever? Dan zaten we alleen nog in de tredmolen van het werk, en niet in die
van de forens. Ja, dan maakten we weer eens wat nieuws mee in ons leven!
Elke maand valt er een blad in mijn brievenbus, getiteld MensaBerichten,
met artikelen van leden. Een rariteitenkabinet waar ik altijd weer naar
uitkijk. Vaak lees je in erbarmelijk Nederlands gestelde persoonlijke
ontboezemingen waaraan kop noch staart valt te onderkennen. Ziek word ik van
die eeuwige extra moeilijke puzzels, alsof ik al niet genoeg problemen aan mijn
kop heb. En vrijwel elke aflevering bevat wel een essay van iemand die haarfijn
en definitief aantoont dat er geen ene mallemoer klopt van de relativiteits-,
kwantum- of snarentheorie, zaken die me zelf niet bezighouden omdat ik er veel
en veel en veel te dom voor ben. Ook in hoogbegaafdheid heb je weer gradaties.
Als het een tikje tegenzit, je leven één groot fiasco is en je jaren een
aaneenschakeling zijn van verdriet en ontgoochelingen: bedenk dat je er nog
altijd een leuke dág van kunt maken.
Ik ga me bezinnen op de vraag of het wel zin heeft, wat ik van plan ben te
doen, nl. het woonzorgcentrum van mijn moeder bellen met de vraag, hoe het
vandaag met haar gaat.
Dat doe ik altijd op dagen dat ik geen gelegenheid heb om haar te bezoeken.
Maar het nut ervan is zeer beperkt. Als het heel erg slecht met moeder zou
gaan, hadden ze me uit zichzelf wel opgebeld. Als het maar zo-zo is met haar,
zullen ze me zeggen, dat het heel goed gaat, om me niet te verontrusten, en om
van m’n gezanik af te zijn. Dus als ze zeggen dat het heel erg goed gaat,
geloof ik ze niet, ga ik ervan uit dat het in werkelijkheid maar zo-zo gaat, en
weet ik in feite nog niks.
Kortom, er ontrolt zich een wijze levensles. Je maakt eerst
al dan niet verstandige keuzes, en op een gegeven moment valt er niks meer te
kiezen, omdat je eerder al gekozen hebt. Je hebt dan nog slechts gedwongen
keuzes, als dat geen contradictie is.
Wilhelm Tenhaeff, parapsycholoog, en Gerard Croiset, vermeend paragnost.
Foto’s overgenomen uit de Wikipedia, Wilhelm Tenhaeff en Gerard Croiset
De parapsychologie had zich tot doel gesteld, uiteindelijk het bovennatuurlijke
te verklaren in de termen van de natuur. Ook ´wonderen´ moeten in natuurwetten
gevat worden, anders kun je er geen wetenschap mee bedrijven. Dat klinkt
allemaal heel paradoxaal, en het is dan ook niet gelukt. De afgelopen 40 jaar
zijn in veel takken van wetenschap enorme vorderingen geboekt. Maar in de
parapsychologie? Nul komma niks.
Stukken die aangekondigd worden met kreten als: ‘Lezen!’,
‘Beslist lezen!’, ‘Belangrijke informatie’, ‘Verplichte kost’,’17 dingen die je
absoluut moet weten over het zelf in de tuin kweken van paarse rododendrons’ en
‘Dit draadje [van 196 tweets] wél lezen s.v.p.!’; dat soort dingen lees ik
sowieso niet.
Ik maak zelf wel uit wat ik belangrijk informatie vind. En ik MOET als lezer
vanzelfsprekend helemaal niets. Ja, vroeger wel, toen ik nog leerplichtig was,
toen MOEST ik allerlei dingen lezen en weten. Maar die tijd ligt zeer ver
achter me.
Als liberaal (die nooit op een liberale partij stemt) heb ik altijd gedacht dat
het kapitalisme niet zozeer het beste systeem was, als wel het enige. Maar wat
als straks alle banken ter wereld omvallen? Is dat alleen maar het einde van
het kapitalisme? Of is het zelfs de ondergang van het fenomeen geld, waarvan ik
tot een paar dagen geleden nog geloofde dat het de wereld regeerde, niet omdat
ik dat nou zo leuk vond, maar omdat het zo wás?
Als socialist (die liever het rooie potlood zou opeten dan op een rooie partij
te stemmen) stoort het me vooral, dat natuurlijk de kleine man straks het gelag
weer betaalt. Die grote bankbobo’s krijgen een bedrag mee met zeven nullen, dat
in het niet zinkt bij dat van elf nullen dat ze verspeeld hebben. Maar de
kleine spaarder is straks natuurlijk zijn geld kwijt. Mensen als ik, die
tenminste nog een spaarpotje hebben overgehouden aan decennialang geploeter in ellendige
baantjes voor afschuwelijke mensen.
Het wordt trouwens wel eens tijd dat ze de
relativiteitstheorie en de kwantummechanica naar de geschiedenisboeken
verwijzen. Die bestaan nu al meer dan 100 jaar. Zelfs in mijn eigen stoffige
vak, waar we eeuw-in, eeuw-uit dezelfde teksten herkauwen, houden ideeën zo
lang niet stand. Op zijn minst kun je hetzelfde bekijken vanuit een nieuwe
hoek. Dat levert altijd boeiende gezichtspunten op: ridderromans in
feministisch perspectief, helden van 17e-eeuwse tragedies Freudiaans
geanalyseerd: kortom: de literatuur van eergisteren bekeken met de ideeën van
gisteren.
Het zij zo; al deze geleerddoenerij op een stokje. Kennis is maar zeer
betrekkelijk; je bent pas een ware academicus als je dat beseft.
Iedereen die wel eens fotografeert, en iedereen die woont of werkt met vrij
uitzicht op de kim, kan het beamen: het licht is geen twee uren per jaar
hetzelfde. Een bevredigende verklaring voor dit fenomeen is nog niet gevonden;
het onderzoek staat nog in de kinderschoenen. Kan er niet eens een flinke
scheut subsidie ingestoken worden? Kan het KNMI er niet eens toe overgaan,
dagelijks de lichtberichten om te roepen? ‘Vandaag heerst overal in Midden- en
Oost Nederland kwaad daglicht; camera’s thuislaten en niet zonder zonnebril de
straat op!’
Maar ook het KNMI kan niets beginnen met dit fenomeen. Het onttrekt zich aan
voorspellingen, daar het geen gewoon natuurverschijnsel is. Het kan best, dat
morgen in deze streek exact dezelfde atmosferische omstandigheden heersen als
vandaag: temperatuur, bewolking, wind, en dat het licht toch compleet anders
is. Dat je overal waar je je fototoestel richt, schitterende verschieten ziet,
vol pastel- en aquareltinten. ‘Alle lichtwaarschuwingen zijn ingetrokken’.
Frans Mensonides
Laatste wijziging: 5 december 2021