Beminde zaterdag (30)
(Na)zomer en herfst 2019




Vlissingen



< < < < < Deel 29 al gelezen? 


‘Beminde zaterdag’ is een rubriek over treinreizen op die dag met mijn Weekend Vrij. De titel is ontleend aan een dichtregel van Constantijn Huygens die ook heel de week naar het vrije weekend liep te verlangen. Deze reeks is geïntroduceerd in deel 1. Het overzicht van alle tot dusverre verschenen afleveringen vind je in het archief van mijn Thuispagina. 

Dit is de nazomer- en herfstaflevering van 2019. Van juli tot / met september heeft deze rubriek op een laag pitje gestaan in verband met enkele buitenlandse avonturen. In oktober pakte ik de draad weer op met wekelijkse omzwervingen per trein, kriskras door het vaderland. 


 

Zomerse zaterdagen 2019: we hebben de foto’s nog van: Monnickendam, een fotoshoot in Rotterdam, Geldrop, Vlissingen, Herfte, onder Ede en boven 't HardeMaankwartier; Station Heerlen vernieuwd - Vroomshoop - OP ENKAHoekelum - ’Nooit meer werken’; tentoonstelling in MiddelburgMiddelburg; de enig echte Bierkaai- Arnhem: Van Presikhaaf nog niet naar Moscowa - Ede-Wageningen op de schop- Tilburg Reeshof, het station en de wijk - 10 bomen per Tilburger - Driebergen-Zeist- Dagje Nunspeet - Zandenbos en Zandenplas - 'Belgenkamp' - Noord-Veluws Museum 



Zomerse zaterdagen 2019: we hebben de foto’s nog

Internationale avonturen dus, en wel in Groot-Brittannië (Manchester, Blackpool, York, ScarboroughBristol, Bath, PlymouthCardiff, Edinburgh en Greenwich (Londen)), Duitsland (Elten, Nordhorn en Neuenhaus; OK, niet ver over de grens) en zelfs in België (de Trambus in Brussel-Noord, de Leien van Antwerpen en De Kempen). Verder nam ik in NL ook nog de Busbaan Transwijk in Utrecht plechtstatig in gebruik plus de Hoekse Lijn van Rotterdam naar Hoek van Holland. 

De zomerzaterdagen dat ik in NL bleef, leverden geen grote verhalen op op mijn site, maar wel foto’s, en die hebben we nog. Hieronder een kleine greep daaruit, met soms ruime onderschriften.


Zaterdag 3 augustus 2019: 3 maal Monnickendam

 







 

Zaterdag 10 augustus 2019: fotoshoot in Rotterdam; Noord-Brabant

 





 

Fascinerend voor een amateurfotograaf om een echte professional aan het werk te zien! Dat was op het plein voor station Rotterdam Centraal. Die zaterdagmiddag stond er bijna een orkaan, die de fotoshoot behoorlijk belemmerde. Het haar van het fotomodelletje wilde niet goed blijven zitten en de assistent werd bijna weggeblazen met scherm en al. Voor mij, als fotograaf van de fotograaf, had niemand oog. 

Diezelfde middag ben ik nog gesignaleerd in het-Brabantse: Tilburg…



… en Geldrop.

 





 


Zaterdag 17 augustus 2019, de helden van Vlissingen

Ach, waarom niet even heen en weer naar Vlissingen, als je een paar uurtjes over hebt? Die stad was als nieuw voor me; al een eeuwigheid niet geweest. Meestal blijf ik op de Zeeuwse Lijn steken in Middelburg of Goes. Neemt niet weg dat ook Vlissingen wel de moeite waard is als monumentenstad, al ligt het stadsschoon er wat minder voor het oprapen dan in andere Zeeuwse steden. Ook deze augustuszaterdag stond er een stevige bries die de wandelaars bijna van de boulevard afsloeg.

 

De uit de late 15e eeuw daterende Gevangentoren met op de achtergrond moderne gevangentorens, zich noemende: appartementencomplexen. Die oude toren maakte ooit deel uit van een stadspoort, was toen – de nam zegt het al – de petoet en tegenwoordig… nee, deze keer geen appartementen, maar een restaurant.



De visser en loods Frans Naerebout (1748-1818) redde in de loop van zijn jaren honderden drenkelingen. Rijk werd hij er niet van, maar een lintje leverde het hem wel op, en een standbeeld.

 

 

Nog een Bekende Vlissinger uit de geschiedenis, tijdgenoot van Naerebout, is de dichter Antony Bellamy, alias Zelandus (1757-1786). Hij gaf zijn naam aan het Bellamypark, Vlissingens meest monumentale straat, en het standbeeld in dat park is losjes op hem gebaseerd.

Dan hebben we een zeeheld gehad en een literaire held. Dé held van Vlissingen, Michiel de Ruyter, heb ik natuurlijk niet op de foto. Daar zou ik last mee krijgen met de deugbrigade, want hij is volgens hen stout geweest. Ik heb daar mijn bedenkingen bij.

Waar de deugeriken dan wel weer gelijk in hebben: hun bezwaren tegen de term Gouden Eeuw. Er blonk weinig goud in die tijd. De meeste mensen waren straatarm en moesten 72 uur per week zwoegen voor hun brood. Democratie was er niet, regenten bepaalden de politiek en de dominee vertelde wat je moest geloven. Een enkeling werd veel en veel te rijk als koopman. De veelgeprezen schilders uit die tijd verdienden de kost met het portretteren van die rijkelui. Oh ja, er werden ook nog een paar baanbrekende wetenschappelijke ontdekkingen gedaan. En vrijwel iedereen, rijk of arm, wetenschapsman of domoor, kunstenaar of klerk, ging op jonge leeftijd dood aan de pest, pokken, cholera of dysenterie.

In het gelinkte stuk noemde ik de Gouden Eeuw dan ook ´Een kluit drek met hooguit een gouden randje´. Maar Gouden Eeuw is nu eenmaal de term voor die periode uit de geschiedenis. Ik zou willen voorstellen, voortaan te spreken over de ´Gouden` Eeuw.  

Dat terzijde.

 

 

 

Toch nog even een foto uit Middelburg.

 

Zaterdag 24 augustus 2019, Herfte straks knelpunt af

De buurtschap Herfte, 4 km ten noordoosten van Zwolle, heeft een beruchte klank  in de spoorwegwereld. De spoorlijn uit de richting Meppel (Groningen / Leeuwarden) komt hier samen met die uit Emmen.

Ik fietste erheen vanuit Zwolle, de spoorbaan op de voet volgend. Je ziet dan als het ware treintjes van treinen. Eerst gaan er 4 achterelkaar naar het noorden: de IC Groningen, de IC Leeuwarden, de Arriva-trein naar Emmen en de Sprinter naar Groningen. Daarna in de ganzenpas dezelfde treinen zuidwaarts, maar dan in de omgekeerde volgorde, uiteraard, want zo luiden de ijzeren symmetriewetten van de treinendienstregeling.

Daartussendoor ook nog goederentreinen. De treinen uit Emmen dreigen bij de minste of geringste vertraging in conflict te komen met die richting Meppel. Tot eind 2021, want dan kruisen ze die spoorbaan ongelijkvloers met een dive-under (wat het omgekeerde is van een fly-over, maar op hetzelfde neerkomt).

Bovendien wordt de spoorbaan van knooppunt Herfte totaan Zwolle verdubbeld van 2 naar 4 sporen. Treinen van / naar Meppel blijven dan over het gehele traject gescheiden van die van / naar Emmen. Ze kunnen dan tegelijkertijd vertrekken en binnenkomen.

Tussen Zwolle en Herfte wordt sinds kort aan de uitbreiding gewerkt. Zie de pagina van ProRail over dit project.

 

 

Een eigen station voor de ca 400 inwoners van Herfte zit er niet in. De buurtschap kende van 1902-1941 een stopplaats - een station mocht het niet eens heten - aan de tak naar Emmen. Er stopten slechts 5 treinen per dag per richting.

 

Ik reed terug naar Zwolle met een grote oostelijke omtrekkende beweging en belandde op de terugweg bij het Isala-ziekenhuis waar bus 29 stond met de neus richting Dedemsvaart. Een opvallend, heel groot ziekenhuis, dat er alles aan doet om te lijken op iets gezelligers dan een groot ziekenhuis.

 

 

Zaterdag 31 augustus 2019, Onder Ede









‘Onder Ede’, heet dit hoofdje, maar ik ga niets verklaren. Ik fietste op de late middag vanaf Ede-Wageningen naar het zuiden, en dan kom je op de landkaart dus terecht onder Ede: Bennekom, Renkum, Wageningen. Het was al laat, onweer dreigde aan de einder, en ik had mijn camera thuis laten liggen. 

Onder Ede-Wageningen. Het station met de dubbele naam gaat binnenkort helemaal op de schop. Maar daarover later meer, op een herfstzaterdag.


Dan maar wat foto´s gemaakt met mijn telefoon, in Wageningen. Nergens is het zo stil als op universitaire campussen in het weekend in de vakantie; bijna onheilspellend en spookachtig. De aparterige architectuur op de Campus van Wageningen draagt ook een steentje bij aan de sfeer, die op werk- en studiedagen vast en zeker heel levendig en inspirerend zal zijn.

De halte op de onderste foto wordt alleen bediend op dagen dat de collegezalen open zijn, en op zondagavond, als de studenten naar Wageningen terugkeren met plunjezakken vol door moeder gewassen wasgoed. Je had hier altijd al bus 88 van de Valleilijn, Wageningen Busstation – Ede-Wageningen, die in Wageningen de woonwijken aanhoudt. Sinds december 2018 rijdt de Valleilijn ook ritten, onder lijnnummer 84, over de Campus.

 


Busstation Wageningen

 

Zaterdag 21 september 2019. boven ’t Harde











Deze zaterdag heb ik een OV-fiets gepakt helemaal aan de andere kant van de Veluwe, bij station ’t Harde. Ik reed naar Elburg met een omweg via Oldebroek en Oosterwolde, en een stuk langs het Drontermeer, voorheen het IJsselmeer, en nog voorheender de Zuiderzee. En ik belandde in een schier idyllisch landschap op de grens van bossen en weiden, met fraaie hoeven en landhuizen.



En ten slotte: in de aflevering van afgelopen winter klonk een klaagzang over de ouwe treinen op de Veluwelijn Utrecht - Zwolle. Maar daar rijden nu eindelijk DDZ'én en SNG's. Hier op de foto in Ermelo.

Frans Mensonides
27 september 2019
Er geweest: 3, 10, 17, 24 en 31 augustus en 21 september 2019



 

Maankwartier; Station Heerlen vernieuwd


En dan zitten we alweer in oktober en is het alweer de 12e van die maand.  Vandaag ga ik geen snaakse volkstypes observeren en citeren in de 2e klas. Ik betaal een toeslag van 5 euro om te kunnen reizen in de rust van een 1e klas-stiltecoupe. Ik wil mijn vakantiereis naar de 3 Britse hoofdsteden uitwerken op mijn laptop. Met een retourtje Heerlen kan ik dan toch wel een heel eind komen.

Leiden-Heerlen v.v. is voor Nederlandse begrippen een verre reis, 484 km in totaal (ik ga zowel heen als terug via Tilburg, omdat er een stremming is bij ’s-Hertogenbosch). Maar nu ik de afstanden in het VK gewend ben, Edinburgh-Londen 625 km, bijvoorbeeld, vind ik dat Limburg feitelijk om de hoek ligt. Ook deze keer ga ik pas ruim na het middaguur op pad. Dan ben ik om 15:41 uur in Heerlen, wat ruim voldoende is voor mijn missie om het nu voltooide Maankwartier te bewonderen, inclusief het geheel vernieuwde station.

Dit Maankwartier is een creatie van de beeldend kunstenaar Michel Huisman, die zich ‘morfoloog’ noemt. Morfologie is het opbouwen van woorden uit losse onderdelen, iets wat elke taalgebruiker de hele dag onbewust doet. Maar dat bedoelt Huisman vast en zeker niet. Maar hoe hij zijn arbeid ook noemt, ik heb het halve resultaat al een paar jaar geleden gefotografeerd, en nu is het echt helemaal af.

Ik was in Heerlen op 20 december 2016, een gedenkwaardige dag op deze site en in mijn leven, want ik reisde voor het eerst, kort na mijn 60ste verjaardag, op een Keuzedag. Die winter werkte ik in een mega-artikel alle wijzigingen af in het spoorboekje voor het jaar 2017.





Archieffoto 2016

Het Maankwartier is bedoeld om de barrière, genaamd spoorweg, te overbruggen. Die schijnt namelijk als een obstakel ervaren te worden door iedereen die niet met de trein reist. Het Maankwartier smeedt noord- en zuid Heerlen opnieuw aaneen. Boven de perrons is De Plaat aangebracht, een heel grote vloer. Die zorgt voor een kunstmatig hoogteverschil in een landstreek die ook al rijk is aan natuurlijke heuvels.

Aan de noordkant heb je het Maanplein met de opvallende ‘heliostaat’ die het eventuele zonlicht weerkaatst naar een onderaards parkeergewelf, dat het zodoende zonder elektrisch licht kan stellen. Het Maankwartier omvat verder woningen, hotels en kantoren. Dat was al zo in 2016 en dat heb ik toen al op de foto gezet.

Ten noorden van het spoor heb je hier Het Nederlands Mijnmuseum, waar ik ook al eens was. Aan de zuidzijde loop je meteen de voornaamste winkelstraat van Heerlen in, de Saroleastraat. Die is genoemd naar de spoorwegman Henri Sarolea, op wiens instigatie de spoorlijn Sittard – Heerlen - Herzogenrath werd aangelegd. Deze in 1896 geopende lijn zette de hele streek op de kaart als mijnbouwgebied. Heerlen groeide erdoor van een boerendorpje tot een mijn- en industriestad.

 

Tijdens de uitvoering van de werkzaamheden voor het Maankwartier had station Heerlen een nooduitgang om van de perrons in het stadshart te geraken. Nu is er een compleet vernieuwde stationshal op De Plaat, die op 31 augustus 2019 feestelijk in gebruik is genomen.

Een heel ruime hal met stemmig houten zitmeubilair, roltrappen met triomfbogen erboven en verder ook nog erg veel bogen, overal. Ik weet niet of bogerigheid een kernmerk is van de morfologie, maar daar lijkt het wel op.




Ook het busstation, op de begane grond en bereikbaar vanuit de hal via een roltrap, is overwelfd door een boog. Het is een nogal plantaardige boog, versierd met groene takken. Wat goed van Huisman dat hij ook van het busstation iets moois heeft gemaakt!; dat wil nog wel eens het stiefkind zijn van stationsomgevingsprojecten.

Ik ga hier eerst eens even na, hoe ik in Ransdaal kan komen. Iedere keer als ik in deze contreien ben, neem ik me voor, Ransdaal te bezoeken. Dat komt doordat een lezer me een jaar of 10 geleden eens aanried, dit mooie Limburgse dorp op de foto te zetten. Hij was teleurgesteld omdat ik weliswaar was uitgestapt op station Klimmen-Ransdaal, maar alleen geklommen was naar Klimmen en niet afgedaald in het Rans-dal.

Iedere keer als ik in Zuid-Limburg ben, heb ik óf geen tijd meer voor Ransdaal, óf is de trein naar Ransdaal net weg, óf breekt er noodweer los, óf zit ik in een trein die er niet stopt. Ook vandaag is er weer wat aan de hand: de Arriva-trein Heerlen - Maastricht rijdt niet.

En met het vervangend busvervoer zal ik langer dan een uur doen over een rit van amper 10 km. Ik moet dan eerst de snelbus nemen naar Valkenburg (die Ransdaal voorbij rijdt), dan een halfuur wachten en dan nog de stopbus terug naar Klimmen-Ransdaal; buitengewoon slecht geregeld! Rikus zit zich vanmiddag op te winden over tekort schietend vervangend busvervoer op uiteenlopende trajecten, verspreid over het land. Maar hij vergeet deze Limburgse sof.

Gaat er dan misschien een reguliere streekbus naar Ransdaal, vanaf dit groene busstation onder die pergola? Nee, nee, alleen naar Klimmen. Mission impossible; Ransdaal een andere keer maar weer.




Behalve de roltrap vanaf De Plaat, is er ook nog een meer glooiende uitgang naar het winkelhart van Heerlen – met onder meer het Corio Center, genoemd naar Coriovallum, wat de Latijnse naam was voor de stad. De Romeinen liepen hier al rond; je had hier het kruispunt van handelswegen dat het altijd zo goed doet in geschiedenissen van plaatsen en streken.

Ik poets De Plaat, verlaat Heerlen, en loop op de terugweg nog een rondje door Sittard. Daar is net de Oktoberkermis in volle gang, een enorm uitgebreide kermis, op meerdere locaties in de stad. Mannen lopen er in Lederhose en vrouwen in Dirndl-rok. Iedereen doet dat, het hoort er blijkbaar bij, maar het is niet verplicht, denk ik, want ik krijg geen aanmerkingen omdat ik normaal gekleed ben.

Het is een feest naar Duits model en het gaat vast terug op een eeuwenoude traditie, tot diep in de middeleeuwen. Dat klopt helemaal; ik zoek het later na en de eerste editie van het Sittardse Oktoberfeest was in 2004.

Op de lange terugweg komt de enige conducteur langs die ik vandaag gezien heb. Hij loopt de trein door om iedereen een goede avond te wensen, alvorens in een 1e-klaszetel neer te ploffen.

Ik zie het de laatste tijd vaker. Niemand groet dan terug; iedereen krijgt steeds meer de pest aan dat stelletje luie slampampers. In Engeland is het ondenkbaar dat je tijdens een lange treinrit niet gecontroleerd wordt.

Dat Britse reisje waarover ik aan het typen ben, zit voortdurend in mijn gedachten; ik merk het de hele dag. Het lijkt wel of na een week Brittannië de Nederlandse grenzen te eng voor me zijn geworden en het NL-spoorwegnet te weinig uitgestrekt.





Vroomshoop


Daarom de week daarop opnieuw naar een grensstreek; opnieuw typend in de 1e klas.    

Ik had nog die bucket-list met 27 NL-stations waar ik nog nooit eerder ben in- of uitgestapt. Die lijst ziet er nu als volgt uit, in de klassieke volgorde Groningen, Friesland, Drenthe, enzovoorts:

Warffum, Usquert, Uithuizermeeden, Loppersum, Hurdegaryp, Veenwouden, Dronrijp, Sneek Noord, Koudum-Molkwerum, Vroomshoop, Almelo de Riet, Hengelo Oost, Arnhem Presikhaaf, Hemmen-Dodewaard, Nijmegen Heyendaal, Veenendaal West, Hollandse Rading, Diemen, Heemskerk, Krommenie-Assendelft, Den Helder Zuid, Rotterdam Noord, Dordrecht Zuid, ’s Hertogenbosch Oost, Helmond Brouwhuis, Geleen Oost, Hoensbroek en Eygelshoven Markt.

En daar staat het Overijsselse Vroomshoop nog op, waar ik exact 3 jaar geleden niet aan toe kwam door neervallende duisternis en invallende regen. Ik deed toen de spoorlijn Almelo – Mariënberg, één van de 2 Vechtdallijnen, die pas een opknapbeurt had ondergaan.

Die kwam erop neer dat hij van Mariënberg was doorgetrokken naar Hardenberg, dat de maximum snelheid was opgekrikt van 80 naar 120 km/uur en dat station Geerdijk gesloten was om de vaart erin te houden. Verder was er een strakke halfuursdienst ingevoerd en was Vroomshoop gepromoveerd tot kruisingsstation, in plaats van Vriezenveen.

Ik had de vrome hoop dat ik Vriezenveen en Vroomshoop niet meer door elkaar zou halen als ik ze beide bezocht zou hebben. Maar het kan best zijn dat er in dit stukje nog een keer Vriezenveen uit mijn pen vloeit als ik Vroomshoop bedoel, en vice versa. Ik heb het bij het herlezen al 3 keer verbeterd.




Station Vroomshoop dateert, net als de spoorlijn waaraan het ligt, uit 1906. Die lijn werd in het leven geroepen door de NOLS, de Noordoosterlocaalspoorweg Maatschappij. Vroomshoop kreeg een NOLS-standaardstation. Het is nu een kruisingsstation van het type: heel-half, waar de treinen elkaar dus kruisen rond 00 en 30. Je hebt ze ook in de categorie: kwart voor-kwart over. Je kunt het perron verlaten via een tunnel of een gelijkvloerse spoorwegovergang.

Vroomshoop ligt aan een t-splitsing van 2 kanalen. Het Overijssels Kanaal mondt er uit in het Kanaal Almelo – De Haandrik. Er lag bij het station vroeger een complete spoorweghaven, maar die is in de jaren ’60 gedempt.

Via Aan ’t Spoor (een naam waarover de straatnamencommissie nachtenlang vergaderd heeft) ga ik Vroomshoop verkennen. Waaraan het zijn naam dankt, is niet bekend; er zijn meer verhalen over in omloop. ‘Hoop’ duidt in ieder geval niet op goede toekomstverwachtingen, maar op het feit dat het dorp op een heuvel ligt. Die is me eerlijk gezegd niet opgevallen. Het kan ook geen steile klim zijn, gezien het feit dat Vroomshoop slechts 9 meter boven NAP ligt. ‘Vroom’ zou dan volgens sommige lezingen slaan op een klooster dat hier ooit in de buurt was, of liever: op de bewoners daarvan.

Het dorp dateert, zoals vele veenkoloniën, van halverwege de 19e eeuw. Veel inwoners werkten in de textielindustrie van Twente, waar het na de oorlog minder en minder mee ging. In 1982 haalde Vroomshoop alle kranten door een vermelding in het Guiness Book of Records als de plaats in Nederland met de hoogste werkloosheid. Tegenwoordig kent het dorp enkele bedrijventerreinen. Bovendien zullen er ook nog wel wat mensen plastic buizen vervaardigen in Hardenberg, waar ze nu rechtstreeks met de trein kunnen komen.





Ik loop langs de westelijke oever van het Kanaal Almelo – De Haandrik. Wie kent het niet? Ik wel, want ik wandelde al eens eerder langs de oevers ervan. Dat was in 2013, om station Geerdijk te bezoeken dat toen al met sluiting bedreigd werd. Dat was niet minder dan een ramp, althans voor de enkele tientallen OV-gebruikers per dag die daar instapten.

Maar het dorpje is onlangs door nieuwe rampspoed getroffen. Het kanaal Almelo – De Haandrik is geschikt gemaakt voor grotere schepen dan voorheen. En bij de (bagger)werkzaamheden om dat mogelijk te maken, zijn hier en daar scheuren ontstaan in woningen langs het kanaal in Geerdijk en Vroomshoop. Er wordt zelfs al gesproken van Groningse toestanden…

Ik app een foto van de huizen langs het kanaal naar een vriend, die me terug-appt dat hij nog nooit in Vroomshoop geweest is en er beslist ook nooit heen wil. Toch vind ik dat kaarsrechte veenkoloniale kanaal met alles wat erlangs staat (waaronder huize Espérance, échte hoop) iets hébben. Al was het maar als contrast met Edinburgh, waar ik nu zo langzamerhand aan toe ben in de kronieken die ik in de trein schrijf.

En een hier verdwaalde Schot zou in Vroomshoop misschien helemaal uit zijn knijter gaan door de aanblik van het voor hem ongewone vlakke landschap. Ik moet ineens denken aan die merkwaardige Schotse schilders, The Glasgow Boys. Die lieten de Schotse heuvels weg uit hun landschappen om ze Hollandser te laten lijken.

Aan mijn kant van het kanaal worden doordeweeks werkzaamheden uitgevoerd. Daarom staat er een bord ‘Mijn vader werkt hier’. Dat is om de automobilisten tot voorzichtigheid te manen omwille van de huisvaders die hier hun brood verdienen als wegwerker. Ik ga er dan vanuit dat je even voorzichtig moet zijn voor hun kinderloze collega´s (of eventueel met de kinderen al de deur uit). Ik neem niet aan dat die wél overhoop gereden mogen worden. Dat kan niet bestaan. Dat stáát er niet. Dat kan de maker van het bordje niet bedoeld hebben.

Toch ging dat een fractie van een seconde door me heen. Daaruit blijkt wel dat het nu de hoogste tijd om ergens te gaan lunchen. Ik begeef me naar het dorpshart van Vroomshoop.

Na een paarhonderd reiszaterdagen, de afgelopen jaren, is het voor mij een ervaringsfeit dat je 2 soorten stads- en dorpscentra hebt op de zaterdagmiddag: waar de mensen heen willen en waar ze vandaan willen. Het is zoiets als de middelpuntzoekende en middelpuntvliedende kracht, waarover de natuurkundeleraar vroeger zo saai wist te doceren (met een nasale zeurstem om bij in slaap te vallen; saaier nog dan dit stukje).

Het winkelhart van Vroomshoop is dan duidelijk in de greep van centrifugale krachten. In de winkelpassage, die Passage heet, passeert niemand me. Alleen dorre blâren halen mij in, buitelend over het plaveisel, voortbewogen door een straffe herfstbries.

Bij Buurmans Gulle Toafel ben ik bijna de enige eter. De bediening is ouderwets vriendelijk en de prijzen op de menukaart zijn nog 20ste-eeuws.

En dan ineens toch nog enige reuring in Vroomshoop, buiten op straat. Een verhitte man komt op een sukkeldraf het eetcafé binnen en vraagt of die auto misschien van mij is, die niet op de handrem en wel in zijn versnelling staat, en zich nu op eigen houtje, zonder bestuurder, door de straten van Vroomshoop beweegt.  Nee, gelukkig heb IK deze stommiteit niet op mijn geweten.

Het loopt geloof ik met een sisser af, zonder slachtoffers. Toch zal er nog lang over nagepraat worden in Vroomshoop.

‘Slachtoffers’, ik kauw toch nog even (behalve op mijn kroketten met brood) door op het thema van daarnet bij die wegwerkzaamheden. Je leest altijd dat het slachtoffer, van bijvoorbeeld een misdrijf, getrouwd is en kinderen had, maar nooit: ‘Het slachtoffer was een verstokte vrijgezel en laat een diepbedroefde vriendenkring achter’.

Begrijp me goed, ik constateer het, ik zég er niks van; ik wil niet behoren tot de mensen die hun lange tenen cultiveren, in de hoop dat iemand erop gaat staan, zodat ze zich verongelijkt en tekort gedaan en gediscrimineerd kunnen voelen. Ik bedoel …; ik ben kwijt wat ik bedoelde; soms snap ik dat een halfjaar later pas, als ik zo’n stuk overlees.

Ik kwam Vroomshoop binnen over Aan ’t Spoor en verlaat het via ’t Lijnpaadje, een wandelpad langs het spoor.













Om de middag vol te maken fotografeer ik nog een uurtje rond in Coevorden, aan de andere Vechtdallijn: Zwolle – Emmen. Ik deed daar op Paaszaterdag 2015 het Stedelijk Museum, over alle oorlogen die Drentes enig echte stad, met het enig echte kasteel van de provincie, had doorstaan. De stad overleefde ook het rampjaar, het gedonder met Bomm’n Berend, een feit waarop nog steeds in triomf op terug wordt gekeken.

Ganzen Geesje wordt bijgestaan door een bordkartonnen gans die fungeert als inleverpunt voor dubbelkans kaarten. Als ik wist wat dat waren, gooide ik er een in. De vorige keer dat ik hier was, was er een paaseierenkleurwedstrijd en tegelijkertijd een soort speur- of puzzeltocht; ze houden wel van een evenementje, hier. En dan is er nog die jaarlijkse trekkerslep (waarvan de editie van 2013 nog steeds staat aangekondigd).

Je kunt alles zeggen van Coevorden, maar niet dat het Almelo (het beginpunt van de Vechtdallijn naar Hardenberg en van het kanaal naar De Haandrik) evenaart in provincialiteit en doodsheid. In Coevorden is écht altijd wat te doen. Duidelijk een stad met centripetale krachten!



OP ENKA



De volgende zaterdag, de laatste van oktober alweer, is het zonnig weer. Ik wil vandaag wel eens wandelen in een bos met herfstkleuren. Op de fietstocht ‘onder Ede’ van 31 augustus kwam ik in Bennekom een mooi landgoed tegen rond kasteel Hoekelum in Bennekom, tegen Ede aan.

Onderweg naar Hoekelum passeer ik een bijzondere wijk die ik in augustus op de fiets helemaal over het hoofd heb gezien. Dat bewijst maar weer dat je lopend toch meer ziet dan op een 2-wieler - maar soms ook minder, omdat je minder kilometers aflegt. Er is in die wijk een grote testhal waar je verschillende fietsen kunt uitproberen op verschillende parcoursen. Maar daar had ik toch niets aan gehad, want waarom zou je dat doen met een gehuurde OV-fiets?

Het uitgestrekte terrein van de voormalige Enka-fabrieken (nog voordermaliger: NK, Nederlandsche Kunstzijdefabriek) is in 2003 verlaten door de arbeiders en wordt momenteel omgevormd tot de woonwijk OP ENKA. Een deel van de fabrieksgebouwen heeft de status van industrieel erfgoed en moet dus blijven staan. Ze worden nu knap geïntegreerd in de nieuwbouwwijk.

Het kantinegebouw, bijvoorbeeld, gaat een basisschool worden. Schoorstenen vormen markeringspunten. Het fabriekskarakter van OP ENKA wordt verder geaccentueerd door staatnamen als Grote Schoorsteenplein.
 
Die grote schoorsteen heeft jarenlang grote gifrotzooi uitgebraakt die neersloeg op Ede en omgeving. En nu nog kampt de stad met een enorme bel vervuild grondwater die zich steeds verder uitbreidt, lettterlijk 'onder Ede'.





De fabriek is hier neergezet in 1922 en was decennia lang een van de grootste werkgevers van de Veluwe. Bij het kopende publiek is de naam ENKA vooral verbonden aan die zeem uit dat reclamespotje uit de jaren 70, die langer meegaat dan degene die ermee zeemt. Dat is vanzelfsprekend funest voor een fabriek, als hun producten niet slijten; dat heeft misschien de ondergang van het concern ingezet. 

In het Historisch Museum Ede in het oude stationsgebouw van Ede Centrum zag ik eens een film van hordes van honderden arbeiders die vanuit de trein letterlijk renden naar ENKA’s fabriekspoort. Ik veronderstelde dat dat was om snel in te kunnen klokken, om een boete wegens te laat komen te voorkomen. Ik kon me niet voorstellen dat ze uit enthousiasme voor hun werk zo liepen te vliegen.

Tegenwoordig beginnen de woningen van OP ENKA bij 4½ ton. Heel wrang, maar vrijwel geen ex-arbeider van de fabriek zal zo’n huis kunnen betalen. Tenzij hij de jackpot wint.

Ik moet ineens denken aan die ergerlijke reclames voor ik weet niet meer welke loterij. De hoofdpersoon in die spotjes is steeds een loser met een vervelend kutbaantje. Maar hij doet zijn werk nu dansend en zingend en springend, want de 10e kan het gebeuren! Dan is de volgende trekking en gaat hij de jackpot winnen; een bedrag met 7 nullen. Dan kan hij dat baantje opzeggen.

Wat ze er niet bijzeggen, is dat de kans om tussen 2 trekkingen te overlijden door een ongeval, moord of hartontploffing, bijna 100 keer zo groot is als die op die jackpot. Maar als je baan je verveelt, en je ambities hebt voor een beter leven, dan ga je natuurlijk op die loterijmiljoenen zitten wachten! Ik zou denken: toon eens wat initiatief; ga een vak leren, bijvoorbeeld. Tussen haakjes: mensen die echt miljoenen in de loterij winnen, blijven meestal gewoon werken, ook al is de financiële noodzaak er niet meer. Ze kunnen de loonslavernij niet missen.

Misschien is het helemaal geen pretje om te wonen op je vroegere werkplek in een wijk als OP ENKA. Ik weet het niet; ik kan er niet over oordelen. Ik ben zelf welgeteld één werkweek fabrieksarbeider geweest. Dat was in dat kanteljaar 1975 waarover ik het in Greenwich had, en het was bij Heinekens Bierfabrieken in Zoeterwoude-Rijndijk. Dat terrein zie ik nooit in een woonwijk omgezet worden; bier blijven de mensen wel drinken. Het raakt altijd op, in tegenstelling tot die zemen.

Als je eenmaal woont OP ENKA, krijg je een ‘Gezond, duurzaam en gelukkig leven’ voor je hypotheek, zoals staat aangekondigd op de billboards. Het is nogal wat om dat te beloven! Hier gaan dan ook mensen wonen ‘Alléén als het beste goed genoeg is’. Krom geformuleerd, maar we snappen wel wat ze bedoelen.

Hoekelum


Bij de Horalaan loop ik de wijk OP ENKA uit en Bennekom en het landgoed Hoekelum binnen. Die Horalaan was eens een scherprechter voor overstekend wild, zoals padden. Geplet door een auto; Hora est! Maar nu zijn er ecoducten voor de paddentrek; tunnels onder de Horalaan door, zodat die beesten ongehinderd van Bennekom naar Ede kunnen lopen of omgekeerd.

Kasteel Hoekelum kan afgehuurd worden voor bruiloftsfeesten, vergadering en zwelgpartijen. Eens was het een jachtslot. In 1735 is het landhuis vrijwel opnieuw opgetrokken op een middeleeuws fundament. Het is in het bezit van Geldersch Landschap & Kasteelen waarvan ik, geloof ik, lid ben. Het bos eromheen is ruim een km2 groot; mooie, donkere bossen.

Bosdeskundigen kunnen over zo’n bos uren uitweiden. Maar ik weet er meestal niet meer over op te merken dan dat er heel wat bomen staan. Dat houdt mijn stukjes over bos wel lekker bondig. Fotograferen is er ook vrij lastig, ook alweer door die bomen.

Ik let meer op mensen dan op bomen, en kom tegen: wandelaars op honderden meters afstand, die ik schiet in tele en die daar niet tegen protesteren omdat ze mijn camera niet zien; drie deftige dames met in totaal 7 keffertjes van honden; een vader met een zoontje van 2 en een dochter van 3, waarvan de laatste me uitbundig groet; een fotograaf in volledige oorlogsuitrusting met een rugtas vol filters, lenzen en statieven (maar ook hij kan niet om die bomen heen); gezinnen die verstoppertje spelen, waarbij de kinderen niet doorhebben dat ze achter de dikste boom moeten kijken omdat grote mensen zich daar altijd verstoppen; een ouwe gek op een mountainbike die driftig belt omdat hij erg dringend langs me heen moet; bejaarde echtparen die van hun herfst genieten en meer.

Voorbij het landhuis wil ik terug naar Ede, sla verkeerd af, kies een route door struweel in plaats van over de gemarkeerde paden, voel mijn schoenen wegzinken in de blubber, blijf eerst hangen aan een doornige struik en daarna in prikkeldraad. Dat is bedoeld is om mensen buiten dit stuk landgoed te houden, maar het kan mij er uiteindelijk niet binnen houden.

Hadden ze geen ecoduct kunnen aanleggen voor verdoolde wandelaars? Ik had deze revival van ‘Beminde zaterdag’ een beetje knap willen houden, en dan dit.

Na dit intermezzo ben ik weer in Ede beland en loop ik door een wijk met veel schoolgebouwen terug naar station Ede-Wageningen. Geschaafd en lichtelijk verplukt zit ik even later in de trein; nog steeds in de 1e, dat wel.

Frans Mensonides
22 november 2019
Er geweest: Heerlen zaterdag 12, Vroomshoop zaterdag 19 en Ede / Bennekom zaterdag 26 oktober 2019.









Wat woelt en krioelt en altijd weer boeit


’Nooit meer werken’; tentoonstelling in Middelburg



Middelburg, Zeeuws Museum in de Abdij.
Archieffoto zomer 2009


Nooit meer werken, dat ideaal bereik je dus als je de lotto wint; zie hierboven. Of als je plezier hebt in je werk; dan voelt het niet meer als werken. Tenminste, dat zeggen ze; ik heb dat nog nooit mogen meemaken. Maar ik zit pas een kleine 45 jaar in het arbeidsproces, dus misschien komt het nog.

Ik weet ook niet eens zeker of je nou van je hobby wel je werk zou moeten maken, als die gelegenheid zich zou voordoen. Veronderstel als ik dit, wat ik nu doe op de zaterdag, voor mijn brood zou moeten doen, en deze rubriek zou omdopen in ‘Beminde Werkdag’. Dat KLINKT al niet goed.

En stel nou dat het aantal bezoekers op mijn site zou bepalen of ik de komende maand droog brood moest eten of elke dag 3 biefstukken kon consumeren. En ik op pad moest om bijvoorbeeld adverteerders binnen te halen of mecenassen te vinden, in plaats van op pad te gaan om reisverhalen te schrijven. En fucktioneringsgesprekken moest voeren met een stoet aan medewerkers. Wat zou de lol daar gauw van afgaan! En wat zou ik dan moeten bedenken als nieuwe hobby??

Nu wordt - als je de profeten mag geloven, wat nooit verstandig is – binnen 2 à 3 decennia de helft van de beroepen overbodig. De robots gaan dat werk overnemen. Dus de gelukkigen voor wie dat het geval is, hoeven daarna ook nooit meer te werken en kunnen de rest van hun bestaan doorbrengen met zalig nietsdoen.

Ja, maar hoe komen ze dan aan inkomsten? Volgens de toekomstgoeroes krijgen we dan allemaal een basisinkomen, waarvan we nog redelijk comfortabel kunnen leven. En wie gaat dat basisinkomen dan voor ons bij elkaar verdienen? Die paar sukkels die nog wel moeten werken! Iets zegt me, dat dat allemaal niet zo gladjes zal verlopen als ons wordt voorgespiegeld.

Ikzelf kreeg in 1977 voor het eerst te horen, dat mijn administratieve werk binnen 5 jaar (in 1982 al!) overgenomen zou zijn. Niet door de robot, toen nog, maar door de computer. Ik sprak toen, 21 jaar oud, de profetische woorden: ‘Dat zal mijn tijd wel uitduren!’ En jaar na jaar wordt het steeds duidelijker dat mijn voorspelling juist was.

Dit soort overwegingen over het verschijnsel: werk vormden de inspiratiebron voor de tentoonstelling ‘Nooit meer werken’ in het Zeeuws museum in Middelburg. Ik bezocht het museum in 2009 toen er pas een grootscheepse renovatie achter de rug was. De automatisering is ook daar opgerukt in 10 jaar tijd. Toen had men te kampen met een haperende kassa, maar nu kan ik met mijn Museumkaart zó door het poortje. Kassier vervangen door elektronica; daar gá je al!

‘Nooit meer werken’ blijkt een prikkelende, uitdagende tentoonstelling; één die aanzet tot nadenken. Hij loopt vanaf Koningsdag 2019 tot/met 3 mei 2020, een jaar plus een week, zodanig gekozen dat er 2 Dagen-van-de-Arbeid binnen vallen.

Een greep uit het tentoongestelde.

1) Ons voorland, 365 dagen per jaar dolce far niente? En moeten we dat willen? Godfried Schalcken, Portret van Elisabeth Snouck-Tallyarde liggend in het bos. 1679. Die voluptueuze Elisabeth was de echtgenote van een rijke koopman uit Dordrecht. Ze zal inderdaad nooit veel meer gedaan hebben dan haar personeel gebieden.

2) en 3) Meer ludiek dan serieus bedoeld is deze automatische brievenbesteller, ontworpen voor Deutsche Post door Ottonie von Roeder. Hij loopt, of liever: rolt zelfstandig langs de deuren en beschikt over een mechanische arm die de brievenbus opent en er de post in laat glijden. Dat dan wel in een veel lager tempo dan een postbode van vlees en bloed het doet. Die hond in het filmpje moet zich wel een rolberoerte schrikken: kan hij nou straks nooit meer zijn tanden zetten in een sappige postbodenkuit?

4) Mensen die een nuttig vak uitoefenen, worden nu al in aantal overtroffen door degenen met een bullshit-, shit- of zelfs bullshit-shitjob. In welke categorie ik zelf val, vertel ik jullie nog wel eens na 4 september 2023. Behalve de 427ste geboortedag van Constantijn Huygens en de 127ste van mijn grootmoeder van moederszijde, is dat ook de dag waarop ik de AOW-gerechtigde leeftijd van 66 jaar en 10 maanden hoop te bereiken.

5) Sarcasme over de situatie van mensen die leven in de onzekerheid die een nul-urencontract met zich meebrengt. Gemaakt door Jeremy Deller (VK), die zich liet inspireren door de vakbondsbanieren in zijn vaderland.

6) Wie het 50 jaar had uitgezongen als arbeider op de scheepswerf Koninklijke Maatschappij de Schelde in Vlissingen, kreeg – hopelijk tegelijk met de spreekwoordelijke envelop met inhoud – dit prachtige bord ten geschenke. Alle reden dus om bij die werf te blijven en nooit van baas te willen veranderen. Een halve eeuw, 1916-1966, van WO I tot in het Beatle-tijdperk…

Verder vallen me op de tentoonstelling twee erg wrange video’s op. De eerste kun je tot je nemen languit liggend op een bed. Dat zie ik niemand doen; dat voelt toch een beetje raar in een museum, ook al staat erbij dat het mag. De meesten zitten er, zoals ik, half hangend op.

Het is een documentaire over een Zeeuwse groenteboer en zijn vrouw, die al 60 jaar van de vroege morgen tot de late avond ezelen in een groentezaak, en nu al door de 80 zijn. Vakantie? Ondenkbaar; al 60 jaar niet weg geweest. Computers zijn duivelswerk; manlief doet de complete administratie: bestellingen, voorraden en rekeningen, met ballpoint in een beduimeld, halfvergaan kasboek.

Hij bezit verder de eerlijkheid waarmee je in de handel hoog scoort als je graag arm wilt blijven. Bij het afleveren van een bestelling bij een restaurant – waarbij hij nog bijna een aanrijding veroorzaakt met zijn bestelauto – zegt hij over een partij radijsjes zoiets als: ‘Ze zijn nog niet al te best. Als je nog een maandje wacht, komen er echt goeie’.

Bij de andere video steekt het Zeeuws Museum de hand in eigen boezem. In het museum zijn bewakers actief die ingehuurd worden van een uitzendbureau. Ze hebben zo’n nul-urencontract; nooit zekerheid over de vraag of, en wanneer je moet werken. Hun werk lijkt me ook moeilijk te robotiseren. In de film, een gedramatiseerde documentaire waarin ze zelf de hoofdrol spelen, beramen zij een staking. Stiekem, en fluisterend, want van hun leidinggevende mogen ze niet eens hardop praten.

Een tentoonstelling, anders dan anders; alleen dat is al een reis naar de Zeeuwse hoofdstad waard.



Middelburg; de enig echte Bierkaai

‘Vechten tegen de Bierkaai’, kent u die uitdrukking? Het betekent: een strijd voeren die op voorhand verloren en dus zinloos is. Het gezegde is, althans volgens de klassieke spreekwoorden- en zegswijzenboeken, ontstaan in Amsterdam. Een gedeelte van wat nu de Oudezijds Voorburgwal heet, heette vroeger de Bierkaai, om de simpele reden dat er biervaten in en uit schepen werden geladen. Nu waren die biersjouwers blijkbaar nogal potige lieden, met misschien nog wel een kort lontje, ook. Je kon het maar beter niet op een gevecht met die lui laten aankomen.

Op de plattegrond van Amsterdam zul je de Bierkaai niet meer aantreffen. Er is, bij mijn weten en na wat google-en, slechts één openbare weg in Nederland die officieel zo heet, en die ligt in Middelburg. Meerdere kades heten daar kaai, zoals de Rouaansekaai en de Londensekaai.

 En dus de Bierkaai, gefotografeerd in daglicht en bij avond. Niet dat dat veel verschil maakt, op deze novemberdag. Het is net zo donker als de vorige keer dat ik hier was. Maar dat was in mei, anderhalf jaar geleden, een donkere, kille dag in de aanloop naar een hete zomer. Ik liep hier toen rond ter gelegenheid van een zich maandenlang voortslepende estafettestaking in het streekvervoer. Die had op zaterdag 19 mei 2018 Zeeland bereikt – waar zaterdag toch al nooit een mens in een bus stapt. Dat stuk over die stakingsellende, HIER nog te vinden in de archieven, heeft in ieder geval een unieke collectie foto’s opgeleverd uit 11 van de 12 Nederlandse provinciën van busstations en -haltes zonder bussen.

Ik kwam vanmiddag in Middelburg in een 1e klascoupé, waar ik de laatste hand gelegd heb aan die artikelen over de Britse hoofdsteden. Volgende week gewoon weer 2e.

 

Weinig treincoupés in Nederland zijn rustiger, maar ook stiller en doodser dan de 1e klas op de Zeeuwse Lijn. Wat betekent dat ik zelf ongelimiteerd herrie zou kunnen maken als ik daar behoefte aan had, daar toch geen medepassagier aanwezig is om zich eraan te storen.

 








Die grote draaibrug tegenover het station is afgesloten; het staat redelijk duidelijk aangegeven. Er is een ijzeren noodbrug enkele decameters meer naar rechts. Met steile trappen; een benenbreker voor fietsers en voor wie slecht te been is. Die laatsten kunnen dan nog wel een 06-nummer bellen om een gratis taxibusje te ontbieden, dat kilometers moet omrijden om aan de overkant te komen op de Loskade (nee, niet de Loskaai!). Ook de stads- en streekbussen moeten omrijden.

Tot slot van een middag Middelburg dineer ik bij Stoom, in het stationsgebouw. Daarna wil ik nog een paar boodschappen doen en hoop dat er in de wijk ten zuiden van het station een supermarkt is.

Die is er. Die wijk heet Dauwendaele, met een doofhof van woonerven, waarin ik wonder boven wonder toch de Jumbo weet te vinden en op de terugweg zelfs het station. Het genadige duister heeft Dauwendaele goeddeels opgeslokt. Maar voor zover ik kan zien lijkt hij sprekend op de wijk Beijum in Groningen, die zoveel lijkt op Koppelstein in Leiden. Allemaal uit het Tijdperk der Vertwijfeling, begin jaren 80, toen gebouwen niet mooi hoefden te zijn omdat de Bom toch binnen afzienbare tijd de complete beschaving zou wegvagen.

Neemt niet weg dat Middelburg nog altijd de 7e stad in Nederland is qua aantallen monumenten, al zal Dauwendaele nooit een grote bijdrage zal gaan leveren aan de monumentenlijst. Wat foto´s van monumentaal Middelburg bij licht en donker. Een aanvulling op die van 77 beminde zaterdagen geleden.

 














 

De telescoop werd in de jaren 00 van de 17e eeuw uitgevonden in Middelburg. Door Hans Lipperhey of Sacherias Jansen, het is al 4 eeuwen lang een strijdpunt. Maar in ieder geval in deze stad.




Arnhem: Van Presikhaaf nog niet naar Moscowa






Dit wordt een bliksembezoekje. Ik heb me zwaar verslapen en bovendien wil ik vroeg thuis zijn, want ik heb voor vanavond een eetafspraak in een restaurant in Leiderdorp. Ja, ook in Leiderdorp kun je best een avond uit eten, als je je adresjes kent.

Arnhem v.v. is nog net haalbaar, als ik binnen de korte nog resterende tijd ook nog een paar uur wil wandelen. En daar is het uitgelezen weer voor; windstil en koud met een zonnetje.

Ik reis naar station Arnhem Presikhaaf, dat prijkt op mijn bucketlist, en zal verder mijn pad zoeken in de slinger van landgoederen aan de noordkant van Arnhem: Angerenstein en Klarenbeek. Mijn wandeling zal volgens plan eindigen waar de meeste Arnhemmers ook eindigen: begraafplaats en crematorium Moscowa.

Degene die die naam bedacht heeft, heeft zijn geheim meegenomen in het graf of de urn. Niemand weet waarom de begraafplaats is genoemd naar de hoofdstad van Rusland. Ja, er stond ooit een boerderij met dezelfde naam. Waarom die dan weer zo heette, is niet bekend, en dan weet je nog niks.

Maar hoe komt de wijk, het winkelcentrum en het station Presikhaaf dan aan zijn naam? Het was, volgens een niet onomstreden theorie, een slordige 700 jaar geleden het haaf (hof) van een presic (proost, een hoge RK ome), en zo is het gekomen. Proost!

Ben ik dan nooit eerder in Winkelcentrum Presikhaaf geweest? Jawel, in de 90’s; ik herinner me nog, hoe afgebladderd het eruit zag. Vandaag de dag heeft het niet eens een werkende website, wat weinig goeds belooft. Maar die ene keer dat ik er was, kwam ik per trolleybus; op station Arnhem Presikhaaf ben ik echt nooit eerder uitgestapt.

Dat station ligt aan de spoorlijn Arnhem – Zutphen,  werd geopend op 28 september 1969 en heeft dus onlangs een jubileum gevierd dat onopgemerkt voorbij is gegaan. Er zijn wel eens stemmen opgegaan om het station te verplaatsen naar de spoorlijn naar Zevenaar; het ligt net voorbij de splitsing.

Het station had een verre voorganger die rond 1900 enige tijd op dezelfde plek gestaan heeft. Die heette toen Stopplaats Plattenburg. Aan dezelfde spoorlijn had je tussen hier en Dieren verder ooit ook nog de stations Café Unie, Hotel Naeff en Hotel Den Engel. Misschien kon je ooit wel een complete kroegentocht maken per trein. In Hotel Naeff in het hart van Velp vierde de spoorwegdirectie vroeger regelmatig feestjes en dat zal de reden geweest zijn dat er een station, of in ieder geval een stopplaats was. Opnieuw: proost!

Station Presikhaaf ligt op 500 meter ten zuidwesten van de Hogeschool Arnhem Nijmegen (HAN) en even ver ten noordwesten van het al genoemde winkelcentrum. Het wordt minimaal bediend, met één stoptrein Wijchen – Zutphen per halfuur. Dat het nog bijna 3000 passagiers per dag trekt, zal te danken zijn aan de studenten van de HAN. Het verbaast me dan ook niks, dat ik op deze zaterdagmiddag vrijwel de enige uitstapper ben.

Dit voortijdige winterweer vraagt om veel foto’s en weinig tekst.

 



Insula Dei


Aan de rand van landgoed Angerenstein staat verzorgingstehuis Insula Dei (het eiland van God). Er wordt op die landgoederen altijd kwistig gestrooid met Latijn. De naam Rosorum die ik ook ergens op de plattegrond van Arnhem zag staan, intrigeert me. Iedere brugpieper van het Gym weet toch dat dat Rosarum moet zijn, dat is echt les één. Rosarum betekent: van de rozen, en Rosorum dan: van de mannetjesrozen??



Op Angerenstein ontspringt de Julianabeek, een spreng, een door mensenhand aangelegde beek, gevoed door een bron. Bij de bouw van de statige woonwijken die je verwacht rond zo’n park, is de beek onder de grond verdwenen. Maar onlangs is hij weer opgegraven, na een initiatief van buurtbewoners.

 

Huize Angerenstein kende vele bewoners, sinds 500 jaar geleden de familie Van Angeren er resideerde. De beruchtste waren ongetwijfeld de nazi-kopstukken die tijdens de Bezetting vanuit dit huis de provincie Gelderland bestuurden.









Park Klarenbeek is de naamgenoot van een dorp tussen Apeldoorn en Arnhem. Het 70 ha grote park bestaat uit stukken bos en een groene, mild glooiende vallei. Op het eerste gezicht denk je te wandelen in een stuk ongerepte natuur, maar er zit wel degelijk een plan achter. In het midden van de 19e eeuw is het aangelegd in Engelse landschapsstijl.

Als een paparazzo volg ik – nergens om, zomaar; ze zijn bij mijn weten geen BN’s – een echtpaar met honden, totdat ze een stipje in de verte zijn, op het pad. Ze hebben niets in de gaten.

Daarbij schijn ik dan wel weer eens de juiste koers kwijtgeraakt te zijn. Ik dacht dat ik dat nu de Galgenberg zo langzamerhand zou bereiken en daarna Moscowa, waar ik vooral nieuwsgierig ben naar het ‘schijndodenhuisje’. Ik heb op een mooie zaterdagmiddag als deze toch een ook voor mezelf onbegrijpelijke hang naar het lugubere.

Maar ik zal er niet komen. Ik pak nou de app er maar weer eens bij en blijk helemaal aan de andere kant te zijn van Klarenbeek. In een kringetje ben ik bijna weer teruggelopen naar station Presikhaaf.

Ik kan Leiderdorp niet langer laten wachten. Ik doe nu maar wat Arnhemmers ook graag doen: Moscowa nog een poosje uitstellen. Terug naar het station en, omdat de trein net weg is, door naar de halte van trolleybus lijnen 5 en 6.

 

Maar hier lijn 1, Velp – Oosterbeek, op de Velperweg…

 

.. en hier lijn 7, Geitenkamp – Rijkerswoerd, op de Rosendaalseweg.




Ede-Wageningen op de schop

De zaterdag daarop, 16 november, ben ik op weg naar Deventer voor een bezoekje aan de dynastie Mensonides. Tevens is het die novemberdag die ook in deze rubriek elk jaar terugkeert: Zwartepietenzaterdag; de intochten, met de tegenwoordig daarbij behorende demonstraties en schermutselingen.

Nou komt de Sint in Deventer pas over 2 weken aan. Waarom zo laat? Dat is altijd zo. Dat is tra-di-tie!! En die man kan ook niet op 2 plaatsen tegelijk zijn, toch?

Dus ik kan met een gerust hart naar Deventer. Maar bedenk vrijdagavond ineens met schrik dat de Nationale Intocht dit jaar in Apeldoorn is, per stoomtrein in plaats van per stoomboot, want er is bij Apeldoorn nog steeds geen zee (dat komt nog wel, in de loop van de eeuw). Toch een breuk met de traditie; daartoe is best bereidheid, zoals blijkt.

Ik heb geen zin om terecht te komen in de Sinterklaasdrukte en al helemaal niet in de veldslag die, als ik de scheldpartijen en bedreigingen links en rechts op Twitter lees, wel zal uitbreken. Omreizen via Zwolle, liever, maar de Hanzelijn is gestremd. Een omtrekkende beweging via Arnhem dan; dan kan ik meteen een plaatje schieten van een compleet vernieuwd station Ede-Wageningen.

 


Nou, dat station is aardig opgeknapt sinds de laatste keer dat ik er kwam, zeg!, en dat is nog maar een paar weken geleden. Fraai, die toren! Echt een blikvanger, in plaats van zijn nogal onopvallende voorganger. En kwiek werk!

Onzin, nepnieuws, dit is maar een plaatje van hoe het gaat worden; een plaatje dat ik fotografeerde in de onderdoorgang voor voetgangers. Het hoort bij een plan voor de Spoorzone Ede dat al een paar jaar geleden van de tekentafel is gekomen. De uitvoering wacht op een aannemer die er mee aan de slag wil gaan; de aanbesteding is al een keer mislukt.

Aanleiding tot de vernieuwingsoperatie is de invoering in de nabije toekomst van ETMET, Elke Tien Minuten Een Trein, op het traject Utrecht – Arnhem, in navolging van Amsterdam - Eindhoven. 6 IC’s per uur, tegen 4 nu, en 6 Sprinters. Dat laatste snap ik niet helemaal: stopt er straks elke 10 minuten een trein op Wolfheze en Oosterbeek?

Hoe dan ook: voor ETMET moet het aantal perronsporen op Ede-Wageningen uitgebreid worden van 3 naar 5. Verder komt er een nieuwe fietsers- en voetgangerstunnel onder het spoor door, een P&R-terrein voor 500 vierwielers en stallingsruimte voor maar liefst 8000 fietsen.

Het huidige station is het derde dat op die plek staat. De eerste versie werd gebouwd in 1845. Dat was het jaar dat de Rhijnspoorweg Amsterdam – Utrecht – Arnhem in gebruik werd genomen; de tweede spoorlijn in Nederland, na de Oude Lijn.

Het station lag 2 kilometer ten zuiden van het minuscule dorpje dat Ede toen was en 8 km ten noorden van het plattelandsstadje dat Wageningen toen was. Gedurende het eerste jaar stapten er gemiddeld 28 passagiers per dag in een trein op dit station in de rimboe. Tegenwoordig ligt het midden in de agglomeratie Ede- Bennekom – Wageningen en trekt het 18.000 in- plus uitstappers per dag (exclusief de Valleilijn). De streek is groot geworden door ENKA (zie hierboven), de Landbouwuniversiteit en ook wel de trein, denk ik.

Het huidige station werd geopend in 1984 en was voor die tijd hypermodern, maar nu echt wel wat gedateerd. Oh, het heeft alles wat het hebben moet, overvloedige (vette) catering, bloemenstal, 2 huurlocaties voor OV-fietsen. Maar de boel is hier wel een beetje verrommeld, met bijvoorbeeld overal die trossen fietsen; een wat akelig ook, hier en daar, met die onherbergzame onderdoorgangen.

Utrecht – Arnhem is een spoorlijn van adel, met 3 stations met een dubbele naam: Ede-Wageningen, Veenendaal-De Klomp en Driebergen-Zeist. Dat laatste station verkeert al heel erg lang in een verbouwingsoperatie. Ik kom er binnenkort op terug.            

Overigens: we weten het vanmorgen nog niet, maar de Zwartepietenzaterdag zal vrij rustig verlopen. Wat scheldpartijen, een handjevol arrestaties, posters met een nazi-Sinterklaas; OK, vervelend, allemaal. Maar dooien zijn er niet gevallen. Gelukkig wordt de soep in werkelijkheid niet zo heet gegeten als hij op Twitter wordt opgediend.

Frans Mensonides
25 november 2019
Er geweest: Middelburg: zaterdag 2, Arnhem: zaterdag 9 en Ede: zaterdag 16 november 2019





Tilburg Reeshof, het station en de wijk



Tilburg Reeshof


Bossen met herfsttinten, daar wil ik er nog wel wat meer van zien. Tilburg is er ruim in gesorteerd. Ze liggen daar bijna midden in de stad, een aaneengesloten zone: het Reeshofbos, de Oude Warande, het Wandelbos. De eerste was een productiebos; de laatste twee zijn parken, aangelegd in voorbije eeuwen. In de 20ste hebben ze de stad er netjes omheen gebouwd: het universiteitje, de grote nieuwbouwwijk Reeshof.

Ik ben op weg naar het station van die naam dat een kilometer of 7 ten westen ligt van Tilburg Sec. Het is weer eens slalommen om de stremmingen heen. Er is er een tussen Den Haag en Rotterdam. Ik kan in Tilburg komen via Schiphol en ’s-Hertogenbosch en kies voor die omtrekkende beweging.

Dan hoef ik niet eens over te stappen op Schiphol; alleen in Den Bosch. Vanuit Leiden Centraal rijdt er vandaag de hele dag een rechtstreekse IC via Schiphol, Den Bosch en Eindhoven naar Venlo. Normaliter gaat die trein op zondag de hele dag en op zaterdag na 20:00 uur en begint hij in Dordrecht; Dordt-Venlo met een enorme slinger, reistijd 3:19 uur. Dat is misschien al jaren zo, maar ik heb het laatst pas ontdekt in het spoorboekje. Tussen Dordrecht en Duivendrecht rijdt hij in het pad dat doordeweeks gereserveerd is voor de IC’s Dordrecht – Lelystad.

In ´s-Hertogenbosch stap ik over op de eindeloos lange Sprinterlijn Arnhem – Dordrecht. En ik stap uit op Tilburg Reeshof. Dat station uit 2003 staat niet op mijn bucket-list want ik ben er al eerder uitgestapt. Dat was in 2005, de allereerste aflevering van een nieuwe reeks na een sabbatical dat ik had genomen, als je een sabbatical kunt nemen van een hobby. Ik heb me toen in 2005 voorgenomen om zo nu en dan weer eens een stukje over OV te schrijven, als ik tijd zou hebben…

Alleen die lange Sprinter Arnhem - Dordrecht stopt op station Tilburg Reeshof; elk halfuur. Het station ziet de IC’s Eindhoven – Den Haag Centraal en Zwolle – Roosendaal voorbij rijden.

Aan de overkant staan enkele reizigers kouwelijk op de warme trein richting Arnhem te wachten. Ha, daar komt hij aan; lampen naderen in de verte.  Nee, teleurstelling, het is maar een goederentrein, want ook die rijden hier. Een opvallend cilindrische goederentrein, waar ze toch meestal blokkerig zijn.






Daarachter hopen de wachtenden dan de Sprinter te zien. Maar die verschijnt niet. Volgens de app van NS gaat dat niet meer gebeuren ook; hij is vervallen. De wachtenden hebben dat nu ook bemerkt. Een gezin druipt af naar een geparkeerde auto, waar ze de rit nu maar mee gaan maken. Ben je wekenlang doofgetoeterd met stikstof- en 100-kilometer-per-uur-discussies; besluit je dan de trein maar eens te proberen die de wereld moet redden van de ondergang, en dan komt hij niet opdagen. Ik voel met ze mee.

Langs een ´vogelasiel´ en door een winkelcentrum loop ik naar het uitgestrekte wijkpark Reeshofpark. Reeshof is een plezierige groene buurt, waar je zo vanuit je doorzonwoning de parken en bossen in stapt.

Het zou dit weekend iets minder fris en kil worden dan de afgelopen week. En de zon zou er in de loop van de middag doorkomen. Maar het is opnieuw guur en donker.

Als ik nou een pesterige bui had, zou ik naar weer- en klimaatman Gerrit Hiemstra twitteren: ‘Waar blijf je nou met je opwarming-van-de-aarde?’ Niet dat dat ergens op slaat, maar hij kan er zo lekker kwaad om worden! In twitter-contacten met opponenten in het klimaatdebat vergeet hij soms compleet zijn waardigheid als wetenschapper en scheldt, fulmineert en blockt er vrolijk op los.

Ik heb hem nog eens, oprecht begaan met zijn lot, geadviseerd om een training effectieve communicatie te gaan volgen. Gelijk hebben en gelijk krijgen zijn per slot van rekening 2 heel verschillende dingen. Daarna weinig meer van hem gehoord. Hij zal me toch ook niet geblockt hebben? Sommige mensen zijn niet te helpen.

Dat (a)sociale medium Twitter werkt wel rottigheid in de hand, als je niet uitkijkt. Ik zit er nu een jaar of 8 op, en zie het de laatste tijd toch knap verloederen. Het was door de makers oorspronkelijk bedoeld om iets te laten zien van je dagelijks leven: het zoet van een mooie zonsondergang, het zuur van een chagrijnige maandagmorgen, het mooi en het lelijk dat inherent is aan het bestaan.

Maar de laatste jaren functioneert Twitter steeds vaker als een uitlaatklep van - meestal extreme - meningen. Er zijn tegenwoordig steeds meer twitteraars die alleen maar een mening hebben en steeds minder die daarnaast ook nog een leven hebben (het laatste overeenkomstig de oer-doelstelling van Twitter, dus).

Die meningen worden onderbouwd met nepnieuws, daar feiten ook maar meningen zijn, en met pseudowetenschap, daar wetenschap ook maar politiek is. Feitelijk hebben die twitteraars geen meningen maar zijn het eerder dogma’s. Ze dienen niet als aanzet tot een open discussie, maar alleen om twitteraars met andere dogmata te verketteren en soms zelfs kreupel of dood te wensen, toe maar!

Ik vraag me vaak af wat er in gewone, normale, nette en sociale mensen vaart, als ze achter een toetsenbord plaatsnemen en onder een schuilnaam op Twitter inloggen. En of ik er zelf nog wel op moet inloggen. Steeds vaker betrap ik me op de gedachte: kan ik in plaats daarvan niet weer eens een goed boek gaan lezen, een roman desnoods, zoals vroegâh, toen er nog geen Internet bestond? Maar tot zo´n wel erg drastische maatregel heb ik nog steeds niet besloten.

En ja hoor, een kilometer verder, in het winkelcentrum Heyhoef, stuit ik ook weer op zo’n heikele kwestie: een sinterklaasintocht. Ik heb het niet opgezocht; ik wordt ermee geconfronteerd.

Ook hier in Tilburg zie ik een aanpassing van de traditie. De Zwarte Pieten lopen te rammelen met collectebussen voor een of ander goed doel. Waar ze normaliter uitdelen, willen ze hier ontvangen.

Maar op de dag dat je dit leest is Sinterklaas het land al weer uit, en daarmee de discussies die ermee gepaard gaan. Nu kunnen we ons opmaken voor die van kerst en nieuwjaar.

Mijn traditionele ‘Midwintergroet’ (hieronder die van 2018) op de kortste dag durf ik bijna ook niet meer te twitteren. Ik ben bang dat ik dan meteen geplaatst wordt onder degenen die de kersttraditie om zeep willen helpen en daarmee een knieval maken voor islamterroristen. Maar dat wil ik helemaal niet. Ik heb alleen een pesthekel aan kerst en nieuwjaar, en aan de daarbij behorende, doorgaans buitengewoon smakeloze, wenskaarten. Ik stuur al meer dan 10 jaar Midwintergroeten; ook traditie, zo langzamerhand. 



Archief De digitale reiziger (2018)

10 bomen per Tilburger

Het Reeshofbos, een kleine halve km2 groot, is aangeplant in de jaren 20 van de 20ste eeuw en daarmee veel ouder dan de wijk Reeshof die uit de 80's en 90´s dateert. Het ligt op voormalige heidegrond, en diende ooit voor commerciële houtproductie: grove den om de mijnen van Limburg te stutten, lariks voor de steigerbouw, Douglassparren voor… dat staat er niet bij op het infobord; voor alles wat van hout gemaakt wordt, vermoed ik. En daarnaast ook Amerikaanse eiken de al heel snel de overige bomen gingen verdrukken (ik zou nu een opmerking over de USA kunnen maken) en snel gekapt werden.

Bij grove dennen passen grove schattingen. Ik schat grof, dat er in deze boszone in West-Tilburg in totaal 10 keer zoveel bomen staan als Tilburg inwoners telt. Dat geldt ook voor alle bomen van Nederland, pakkemvast 170 miljoen, 10  per Nederlander. Maar voor een grote stad is deze verhouding toch vrij uitzonderlijk.

Tegenwoordig is het Reeshofbos een recreatiebos dat, volgens hetzelfde informatiebord, de laatste jaren een gezonde toename van het aantal kinderen heeft gezien. Kinderen gedijen op deze grond blijkbaar even goed als bomen. Basisschoolleerlingen hebben hier ook bomen aangeplant en hebben in 2012 een ´les-kist´ (van Douglas-hout?) ontvangen over het boswezen.

Het is hier sowieso aangenaam toeven, ook al ken je het verhaal over die bomen niet en kun je geen kastanje van een eik onderscheiden. Ik kruis de Burgemeester Baron van Voorst tot Voorstweg, wat nu nog de op 3 na de langste officiële straatnaam in Nederland is. Maar over 2 weken zal hij een plaatsje zakken, na onthulling van een 2,60 meter lang straatnaambord in Duiven.

Ik hoor van tijd tot tijd geraas van treinen, in plaats van het gezoem en gedreun van een autoweg dat je in Nederland meestal hoort in wat we zo graag ‘de natuur’ noemen.







Bij de spoorovergang op de foto loop ik de Oude Warande binnen, een sterrenbos. Dat is een park met een centrale open plek in het midden waarvandaan stersgewijs paden naar de randen lopen. Veel van die paden zijn vanmiddag afgezet met rood-witte linten – waar je straffeloos overheen en onderdoor kunt stappen. De wind waait stemmen uit een geluidsinstallatie vanuit de verte naar waar ik sta.

Nu klinkt er ook harde muziek, met als akkoordenschema bonka-bonka-bonka-bonk. Hè, het was net nog zo rustig in dit bos…. Wat is er aan de hand? Ik zie het even verderop: de Warandeloop. Vandaag is die voor joggers, fietsers en Nordic walkers (met van die prikstokken, waarmee ze onderweg ook nog papiertjes kunnen rapen). Morgen komen de wedstrijdsporters aan de beurt.

Ik stuit op een EHBO-post, waar met mountainbikes uitgeruste eerste helpers klaarstaan om uit te rukken. Behalve een enorme verbandkist hebben ze ook een AED bij zich om in geval van nood een reanimatie te kunnen uitvoeren. Mijn opschrijfboekje maakt AEX van AED, maar als je een AED nodig hebt, doet de AEX er op dat moment even geen ziertje toe.

Zo’n AED lijkt me beslist geen overbodige voorzorgsmaatregel, als ik sommige hoogbejaarde joggers voorbij zie sjokken, volkomen uitgewoond, met de kin bijna op de knieën. Als ze een spreekwoord proberen uit te beelden, moet dat wel ‘Hardlopers zijn doodlopers’ zijn.

Ik voor mij prefereer een stevige wandeling om fit te blijven. Elke dag, zin of geen zin, weer of geen weer, loop ik minstens een uur in flink marstempo. Beter dan prestatielopen tegen de pijngrens aan.

Zo been ik ’s avonds vaak langs een fitnesscentrum bij mij in de buurt. In een enorm glazen terrarium zie ik dan mensen zich afbeulen op allerlei inventieve martelwerktuigen die wel uitgevonden moeten zijn door diep verdorven sadisten. Voor het pand staan altijd rijen auto’s en scooters. Ik denk dan: als die lui nou eens zouden komen lopen naar de sportschool, dan hoefden ze helemaal niet meer naar een sportschool.

Ik wil verder wandelen en duik daartoe gewoon onder het afzetlint door, zonder dat de aanwezige officials daartegen protesteren. Nu ga ik de spoorbaan volgen, die me ooit bij station Tilburg Universiteit moet brengen.

 




Driebergen-Zeist



Op dat station pak ik die lange boemellijn naar Arnhem, en blijf ook tot Arnhem zitten, want daar hebben ze zo’n gezellige Stationshuiskamer, annex VVV en kaartenloket.

Ik beloofde ergens hierboven foto’s van het station van adel met dubbele naam Driebergen-Zeist. Hier zijn ze. Ja, het is al donker. Die ene met daglicht is een archieffoto uit de herfst van 2017, toen het busstation aan de noordzijde (de Zeisterzijde) al gereed was. Kort daarna werd ook de autotunnel onder het spoor door in gebruik genomen, op de plek waar tot dan toe de spoorbomen over de Hoofdstraat een kleine 20 keer per uur dicht zaten.

Maar nu zijn we 2 jaar verder, en het station is nog steeds niet af. Net als Ede-Wageningen moet het geschikt gemaakt worden voor ETMET (Elke 10 minuten 1 trein). Het gaat van 3 naar 4 sporen; 2 eilandperrons. Er ligt nog altijd een houten loopbrug over de sporen heen met een ijzingwekkende, afschrikwekkende trap. Gelukkig is er ook een lift.

Aan de zuidkant, de Driebergse zijde, komt zo te zien een Kiss & Ride en een taxistandplaats. En er is aan die kant een parkeergarage als een torenflat. Ik heb in 2000 een zeer blauwe maandag gewerkt in het (inmiddels opgeheven) gemeentehuis van Driebergen en daar hoorde ik iedereen altijd klagen over gebrek aan parkeerplekken bij het station. Dat is tenminste opgelost.

Het officiële openingsfeest voor het vernieuwde stationsgebied staat gepland voor ergens in 2021.

De Tilburgse Warande zie ik de volgende dag terug op de tv in Studio Sport. Zondag wordt hier de Warandeloop voor wedstrijdsporters gehouden. ´Hee, daar heb ik gisteren zelf nog gelopen!´, roep ik enthousiast - tegen niemand in het bijzonder; ik woon alleen en heb geen visite.

Dat is toch ergens één van de redenen waarvoor je dat reizen doet: om te kunnen zeggen: ’Daar heb ik zelf nog gelopen…’

Frans Mensonides
8 december 2019
Er geweest: zaterdag 23 november 2019




Dagje Nunspeet





Nunspeet, op de Veluwe, aan de spoorlijn Amersfoort – Zwolle, daar dineer ik regelmatig aan het eind van een treinzaterdag. Maar verder kom ik er zelden *). Daar gaat vandaag, de laatste dag van de meteorologische herfst, verandering in komen.

Er is genoeg te zien in het dorp en de omgeving. Ik maak zelfs een hele dagtocht van Nunspeet: wandeling naar het Zandenbos en de Zandenplas, een rondje door de wijk die in de volksmond Belgenkamp heet – waar een geschiedenisverhaal aan vast zit – en het Noord-Veluws Museum.

*) maar wel die ene keer van het Hulshorster Zand; brandend zand en nergens WiFi.

Op Utrecht Centraal hoor ik iets omroepen over een wisselstoring tussen Amersfoort en … laat het alsjeblief niet Zwolle zijn, smeek ik; meteen al m’n hele dag naar de knoppen! Nee, opluchting: het is Apeldoorn maar. Ik heb er straks geen last van. Ja, reizigers die naar Apeldoorn willen wel, ja, dat is een feit en ik kan er niets aan veranderen.

Bij een koffiekiosk in de hal krijgen 2 meisjes, wel erg jonge bediendetjes, van de bazin op hun kop omdat de schappen bij de kassa bijna leeg zijn. Daar horen koeken en broodjes verleidelijk voor de grijp te liggen. ‘Jullie moeten het veel en veel eerder aangeven als de voorraad op is!’ Braafjes knikken ze van ja.

Die 2 schapen van de schappen zijn naar mijn schatting niet veel ouder dan 11; ze zitten nog niet eens in de brugklas. Het lijkt wel of zulke kinderen met het jaar jonger worden, naarmate ik zelf met het jaar een jaar ouder word. De bazin die het standje heeft uitgedeeld, is wat rijper van jaren; misschien al wel bijna 18. ‘Ja, ik ben nu coördinator!’ zegt ze trots tegen een klant die zij kent, die het tafereel aanschouwd heeft.

Ik maak me met mijn koffie uit de voeten naar de ‘Buurtsporen’ waar de Sprinter naar Zwolle klaarstaat. Die ouwe DDAR-dubbeldekkers, waar de Veluwenaars zo genoeg van hadden, zijn in de loop van dit jaar vervangen door modernere treinen.

Maar is dit nou een FLIRT of een SNG (Sprinter Nieuwe Generatie)? Die lijken wel erg op elkaar, op het eerste gezicht. Ik moet het helemaal nazoeken. Zijn nummer begint met 23. SNG’s, die  hebben  nummers die beginnen met 23, 27 en 30; FLIRT’s met 22 en 25. En nummers van een SLET zonder toilet ofwel een SLT zonder plee beginnen met 24 of 26.

Ware treinspotters letten niet eens op die nummers, die letten op heel andere kenmerken. En ik merk pas echt dat ik in een SG zit als ik neerplof op een van die keiharde stoelen die niets meegeven.

Zonovergoten vergezichten op weiden en bossen ontrollen zich zodra de trein Amersfoort voorbij is. Na een week van aanhoudende regen is er vannacht nachtvorst geweest en schijnt nu de zon overvloedig. Een pracht van een dag! Ik heb ooit wel eens geroepen dat je de laatste weken van het jaar, met zijn meestal chagrijnige weer en altijd chagrijnige feesten, eigenlijk zou moeten kunnen overslaan; een winterslaap houden. Maar deze luisterrijke dag had ik toch voor geen goud willen missen.

 

 


Over een uur of 5 zal de maan door de bomen schijnen, maar nu doet de zon dat door de mist én door de bomen.

 

Zandenbos


De bebouwde kom van Nunspeet ligt grotendeels ten noorden van het spoor. Even ten zuiden ervan begint ‘de natuur’, in Nunspeet bezongen door de dichter Rutger Kopland (op archieffoto uit 2014). Daartussenin is nog een strook waarin van alles te doen is.

Meteen achter het station heb je een 30 meter hoge uitkijktoren (die gelukkig gesloten is in de winter, zodat ik niet in de verleiding kom om hem te beklimmen), het Veluwetransferium en een bezoekerscentrum.

Ik volg de wegwijzers naar het Zandenbos en de Zandenplas. De weg daarheen loopt parallel aan de spoorbaan, op een paar hectometer afstand. De Sprinters naar Zwolle stoppen om 15 en 45 op Nunspeet; die naar Amersfoort 2 minuten eerder. IC´s hoor je langs Nunspeet denderen en kun je spotten om 24 en 54 (richting Zwolle) en om 04 en 34 (richting Amersfoort), als ze echt scherp op tijd zijn.




Je hebt hier een golfbaan, het grote, luxueuze hotel Vennendal, restaurant Nuwenspete, en BMN Bouwmaterialen voor onder andere Douglashout om op de zaterdag mee te klussen. 14 dagen geleden had ik nog nooit van Douglashout gehoord, maar dit is nu al de tweede keer op deze pagina dat die term valt.

Ik zie ook schattige kabouterhuisjes op het villaparkje Schorsendal, ook voor een schattig prijsje, vermoedelijk; er staat er geen een op Funda, maar ik geef ze wel een ton of 4 k.k.. Ook zijn hier de nodige campings en een paar bouwsels waarvan ik niet durf te zeggen of het grote caravans zijn of kleine tiny houses.

Nunspeet of Nuwenspete betekent zoveel als: nieuwe ontginning. ‘Nun’ was nieuw in het Oudnederlands en ‘speet’ komt van spitten, wat je sowieso moet doen als je nieuwe grond wilt ontginnen.


Na een ruim halfuur wandelen kom ik in het Zandenbos waar – een hoop bomen staan, dat hoef ik eigenlijk niet te vermelden – en waar omgezaagde bomen voorzien zijn van een nummer. Die nummers zijn erop gezet nadat de boom al omgezaagd was. Dr. Watson had dat vermoedelijk niet kunnen bevroeden, maar Sherlock Holmes zou het meteen doorgehad hebben. Maar waarom staan er nummers op? Om ze te kunnen verkopen? ‘Ik wil stam nummer 4 hebben voor in mijn open haard’; zoiets.

Die omgezaagde bomen koesteren zich in de zon en er komt damp uit, een soort vage mist; ik heb het nooit eerder gezien en het is niet goed te fotograferen.

Uiteindelijk kom ik uit bij de Zandenplas, populair in de zomervakantie er verlaten in de winter. De plas ziet eruit als een zandwinningsplas en dat is hij ook: in de jaren 60 uitgegraven voor het talud van de rijksweg A28 die er achterlangs loopt.




Ik steek het spoor en een drukke provinciale weg over en beland in het volgende hoofdstuk:

 

‘Belgenkamp’

 




Foto’s overgefotografeerd van informatiepanelen aan de Eperweg

Vluchtoord Nunspeet, in de volksmond: het Belgenkamp, was ruim 100 jaar geleden een opvangkamp voor Belgen die het oorlogsgeweld in hun vaderland ontvlucht waren. Een stuk geschiedenis waarvan weinig meer zichtbaar is in Nunspeet, behalve dan op enkele informatieborden en monumenten. Het kamp, dat bestond van eind 1914 tot begin 1919, heeft plaatsgemaakt voor een rustige uitbreidingswijk met villa’s en rijtjeshuizen. De straten dragen de namen van Belgische vorsten en vorstinnen.

In de nazomer van 1914 brak de Eerste Wereldoorlog uit en werd België onder de voet gelopen door het Duitse leger. Nederland wist ternauwernood neutraal te blijven. Niet minder dan een miljoen Belgen vluchtten naar Zuid-Nederland. Steden als Bergen op Zoom en Roosendaal zagen hun inwonertal verveelvoudigen. Wie het tegenwoordig heeft over een ‘tsunami van vluchtelingen’ zou zich die invasie van 1914 eens moeten voorstellen…

900.000 Belgen keerden na een paar maanden in arren moede terug naar hun bezette vaderland. Daarbij werd door de Nederlandse autoriteiten soms zachte, en soms ook wel harde dwang uitgeoefend. Gedeserteerde militairen gingen vanzelfsprekend niet naar huis– ze zouden de kogel gekregen hebben – en belandden in NL in kampen met een militair regime.

Sommige burgers onder de 100.000 blijvers wisten in Nederland een baan en een huis te bemachtigen. Anderen werden voor de duur van de oorlog ondergebracht in in allerijl gestichte vluchtelingenkampen.

Zoals in Nunspeet, op dit 25 hectare grote terrein op zo’n 2 km ten oosten van het dorpscentrum. De burgemeester had aan de provincie Gelderland geschreven dat er in zijn gemeente ‘onafzienbare heidevlakten’ waren, waar ‘een onmetelijk aantal’ Belgen gehuisvest zou kunnen worden. Het lijkt een echo-vooraf van Angela Merkels onverschrokken ‘Wir schaffen das’.

Er kwamen uiteindelijk 7000 Belgen, meer dan dubbel zoveel als er autochtonen in Nunspeet woonden. Het waren niet de meest verfijnde Belgen. Veel misdadigers, die werden ingesloten in een kamp binnen het kamp.  En prostituees uit Antwerpen die ook in een apart hoekje van het Vluchtoord werden ondergebracht.

Er was een kerk met RK-priesters; er was een ziekenbarak en zelfs een bioscoop. En er werden kinderspelen georganiseerd. Maar op de foto kijkt geen een van die kinderen echt blij.

De hygiënische omstandigheden in de Belgenkampen waren abominabel. In 1915 stierven er in het Nunspeetse kamp 264 kinderen door een epidemie.

Onder de Nederlanders klonk steeds meer gemurmureer over de aanwezigheid van de Belgische vluchtelingen in ons land. Veel Nederlanders leden zelf gebrek: voedsel was op de bon aan het einde van WO I.

In november 1918 zwegen eindelijk de wapens. De Belgische vluchtelingen keerden niet lang daarna terug naar hun vaderland. Nederland werd niet echt overstelpt met dankbetuigingen voor hun verblijf. Wat nogal verkeerd was gevallen bij onze zuiderburen: Nederland was weliswaar neutraal gebleven in de oorlog, maar de Nederlandse wapenfabrikanten hadden flink verdiend aan leveranties aan de Duitsers. Bij een internationale vredesconferentie eiste België zelfs Zeeuws-Vlaanderen op ter compensatie van het oorlogsleed. Maar die vlieger ging niet op; de Belgen vingen bot bij de grote mogendheden.

 Een tijd om zo snel mogelijk te vergeten. Maar ook zulke tijden moeten uiteindelijk in het geschiedenisboek en op informatietableaus verschijnen.

 


De ‘Belgenkamp’ met op de achtergrond de plattegrond van nu. Informatiebord op de hoek Fabiolalaan / Leopoldlaan.

 


Het stratenpatroon in de huidige wijk doet in niets meer denken aan dat van toen, voor zover het ‘Belgenkamp’ al straten had. Het is nu een doorsneewijk. Net als overal in het land staan er in de nadagen van de herfst bladkorven opgesteld en is op zaterdagmiddag het geronk te horen en de benzinewalm te ruiken van bladblazers. Een man staat er op de stoep voor zijn huis fanatiek mee te zwaaien; de hele wijk kan ervan meegenieten. Pak toch, net zoals vroeger, een hark, stomme hark!

Wanneer worden die smerige krengen eindelijk eens verboden voor mensen met een erf, kleiner dan 250 are? En wat drijft mannen om ze al in augustus aan te schaffen en dan de dagen af te tellen op de kalender dat het eerste blaadje gaat vallen? Vrouwen zie je er nooit mee. Hoe dat zo komt? Ik durf het niet met zekerheid te zeggen, maar mijn gedachten gaan uit naar Freud en fallische symbolen.

 

 Noord-Veluws Museum

Bij zo’n naam denk je aan een streekmuseum met klederdrachten, oude schoolfoto’s, stenen vuistbijlen, een mammoettand pronkend in een vitrine, plus uit inboedels van overledenen afkomstige dorsvlegels en ander oudroest. Ik heb veel van zulke musea gezien, overal in den lande, en ik kick er bijna op. Maar in Nunspeet wordt uit een geheel ander vaatje getapt. Het in een nieuw wijkje gevestigde museum herbergt vooral schilderijen uit de tijd dat Nunspeet zich kunstenaarsdorp mocht noemen.

Niet toevallig begon die periode kort nadat in 1863 de Centraalspoorweg Utrecht – Kampen was geopend en Nunspeet een station aan die lijn had gekregen. Tientallen kunstenaars uit de grote steden in het westen kwamen uit het station gestroomd met schildersezels, kwasten, tubes en al, om en plein air te doen wat ik vanmorgen deed: het landschap vastleggen.

Het moderne, fonkelnieuwe museum viert dit jaar (t/m de idus van maart 2020) zijn eerste lustrum met een tentoonstelling die als het ware een reünie is van een uit 1913. Het kunstgenootschap Pictura Veluvensis organiseerde toen in Nunspeet ook een schilderijententoonstelling, en alle exposanten van toen zijn nu hier opnieuw bijeengekomen. Niet in persoon, uiteraard, want het leven duurt veel korter dan de kunst, zoals de oude Romeinen al zeiden. Maar hun werken zijn nu weer onder één dak herenigd.

Er heerste in 1913 een groot optimisme onder kunstenaars. Maar die lazen dan zeker nooit kranten. Wie dat wel deed, had heel goed in de gaten dat het een kwestie van tijd was voordat er een verschrikkelijke oorlog zou uitbreken. Toch was het in 1913 onvoorstelbaar en onvoorspelbaar dat Nunspeet een jaar later een Belgenkamp zou hebben, naast een kunstenaarskolonie.

Zowel de tentoonstelling als de vaste collectie bestaat grotendeels uit schilderijen met Veluwse landschappen. Twee daarvan had ik graag als Midwintergroet geplaatst, als ik ze daarnet had kunnen fotograferen. Als het de komende maanden nog gaat sneeuwen, kom ik terug naar de Veluwe.

 


Edzard Koning (1869-1954), Smeltend sneeuw in de avondzon, z.j. (linksboven)

Edzard Koning (1869-1954), Boerin met hiep in de sneeuw. (rechtsboven)
De hiep is dat hakmes in haar hand. ‘Hiep’ betekent ook: hypochondrisch. Ik zelf ben nogal eens hiep. Maar kende dat woord niet. Douglashout, hiep (1) en hiep (2), 3 nieuwe woorden aan mijn vocabulaire toegevoegd in één aflevering!

Verder In de loop van mijn bezoek merk ik wel dat ik enigszins blasé ben geworden van Veluwse landschappen, na ze eerder op de middag ook al in het echt gezien te hebben. Nog twee schilderijen vielen me speciaal op, het eerste omdat er een gelukkig voorbije vorm van openbaar vervoer op afgebeeld staat, het tweede omdat die twee mensen zo’n afgetobde indruk achterlaten. Narigheid levert vaak toch boeiender kunst op dan pastorale idyllen…

Anton Smeerdijk (1885-1956), Man en vrouw met kind aan de hand, in trekzeel, ca. 1913-1914. (linksonder)
Trekzeel; ook nooit gehoord voordat ik dit museum binnenliep. Pointillistisch schilderij met een trekschippersgezin onder beroerde arbeidsomstandigheden. Trekschuiten, die moeten in 1913 toch ook al beschouwd zijn als niet meer van deze tijd.

Wim de Groot (1887-1956), Op weg naar huis, 1916 (rechtsonder)

 


Hotel de Roskam in het hart van Nunspeet, in het begin van de 20ste eeuw vaak het decor van tentoonstellingen.

 En daarmee zijn we aan het einde gekomen van de herfstaflevering van Beminde Zaterdag. Deze rubriek hoopt terug te keren in januari twintig-twintig!

Frans Mensonides
13 december 2019
Er geweest: zaterdag 30 november 2019





Lees verder in deel 31 > > > > >

© Frans Mensonides, Leiden, 2019