Waarom beginnen met een kikker? Ach, misschien kikkert
iemand ervan op; het is een geinig beeld. Het staat in de Kikkerbuurt van
Benthuizen.
In de laatste week van juli en de eerste twee weken van augustus
2020 ging ik vrijwel dagelijks op pad. Of we in die tijd in een Tweede Golf
terecht zijn gekomen qua corona, die kwestie hangt nog; ik durf mijn
voorspelling niet toe te voegen aan de duizenden profetieën die er al
circuleren.
Maar dat we de afgelopen weken de Tweede Hittegolf van deze
zomer hebben meegemaakt, dat is in ieder geval een feit. De eerste viel in juni
en was al voorbij voordat we de kans kregen om er erg lang over te gaan zitten zaniken.
Daarna heb ik 4 weken lang bijna elke avond de verwarming aangehad. Toen kwam
die recordhittegolf waardoor we ons de zomer van 2020 altijd zullen blijven
herinneren als een zeer hete, hoewel het een heel gemiddelde is.
Bij het plakkerige weer tijdens zo’n golf zoek ik het liefst
verkoeling in de avond, als de schemering invalt. Na donker kun je ook prima
fotograferen, als je beschikt over een vaste hand.
Die nachtfoto’s leveren altijd verrassingen op, al zijn het
niet altijd aangename. Soms is er echt te weinig licht om de boel scherp te
krijgen. Het aantal mislukkingen, ontoonbare foto’s, is bij duister veel groter
dan overdag.
Maar de verrassing bij het zien van de goeie foto’s is dat
ook. Heel aparte kleuren nemen de dingen aan na zonsondergang. De spookachtige
sfeer op de foto krijg je er gratis bij, terwijl je die ter plaatse helemaal
niet zo ervaart.
Het ligt allemaal aan het licht, het kunstlicht in plaats
van het daglicht. Als je er staat, corrigeren je hersenen de kleurzwemen, of zo; dat zou een verklaring kunnen zijn.
Maar op de foto zijn ze niet weg te PhotoShoppen.
Deze molen, bijvoorbeeld, is in de nacht lichtelijk paars
van teint. Het maakt niet uit, uit welke richting ik hem fotografeer, en of ik
nou mijn camera gebruik of de smartphone tevoorschijn trek. Hij blijft
paarserig.
Het is molen Windlust, die sinds 1668 aan de rand van Wassenaar
stond, maar door dorpsuitbreidingen aan het begin van de 20ste eeuw midden in
het dorp terecht is gekomen (zonder daarvoor verplaatst te worden). Hij prijkte
ook heel vaak op ansichtkaarten en familiekiekjes, weet de Wikipedia. En nu dus
ook op deze site.
Ik fotografeer bij dag en nacht alles wat me opvalt in de
streek. Dat zijn vaker oude gebouwen dan nieuwe, en in deze reeks ook opvallend
vaak beeldhouwwerken.
Sculpturen fotograferen, dat is altijd een beetje pronken
met andermans veren: met die van de beeldhouwer die het beeld ontworpen en
uitgevoerd heeft. Wat de fotograaf er dan nog wel aan toevoegt, is het moment van
opname en de invalshoek. Zelfs van zoiets onveranderlijks als een beeld maak je
nooit twee keer dezelfde foto.
Benthuizen ligt in de veenpolders van het
Groene Hart. Het is een geliefd fietsgebied voor de bewoners van de metropolen
eromheen. De provincie Zuid-Holland heeft het heel ruimhartig voorzien van
fietspaden.
Het Groene Hart begint zo ongeveer bij mij aan het einde van
de straat. Tot en met Leiden Zuidwest heeft de stad Leiden het groen van het
Groene Hart opgegeten. Andere steden, zoals Alphen aan den Rijn, Zoetermeer en Gouda,
hebben zich daarbij de laatste halve eeuw ook niet onbetuigd gelaten.
Toch resteren in het Groene Hart nog veel dorpjes als
Benthuizen, met een paarduizend inwoners, met bruggetjes over vaarten, met een
dorpskern waar (om er een tot op het bot afgekloven cliché tegenaan te gooien) de
tijd heeft stilgestaan, en met kerktorens, zowel als torenflats, aan de einder.
Benthuizens zelfstandigheid ligt lang achter ons. De
bevolking koos in de jaren 90 bij referendum met een grote meerderheid voor aansluiting
bij Alphen aan den Rijn in plaats van buurman Zoetermeer.
Het dorp ligt 4 meter hoger dan het maaiveld van de polder.
Molen de Haas vangt dus veel wind. Ergens
halverwege de 20ste eeuw bezat deze 18e-eeuwse stellingmolen geen stelling meer
en stond hij bouwvallig op de sloop te wachten. In de 80’s is hij gerestaureerd.
Er wordt nog steeds meel gemalen voor brood, dat je kunt kopen in het
aanpalende winkeltje. Ook de oudheidskamer van Benthuizen is in de molen
gevestigd.
Huisje in het oude dorp van boomtown Zoetermeer. Dat dorp ligt
goed verscholen tussen de nieuwbouw. Ik rijd altijd minstens een keer of 7
verkeerd voordat ik het weet te vinden. Maar dat kan best aan mijzelf liggen.
De 35 meter hoge hefbrug over de Gouwe in Boskoop, maakt
deel uit van een trits. Hij lijkt sprekend op die van Waddinxveen, 3 km naar
het zuiden, en Alphen, 5 km noordelijker.
Op vrijdag 24 juli vind ik hem afgesloten wegens
werkzaamheden. Er is een pontonbrug voor voetgangers en tweewielers, met een
bewaker erbij die aanwijzingen geeft over te houden afstand.
Er staat iets spectaculairs op stapel met die kraan, er is
volk op de been, er heerst een opgewonden afwachting in het dorp. Mensen kijken
en wijzen. ‘Om 7 uur’, hoor ik roepen, ‘7 uur, dan gaat het gebeuren!, eventjes
nog’. Maar het is pas kwart over 6, en
ik heb geen zin om nog 3 kwartier te wachten, dus ik weet achteraf niet welk
schouwspel ik gemist heb.
De Boskoopse watertoren De Hoge Hoed, dateert uit 1908 en is
32½ meter hoog; op de kop af de helft van die van Emmeloord, die de hoogste is
van Nederland.
Op zaterdag 15 augustus, een wat minder hete dag binnen die record-hittegolf,
maak ik een langere fietstocht door het Groene Hart. Mijn route: Leiden –
Zoeterwoude-Rijndijk – Hazerswoude-Dorp – Boskoop – Waddinxveen – Gouda –
Moerkapelle – Zoetermeer – Stompwijk – Voorschoten – Leiden, 67 kilometer.
Boven: De 17e-eeuwse Waag van Gouda, onder: die van Leiden.
Het oude, 15e-eeuwse stadhuis van Gouda op de Markt en het
nieuwe, 21ste-eeuwse Huis van de Stad bij het station. Gouda is bekend om zijn
stroopwafels, het Huis van de Stad heeft een stroopwafelpatroon op de gevel en
heeft dan ook als bijnaam: De Stroopwafel.
Ja, en dit is nou de Turfbrug. Als je die fotografeert, krijg
je er meteen het onderschrift bij.
In Gouda keten ik mijn fiets vast aan iets van ijzer, en
loop het winkelhart in. Een vast programmapunt in mijn OV-rubriek ‘Beminde
zaterdag’ is het plassen en de koffie bij de HEMA. Maar die rubriek staat al
sinds maart op een heel laag pitje, en daarmee het HEMA-bezoek. Ik geloof dat
het echt de eerste keer is binnen en half jaar dat ik er op zaterdagmiddag een
binnenloop.
Dat HEMA überhaupt nog bestaat, is een klein wonder; het was
op een gegeven moment een dubbeltje op zijn kant.
Corona heeft ook hier geleid tot aanpassingen. Het toilet
wordt na iedere bezoeker gereinigd. Er is een wachtrij ontstaan. En bij de
koffiecounter staat een HEMA-functionaris ieders naam en telefoonnummer te
noteren, in verband met eventuele uitbraken.
Bij zulke gelegenheden moet ik mijn familienaam – zoals de
trouwe lezer weet, die van een eeuwenoud, eerbiedwaardig Fries geslacht - een
keer of 7 herhalen en spellen. Eén keer heb ik op het punt gestaan om een valse
naam op te geven en me Van Vliet te noemen, om er snel vanaf te zijn. Maar dat
voelt helemaal niet goed. Ik verwacht dat ze dan gaan roepen: ‘Gore leugenaar, vuile
corona-ontduiker, je heet helemaal geen Van Vliet!’ Zo’n verschutting wil je
toch niet hebben.
De koffieruimte, die in normale tijden plaats biedt aan een
man of 60, heeft nu nog maar een stuk of 10 tafeltjes, met schermen ertussenin.
Van de zitplekken is toch maar de helft bezet. Zo’n koffiecorner moet zo wel
zwaar verlieslatend zijn voor een al noodlijdend bedrijf.
Zou ik zelf de horeca ook niet beter helemaal kunnen mijden?
Er worden deze weken weer een hoop corona-statistieken over ons hoofd
uitgestort, en interpretaties daarvan. Heel Nederland blij als er op een dag
‘maar’ 400 personen positief getest zijn, iedereen in zijn nopjes - behalve dan
die 400 en hun naasten. Statistieken, dat woord doet me trouwens altijd denken
aan een bekende uitspraak: ‘Je hebt leugens, smerige leugens en statistieken’.
Ik doe een Henk-Krolletje, en neem 2 stroopwafels. Het was
in het nieuws, afgelopen week. Krol raakte in opspraak door een aantal
exorbitante declaraties, waaronder voor 43 euro aan stroopwafels.
Ik zocht op de site van Neêrlands grootste grootgrutter op,
hoeveel stroopwafels je voor dat bedrag wel niet krijgt. Een pakje van een
dozijn kost daar 1,65. Voor 43 euro koop je 26 pakjes. Maakt: 312 stroopwafels.
Opgestapeld komen ze tot het plafond van een doorsnee-huiskamer.
Ik hoop wel dat Krol er met gulle hand van uitgedeeld heeft,
en ze niet allemaal zelf heeft opgevroten. Dat is helemaal niet goed voor die
man. Eén en al koolhydraat, en hij is al niet een van de magersten. Ik heb hem
al The Amazing Stroopwafel horen noemen.
Daarna op weg naar Moerkapelle, ten westen van Gouda, via een
wirwar van wegen, bruggen en tunnels. Dit is zo’n omgeving waarin je je motor
flink de sporen geeft. Niets te zien dan distributiecentra. Ze zijn allemaal lang,
recht en plat.
Er wordt wel geklaagd over de ‘verdozing’ van het landschap
in het Groene Hart. Maar gefotografeerd als panorama vallen die dozen best mee.
En laten we wel wezen: distributiecentra en kantoren in de vorm van een
watertoren of een kasteel of zo, zouden ook nergens op slaan.
Flink doorrijden, dus. In het vorige stukje schreef ik dat
ze eens een Groene Golf voor e-fietsen moesten uitvinden. Maar in de praktijk krijg
ik als fietser vaak meteen groen licht als ik een verkeerslicht nader. Het is
geen toeval, zoals ik vorige keer veronderstelde. Het wordt geregeld via
detectielussen, en vooral op stille uren heeft de fietser er baat bij.
Moerkapelle is geen erg opzienbarend dorp. Heeft Gouda zijn
Goudse stroopwafels, Moerkapelle is befaamd om zijn Moerkapelse Krakelingen.
Dat lees ik helaas thuis pas, anders had ik wel voor 43 euro aan krakelingen gekocht
bij de plaatselijke bakker, en ze doodleuk gedeclareerd bij mezelf.
Deze Slagturver, een arbeider die veen uitbaggert, werd hier
in 1973 neergezet door Toon Hendriksen. Maar welke onverlaat van een planoloog heeft
het daarna in zijn hoofd gehaald, er pal bovenop een parkeerplaats aan te laten
leggen? Zo komt dat beeld helemaal niet tot zijn recht.
Dat we het maar weten! Als er een bordje met uitleg bij
staat, heb ik dat over het hoofd gezien. Op het Web heb ik niets kunnen vinden
over dit plastiek.
Als ik nog iets zuiniger zou omgaan met het motorvermogen,
dan zit een etappe van 75 km erin. Maar de 150 van de tv-reclame verwijs ik
naar het rijk der fabelen. Dat kan alleen met het laagste ondersteuningsniveau
van de motor. Die helpt je dan niet verder dan 15 km/uur. En dan zit je 10 uur
op de fiets voor die 150 km, en heb je niet alleen geen knieën, maar ook geen
kont meer over.
Dat is allemaal handig om te weten als ik nog eens een
meerdaagse fietstocht ga ondernemen, van hotel naar hotel. Maar of dat er dit
jaar inzit, is maar de vraag, gezien corona. Op de fiets in de polders kun je
dat virus gemakkelijk vergeten. Maar dat is des te verraderlijker als je je
weer onder de mensen begeeft, bijvoorbeeld in de horeca.
In Noordwijk deed ik al eens een Open Monumentendag. Maar
dat is 20 jaar geleden en de digitale fotografie stond toen nog in de
kinderschoenen. Dus een paar nieuwe foto’s uit Noordwijk Binnen.
Ook een geliefd fotothema van mij: de dorpspomp, een laat-18e-eeuwse,
nog wel. Volgens de uitleg die erop vermeld staat, pompte hij niet alleen water
op, maar was het ‘tevens een ontmoetingsplaats voor de bevolking die hier de
dorpsnieuwtjes uitwisselde’. Dat kun je zeggen van elke dorpspomp, waar dan ook.
Als dit een stuk over OV was in plaats van over fietsen, zou ik schrijven dat door de smalle Voorstraat tot 1960 nog een tram reed.
Stellingmolen De Gerechtigheid aan de Molentuinweg in
Katwijk aan den Rijn stamt oorspronkelijk uit 1740 en is fraai hersteld na een
brand in de jaren 60.
De onderstaande taferelen uit Katwijk schoot ik in vorige
stukken al eens overdag. Katwijk aan Zee blijkt in het duister minstens even
fotogeniek als bij zonneschijn.
Hoe vissersplaats wil je het hebben…. De Vuurbaak uit 1605
is, na de Brandaris van Terschelling, de oudste vuurtoren van Nederland.
De Andreaskerk, ook wel Witte Kerk of Oude Kerk genaamd, uit
de 15e eeuw, ging de omgekeerde weg van die molen uit Wassenaar, die ik
hierboven op de korrel had. De kerk begon midden in het dorp, maar na wat
kustafslagen belandde hij aan de zeekant.
Den Haag, Mient, met zaagprotestborden
Net als in het vorige fietsartikel ga ik op zondag 9
augustus weer eens op bezoek bij mijn broertje Sjoerd in de Haagse wijk
Bohemen. Hij mag het tehuis inmiddels al lang weer uit, in ieder geval totdat
er officieel een Tweede Golf is. Zelfs een visite in Leiden is weer mogelijk.
Maar deze zondag ga ik dus zelf op de fiets bij hem buurten,
bij een temperatuur van ver boven de 30 graden, hartje hittegolf.
Het is mijn vierde fietstocht daarheen. Al die keren heb ik
vanaf het Malieveld exact dezelfde route gereden door het centrum, de
Geleerdenbuurt (zoals ik het maar noem) en de Bloemen-, Bomen-, Vruchten en
Heesterbuurt. Die route is nogal
kronkelig, en vast niet de kortste, maar telt wel betrekkelijk weinig
verkeerslichten.
Het gaat zo: na het Malieveld de Houtweg – Hooigracht –
Mauritskade – Hogewal – Elandstraat – Waldeck Pyrmontkade – De Constant
Rebecqstraat (hee, een kleine omweg, zie ik nu op de kaart; volgende keer
afsnijden!)- Conradkade – Newtonstraat – Beeklaan – opnieuw de Newtonstraat,
die een rare knik of Z-bocht in zich heeft – Newtonplein – Cartesiusstraat –
Jasmijnstraat – Rabarberstraat – de lange, rechte, beboomde Mient met een snel fietspad erlangs, en dan komt
de buurt waar ik wezen moet, in zicht.
Mient is een naam die je verwacht in het grote dorp dat Den
Haag is. Maar ‘beboomd?’ Ja, nu nog wel. Maar aan elke boom hangt een pamflet
tegen het rooien van die boom dat de gemeente van plan is.
Wonderlijk dat ik met mijn gebrekkige oriëntatievermogen
zo’n ingewikkelde route kan onthouden. Ik vrees de dag dat ik op het onzalige
idee kom om een stukje af te snijden; dat wordt dan kilometers omrijden.
Wat foto’s van deze route, op de terugweg, dus in omgekeerde
volgorde.
Sir Isaac Newton op het Newtonplein, in silhouet, want de
zon stond er pal achter. Aan de voet van het beeld staan een boek en een
wereldbol. Maar waarom geen appel?
De Koninklijke Stallen bij paleis Noordeinde. Ter hoogte van
dit punt kan ik aan niets anders denken dan Wim Sonnevelds conference De
Stalmeester: ‘Het vertoon van de kroon, de eis van het paleis, de franje van
Oranje’. En natuurlijk: ‘Ik en de konegin.’ Voor personen jonger dan 50 spreek
ik nu in raadselen, vermoed ik. alleen het woord 'conference' al.
De bijna een eeuw oude ‘Rode Olifant’ bij het Malieveld is
nu kantoorverzamelgebouw, maar was oorspronkelijk het kantoor van Esso. Die hoge
toren diende alleen om het Shell-gebouw, een kleine kilometer van hier aan de Karel
van Bylandtlaan, in hoogte te overtreffen.
Landgoed Marlot, aan de rand van Den Haag.
Landelijk oud en stedelijk nieuw in Nootdorp. Ook hier
liggen boerendorp en VINEX-bouw vlak naast elkaar.
Winkelcentrum De Parade in Nootdorp ligt op de plek van een vroegere drafbaan.
Sfeervol hoekje in Wassenaar
En een pure toevalstreffer in Voorburg. Op zondagavond 2
augustus reed ik zonder bepaald doel langs de Vliet. Toen zag ik huize Hofwijck,
dat ik al veel vaker voor de lens heb gehad. De voorzijde, de niet-Vlietzijde, werd
beschenen door de maan. Maar rechtsboven op de foto staat ook nog Jupiter
te stralen. En ergens ongeveer daartussenin, als je heel goed kijkt, iets boven
de lijn Maan – Jupiter, een heel klein stipje: Saturnus.
Christiaan Huygens heeft hier in de tuin van
Hofwijck in 1655 de Saturnus-maan Titan ontdekt en de ringen van Saturnus waargenomen.
Huygens gebruikte een telescoop die hij en zijn broer
Constantijn jr. uitgevonden hadden. De ringen van Saturnus waren al eerder
waargenomen door anderen, met minder goede kijkers. De geleerden van die tijd zagen
er geen ring in en hielden het op ‘hengsels’ die de planeet zou hebben.
Het Recreatiegebied Vlietland ligt bij Voorschoten, maar behoort
tot de gemeente Leidschendam-Voorburg. Het meet 300 hectare. Het noemt zich de
Riviera van de Randstad, toe maar!
Een bewoner/-ster van Leiden Zuidwest heeft zijn / haar
wassen-neuskapje aan de wilgen gehangen.
Een vreemd soort romantiek: de desolaatheid van
winkelstraten na winkelsluiting. Warmond.
Museum CORPUS, Reis door de mens in Oegstgeest staat samen
met de musical ‘Soldaat van Oranje’ in Valkenburg en het Pilgrim Fathers Museum
in Leiden op zo’n lijstje dat iedereen wel heeft. Het lijstje van attracties
dicht in de buurt, waar je nooit komt en eigenlijk toch eens naartoe zou
moeten.
Maar een reis door de mens; ik weet het niet. Ik heb daar
voorstellingen bij. Betekent dat kanoën op een meer van maagzuur of wadlopen in
een zee van diarree? Niet echt een aantrekkelijke attractie, als je het mij
vraagt. Wie walgt niet, die de mens van binnen beziet?
Huize Rhijngeest in Oegstgeest is ook zo’n gebouw dat snel verspookt
als het donker wordt. Het was oorspronkelijk een Sanatorium voor Zenuwzieken en
is thans gemeentehuis van Oegstgeest. Waar in de gemeentepolitiek ook een hoop
zenuwelijers rondlopen, heb ik me laten vertellen.
De nieuwe voetgangers-/fietsersbrug over de Rijn tussen
Oegstgeest en Valkenburg. Het is een draaibrug; het gevaarte kan draaien om die
grote spil.
De Doelenpoort in de Leidse binnenstad.
Geen verdozing op universitair terrein Leeuwenhoek, maar
eerder gebouwen met smoel. Niet de geijkte eenheidsworst!
En tot slot het beeld De Forens van Theo van der Nahmer, dat
staat bij het winkelcentrum Lange Voort in het forensendorp Oegstgeest. Met
zijn aktentas tegen de wind in op weg naar het station om op tijd op het perron
te staan voor de trein van halfacht. Elke dag dezelfde trein heen en dezelfde
terug, 5 dagen per week, zo´n week of 48 per jaar.
Een snel uitstervend ras in deze tijd van thuiswerken. Ik
kan niet zeggen dat ik daar erg droevig om ben.
Frans (‘Van Vliet’) Mensonides
23 augustus 2020
foto’s dateren van 24 juli t/m 17 augustus 2020
Molen de Arkduif, tevens brouwerij en café, in Bodegraven
Maar eerst dit:
Hierboven beschreef ik een ontmoeting met een Oegstgeester
forens, een van de laatsten in zijn soort. Ik heb zelfs zelf een selfie met hem
gemaakt. Van meerdere kanten ben ik erop gewezen dat ik daarbij onvoldoende
afstand tot hem in acht genomen heb. Daarmee heb ik de coronaregels overtreden.
Fraai is dat!, voor een ouder en wijzer iemand die op het
Web toch het goede voorbeeld zou moeten geven! Wordt die hele coronapoppenkast
niet maand na maand in stand gehouden juist om krakkemikkige senioren zoals ik
te beschermen? En moet de jeugd daarvoor al niet voldoende bloeden? Kinderen moeten
nu zelfs al blij zijn dat ze weer naar school ‘mogen’!
Het gewraakte selfie maakte ik in mijn dolle enthousiasme
over de ontdekking van dat fossiel van een forens. Desondanks had dit
niet mogen gebeuren. Ik bied er dan ook mijn diepe en nederige
verontschuldigingen voor aan en verklaar onder Ede (waar ik kort voor corona nog
was) dat dit beslist nóóóóit meer zal voorkomen.
Als boetedoening heb ik 390 euro gestort op de rekening van
het Koningin Wilhelmina Fonds, dat deze week met een landelijke collecte het
geld probeert terug te verdienen dat ze weggegooid hebben aan een waardeloos lor
van een nieuw logo. Verder heb ik de Oegstgeester forens (het was eigenlijk
ZIJN schuld!) geprest om ook een donatie van 390 euro te doen aan een goed
doel, en wel de bankrekening van ondergetekende. Dan verlies ik er uiteindelijk
niets op; geen geld tenminste, alleen maar mijn geloofwaardigheid.
Maar even serieus nou: wat vinden jullie nou van de
affaire-Grapperhaus? Ik zelf vond de foto’s van zijn huwelijk verbazingwekkend,
wat zeg ik? Verbijsterend; schokkend, hallucinant! Ik bedoel: dat er ook maar
één vrouw wil trouwen met zo’n schertsfiguur; ik sta werkelijk paf!
Natuurlijk had Grapperhaus zijn huwelijk kunnen uitstellen
tot na de crisis. Maar dan had hij ‘het’ niet met zijn bruid mogen doen, want
bij het CDA mag dat nog steeds niet buiten het huwelijksbootje. Ik begrijp het
dilemma.
Ik kan ook niet zeggen dat mijn vertrouwen in Grapperhaus een
knak heeft gekregen. Dat was toch al zo goed als nihil, met zijn parmantige,
pedante strenge-schoolmeestersmaniertjes en zijn 12 corona-regels met 13 uitzonderingen.
Gezien bij meubel- en woonwinkelgalerij Rijneke Boulevard
in Zoeterwoude-Rijndijk. Kunnen twee motorfietsen elkaar eigenlijk wel
besmetten in de buitenlucht? Ik vraag het voor een vriend.
Als wij vroeger als kind ons wangedrag goedpraatten door te
zeggen: ‘Pietje doet het ook!’, dan zei onze moeder of de schooljuf steevast:
‘Als Pietje in de sloot springt, spring jij dan ook in de sloot?’ Maar als
Pietje Ferd heet, gelden ineens andere wetten.
Genoeg hierover! We gaan fietsen!
Nog vóór mijn vakantie en de herfst, in het staartje van de zomer,
fietste ik naar een stuk strand waar je heel gemakkelijk voldoende afstand kunt
houden – als je daar nog waarde aan hecht. Eigenlijk zou ik niet moeten opschrijven
waar het is, anders wil straks iedereen erheen en dan is het gedaan met de stilte.
Maar het gaat om het strand bij de Duindamseslag, een paar
kilometer ten noorden van Noordwijk, waarvan je de hotel-skyline in de verte
kunt zien liggen. Geen strip met casino’s en nachtclubs hier, maar één
eenvoudig strandtentje met terras, voor de inwendige mens.
De Duindamseslag is een zijpad van het naamloze fietspad door
de duinen dat je uiteindelijk, als je immer
geradeaus blijft gaan, de provinciegrens over voert, richting Zandvoort.
‘Gezonde duinen zijn in beweging’, staat te lezen op een
informatiepaneel langs dat pad. Het moet er flink stuiven. Tal van maatregelen
worden genomen om te bevorderen dat zand, wind en zon vrij spel hebben, wat de
soortenrijkdom van flora en fauna ten goede komt.
Stuiven doet het zand op het strand ook wel, met de
krachtige zuidwesten-bries die vandaag waait. Een complete schuimkraag aan de
kustlijn. Het kan de strandgangers, waaronder dit ernstige geval van obesitas,
niet deren.
Opnieuw naar de bollen, in een jaargetijde dat geen bolgewas
de kop boven de grond uitsteekt. Sassenheim is mijn doel.
De naam van het bollendorp heeft niets te maken met sassen,
ofwel: pissen. Volgens sommigen betekent het: woonplaats der Saksen – in
tegenstelling tot de vele woonplaatsen der Cananefaten die aan het eind van het
1e millennium in deze streek lagen. Maar volgens anderen is het dorp genoemd
naar iemand die Saxo heette, en misschien helemaal geen Saks was; een persoon,
opgelost in de mist der eeuwen en alleen nog voortlevend in een plaatsnaam.
Dat het gedeelte van Sassenheim ten zuiden van de spoorlijn
Leiden – Schiphol en de A44 altijd groen is gebleven, is te danken aan de
aanwezigheid van een 17e–eeuwse eendenkooi. Volgens een oude wet mogen er
binnen een straal van 200 Rijnlandse roeden (ca. 750 meter) van een eendenkooi
geen lawaaierige activiteiten plaatsvinden die eenden zouden kunnen verjagen,
en liever dus ook geen woningbouw. Maar hoe ze hier dan een spoorlijn en
autoweg hebben mogen aanleggen? Die liggen op nog geen 500 meter van de kooi.
In een eendenkooi werden tot niet zo verschrikkelijk lang geleden
eenden gevangen voor de consumptie. Die in Sassenheim heet(te) Eendenkooi
Warmond (niet: Sassenheim). Hij wordt in stand gehouden door vrijwilligers en is
in het voorjaar te bezichtigen tijdens rondleidingen. Buiten dat seizoen kun je
er niet dichtbij komen.
Ook de Ruïne van Teylingen, een paar voetstappen buiten
Sassenheim, is tegenwoordig niet vrij en gratis meer te bezoeken. Ik vind het
toegangshek gesloten.
Tijdens mijn bollenvoettocht in het voorjaar van 2010 mocht
ik er nog zelfstandig rondstruinen, al werd ik kwaad aangekeken door een
buurtbewoner. De foto dateert uit dat jaar.
Dit hoofdstuk heet Sassenheim, maar ik sta hier op het grondgebied
van het aanpalende Lisse (zie ook de vorige aflevering van deze site, die
tegenwoordig vooral over fietsen gaat). Op de onderste foto - en ook op de middelste In de verte, vanaf dat bruggetje in de
Derde Poellaan - de markante H.H. Engelbewaarderskerk uit 1931.
In Sassenheim zelf is weinig fotograferenswaardigs te zien,
vond ik tijdens die wandeling van 2010, die ik speciaal ondernam ter nagedachtenis
aan de Bollentram (1881-1949). Maar ik heb toen geloof ik het gezellige pleintje
bij de oude haven overgeslagen. Daar staat dit beeld van de ‘Aschpotter’.
Dat was een beroep dat niets te maken had met de bollenteelt
en –handel. De aspotter (een spotter was het ook niet) van Sassenheim haalde
deur aan deur de as uit de haard op. Die verkocht hij aan een zeepfabriek in
Leiden, waar het diende als grondstof bij de zeepproductie. Aschpotters, later
ook wel Asbakken, werd een scheldwoord
voor Sassenheimers.
Weetjes, weetjes, weetjes….
En zo werd het september, en daarmee meteorologisch
gesproken, alweer herfst. Voor mijn gevoel moet de zomer nog goed en wel
beginnen. Die corona-crisis doet echt rare dingen met onze tijdsbeleving; ik
hoor er meer mensen over.
Vakantie in corona-tijden, wat houdt dat nog in? Geen
buitenlandse reizen, in ieder geval. Ik had laatst een raar idee: ik pak de
trein naar Roosendaal, daar de OV-fiets richting Essen, om die paar vierkante
meters te zien die laatst bij een grenscorrectie zijn overgedragen van België
aan Nederland. En dan per ongeluk een voet zetten op Belgisch grondgebied. Dan moet
ik in België 10 dagen in quarantaine omdat ik afkomstig ben uit Zuid-Holland,
en daarna bij terugkeer nog 10 dagen in Nederland, omdat ik reis vanuit de
provincie Antwerpen. Vakantie om!
Feitelijk heb ik al vanaf donderdag 12 maart, mijn eerste
thuiswerkdag, een vakantiegevoel. Als het niet een voorbarig pensioengevoel is.
Officieel zal ik met pensioen mogen per 4 september 2023. Dan ben ik exact 802
maanden oud, mijn 802e vermaand-dag, zal ik maar zeggen; 66 jaar en 10 maanden.
Dat is tevens de 127e geboortedag van mijn oma van moederszijde, en de 427e van
Constantijn Huygens, maar dat heeft geen invloed op mijn pensioen, en dat had
ik dus ook onvermeld kunnen laten.
Maar misschien kan ik mijn pensioen een maand of 10 of 12 à
14 eerder laten ingaan; ik ben erop aan het studeren. Dan komt die datum al
aardig in zicht.
Zal ik me niet vervelen, na mijn pensionering? Per slot van
rekening zal het ook dan niet elke dag gunstig fietsweer zijn, en ik kan ook
dan niet 52 weken per jaar op vakantie gaan. De wat sneue nazomervakantie van
dit jaar is een goeie oefening: mezelf vermaken met vrij minimale mogelijkheden.
TWEEDE-GEZICHT
Het melancholisch Bodegraven gaapt
En ligt gelijk een graf ten bodem open:
En ‘k zie een blooden knaap al traagjes loopen.
Zijn ziel is niet meer en zijn lichaam slaapt.
Kijk, hoe hij van den vloer een strootje opraapt,
En tuurt naar ’t weêr, en telkens telt zijn knoopen,
Of hij voor een dubbeltje wat koek gaat koopen,
Terwijl hij, achter ’t handje zoetjes gaapt.
“Ach, Amsterdam”, zucht hij, dáár is beschaving,
“Caves, Bodéga, Beerebijt en Pschorr,
“Dáár krijgt mijn jeugdig begeerend hart laving -
“Hier word ‘k van binnen zoo bedonderd dor;
“Hier, met het Bodegravensch tien-uurs-klokje,
“Hou, moet ik naar mijn bedje, zonder grogje…”
Willem Kloos
Vandaag, woensdag 2 september, is het gelukkig mooi
nazomerweer. Op pad! Ik heb Bodegraven geprikt op de kaart. Het dorp in het
hart van het Groene Hart ben ik in mijn hele leven in totaal een keer of 1234 voorbijgereden
per trein. Maar ik heb er maar één keer rondgelopen als De digitale reiziger.
En dat was in de winter van 2003, in mijn fotoloze periode. Ik heb Bodegraven
nog nooit vastgelegd op de gevoelige plaat.
Als ik beide hierboven geciteerde gedichten mag geloven, was
de landstreek aan de boorden van de Oude Rijn een eeuw geleden een toonbeeld
van mufheid, dufheid en burgertruttigheid. Alleen drank, veel drank, kon de
mens nog redden van vertwijfeling. J.C. Bloem keurde drankmisbruik af, zo te
lezen. Maar van Willem Kloos is bekend dat hij er bepaald niet in spuugde.
Kloos’ prachtige vers over Bodegraven heb ik in dat stuk uit
2003 al onderworpen aan een ragfijne analyse. Ik was indertijd student in de
Nederlandse taal, letterkunde, cultuur en / of literatuur (doorhalen wat niet
van toepassing is; die opleiding veranderde nog al eens van naam). Je kunt er
op rekenen dat ik er geen al te grote nonsens over heb opgeschreven.
Dat gedicht van Bloem kende ik vóór vandaag nog niet. Ik
kwam het onderweg tegen op een informatiebord bij zijn geboortedorp Oudshoorn,
later opgegeten door Alphen aan den Rijn. Het gaat over versufte,
gedesillusioneerde kantoorklerken die ongetwijfeld haken naar vakantie en
pensioen.
Maar het is helemaal niet gezegd dat die uit Oudshoorn
kwamen, of uit een ander dorp aan weerzijden van de Oude Rijn. Dat stáát er
helemaal niet, dat maakte ik er maar van. Het gedicht is veel algemener dan
dat, heel universeel. ‘In alle steden, in alle dorpen’, staat er toch? Nou dan!
‘Je moet zeker wel heel goed tussen de regels doorlezen,
hè’, vroeg iemand me eens, die gehoord had dat ik Nederlands studeerde. Maar
mensen, geloof mij: literatuurstudie begint en eindigt, en staat en valt helemaal
met goed lezen wat er OP de regels staat. Bij gedichten als dit tweetal is dat
ook meer dan genoeg.
Ergens tussen Spoelwijk en Tempel
Mijn route vandaag: Leiden – Zoeterwoude-Rijndijk –
Hazerswoude Dorp – De Roemer - Boskoop – Spoelwijk – Tempel – Bodegraven –
Zwammerdam – Oudshoorn / Alphen aan den Rijn – Koudekerk aan den Rijn –
Leiderdorp – Leiden (58 km). Bij thuiskomst resteerde nog 13% van de stroom in
de accu.
Van de buurtschappen De Roemer, Spoelwijk en Tempel had vast
nog niemand gehoord. Het is er groen en vlak.
Op de monumentenlijst van Bodegraven prijken voornamelijk
kaaspakhuizen; tientallen, werkelijk. Hoe ik er dan in geslaagd ben, uit
Bodegraven terug te keren zonder ook maar één foto van een kaaspakhuis, dat is
voor mezelf ook een levensgroot raadsel.
Dit opvallende gebouw is bij nader inzien helemaal geen
kaaspakhuis, geloof ik. Wat het dan wel is, en waar in Bodegraven ik het gezien
heb, weet ik ook niet meer. Het was ergens in een lange straat bij een
bruggetje over een smal watertje, niet ver van het station, maar ik heb het
niet meer terug kunnen vinden op GoogleMaps.
Nou, ik ben weer lekker bezig, al met al.
Dit kan ik nog wel traceren. Dit is de Phoenix, dat staat er
trouwens op. Het was ooit een olieslagerij, en daarna nog een hele tijd de
shampoofabriek van Andrélon, totdat de verkamering tot appartementen toesloeg.
Ik strijk neer op een terrasje op het hemeltergend saaie
Raadhuisplein (geen foto waard) voor een kop koffie en een broodje. Gelukkig
dat dit soort dingen nog kunnen, ondanks corona.
Deze keer mag ik mijn personalia zelf invullen op een
formulier, en hoef ik mijn naam niet te spellen. Dus ik hoef deze keer ook geen
valse naam op te geven, Frans Oudenrijn, bijvoorbeeld.
Als ik hier een grogje zou bestellen, zoals de Bodegraver in
het gedicht van Kloos, zouden ze me vermoedelijk niet begrijpen. Ook het woord gazeuse,
waarmee ik nogal eens strooi in deze kolommen, is aardig in onbruik geraakt.
Het dorpje Zwammerdam, een paar kilometer stroomafwaarts aan
de Rijn, heette Nigrum Pullum toen het een grensplaats was van het Romeinse
Rijk. Met een paar tussenstappen kan dat na wat eeuwen tijd best Zwammerdam
worden.
Nigrum Pullum betekent letterlijk: zwart kuiken, en
overdrachtelijk: donkere grond, zo zacht als een donzig kuikentje. Dat zal een
eufemisme geweest zijn voor velden vol zuigende blubber en bagger, tot waar het
oog reikte. De legionairs die hier gelegerd waren, zullen hun noodlot wel
vervloekt hebben: meer dan duizend mijl van Rome, in de kou en in de
nattigheid, midden tussen de wilden.
Tegenwoordig is Zwammerdam een ontzaglijk klein, maar ook
heel erg knus dorpje.
Na dat gedicht in Alphen gelezen te hebben. stroomafwaarts
op huis aan.
Nog wat losse foto’s, her en der geschoten in de regio.
Van Matilo op Romeinse mijlpalen naar de plaatsnaam Leiden
op de route-app is het ook maar een paar stapjes, een zuchtje in de eeuwigheid.
Het Romeinse kamp Matilo uit de eerste 3 eeuwen van onze jaartelling, is aardig
gereconstrueerd. Toch blijft het een beetje kale boel. Er ontbreekt iets aan.
Wat? Een paarduizend Romeinen, om het echt te maken.
Over Leiderdorp schreef ik ooit, net als Sassenheim, dat je
je camera er wel op zak kon houden. Maar deze brug over de Rijn, schijnbaar
vastgeklonken aan een kerk, is toch wel bijzonder.
Deze lekkernij, aanbevolen bij de Bijenkorf in Den Haag,
ligt misschien wat zwaar op de maag.
Kalkoven, nu helemaal ingebouwd in de wijk Katwijk Hoornes
Frans Mensonides
@6 september 2020
Er geweest: Duindamseslag vrijdag 21 augustus, Sassenheim maandag 31 augustus
en Bodegraven woensdag 2 september 2020.
Clingendael
©
Frans Mensonides, Leiden, 2020