De vorige aflevering was dank zij
corona een heel rare: hij
beslaat 5 maanden, maart t/m juli 2020, maar hij gaat alleen maar over
de
eerste zaterdag van maart en de laatste van juli.
Of het met deze augustusaflevering
anders zal gaan, is maar
zeer de vraag. De eerste zaterdag van de maand bracht me in ieder geval
naar de
heide van Ermelo.
Maar op de tweede zaterdag heb ik
inmiddels alweer afgezien
van reizen per trein. NS gaf via een loslippige medewerker – inmiddels
ontslagen,
vermoed ik - op Twitter toe dat de airco van de treinen zeker tijdens
hittegolven functioneert door het rondpompen van bedorven lucht en
daarmee virussen.
Recirculatie in plaats van ventilatie; behalve van de virologische
vaktermen,
moet je tegenwoordig ook op de hoogte zijn van die in het airco-wezen.
Enfin: op zaterdag 1 augustus nog
fietsen op de Veluwe. Daar
ben ik al veel te lang naar mijn zin niet meer geweest, en corona kan
me deze
zaterdag dan in ieder geval niet meer afnemen.
Als ik ook nog even wat ouwe meuk mag
recirculeren: in 2014
/ 2015 schreef ik een tetralogie over mijn Veluwe-beleving (deel 1: Zomer op de Veluwe,
deel 2: Herfst
op de Veluwe, deel 3: Winter
op de Veluwe en deel 4,
je voorspelt het al: Lente,
eveneens op de Veluwe).
In de 60’s en begin jaren 70 brachten
wij vrijwel al onze
zomervakanties door in Putten. De 25
jaar daarna kwam ik vrijwel nooit meer in deze toch prettig dicht bij
de
Randstad gelegen landstreek. Maar na de eeuwwisseling dreven
nostalgische
gevoelens me er opnieuw heen. Ik wil er nu minstens in elk seizoen een
dag
doorbrengen. Maar de laatste keer was zaterdag 30 november 2019, een
dagje Nunspeet,
8 maanden geleden alweer.
Amersfoort Schothorst
Werkzaamheden dit weekend rond de
stations Amersfoort
Centraal en Zwolle. De eerste werkzaamheid (?, is ‘werkzaamheden’
eigenlijk
geen plurale tantum?) heeft
tot
gevolg dat de Sprinters Utrecht Centraal – Zwolle vandaag rijden
volgens een
gewijzigde dienstregeling. Ze vetrekken 13 minuten eerder dan normaal
uit
Utrecht en blijven nu op station Amersfoort Schothorst 13 minuten
stilstaan.
Door dat eerdere vertrek kan ik hem
op Utrecht Centraal
onmogelijk meer halen vanuit de IC uit Leiden. Nog wel zou ik
cross-platform
kunnen overstappen op de IC naar Amersfoort, en hem zo nog achterhalen.
Maar
door oponthoud op Bodegraven arriveert mijn IC een fractie van een
seconde te
laat, en zie ik hem wegrijden.
Nou, het is meteen alweer een
ouderwetse zaterdag!
Ook het huren van een OV-fiets gaat
in Ermelo niet zonder
slag of stoot. Er staan daar twee rijen van elk 4 kluizen. De kluis die
voor me
openspringt, bevat een fiets die er door de vorige berijder met zoveel
kracht,
haast en/of woede is ingesmeten, dat ik hem er niet meer uitkrijg. De
ijzeren
klampen in het hok zitten helemaal in de knoop met de fietsspaken; hoe
krijgt
iemand het voor elkaar! Ik dacht, dat IK een kluns was. In pogingen om
de fiets
los te rukken, verdwijn ik helemaal in die donkere, bedompte kluis. Ik
hoop dat
er niet iemand langsloopt die denkt: hee, dat hok staat open!, en hem
dichtgooit.
Geen beginnen aan. Gelukkig kan ik
nog wel een fiets plukken
uit het andere rijtje van 4 kluizen. Maar ik ga dit wel even melden bij
het
telefoonnummer dat vermeld staat. Als niemand dat doet, en iedereen
denkt: een
ander doet het wel, dan staat die fiets met sinterklaas nog steeds
klem. Ik
druk het nummer, maar krijg een melding dat het niet meer in gebruik
is. Nou kan
ik er verder ook niets meer aan doen.
In juni had ik ook al zo’n
akkefietje. Dat was bij station
De Vink, de laatste keer dat ik een OV-fiets gehuurd heb voor tochtjes in
Leiden en omstreken. Ik wilde de fiets daar terugbezorgen,
maar alle 4 de
kluizen waren bezet. Ik wist zeker dat ik hem ook bij De Vink gehaald
had.
Iemand anders heeft daar dus een fiets van elders in een hok gepropt.
Dat zou
eigenlijk niet moeten kunnen. De software zou dan toch een foutmelding
moeten
geven?
Ik bellen met het noodnummer, waar
die middag wel werd
opgenomen. De vrouw die ik aan de lijn kreeg, snapte ook niet hoe het
kwam. Ik
bood aan, die fiets even naar Leiden Centraal te rijden, maar dat was
tegen de
statuten en huishoudelijke reglementen, of zoiets. Of ik de fiets aan
de
ketting wilde leggen en op slot wilde zetten, en de sleutel dan wilde
opsturen.
Met de lankmoedigheid die me eigen
is, deed ik het maar; gedoe
allemaal, terwijl ík het probleem niet veroorzaakt had. Een week later
reed ik
langs De Vink met mijn nieuwe elektrische fiets, en daar stond
die OV-fiets
nog steeds vastgeketend zoals ik hem had achtergelaten. Nog een paar
dagen
later kreeg ik de bevestiging van NS dat de sleutel in goede orde
ontvangen
was. De post heeft ook wel eens vlotter gewerkt in dit land.
Oh ja, dat mondkapje, of
wassen-neusmasker zoals ik het
vorige week uitdrukte, kan nu wel af. Voorzichtig, anders gooi ik mijn
gehoorapparaat
tegelijk ermee weg. Dat is me al een keer bijna overkomen, en dan wordt
het
vandaag wel een heel kostbaar dagje. De meeste mensen rukken hun masker
af
zodra hun voeten de trein verlaten hebben. Sommigen flikkeren het dan
uit pure
drift in de struiken in plaats van in de prullenbak.
Links: de wal van het marskamp
Nou, de middag komt zo aardig om, al
met al. Maar toch nog
op weg naar de Ermelose heide, 5 kilometer ten zuidoosten van het
station, in
de buurt van het gehucht Drie. In onze Putten-jaren fietsten we er vaak
langs, richting
Staverden over de Postweg, die wat eeuwen eerder deel uitmaakte van een
oude
handels- en koeriersroute Utrecht – Zwolle.
Langs de Postweg is een schaapskooi
gevestigd en een
informatiecentrum annex café dat ook op een schaapskooi lijkt. Het
geheel heet: Schapedrift.
Het trekt 90.000
bezoekers per jaar, en is vooral in trek bij
gezinnen met kinderen. Je kunt er boekjes kopen met wandelroutes over
de
Ermelose heide. Ik ga er vanmiddag een doen.
Het was er allemaal nog niet toen wij hier vakantie vierden.
Als maatschappij-kritiese puber, aanhanger van de PSP (Pacifistisch
Socalistische Partij), had ik er de pest over in, dat die mooie heide
militair
terrein was en verboden was voor burgers. Officieel is het nog steeds
militair
terrein, maar je mag er nu wel wandelen en fietsen, en daarbij vliegen
de
bommen en granaten je echt niet om de oren.
Wat ik niet wist, was dat deze heide
1800 jaar eerder ook al
het terrein van militairen was geweest. Rond het jaar 170 heeft een
Romeins
legioen op mars hier een poosje gebivakkeerd; niet al te lang, een paar
dagen
hooguit.
Bij zo’n gelegenheid slaagden ze
erin, binnen 3 uur tijd een
compleet kamp op te richten voor een paarduizend man en honderden
paarden. Dat
ging allemaal met een bijna Duitse Gründlichkeit en discipline.
Verkenners reden te paard vooruit om
een mooi, vlak plekje
te zoeken van pakweg 10 hectaren. Als de hoofdmacht gearriveerd was,
volgde er
een gestroomlijnde militaire operatie volgens een beproefd draaiboek,
waarbij
iedereen zijn rol en taak kende. Er werd een gracht gegraven en met het
vrijgekomen zand een wal opgericht. Daarop kwam een palissade met
duizenden en
duizenden houten palen.
Daarna kookten ze een potje met
kruiden die daar in de
streek groeiden en bloeiden, en dat nu nog steeds doen. Bijvoet, een
plantje
met een toepasselijke naam, stopten de soldaten in hun laarzen voor hun
arme voeten.
Ze werden dan iets minder moe tijdens hun dagmarsen van 20 mijl, met
een
uitrusting van 40 kilo of meer. Hun wonden verzorgden ze met
duizendblad.
Na het eten sliepen ze in tenten; een
peloton van 8 man per
tent. Na een of meer dagen trok het leger weer verder, maar niet
voordat ze het
kamp helemaal afgebroken hadden; je laat dat natuurlijk niet achter
voor de
vijand. Brood mee voor onderweg, op de volgende dagmars; op het terrein
van het
Ermelose kamp zijn resten gevonden van brood’ovens’, kuilen in de
grond.
Smullen voor archeologen, zo’n kamp!
Maar voor de gewone
wandelaar is er niet veel meer te zien dan de wal, ook nog doorsneden
door een
verkeersweg.
Voor de geschiedkundigen heeft dit
kamp van 18½ eeuw geleden
niet veel meer nagelaten dan raadselen. Wat deed dat enorme leger daar
op de
Veluwe, zo’n 30 Romeinse mijl voorbij hun limes
(grens), de Rijn?
Het was onder keizer Marcus Aurelius
(161-180) weliswaar een
woelige tijd, met Germanen die nogal eens opstandig waren. Maar van de
inboorlingen op deze plek zullen de Romeinen toch weinig te duchten
gehad
hebben. Er woonden op wat nu de Veluwe heet, nog minder mensen dan dat
er
soldaten zaten in dat zeer tijdelijke legerkamp.
Schriftelijke bronnen over de operatie zijn niet overgeleverd. Misschien was het maar een oefening. Ik moet aan opa denken, ook omdat hij er vaak bij was tijdens onze fietstochten op de Veluwe. ‘Oh, het zijn maar oefeningen’, was zijn commentaar op het kanongebulder in de nacht van 10 mei 1940.
Onderweg op de rondwandeling langs
dit voor Nederland unieke
Romeinse marskamp, zie ik diverse grafheuvels. De Veluwe telt er een
paarduizend. Ook deze krijgen regelmatig bezoek van archeologen.
Hier zie je er een, midden op de
foto. Je moet wel goed
kijken om ze te spotten. Veelal steken ze niet meer dan een meter
boven de heide uit. De oudste dateren van ca. 2900 v. Chr. Een
fascinerende
gedachte: toen de Romeinen erlangs marcheerden, lagen ze er al meer dan
3000
jaar. Aanvankelijk waren het eenpersoonsgraven. In later eeuwen, maar
nog ver
vóór de Romeinen, werden er urnen van meerdere personen bijgezet.
In de tijd dat we hier vakantie
vierden, werd de stilte een
paar maal per dag aan stukken gereten door een laag overvliegende
militaire straaljager.
Die hoor ik nu ook, maar heel zachtjes, en er koerst ook steeds een
heel klein straaljagertje
over me heen.
Een halve kilometer verderop laat een
groepje mannen speelgoedvliegtuigjes
vliegen met behulp van radiografische besturing. De godganse middag.
Dat zou
mij niet langer dan 5 minuten kunnen boeien. Maar ik zeg maar zo, een
mens zijn
lust is een mens zijn leven, zeg ik altijd maar.
Geen groots fotoweer, vandaag. Het is
redelijk warm, maar nogal
nevelig weer, met een atmosfeer die alle contrasten opslokt. Goed,
thuis maar
alles uit de kast trekken met Photoshop om er nog wat van te maken.
De schapen bij de schaapskooi zijn
Veluwse heideschapen. Dat
ras was in 1960 bijna uitgestorven maar floreert nu weer als vanouds,
mede door
zorgvuldig uitgekiende schema’s waarmee men rammen ooien laat
bespringen. Het
zijn schapen met een ongehoornde, onbewolde kop, en met een uiterst
aaibaar
voorkomen.
Kinderen kunnen er bijna niet
afblijven. Als je een schaap hebt
aangeraakt, moet je je handen ontsmetten. Was dat vóór corona ook al zo?
Over dat virus gesproken: binnen in
het informatiecentrum
zit een vrouw stoffen mondkapjes te naaien met een ouderwetse,
degelijke
Singernaaimasjien. Voor mensen, zo te zien aan de vorm; niet voor
schapen.
Ik heb een tijd gehad dat ik op de
Veluwe niet kon uitstaan
dat er iets veranderd was sinds de jaren dat wij er onze zomers
doorbrachten;
bijvoorbeeld dat mensen smartfoons hadden en dat er laptops in de
etalages
lagen.
Vandaag kan ik in het
geheugenreservaat uit mijn jeugd niet
verdragen dat je ook hier overal corona-dingen ziet. Had ik dan
gedacht, dat de
Veluwe was overgeslagen? Nee, me dunkt, berichten uit Heerde
en Nunspeet
vertelden toch een ander verhaal. Dat was dan weer een andere schok:
plaatsen
waar ik niet lang geleden nog had rondgelopen, terug te zien in
actualiteitenprogramma’s; ook Hasselt (Overijssel), waar ik een
paar weken
voor de lockdown nog was.
Terug naar Station Ermelo via Speuld,
Drie, het
Solsche Gat, Putten en Oud Groevenbeek. Voor wie niet wil navigeren op
GPS,
staan er op de Veluwe ook nog ouderwetse, analoge middelen ter
beschikking.
In Nunspeet blijkt mijn
pleisterplaats cafetaria Het Eiland,
tegenover het station, de crisis overleefd te hebben en zelfs helemaal
gerenoveerd en gereorganiseerd te zijn. Je doet je bestelling nu via
een groot
beeldscherm, waarop verleidelijke lekkernijen verschijnen. Klik ze maar
aan!
Daarna aangeven of je het bestelde wilt meenemen of ter plaatse
consumeren.
Betalen, en je krijgt een nummer dat dan weer verschijnt op een ander
scherm,
zodra je bestelling klaar is. Nee, het is op de Veluwe echt 2020, hoor!
Nunspeet
Woekerprijzen op station Ermelo
Ik reis vandaag weer 1e klas. In de
loop van de dag zit ik
in 6 1e-klascoupés met in totaal 121 zitplaatsen. Ik tel de hele dag in
totaal
8 medepassagiers die allen een mondkapje dragen. En geen conducteurs,
wat me
niet in het minst spijt.
De hele rit van Zwolle tot Leiden
Centraal zit ik alleen in
een 1e klascoupé met 13 stoelen. Wie zal mij besmetten? Misschien een
superspreader
die 100 meter verderop zijn aerosolen in de rondte zit te niezen.
Er zijn nog geen besmettingen
geconstateerd in het OV. Die
blijven ook keurig onder de radar. Van 70% van de besmettingen valt de
oorzaak
niet te achterhalen bij de contactonderzoeken door de GGD. Een patiënt
weet misschien
nog wel heel vaag met wie hij afgelopen zaterdag in een kroeg heeft
staan te proosten
en klinken. Maar niet wie er allemaal in de trein van 20:17 zaten, waar
hij ook
nog heeft ingezeten.
Voorlopig even geen OV meer.
Frans Mensonides
9 augustus 2020
Er geweest: zaterdag 1 augustus 2020
Romeinen langs de Rijn. Linksonder: schoolplaat van Isings; rechtsonder afgietsel van de zuil van Trajanus in Rome
De dag daarop doe ik in het
Rijksmuseum van Oudheden in
Leiden de tentoonstelling ‘Romeinen langs de Rijn’; ik maak
er een Romeins
weekend van. In hun legerplaatsen aan de Rijn leidden ze wel een luxe,
tikje
decadent leventje. Zo’n legerplaats was een soort dorp, waar ze leefden
met hun
vrouwen en kinderen. Ze hoefden er niet veel te doen en konden des te
langer
chillen met hun maten. Ze zullen niet erg happig geweest zijn
om op mars te gaan. Dat
maakt de Ermelose expeditie rond het jaar 170 des te raadselachtiger.
Bij gebrek aan zaterdagse avonturen
op 8 augustus dan maar
een intermezzo. Het heeft niets te maken met de zaterdag; de persoon
waar dit hoofdstuk
over gaat, zit er 7 dagen per week. Ik ken haar naam niet, en noem haar
altijd
voor mezelf: het verknipte vrouwtje van Leiden Centraal.
Ze is klein en schriel, loopt
kromgebogen en draagt in elk
seizoen en bij elke denkbare weersomstandigheid een mutsje. Ze heeft
iets
leeftijdsloos, maar als ik zou moeten schatten, zou ik haar een jaar of
70
geven.
Meestal zie ik haar aan het eind van
de middag zitten op
haar vaste plek, een bankje bij de busperrons en bij de onbewaakte
fietsenstalling. Die stalling belichaamt haar levensdoel, of is haar
frustratie
nummer één, of allebei tegelijk; ik heb het haar nooit durven vragen.
Om de fietsenrekken te bereiken, moet
een fietser voor die bankjes
langs slalommen tussen de bussen en het wachtende publiek door. Ik heb
in de
jaargang van 1999 de ontwerpers van deze stationsomgeving wel
uitgemaakt voor
alles wat lelijk was. Een draak van een stationsplein, volkomen
onlogisch en
onhandig ingedeeld. Maar ik ben eraan gewend, een kwart mensenleven
later.
Fietsen mag niet op dat stuk
stationsplein, hetgeen
overduidelijk staat aangegeven met een verbodsbord. Maar vrijwel iedere
wielrijder negeert dat verbod. Uiteraard vooral degenen die nog een
trein
moeten halen; geen seconde te verliezen! Altijd haast. En ik, zelf
sinds kort
bekeerd tot het rijwiel, weet maar al te goed dat je liefst op je fiets
blijft
zitten als je er eenmaal op zit. Ik heb per slot van rekening geen
fiets
gekocht om ernaast te lopen.
Zodra zo’n illegaal fietsende fietser
in het beeldvlak
verschijnt van het verknipte vrouwtje van Leiden Centraal, krijst ze
hem haar
mantra toe: ‘Afstappen! Niet fietsen! Luisteren! Ga van die fiets af!
Dat lijkt
nergens
naar!’ Dat heeft niet meer effect dan dat er zo nu en dan eens een
fietser verbaasd
omkijkt naar waar dat geschreeuw vandaan komt.
Zodra die gepasseerd is, priemen haar
felle kraaloogjes
alweer in de richting van de Stationsweg, of daar nog opnieuw
voorwerpen van
haar toorn aankomen.
In de middagspits zit ze er steevast,
zoals gezegd. Maar ook
wel op andere tijden van de dag. Aan het begin van de avond zie ik haar
soms op
moeilijke voeten waggelen naar een bus die verscheidene instellingen
voor
geestelijke gezondheidszorg op zijn route heeft.
Maar mijn conclusie, dat ze
metterwoon in zo’n tehuis
verblijft, bleek voorbarig. Ook hartje-lockdown was ze aanwezig op haar
post, scheldend
naar de weinige fietsers die hun vehikel toen nog bij het station
wilden
parkeren. Ze zal dus wel zelfstandig wonen, want in
verpleeginrichtingen zaten
de patiënten in die tijd opgehokt.
In de (onvoltooid verleden) tijd dat
ik per trein naar mijn
werk in Castricum moest reizen, zag en vooral hoorde ik haar ook ’s
ochtends om
kwart over acht al wel in de stationshal. Dan liep ze te schelden tegen
de
massa forenzen en studerenden: dat ze rechts moesten houden en ruim
baan voor
haar moesten maken. Maar ook dan oogstte zij niet meer dan wat
hilariteit van
het publiek.
Ik heb in de loop der jaren
regelmatig op het punt gestaan
om haar eens te vragen naar het nut van haar handelen. Of er na haar
tirade
ooit wel eens een fietser is afgestapt, onder het beschaamd mompelen
van een
excuus voor zijn pekelzonde. En of ze haar missie zelf wel als zinvol
ervoer,
gezien het geringe resultaat ervan.
Maar ik vind haar helemaal geen type
om een praatje mee aan
te knopen. En ook niet om naar goede raad te luisteren. En ik ben door
corona
nog mensenschuwer geworden dan ik van nature al was. Ik zal er dus
nooit achter
komen, hoe ze heet, of ze nog naasten heeft, wat ze in haar werkzame
leven
gedaan heeft en hoe het met haar zo ver is gekomen.
De laatste tijd kom ik niet zo gek
vaak meer bij het
station. Maar ik neem aan dat ze er ook altijd zit als ik er niet ben;
een
verknipt wezen met in ieder geval wel een doel in haar leven.
Dit was dus een intermezzo. Maar
zolang er geen hoofdstuk
meer na komt, is het geen intermezzo maar een eindtermezzo.
Frans Mensonides
Nee, niet dat ik op korte termijn van
plan ben om mijn
zaterdagse OV-omzwervingen voort te zetten, na inmiddels al 16
zaterdagen in
successie thuisgebleven te zijn. Nog niet op pad. Daarvoor jojoën de
corona-statistieken
nog veel te veel op en neer. In de week dat ik dit schrijf, is de trend
dat de
afvlakking van de cijfers aan het afvlakken is. Het geeft de burger
niet echt
moed.
Toch hieronder 2 nieuwe hoofdstukken
van ‘Beminde zaterdag’.
Maar dan opgediend met tafelzuur, en helaas zonder verslagen van reizen
met
trein, bus, tram of metro. In het tweede hoofdstuk verplaats ik me per
fiets,
en in het eerste helemaal niet; ik beleef het van achter mijn bureau.
Dat eerste hoofdje gaat over
Treinwijzer, NS’ nieuwe wapen
om reizigers uit hun treinen te weren, en – als ze toch per se weer
willen
instappen – om al hun gangen na te gaan. Het tweede gaat over een nog
veel
ernstigere zaak. Het landgoed Hofwijck in Voorburg - nota bene gesticht
door de
beschermheer van deze rubriek, Constantijn Huygens! - dreigt een hap
grond te
verliezen aan een niet erg zinvol (Randstad)railproject.
Om te beginnen met het eerste:
Sinds een paar weken kunnen we
voorgenomen treinreizen
aanmelden in een nieuwe NS-app: Treinwijzer. NS heeft de Treinwijzer
naar eigen
zeggen in de lucht gebracht om reizigers weer het vertrouwen te geven
dat zij
veilig kunnen reizen met de trein.
De trein trekt momenteel slechts 30%
van het aantal
reizigers dat vorig jaar rond deze tijd instapte. Dat is mede het
gevolg van thuiswerken,
onlinecolleges aan universiteiten, gesloten theaters en nog veel meer
corona-ongemakken die de mensen thuis houden. Maar het is ook uit angst
voor
drukte, en daarmee besmettingsgevaar, dat het zo stil blijft in de
treinen.
In de Treinwijzer kun je nu zien hoe
druk het zal zijn in de
trein die je van plan bent te nemen. Je ziet één poppetje in beeld
(stil), 2 (matig
druk) of 3 (mudvol). Je kunt je vervolgens aanmelden voor een bepaalde,
liefst
rustige trein. Treinwijzer houdt het aantal aanmeldingen bij. Ontstaat
er onverhoopt
een stormloop aan aanmeldingen voor een trein, dan krijgen alle
aanmelders een
email dat die trein drukker is dan aanvankelijk verwacht was. Waarna
velen
zullen afhaken, niet instappen, hun melding annuleren, met als gevolg
dat de
trein gewoon weer leeg is.
Als je dat leest, merk je al dat er
het een en ander wringt
met die Treinwijzer. Is hij nou bedoeld om mensen te lokken of juist
weg te
jagen?
Vorige week heb ik hem op een avond
eens getest in de
praktijk. Dat is toch altijd het meest verhelderend: zelf zien hoe het
werkt,
of hoe het niet werkt.
Ik deed alsof ik de volgende ochtend
in de spits een treinreis
naar Castricum van plan was. Daar werk ik officieel nog steeds, al ben
ik er op
woensdag 11 maart 2020 voor het laatst geweest en ben ik sindsdien
soldaat in het
leger van miljoenen thuiswerkers.
Ik startte de app, waartoe je alleen
toegang krijgt via je Mijn
NS-account. De IC naar Amsterdam v. 8:33 van Leiden Centraal, die ik
vóór maart
meestal had, staat nog gewoon in de reisplanner, alsof er in de
tussentijd niets
gebeurd is. En ik zou die nog steeds in Haarlem kunnen verlaten voor de
Sprinter van 9:01 naar Hoorn. Aankomst in Castricum: 9:30 uur. Nee, een
vroege
starter was ik bepaald niet. Ook als thuiswerker ben ik dat niet; op
het
tijdstip dat die trein aankomt in Castricum, heb ik me meestal net
ontworsteld
aan mijn dekbed.
Goed, die twee treinen tonen in de
Treinwijzer elk één
poppetje, ten teken dat ze stil zullen zijn. Wonderlijk genoeg geldt
dat voor
alle spitstreinen Leiden – Haarlem in beide richtingen; ik probeer er
een paar.
Stil in de spits, zo ken ik de Oude Lijn beslist niet. Komt dat nou
doordat er
echt niemand meer met de trein reist, of doordat niemand die app
Treinwijzer
gebruikt?
Ik keer terug naar de
reismogelijkheid van 8:33 en krijg nu
een scherm waarop ik moet invullen met welke chipkaart ik ga reizen. Ik
bezit
er maar liefst 4, waarvan er één tijdens de coronacrisis verlopen is en
één mijn
NS-businesskaart is, die ik gekregen heb van de zaak.
Die verlopen kaart staat er
doodgewoon nog bij als
keuzemogelijkheid, hoewel ik daar echt niet meer mee kan reizen. Maar
de
businesskaart waarop ik die reis zou maken áls ik hem zou maken, staat
niet
vermeld. Ik kan wel invullen: ’Andere chipkaart’, en daar moet ik het
nummer dan
ook nog van invoeren – en eerst zien te ontcijferen.
Wat maakt het in vredesnaam uit, met
welke kaart ik die reis
ga maken? Ik kan echt geen zinnige reden bedenken waarom NS dat wil
weten,
behalve zaken die de privacy van hun klanten schenden. En ik kan
terecht op de
sociale media voor verregaande complottheorieën daarover. Waaronder dat
je
straks niet meer met NS mee zou mogen als je niet gevaccineerd bent
tegen corona.
Nou kunnen er mij niet genoeg wappies
zijn die zich niet laten
inenten. Des te eerder kom IK aan de beurt. Krakkemikkige senioren
krijgen voorrang,
volgens de laatste berichten. Ik dacht wel eens dat al het dorre hout
al afgeschreven
was in de strijd der generaties waarin corona ontaard is. Maar er
gloort nog
een sprankje hoop.
Mijn reservering is nu geplaatst.
Reservering? Dat ís het helemaal
niet. Ik heb geen enkel recht op een zitplaats, meldt NS. Zelfs heb ik
geen
recht om überhaupt mee te gaan met die trein. Als hij vol is, heb ik
geen
voorrang boven mensen die geen gebruik gemaakt hebben van de
Treinwijzer en zo
maar op de bonnefooi willen instappen. Een plaatsbewijs is die melding
vanzelfsprekend ook niet; ik heb niets betaald en treinreizen is nog
steeds
niet gratis.
De vraag rijst, wat dit dan wél is,
als het dat allemaal
niet is. Verplicht is het gebruik van de Treinwijzer ook niet.
Ergens tijdens het hele
Treinwijzerproces zag ik ook de opmerking:
‘Probeer reizen zo veel mogelijk te beperken’. Nee toch, krijgen we nu
dat uitjes-verhaal
weer? Hoe is het gesteld met NS? Willen ze eigenlijk nog wel klanten
vervoeren?
Of rijden ze liever, op kosten van Jan de Belastingbetaler, met lege
treinen heen
en weer door het land? Daar verdacht ik ze ver vóór corona al wel eens
van, dat
ze dat liever wilden. En de coronacrisis heeft de reizigershaat in
OV-kringen
niet bepaald doen verminderen.
Snel annuleren die reis!
Morgenochtend om 8:33, als die
trein zonder mij uit Leiden vertrekt, draai ik me nog eens om in mijn
bed.
Ik moet wel toegeven dat ik tijdens
het aanmeldingsproces langzamerhand
een nostalgisch terugverlangen naar Castricum begon te ontwikkelen.
Nee, nee, niet
naar kantoor, dat nou ook weer niet. Als dat het geval zou zijn, zou ik
me terstond
onder behandeling stellen van een eerstelijnspsychiater. Dat kan
tegenwoordig vast
ook wel digitaal, via video conferencing, zonder dat je ernaartoe hoeft
om op
een divan te liggen.
Nee, het is meer alles eromheen. De
pop- en pub-quizzen met
de collega’s, de vrijdagse markt op de Dorpsstraat, met die Vietnamese
loempiabakster die me altijd heel vriendelijk een ‘plettig weekend’
wenst. Zou
zij mij ook missen? En zou het nieuwe station van Castricum al af zijn?
Bestaan
de eetcafés nog wel waar ik wel eens at met collega’s, of alleen, als
het laat
was geworden en ik geen zin had om te koken? Wierenga op het
Bakkerspleintje is
er in ieder geval niet meer. Ze zijn al verdronken in de eerste
coronagolf; ik
hoorde het van iemand. Waarom barst ik niet uit in hete tranen, terwijl
ik deze
alinea schrijf?
Laat ik me vermannen, en die
Treinwijzer nog een keer
proberen. Dit is nog steeds de rubriek Beminde zaterdag, een rubriek
voor een
plettig weekend, en niet over forenzen. Het is donderdagavond als ik
dit typ.
Stel nou dat dit een gewone week was in een gewone wereld. Dan zou ik
overmorgen ‘op zaterdag’ gaan, zoals ik dat noem(de). En nu zo
langzamerhand
mijn route eens gaan uitstippelen.
Iets eenvoudigs. Een wandelingetje in
Utrecht. Ja, noem het maar
eenvoudig, 17 zaterdagen geleden ben ik voor het
laatst geweest in de stad van
de Alma Mater, die ik nog warmere gevoelens toedraag dan Castricum.
Je kunt met die Treinwijzer ook geen
reis ondernemen naar
buitenplaatsen als Buitenpost, Varsseveld, Klimmen-Ransdaal of
Hardinxveld-Giessendam. De regionale spoorwegen zijn niet aangesloten
op de
Treinwijzer. Tsja, in GB heb je één overkoepelende boekings- en
reserveringsapp
voor 40 spoorwegmaatschappijen… En tussen haakjes: als je met een
gezelschap
van x personen reist, moet je in Treinwijzer voor elke medereiziger de
hele procedure
opnieuw doorlopen.
Ik ga een reis melden met de IC naar
Utrecht: v. 11:57 van
Leiden Lammenschans. Maar dat kan niet. Ik kan pas op vrijdag een reis
aanmelden voor zaterdag. NS plant zijn materieelinzet pas 36 uur van te
voren.
Lees: NS probeert ergens op het laatste moment nog wat treinenblik
vandaan te
schrapen.
Nu snap ik ook, waarom NS er niet erg
happig op is om een echt
reserveringssysteem op te zetten, zoals dat bestaat bij
talloze nationale spoorwegmaatschappijen
in beschaafdere landen. Als NS een zitplaats voor je reserveert in een
trein
die volgende week rijdt, dan zullen ze er ook voor moeten zorgen dat
die stoel
aanwezig is in de trein die dan voor komt rijden. Dan zullen ze de
materieelinzet veel eerder en beter moeten plannen.
Ik wacht tot na middernacht om die
reis alsnog te boeken. Dat
gaat nog steeds niet; bij NS breekt de nieuwe dag pas aan om 4:00 uur.
Tabé Utrecht;
ik had er toch niet heen gekund.
We hebben ook nog een corona-app in
dit land. Die doet niet
veel meer dan politici en scholieren de gelegenheid bieden om een
weekje te
spijbelen. De laatsten gooien ’s morgens hun telefoons op een hoop (wat
ook voorschrift
is, anders gaan ze tijdens de les zitten appen, de jeugd van
tegenwoordig; WIJ
deden dat vroeger in de 70’s nooit!). Als er dan de dagen daarna ook
maar één
leerling positief test op corona, moet de complete school in
quarantaine. Al hun
telefoons zijn dan immers in de buurt geweest van de telefoon van die
besmetteling!
Op veel scholen wordt gebruik van de app nu al ontraden.
Die corona-app en de Treinwijzer
hebben beide dezelfde
makke. Ze hebben alleen nut als iedereen ze gebruikt. Maar niemand
gebruikt ze,
omdat ze geen nut hebben. 2 uitvindingen in een achterlijk land dat
grossiert
in half werk, halve maatregelen en halfgare oplossingen voor hele
problemen.
Station Voorburg
En dan die railkwestie in Voorburg.
Die vormt een donkere
wolk boven huize Hofwijck, waar Constantijn Huygens de onsterfelijke
woorden ‘Beminde zaterdag’ dichtte. Ik schreef er vorige maand al over
in dat
fietsstuk met foto’s
van moderne architectuur.
Ik copy & paste (om het
allemaal niet voor de tweede keer te hoeven opschrijven):
‘De Binckhorst in Den
Haag, op de grens met
Voorburg, was tot een jaar of 30 geleden een groot bedrijventerrein met
een
heel klein wijkje woonhuizen. Er zaten voornamelijk bedrijven in de
automotive-sector, met spullen en diensten voor de particuliere
benzinedrinker.
Rond 1990 kwamen er megakantoren, en nu ook blokken met woningen. Veel
woningen: 20.000 is het streefgetal.
Het ziet er
veelbelovend uit. Daarbij zijn er
ook ambitieuze railplannen, vrijwel onvermijdelijk. Een
Randstadrailbaan op een
viaduct vanaf Den Haag Centraal over de as van de wijk: de
Binckhorstlaan. En
daarvandaan op maaiveld via de Geestbrugweg richting
Delft [via
bestaande tramroute lijn 1].
En dan een zijtak over
de plantsoenenstrook
tussen de Maanweg (Den Haag) en de Overburgkade (Voorburg). Die tak
loopt
daarna door een minuscuul stukje groen, ‘Opa’s Veldje’, naar station
Voorburg.
Vervolgens langs de spoorbaan door naar het
nieuwe station Lansingerland-Zoetermeer
en dus rakelings langs museum Huygens’
Hofwijck. Ze willen daar een hap van de
tuin afsnoepen en zouden geloof ik het liefst het huis Hofwijck ook nog
met de
grond gelijk maken.
Ik word toch de laatste
tijd knap bunzig van al
die OV-plannenmakerij. We zitten midden in een zware crisis; er is
nergens geld
meer voor. En laat ze eerst de bussen maar weer eens meer dan halfvol
zien te
krijgen, voordat er een blik rails opengetrokken wordt. Die trambaan
naar
Lansingerland vind ik sowieso volkomen onzinnig en overbodig; rijden er
al geen
treinen op dat traject?’
Zo’n kwestie kan een mens helemaal
verscheuren. Je zult maar
lid zijn van de Vereniging Hofwijck, en tevens voorvechter zijn van het
openbaar vervoer. Wat moet je dan?
Gelukkigerwijze ben ik het laatste
niet meer, sinds ik zelf
niet meer meekan. Waarom zou ik me, in dit tijdperk van ik-ik-ik, nog
dik maken
over de mobiliteit van een ander? Maakt een ander zich soms dik om de
mijne? En
OV is blijkbaar geen eerste levensbehoefte, want ik leef nog steeds.
Ik sluit niet uit dat ik ooit wél
weer een voorvechter van
het OV wordt. Maar dan nog zet ik grote vraagtekens bij dat plan voor
een
lightrailbaan van Voorburg naar Lansingerland-Zoetermeer.
Die verbinding voegt niets toe. Hij
zou gaan liggen pal
naast de spoorbaan die in 1870 al een enorme hap uit Huygens’ tuin nam.
De
snelweg A12 deed dat in de 30’s nog eens dunnetjes over. In de jaren 80
werd het
spoor opgekrikt van maaiveld naar viaduct.
De tuin is in 1642 door Huygens
ontworpen volgens de ideeën van de
architect Vitruvius uit de klassieke oudheid. Het landgoed stelt als
het ware
het menselijk lichaam voor, met het huis als hoofd. Zo beschouwd, is
elk stuk
dat je afsnijdt van de tuin niet minder dan een grove amputatie zonder
verdoving.
Kaartje
gestolen van Google Maps, en zelf
verder ingevuld.
Waar 'Landje'staat, lees: 'Veldje'.
In rood de voorgenomen
HOV-baan (lightrail, tram of bus)
over de Binckhorstlaan, met eventuele verlenging via de Geestbrugweg
richting
Rijswijk centrum en Delft.
In blauw de eventuele
zijtak over de Maanweg, Opa’s Veldje
en langs Hofwijck
In groen het bestaande
tramspoor Voorburg – Rijswijk (v/h
HTM-tram lijn 10, en thans calamiteitenspoor).
Positiever sta ik tegenover het andere gedeelte van het
plan: een hoogwaardige OV-verbinding (HOV) over de Binckhorstlaan. Aan
weerszijden van die laan wonen over 10 jaar 50.000 mensen en vinden er
ook nog
30.000 werk. Als tegen 2030 het OV misschien weer opgekrabbeld is uit
de
huidige crisis, is er wel een gestroomlijnd OV-systeem nodig om al die
mensen
te vervoeren; de inwoners ’s morgens ervandaan en de werkers ernaartoe.
Momenteel rijden er alleen wat
HTM-bussen door het gebied,
waaronder die van lijn
28, de eerste elektrische
stadsbussen in de regio
Haaglanden; zie het gelinkte stukje uit 2018.
Meer informatie over de HOV-plannen
in de Binckhorst staat op
de site Mobiliteit CID-Binckhorst (CID is
het gebied tussen de 3 Haagse
stations Centraal, HS en Laan van NOI). De komende maanden wordt er een
studie uitgevoerd
naar 3 varianten. Men denkt aan lightrail (op viaduct, vergelijkbaar
met
Randstadrail), een tram op maaiveld of een busbaan - en dat natuurlijk
voor
geavanceerde, zelfrijdende, dubbelgelede bussen; dat moet er echt wel
bij, wil een
plan serieus genomen worden.
Ook in dit geval ging ik zelf kijken.
En dat niet eens op
een beminde zaterdag, maar op een late woensdagmiddag met harde wind
tegen en
een verblindend laagstaande zon. Overgeleverd aan de elementen,
ondervind ik nu
weer eens aan den lijve dat Voorburg ten zuidwesten van Leiden ligt.
Maar alles
beter dan in een stuk busblik te zitten.
De Binck Twins waren getuige van mijn
aankomst in de
Binckhorst.
Die plannen voor een railviaduct op
de Binckhorstlaan snap
ik niet zo goed. Die laan is breed genoeg voor een tram- of busbaan op
maaiveld.
Voor het autoverkeer is inmiddels al
goed gezorgd,
waar de OV-infrastructuur nog op de tekentafel ligt voor ergens in de
jaren 30. Hier de tunnelmond van
de Victory Boogie Woogietunnel (genoemd naar een schilderij van
Mondriaan),
die uitkomt bij Knooppunt
Ypenburg aan
de overkant van de Vliet, en daarmee bij de A4 en de A13. Die tunnel
wordt
binnenkort geopend.
In een eerder stadium werd voor die zijtak ook het plantsoen genoemd tussen de Maanweg en de Overburgkade die er parallel aan loopt. Een 800 meter lange en 50 meter brede groenstrook, op de gemeentegrens van Den Haag en Voorburg.
In
een straat parallel aan de Overburgkade zat begin jaren 50
W.F.
Hermans in zijn donkere badkamer te broeden op de plot van 'De donkere kamer
van Damokles'. Wat een literatuur(geschiedenis) is hier
geschreven op een paar vierkante kilometer!
Op het grote protestlaken ontwaar ik
het woord ‘SNELTRAM.’
De rest van de tekst kan ik niet lezen, maar het woord WELKOM zal er
vast niet bij
staan.
Toch is er voor de kinderen weinig
reden om sip te kijken.
Onder een trambaan op een viaduct kun je ook wel spelen. En tegen de
tijd dat
die is aangelegd (als dat er ooit van komt) hebben ze zelf al kinderen.
Er ligt hier al sinds jaar en dag een
trambaan, al toen ik
mij zelf nog Voorburgs kleutertje kon noemen; veel en veel eerder zelfs
nog:
sinds
1923. Ik sta er met mijn rug naartoe. Hier reed de ‘intercommunale
tram’ of ook
wel de ‘buitenlijn’ Den Haag – Voorburg. Later werd die vervangen door
lijn 10
(Voorburg NS – Den Haag Statenkwartier). In 2011 werd het
trajectgedeelte
Voorburg NS – Hollands Spoor gesloten; 2 jaar later is lijn 10 om
bezuinigingsredenen helemaal opgedoekt. `
Laan van Middenburg. De sporen liggen er nog (of al)
Deze 2½ km lange, nu dode zijtak
loopt van Rijswijk
Herenstraat via de Geestbrugweg (Rijswijk), de Prinses Mariannelaan,
Laan van
Middenburg en het Westeinde weer terug naar de P.M.-laan. Hij is nog
steeds operationeel
en vervult nog een rol bij stremmingen en omleidingen.
In de railvarianten van het HOV-plan wordt het stuk over de Geestbrugweg weer in gebruik genomen voor de tram naar Delft. Het Voorburgse gedeelte van deze tramroute zou je evengoed kunnen gebruiken voor de zijtak naar station Voorburg, in plaats van de route over de Maanweg. Maar die simpele en goedkope oplossing, die bovendien Hofwijck en Opa’s Veldje spaart, is niet bespreekbaar en wordt zelfs niet meegenomen bij de te bestuderen varianten.
Station Voorburg. Onze
hoffotograaf staat op de strook van ca. 10 meter breedte, waarboven de
Randstadrailbaan gebouwd zal worden, als de zijtak naar
Lansingerland-Zoetermeer
gerealiseerd wordt. Rechts van de fotograaf ligt het voormalige
eindpunt van
tram 10, recht vooruit Hofwijck.
Zo op het oog geschat zal die
trambaan rakelings langs
huize Hofwijck scheren. Maar als ik het later op de kaart bekijk,
blijft er nog
een meter of 10 à 20 over totaan de vijver bij het huis.
Niemand minder dan Constantijn
Huygens himself maakte zich
op Twitter kwaad over de dreigende teloorgang van weer een stuk van de
door hem
zo zorgvuldig ontworpen hof. Hij liet zich niet troosten door
mijn opmerking
dat 95% van dit soort megalomane railprojecten niet doorgaat. Ja, maar
als dit
project nou eens tot die overige 5% behoort? Hij wordt wel wat
pessimistisch, en lijkt zwaartillender dan
ooit. Het zal de leeftijd zijn (424 jaar).
Hofwijck heeft de zaak aangekaart bij
de gemeente
Leidschendam-Voorburg. Maar die krijgen volgens mij over railprojecten
gewoon een
dictaat opgelegd van de Metropoolregio Rotterdam – Den Haag, die erover
gaat. Aan
de andere kant: Hofwijck heeft een monumentenstatus, en die zal toch
hopelijk
ook gelden voor de tuin?
Afwachten is nu het chapiter.
Frans Mensonides
22 november 2020
Er geweest: woensdag 18 november 2020
P.S.: De
vereniging
Hofwijck heeft een brief aan de leden gestuurd over de
kwestie. Ik las hem
even voordat dit stuk online ging. De vereniging is tot dezelfde
aanbeveling
gekomen als ik: neem de bestaande tramroute opnieuw in gebruik!
P.P.S.: Huygens’
Hofwijck kon op 3 maart 2021 melden dat de
tuin van het landgoed gespaard is. Randstadrail zal er geen hoek
vanaf snoepen,
zoals anderhalve eeuw geleden de spoorbaan Den Haag – Gouda ook al eens
gedaan
heeft.
Dus je hebt je
weer eens helemaal voor niets zorgen gemaakt,
Constantijn! Ik zei het je toch, dat de overgrote meerderheid van de
lightrailplannen uiteindelijk sneuvelt?
Hetzelfde lot
zal wel beschoren zijn aan het plan voor
aanleg van een ‘Huygens Tunnel’ dat ik heb horen opperen in Voorburg.
Die
tunnel zou zowel de A12, de huidige spoorbaan als de eventuele
Randstadrailroute naar Lansingerland aan het oog moeten onttrekken. En
dan zou
de tuin van Hofwijck weer teruggebracht kunnen in de staat van vóór
1870. Maar
ik zie ook dat niet gebeuren.
Bewoners van de
Prinses Mariannelaan voelen intussen
nattigheid. Het afschieten van de plannen voor een Randstadrailviaduct
naar
Station Voorburg zou best eens kunnen leiden tot een terugkeer van de
tram door
de P.M.-laan. Daartegen klinken nu op voorhand al NIMBY-geluiden.
Terwijl er,
zoals hierboven gezegd, 88 jaar lang, 1923-2011, een tram gereden
heeft, en de
sporen er nog liggen, die zó weer in gebruik kunnen worden genomen.
Over deze
kwestie is vast het laatste woord nog niet
gesproken. Als de rubriek ‘Beminde zaterdag’ ooit zal herleven, houd ik
daarin
de lezer op de hoogte van de ontwikkelingen.
Aangevuld
op 28 maart 2021
© Frans Mensonides, Leiden, 2020