‘Beminde
zaterdag’ is een rubriek over treinreizen op die dag met mijn
Weekend Vrij. De titel is ontleend aan een dichtregel van Constantijn
Huygens
die ook heel de week naar het vrije weekend liep te verlangen. Deze reeks is
geïntroduceerd in deel 1. Het
overzicht van alle tot dusverre
verschenen afleveringen vind je in het archief van mijn Thuispagina.
Dit
is de nazomer- en herfstaflevering van 2019. Van juli tot / met
september heeft deze rubriek op een laag pitje gestaan in verband met
enkele buitenlandse
avonturen. In oktober pakte ik de draad weer op met wekelijkse
omzwervingen per
trein, kriskras door het vaderland.
Zomerse
zaterdagen 2019: we hebben de foto’s nog van: Monnickendam, een
fotoshoot in Rotterdam, Geldrop, Vlissingen, Herfte, onder Ede en boven
't Harde - Maankwartier; Station Heerlen vernieuwd - Vroomshoop - OP ENKA - Hoekelum
Internationale avonturen dus, en wel in Groot-Brittannië (Manchester, Blackpool, York, Scarborough, Bristol, Bath, Plymouth, Cardiff, Edinburgh en Greenwich (Londen)), Duitsland (Elten, Nordhorn en Neuenhaus; OK, niet ver over de grens) en zelfs in België (de Trambus in Brussel-Noord, de Leien van Antwerpen en De Kempen). Verder nam ik in NL ook nog de Busbaan Transwijk in Utrecht plechtstatig in gebruik plus de Hoekse Lijn van Rotterdam naar Hoek van Holland.
De
zomerzaterdagen dat ik in NL bleef, leverden geen grote verhalen op op
mijn site, maar wel foto’s, en die hebben we nog. Hieronder een kleine
greep daaruit, met soms ruime onderschriften.
Fascinerend voor een amateurfotograaf
om een echte professional
aan het werk te zien! Dat was op het plein voor station Rotterdam
Centraal. Die
zaterdagmiddag stond er bijna een orkaan, die de fotoshoot behoorlijk
belemmerde. Het haar van het fotomodelletje wilde niet goed blijven
zitten en
de assistent werd bijna weggeblazen met scherm en al. Voor mij, als
fotograaf
van de fotograaf, had niemand oog.
… en Geldrop.
De uit de late 15e eeuw daterende
Gevangentoren met op de
achtergrond moderne gevangentorens, zich noemende:
appartementencomplexen. Die
oude toren maakte ooit deel uit van een stadspoort, was toen – de nam
zegt het
al – de petoet en tegenwoordig… nee, deze keer geen appartementen, maar
een restaurant.
De visser en loods Frans Naerebout (1748-1818) redde in de loop van
zijn jaren
honderden drenkelingen. Rijk werd hij er niet van, maar een lintje
leverde het
hem wel op, en een standbeeld.
Nog een Bekende Vlissinger uit de
geschiedenis, tijdgenoot
van Naerebout, is de dichter Antony Bellamy, alias Zelandus
(1757-1786). Hij
gaf zijn naam aan het Bellamypark, Vlissingens meest monumentale
straat, en het
standbeeld in dat park is losjes op hem gebaseerd.
Dan hebben we een zeeheld gehad en
een literaire held. Dé
held van Vlissingen, Michiel de Ruyter, heb ik natuurlijk niet op de
foto. Daar
zou ik last mee krijgen met de deugbrigade, want hij is volgens hen
stout
geweest. Ik heb daar mijn bedenkingen bij.
Waar de deugeriken dan wel weer
gelijk in hebben: hun bezwaren
tegen de term Gouden Eeuw. Er blonk weinig goud in die tijd. De meeste
mensen
waren straatarm en moesten 72 uur per week zwoegen voor hun brood.
Democratie
was er niet, regenten bepaalden de politiek en de dominee vertelde wat
je moest
geloven. Een enkeling werd veel en veel te rijk als koopman. De
veelgeprezen
schilders uit die tijd verdienden de kost met het portretteren van die
rijkelui.
Oh ja, er werden ook nog een paar baanbrekende wetenschappelijke
ontdekkingen
gedaan. En vrijwel iedereen, rijk of arm, wetenschapsman of
domoor,
kunstenaar of klerk, ging op jonge leeftijd dood aan de pest, pokken, cholera of dysenterie.
In het gelinkte stuk noemde ik de
Gouden Eeuw dan ook ´Een
kluit drek met hooguit een gouden randje´. Maar Gouden Eeuw is nu
eenmaal de
term voor die periode uit de geschiedenis. Ik zou willen voorstellen,
voortaan
te spreken over de ´Gouden` Eeuw.
Dat terzijde.
Toch nog even een foto uit Middelburg.
De buurtschap Herfte, 4 km ten
noordoosten van Zwolle, heeft
een beruchte klank in
de spoorwegwereld.
De spoorlijn uit de richting Meppel (Groningen / Leeuwarden) komt hier
samen
met die uit Emmen.
Ik fietste erheen vanuit Zwolle, de
spoorbaan op de voet
volgend. Je ziet dan als het ware treintjes van treinen. Eerst gaan er
4 achterelkaar
naar het noorden: de IC Groningen, de IC Leeuwarden, de Arriva-trein
naar Emmen
en de Sprinter naar Groningen. Daarna in de ganzenpas dezelfde treinen
zuidwaarts, maar dan in de omgekeerde volgorde, uiteraard, want zo
luiden de
ijzeren symmetriewetten van de treinendienstregeling.
Daartussendoor ook nog
goederentreinen. De treinen uit Emmen
dreigen bij de minste of geringste vertraging in conflict te komen met
die
richting Meppel. Tot eind 2021, want dan kruisen ze die spoorbaan
ongelijkvloers met een dive-under (wat het omgekeerde is van een
fly-over, maar
op hetzelfde neerkomt).
Bovendien wordt de spoorbaan van
knooppunt Herfte totaan
Zwolle verdubbeld van 2 naar 4 sporen. Treinen van / naar Meppel
blijven dan over
het gehele traject gescheiden van die van / naar Emmen. Ze kunnen dan
tegelijkertijd vertrekken en binnenkomen.
Tussen Zwolle en Herfte wordt sinds
kort aan de uitbreiding
gewerkt. Zie de pagina van ProRail over dit project.
Een eigen station voor de ca 400
inwoners van Herfte zit er
niet in. De buurtschap kende van 1902-1941 een stopplaats - een station
mocht
het niet eens heten - aan de tak naar Emmen. Er stopten slechts 5
treinen per
dag per richting.
Ik reed terug naar Zwolle met een
grote oostelijke
omtrekkende beweging en belandde op de terugweg bij het
Isala-ziekenhuis waar
bus 29 stond met de neus richting Dedemsvaart. Een opvallend, heel
groot
ziekenhuis, dat er alles aan doet om te lijken op iets gezelligers dan
een groot
ziekenhuis.
‘Onder Ede’, heet dit hoofdje, maar ik ga niets verklaren. Ik fietste op de late middag vanaf Ede-Wageningen naar het zuiden, en dan kom je op de landkaart dus terecht onder Ede: Bennekom, Renkum, Wageningen. Het was al laat, onweer dreigde aan de einder, en ik had mijn camera thuis laten liggen.
De halte op de onderste foto wordt alleen bediend op dagen dat de
collegezalen
open zijn, en op zondagavond, als de studenten naar Wageningen
terugkeren met
plunjezakken vol door moeder gewassen wasgoed. Je had hier altijd al
bus 88 van
de Valleilijn, Wageningen Busstation – Ede-Wageningen, die in
Wageningen de
woonwijken aanhoudt. Sinds december 2018 rijdt de Valleilijn ook
ritten, onder
lijnnummer 84, over de Campus.
Busstation Wageningen
Deze zaterdag heb ik een OV-fiets
gepakt helemaal aan de
andere kant van de Veluwe, bij station ’t Harde. Ik reed naar Elburg
met een
omweg via Oldebroek en Oosterwolde, en een stuk langs het Drontermeer,
voorheen het
IJsselmeer, en nog voorheender de Zuiderzee. En ik belandde in een
schier
idyllisch landschap op de grens van bossen en weiden, met fraaie hoeven
en
landhuizen.
En ten slotte: in de aflevering van afgelopen winter klonk een klaagzang over de ouwe treinen op de Veluwelijn Utrecht - Zwolle. Maar daar rijden nu eindelijk DDZ'én en SNG's. Hier op de foto in Ermelo.
27 september 2019
Er geweest: 3, 10, 17, 24 en 31 augustus en 21 september 2019
En dan zitten we alweer in oktober en is het alweer de 12e
van die maand. Vandaag ga ik geen
snaakse volkstypes observeren en citeren in de 2e klas. Ik betaal een toeslag
van 5 euro om te kunnen reizen in de rust van een 1e klas-stiltecoupe. Ik wil
mijn vakantiereis naar de 3 Britse hoofdsteden uitwerken op mijn laptop. Met
een retourtje Heerlen kan ik dan toch wel een heel eind komen.
Leiden-Heerlen v.v. is voor Nederlandse begrippen een verre
reis, 484 km in totaal (ik ga zowel heen als terug via Tilburg, omdat er een
stremming is bij ’s-Hertogenbosch). Maar nu ik de afstanden in het VK gewend
ben, Edinburgh-Londen 625 km, bijvoorbeeld, vind ik dat Limburg feitelijk om de
hoek ligt. Ook deze keer ga ik pas ruim na het middaguur op pad. Dan ben ik om
15:41 uur in Heerlen, wat ruim voldoende is voor mijn missie om het nu
voltooide Maankwartier te bewonderen, inclusief het geheel vernieuwde station.
Dit Maankwartier is een creatie van de beeldend kunstenaar Michel
Huisman, die zich ‘morfoloog’ noemt. Morfologie is het opbouwen van woorden uit
losse onderdelen, iets wat elke taalgebruiker de hele dag onbewust doet. Maar
dat bedoelt Huisman vast en zeker niet. Maar hoe hij zijn arbeid ook noemt, ik
heb het halve resultaat al een paar jaar geleden gefotografeerd, en nu is het
echt helemaal af.
Ik was in Heerlen op 20 december 2016, een gedenkwaardige
dag op deze site en in mijn leven, want ik reisde voor het eerst, kort na mijn
60ste verjaardag, op een Keuzedag. Die winter werkte ik in een mega-artikel
alle wijzigingen af in het spoorboekje voor het jaar 2017.
Het Maankwartier is bedoeld om de barrière, genaamd spoorweg,
te overbruggen. Die schijnt namelijk als een obstakel ervaren te worden door
iedereen die niet met de trein reist. Het Maankwartier smeedt noord- en zuid
Heerlen opnieuw aaneen. Boven de perrons is De Plaat aangebracht, een heel grote
vloer. Die zorgt voor een kunstmatig hoogteverschil in een landstreek die ook al
rijk is aan natuurlijke heuvels.
Aan de noordkant heb je het Maanplein met de opvallende ‘heliostaat’
die het eventuele zonlicht weerkaatst naar een onderaards parkeergewelf, dat
het zodoende zonder elektrisch licht kan stellen. Het Maankwartier omvat verder
woningen, hotels en kantoren. Dat was al zo in 2016 en dat heb ik toen al op de
foto gezet.
Ten noorden van het spoor heb je hier Het Nederlands Mijnmuseum,
waar ik ook al eens was. Aan de zuidzijde loop je meteen de voornaamste
winkelstraat van Heerlen in, de Saroleastraat. Die is genoemd naar de
spoorwegman Henri Sarolea, op wiens instigatie de spoorlijn Sittard – Heerlen - Herzogenrath werd aangelegd. Deze in 1896 geopende lijn zette de hele streek
op de kaart als mijnbouwgebied. Heerlen groeide erdoor van een boerendorpje tot
een mijn- en industriestad.
Tijdens de uitvoering van de werkzaamheden voor het
Maankwartier had station Heerlen een nooduitgang om van de perrons in het
stadshart te geraken. Nu is er een compleet vernieuwde stationshal op De Plaat,
die op 31 augustus 2019 feestelijk in gebruik is genomen.
Een heel ruime hal met stemmig houten zitmeubilair,
roltrappen met triomfbogen erboven en verder ook nog erg veel bogen, overal. Ik
weet niet of bogerigheid een kernmerk is van de morfologie, maar daar lijkt het
wel op.
Ook het busstation, op de begane grond en bereikbaar vanuit
de hal via een roltrap, is overwelfd door een boog. Het is een nogal
plantaardige boog, versierd met groene takken. Wat goed van Huisman dat hij ook
van het busstation iets moois heeft gemaakt!; dat wil nog wel eens het
stiefkind zijn van stationsomgevingsprojecten.
Ik ga hier eerst eens even na, hoe ik in Ransdaal kan komen.
Iedere keer als ik in deze contreien ben, neem ik me voor, Ransdaal te
bezoeken. Dat komt doordat een lezer me een jaar of 10 geleden eens aanried, dit
mooie Limburgse dorp op de foto te zetten. Hij was teleurgesteld omdat ik
weliswaar was uitgestapt op station Klimmen-Ransdaal, maar alleen geklommen
was naar Klimmen en niet afgedaald in het Rans-dal.
Iedere keer als ik in Zuid-Limburg ben, heb ik óf geen tijd
meer voor Ransdaal, óf is de trein naar Ransdaal net weg, óf breekt er noodweer
los, óf zit ik in een trein die er niet stopt. Ook vandaag is er weer wat aan
de hand: de Arriva-trein Heerlen - Maastricht rijdt niet.
En met het vervangend busvervoer zal ik langer dan een uur
doen over een rit van amper 10 km. Ik moet dan eerst de snelbus nemen naar
Valkenburg (die Ransdaal voorbij rijdt), dan een halfuur wachten en dan nog de
stopbus terug naar Klimmen-Ransdaal; buitengewoon slecht geregeld! Rikus zit
zich vanmiddag op te winden over tekort schietend vervangend busvervoer op
uiteenlopende trajecten, verspreid over het land. Maar hij vergeet deze
Limburgse sof.
Gaat er dan misschien een reguliere streekbus naar Ransdaal,
vanaf dit groene busstation onder die pergola? Nee, nee, alleen naar Klimmen.
Mission impossible; Ransdaal een andere keer maar weer.
Behalve de roltrap vanaf De Plaat, is er ook nog een meer
glooiende uitgang naar het winkelhart van Heerlen – met onder meer het Corio
Center, genoemd naar Coriovallum, wat de Latijnse naam was voor de stad. De
Romeinen liepen hier al rond; je had hier het kruispunt van handelswegen dat
het altijd zo goed doet in geschiedenissen van plaatsen en streken.
Ik poets De Plaat, verlaat Heerlen, en loop op de terugweg nog
een rondje door Sittard. Daar is net de Oktoberkermis in volle gang, een enorm
uitgebreide kermis, op meerdere locaties in de stad. Mannen lopen er in
Lederhose en vrouwen in Dirndl-rok. Iedereen doet dat, het hoort er blijkbaar
bij, maar het is niet verplicht, denk ik, want ik krijg geen aanmerkingen omdat
ik normaal gekleed ben.
Het is een feest naar Duits model en het gaat vast terug op
een eeuwenoude traditie, tot diep in de middeleeuwen. Dat klopt helemaal; ik
zoek het later na en de eerste editie van het Sittardse Oktoberfeest was in
2004.
Op de lange terugweg komt de enige conducteur langs die ik
vandaag gezien heb. Hij loopt de trein door om iedereen een goede avond te
wensen, alvorens in een 1e-klaszetel neer te ploffen.
Ik zie het de laatste tijd vaker. Niemand groet dan terug;
iedereen krijgt steeds meer de pest aan dat stelletje luie slampampers. In
Engeland is het ondenkbaar dat je tijdens een lange treinrit niet gecontroleerd
wordt.
Dat Britse reisje waarover ik aan het typen ben, zit
voortdurend in mijn gedachten; ik merk het de hele dag. Het lijkt wel of na een
week Brittannië de Nederlandse grenzen te eng voor me zijn geworden en het NL-spoorwegnet
te weinig uitgestrekt.
Daarom de week daarop opnieuw naar een grensstreek; opnieuw
typend in de 1e klas.
Ik had nog die bucket-list met 27 NL-stations waar ik nog
nooit eerder ben in- of uitgestapt. Die lijst ziet er nu als volgt uit, in de
klassieke volgorde Groningen, Friesland, Drenthe, enzovoorts:
Warffum, Usquert,
Uithuizermeeden, Loppersum, Hurdegaryp, Veenwouden, Dronrijp, Sneek Noord,
Koudum-Molkwerum, Vroomshoop, Almelo de Riet, Hengelo Oost, Arnhem
Presikhaaf, Hemmen-Dodewaard, Nijmegen Heyendaal, Veenendaal West,
Hollandse Rading, Diemen, Heemskerk, Krommenie-Assendelft, Den Helder Zuid,
Rotterdam Noord, Dordrecht Zuid, ’s Hertogenbosch Oost, Helmond
Brouwhuis, Geleen Oost, Hoensbroek en Eygelshoven Markt.
En daar staat het Overijsselse Vroomshoop nog op, waar ik
exact 3 jaar geleden niet aan toe kwam door neervallende duisternis en invallende
regen. Ik deed toen de spoorlijn Almelo – Mariënberg, één van de 2
Vechtdallijnen, die pas een opknapbeurt had ondergaan.
Die kwam erop neer dat hij van Mariënberg was doorgetrokken
naar Hardenberg, dat de maximum snelheid was opgekrikt van 80 naar 120 km/uur
en dat station Geerdijk gesloten was om de vaart erin te houden. Verder was er
een strakke halfuursdienst ingevoerd en was Vroomshoop gepromoveerd tot kruisingsstation,
in plaats van Vriezenveen.
Ik had de vrome hoop dat ik Vriezenveen en Vroomshoop niet
meer door elkaar zou halen als ik ze beide bezocht zou hebben. Maar het kan
best zijn dat er in dit stukje nog een keer Vriezenveen uit mijn pen vloeit als
ik Vroomshoop bedoel, en vice versa. Ik heb het bij het herlezen al 3 keer
verbeterd.
Station Vroomshoop dateert, net als de spoorlijn waaraan het
ligt, uit 1906. Die lijn werd in het leven geroepen door de NOLS, de Noordoosterlocaalspoorweg
Maatschappij. Vroomshoop kreeg een NOLS-standaardstation. Het is nu een
kruisingsstation van het type: heel-half, waar de treinen elkaar dus kruisen
rond 00 en 30. Je hebt ze ook in de categorie: kwart voor-kwart over. Je kunt
het perron verlaten via een tunnel of een gelijkvloerse spoorwegovergang.
Vroomshoop ligt aan een t-splitsing van 2 kanalen. Het
Overijssels Kanaal mondt er uit in het Kanaal Almelo – De Haandrik. Er lag bij
het station vroeger een complete spoorweghaven, maar die is in de jaren ’60
gedempt.
Via Aan ’t Spoor (een naam waarover de straatnamencommissie
nachtenlang vergaderd heeft) ga ik Vroomshoop verkennen. Waaraan het zijn naam
dankt, is niet bekend; er zijn meer verhalen over in omloop. ‘Hoop’ duidt in
ieder geval niet op goede toekomstverwachtingen, maar op het feit dat het dorp op
een heuvel ligt. Die is me eerlijk gezegd niet opgevallen. Het kan ook geen
steile klim zijn, gezien het feit dat Vroomshoop slechts 9 meter boven NAP
ligt. ‘Vroom’ zou dan volgens sommige lezingen slaan op een klooster dat hier
ooit in de buurt was, of liever: op de bewoners daarvan.
Het dorp dateert, zoals vele veenkoloniën, van halverwege de 19e eeuw. Veel inwoners werkten in de textielindustrie van Twente, waar het na de oorlog minder en minder mee ging. In 1982 haalde Vroomshoop alle kranten door een vermelding in het Guiness Book of Records als de plaats in Nederland met de hoogste werkloosheid. Tegenwoordig kent het dorp enkele bedrijventerreinen. Bovendien zullen er ook nog wel wat mensen plastic buizen vervaardigen in Hardenberg, waar ze nu rechtstreeks met de trein kunnen komen.
Ik loop langs de westelijke oever van het Kanaal Almelo –
De Haandrik. Wie kent het niet? Ik wel, want ik wandelde al eens eerder langs
de oevers ervan. Dat was in 2013, om station Geerdijk te bezoeken dat toen al
met sluiting bedreigd werd. Dat was niet minder dan een ramp, althans voor de
enkele tientallen OV-gebruikers per dag die daar instapten.
Maar het dorpje is onlangs door nieuwe rampspoed getroffen.
Het kanaal Almelo – De Haandrik is geschikt gemaakt voor grotere schepen dan
voorheen. En bij de (bagger)werkzaamheden om dat mogelijk te maken, zijn hier
en daar scheuren ontstaan in woningen langs het kanaal in Geerdijk en
Vroomshoop. Er wordt zelfs al gesproken van Groningse toestanden…
Ik app een foto van de huizen langs het kanaal naar een
vriend, die me terug-appt dat hij nog nooit in Vroomshoop geweest is en er
beslist ook nooit heen wil. Toch vind ik dat kaarsrechte veenkoloniale kanaal met
alles wat erlangs staat (waaronder huize Espérance, échte hoop) iets hébben. Al
was het maar als contrast met Edinburgh, waar ik nu zo langzamerhand aan toe
ben in de kronieken die ik in de trein schrijf.
En een hier verdwaalde Schot zou in Vroomshoop misschien helemaal uit zijn knijter gaan door de aanblik van het voor hem ongewone vlakke landschap. Ik moet ineens denken aan die merkwaardige Schotse schilders, The Glasgow Boys. Die lieten de Schotse heuvels weg uit hun landschappen om ze Hollandser te laten lijken.
Aan mijn kant van het kanaal worden doordeweeks werkzaamheden
uitgevoerd. Daarom staat er een bord ‘Mijn vader werkt hier’. Dat is om de
automobilisten tot voorzichtigheid te manen omwille van de huisvaders die hier
hun brood verdienen als wegwerker. Ik ga er dan vanuit dat je even voorzichtig
moet zijn voor hun kinderloze collega´s (of eventueel met de kinderen al de
deur uit). Ik neem niet aan dat die wél overhoop gereden mogen worden. Dat kan
niet bestaan. Dat stáát er niet. Dat kan de maker van het bordje niet bedoeld
hebben.
Toch ging dat een fractie van een seconde door me heen.
Daaruit blijkt wel dat het nu de hoogste tijd om ergens te gaan lunchen. Ik
begeef me naar het dorpshart van Vroomshoop.
Na een paarhonderd reiszaterdagen, de afgelopen jaren, is het
voor mij een ervaringsfeit dat je 2 soorten stads- en dorpscentra hebt op de
zaterdagmiddag: waar de mensen heen willen en waar ze vandaan willen. Het is zoiets
als de middelpuntzoekende en middelpuntvliedende kracht, waarover de
natuurkundeleraar vroeger zo saai wist te doceren (met een nasale zeurstem om
bij in slaap te vallen; saaier nog dan dit stukje).
Het winkelhart van Vroomshoop is dan duidelijk in de greep
van centrifugale krachten. In de winkelpassage, die Passage heet, passeert
niemand me. Alleen dorre blâren halen mij in, buitelend over het plaveisel, voortbewogen
door een straffe herfstbries.
Bij Buurmans Gulle Toafel ben ik bijna de enige eter. De
bediening is ouderwets vriendelijk en de prijzen op de menukaart zijn nog 20ste-eeuws.
En dan ineens toch nog enige reuring in Vroomshoop, buiten
op straat. Een verhitte man komt op een sukkeldraf het eetcafé binnen en vraagt
of die auto misschien van mij is, die niet op de handrem en wel in zijn
versnelling staat, en zich nu op eigen houtje, zonder bestuurder, door de
straten van Vroomshoop beweegt. Nee,
gelukkig heb IK deze stommiteit niet op mijn geweten.
Het loopt geloof ik met een sisser af, zonder slachtoffers.
Toch zal er nog lang over nagepraat worden in Vroomshoop.
‘Slachtoffers’, ik kauw toch nog even (behalve op mijn
kroketten met brood) door op het thema van daarnet bij die wegwerkzaamheden. Je
leest altijd dat het slachtoffer, van bijvoorbeeld een misdrijf, getrouwd is en
kinderen had, maar nooit: ‘Het slachtoffer was een verstokte vrijgezel en laat
een diepbedroefde vriendenkring achter’.
Begrijp me goed, ik constateer het, ik zég er niks van; ik
wil niet behoren tot de mensen die hun lange tenen cultiveren, in de hoop dat
iemand erop gaat staan, zodat ze zich verongelijkt en tekort gedaan en
gediscrimineerd kunnen voelen. Ik bedoel …; ik ben kwijt wat ik bedoelde; soms
snap ik dat een halfjaar later pas, als ik zo’n stuk overlees.
Ik kwam Vroomshoop binnen over Aan ’t Spoor en verlaat het
via ’t Lijnpaadje, een wandelpad langs het spoor.
Om de middag vol te maken fotografeer ik nog een uurtje rond
in Coevorden, aan de andere Vechtdallijn: Zwolle – Emmen. Ik deed daar op
Paaszaterdag 2015 het Stedelijk Museum, over alle oorlogen die Drentes enig
echte stad, met het enig echte kasteel van de provincie, had doorstaan. De stad
overleefde ook het rampjaar, het gedonder met Bomm’n Berend, een feit waarop
nog steeds in triomf op terug wordt gekeken.
Ganzen Geesje wordt bijgestaan door een bordkartonnen gans
die fungeert als inleverpunt voor dubbelkans kaarten. Als ik wist wat dat
waren, gooide ik er een in. De vorige keer dat ik hier was, was er een
paaseierenkleurwedstrijd en tegelijkertijd een soort speur- of puzzeltocht; ze
houden wel van een evenementje, hier. En dan is er nog die jaarlijkse trekkerslep
(waarvan de editie van 2013 nog steeds staat aangekondigd).
Je kunt alles zeggen van Coevorden, maar niet dat het Almelo
(het beginpunt van de Vechtdallijn naar Hardenberg en van het kanaal naar De
Haandrik) evenaart in provincialiteit en doodsheid. In Coevorden is écht altijd
wat te doen. Duidelijk een stad met centripetale krachten!
De volgende zaterdag, de laatste van oktober alweer, is het
zonnig weer. Ik wil vandaag wel eens
wandelen in een bos met herfstkleuren. Op de fietstocht ‘onder Ede’ van 31
augustus kwam ik in Bennekom een mooi landgoed tegen rond kasteel Hoekelum in
Bennekom, tegen Ede aan.
Het uitgestrekte terrein van de voormalige Enka-fabrieken (nog
voordermaliger: NK, Nederlandsche Kunstzijdefabriek) is in 2003 verlaten door
de arbeiders en wordt momenteel omgevormd tot de woonwijk OP ENKA. Een deel
van de fabrieksgebouwen heeft de status van industrieel erfgoed en moet dus
blijven staan. Ze worden nu knap geïntegreerd in de nieuwbouwwijk.
Die
grote schoorsteen heeft jarenlang grote gifrotzooi uitgebraakt die
neersloeg op Ede en omgeving. En nu nog kampt de stad met een enorme
bel vervuild grondwater die zich steeds verder uitbreidt, lettterlijk
'onder Ede'.
De fabriek is hier neergezet in 1922 en was decennia lang
een van de grootste werkgevers van de Veluwe. Bij het kopende publiek is de
naam ENKA vooral verbonden aan die zeem uit dat reclamespotje uit de jaren 70,
die langer meegaat dan degene die ermee zeemt. Dat is vanzelfsprekend funest
voor een fabriek, als hun producten niet slijten; dat heeft misschien de
ondergang van het concern ingezet.
In het Historisch Museum Ede in het oude stationsgebouw van
Ede Centrum zag ik eens een film van hordes van honderden arbeiders die vanuit
de trein letterlijk renden naar ENKA’s fabriekspoort. Ik veronderstelde dat dat
was om snel in te kunnen klokken, om een boete wegens te laat komen te
voorkomen. Ik kon me niet voorstellen dat ze uit enthousiasme voor hun werk zo
liepen te vliegen.
Tegenwoordig beginnen de woningen van OP ENKA bij 4½ ton.
Heel wrang, maar vrijwel geen ex-arbeider van de fabriek zal zo’n huis kunnen
betalen. Tenzij hij de jackpot wint.
Ik moet ineens denken aan die ergerlijke reclames voor ik
weet niet meer welke loterij. De hoofdpersoon in die spotjes is steeds een
loser met een vervelend kutbaantje. Maar hij doet zijn werk nu dansend en
zingend en springend, want de 10e kan het gebeuren! Dan is de volgende trekking
en gaat hij de jackpot winnen; een bedrag met 7 nullen. Dan kan hij dat baantje
opzeggen.
Wat ze er niet bijzeggen, is dat de kans om tussen 2
trekkingen te overlijden door een ongeval, moord of hartontploffing, bijna 100
keer zo groot is als die op die jackpot. Maar als je baan je verveelt, en je
ambities hebt voor een beter leven, dan ga je natuurlijk op die
loterijmiljoenen zitten wachten! Ik zou denken: toon eens wat initiatief; ga
een vak leren, bijvoorbeeld. Tussen haakjes: mensen die echt miljoenen in de
loterij winnen, blijven meestal gewoon werken, ook al is de financiële noodzaak
er niet meer. Ze kunnen de loonslavernij niet missen.
Misschien is het helemaal geen pretje om te wonen op je
vroegere werkplek in een wijk als OP ENKA. Ik weet het niet; ik kan er niet
over oordelen. Ik ben zelf welgeteld één werkweek fabrieksarbeider geweest. Dat
was in dat kanteljaar 1975 waarover ik het in Greenwich had, en het was bij
Heinekens Bierfabrieken in Zoeterwoude-Rijndijk. Dat terrein zie ik nooit in
een woonwijk omgezet worden; bier blijven de mensen wel drinken. Het raakt
altijd op, in tegenstelling tot die zemen.
Als je eenmaal woont OP ENKA, krijg je een ‘Gezond, duurzaam
en gelukkig leven’ voor je hypotheek, zoals staat aangekondigd op de billboards.
Het is nogal wat om dat te beloven! Hier gaan dan ook mensen wonen ‘Alléén als
het beste goed genoeg is’. Krom geformuleerd, maar we snappen wel wat ze bedoelen.
Bij de Horalaan loop ik de wijk OP ENKA uit en Bennekom en
het landgoed Hoekelum binnen. Die Horalaan was eens een scherprechter voor
overstekend wild, zoals padden. Geplet door een auto; Hora est! Maar nu zijn er
ecoducten voor de paddentrek; tunnels onder de Horalaan door, zodat die beesten
ongehinderd van Bennekom naar Ede kunnen lopen of omgekeerd.
Kasteel Hoekelum kan afgehuurd worden voor bruiloftsfeesten,
vergadering en zwelgpartijen. Eens was het een jachtslot. In 1735 is het
landhuis vrijwel opnieuw opgetrokken op een middeleeuws fundament. Het is in het
bezit van Geldersch Landschap & Kasteelen waarvan ik, geloof ik, lid ben. Het bos
eromheen is ruim een km2 groot; mooie, donkere bossen.
Bosdeskundigen kunnen over zo’n bos uren uitweiden. Maar ik
weet er meestal niet meer over op te merken dan dat er heel wat bomen staan.
Dat houdt mijn stukjes over bos wel lekker bondig. Fotograferen is er ook vrij
lastig, ook alweer door die bomen.
Ik let meer op mensen dan op bomen, en kom tegen: wandelaars
op honderden meters afstand, die ik schiet in tele en die daar niet tegen
protesteren omdat ze mijn camera niet zien; drie deftige dames met in totaal 7 keffertjes
van honden; een vader met een zoontje van 2 en een dochter van 3, waarvan de
laatste me uitbundig groet; een fotograaf in volledige oorlogsuitrusting met
een rugtas vol filters, lenzen en statieven (maar ook hij kan niet om die bomen
heen); gezinnen die verstoppertje spelen, waarbij de kinderen niet doorhebben
dat ze achter de dikste boom moeten kijken omdat grote mensen zich daar altijd
verstoppen; een ouwe gek op een mountainbike die driftig belt omdat hij erg
dringend langs me heen moet; bejaarde echtparen die van hun herfst genieten en
meer.
Voorbij het landhuis wil ik terug naar Ede, sla verkeerd af,
kies een route door struweel in plaats van over de gemarkeerde paden, voel mijn
schoenen wegzinken in de blubber, blijf eerst hangen aan een doornige struik en
daarna in prikkeldraad. Dat is bedoeld is om mensen buiten dit stuk landgoed te
houden, maar het kan mij er uiteindelijk niet binnen houden.
Hadden ze geen ecoduct kunnen aanleggen voor verdoolde
wandelaars? Ik had deze revival van ‘Beminde zaterdag’ een beetje knap willen
houden, en dan dit.
Na dit intermezzo ben ik weer in Ede beland en loop ik door
een wijk met veel schoolgebouwen terug naar station Ede-Wageningen. Geschaafd
en lichtelijk verplukt zit ik even later in de trein; nog steeds in de 1e, dat
wel.
Frans Mensonides
22 november 2019
Er geweest: Heerlen zaterdag 12, Vroomshoop zaterdag 19 en Ede / Bennekom zaterdag
26 oktober 2019.
Middelburg, Zeeuws Museum in de Abdij.
Archieffoto zomer 2009
Nooit meer werken, dat ideaal bereik je dus als je de lotto
wint; zie hierboven. Of als je plezier hebt in je werk; dan voelt het niet meer
als werken. Tenminste, dat zeggen ze; ik heb dat nog nooit mogen meemaken. Maar
ik zit pas een kleine 45 jaar in het arbeidsproces, dus misschien komt het nog.
Ik weet ook niet eens zeker of je nou van je hobby wel je
werk zou moeten maken, als die gelegenheid zich zou voordoen. Veronderstel als
ik dit, wat ik nu doe op de zaterdag, voor mijn brood zou moeten doen, en deze
rubriek zou omdopen in ‘Beminde Werkdag’. Dat KLINKT al niet goed.
En stel nou dat het aantal bezoekers op mijn site zou
bepalen of ik de komende maand droog brood moest eten of elke dag 3 biefstukken
kon consumeren. En ik op pad moest om bijvoorbeeld adverteerders binnen te
halen of mecenassen te vinden, in plaats van op pad te gaan om reisverhalen te
schrijven. En fucktioneringsgesprekken moest voeren met een stoet aan
medewerkers. Wat zou de lol daar gauw van afgaan! En wat zou ik dan moeten
bedenken als nieuwe hobby??
Nu wordt - als je de profeten mag geloven, wat nooit verstandig
is – binnen 2 à 3 decennia de helft van de beroepen overbodig. De robots gaan
dat werk overnemen. Dus de gelukkigen voor wie dat het geval is, hoeven daarna
ook nooit meer te werken en kunnen de rest van hun bestaan doorbrengen met
zalig nietsdoen.
Ja, maar hoe komen ze dan aan inkomsten? Volgens de
toekomstgoeroes krijgen we dan allemaal een basisinkomen, waarvan we nog
redelijk comfortabel kunnen leven. En wie gaat dat basisinkomen dan voor ons
bij elkaar verdienen? Die paar sukkels die nog wel moeten werken! Iets zegt me,
dat dat allemaal niet zo gladjes zal verlopen als ons wordt voorgespiegeld.
Ikzelf kreeg in 1977 voor het eerst te horen, dat mijn
administratieve werk binnen 5 jaar (in 1982 al!) overgenomen zou zijn. Niet
door de robot, toen nog, maar door de computer. Ik sprak toen, 21 jaar oud, de
profetische woorden: ‘Dat zal mijn tijd wel uitduren!’ En jaar na jaar wordt
het steeds duidelijker dat mijn voorspelling juist was.
Dit soort overwegingen over het verschijnsel: werk vormden de
inspiratiebron voor de tentoonstelling ‘Nooit meer werken’ in het Zeeuws museum
in Middelburg. Ik bezocht het museum in 2009 toen er pas een grootscheepse
renovatie achter de rug was. De automatisering is ook daar opgerukt in 10 jaar
tijd. Toen had men te kampen met een haperende kassa, maar nu kan ik met mijn
Museumkaart zó door het poortje. Kassier vervangen door elektronica; daar gá je
al!
‘Nooit meer werken’ blijkt een prikkelende, uitdagende
tentoonstelling; één die aanzet tot nadenken. Hij loopt vanaf Koningsdag 2019
tot/met 3 mei 2020, een jaar plus een week, zodanig gekozen dat er 2 Dagen-van-de-Arbeid
binnen vallen.
Een greep uit het tentoongestelde.
1) Ons voorland, 365 dagen per jaar dolce far niente?
En moeten we dat willen? Godfried Schalcken, Portret van Elisabeth
Snouck-Tallyarde liggend in het bos. 1679. Die voluptueuze Elisabeth was de
echtgenote van een rijke koopman uit Dordrecht. Ze zal inderdaad nooit veel meer gedaan hebben dan haar personeel gebieden.
2) en 3) Meer ludiek dan serieus bedoeld is deze
automatische brievenbesteller, ontworpen voor Deutsche Post door Ottonie von
Roeder. Hij loopt, of liever: rolt zelfstandig langs de deuren en beschikt over
een mechanische arm die de brievenbus opent en er de post in laat glijden. Dat dan
wel in een veel lager tempo dan een postbode van vlees en bloed het doet. Die
hond in het filmpje moet zich wel een rolberoerte schrikken: kan hij nou straks
nooit meer zijn tanden zetten in een sappige postbodenkuit?
4) Mensen die een nuttig vak uitoefenen, worden nu al in
aantal overtroffen door degenen met een bullshit-, shit- of zelfs bullshit-shitjob.
In welke categorie ik zelf val, vertel ik jullie nog wel eens na 4 september
2023. Behalve de 427ste geboortedag van Constantijn Huygens en de 127ste van
mijn grootmoeder van moederszijde, is dat ook de dag waarop ik de AOW-gerechtigde
leeftijd van 66 jaar en 10 maanden hoop te bereiken.
5) Sarcasme over de situatie van mensen die leven in de
onzekerheid die een nul-urencontract met zich meebrengt. Gemaakt door Jeremy
Deller (VK), die zich liet inspireren door de vakbondsbanieren in zijn
vaderland.
6) Wie het 50 jaar had uitgezongen als arbeider op de
scheepswerf Koninklijke Maatschappij de Schelde in Vlissingen, kreeg – hopelijk
tegelijk met de spreekwoordelijke envelop met inhoud – dit prachtige bord ten
geschenke. Alle reden dus om bij die werf te blijven en nooit van baas te
willen veranderen. Een halve eeuw, 1916-1966, van WO I tot in het Beatle-tijdperk…
Verder vallen me op de tentoonstelling twee erg wrange video’s
op. De eerste kun je tot je nemen languit liggend op een bed. Dat zie ik
niemand doen; dat voelt toch een beetje raar in een museum, ook al staat erbij
dat het mag. De meesten zitten er, zoals ik, half hangend op.
Het is een documentaire over een Zeeuwse groenteboer en zijn
vrouw, die al 60 jaar van de vroege morgen tot de late avond ezelen in een
groentezaak, en nu al door de 80 zijn. Vakantie? Ondenkbaar; al 60 jaar niet
weg geweest. Computers zijn duivelswerk; manlief doet de complete administratie:
bestellingen, voorraden en rekeningen, met ballpoint in een beduimeld,
halfvergaan kasboek.
Hij bezit verder de eerlijkheid waarmee je in de handel hoog
scoort als je graag arm wilt blijven. Bij het afleveren van een bestelling bij
een restaurant – waarbij hij nog bijna een aanrijding veroorzaakt met zijn
bestelauto – zegt hij over een partij radijsjes zoiets als: ‘Ze zijn nog niet
al te best. Als je nog een maandje wacht, komen er echt goeie’.
Bij de andere video steekt het Zeeuws Museum de hand in
eigen boezem. In het museum zijn bewakers actief die ingehuurd worden van een
uitzendbureau. Ze hebben zo’n nul-urencontract; nooit zekerheid over de vraag
of, en wanneer je moet werken. Hun werk lijkt me ook moeilijk te robotiseren. In
de film, een gedramatiseerde documentaire waarin ze zelf de hoofdrol spelen,
beramen zij een staking. Stiekem, en fluisterend, want van hun leidinggevende
mogen ze niet eens hardop praten.
Een tentoonstelling, anders dan anders; alleen dat is al een
reis naar de Zeeuwse hoofdstad waard.
‘Vechten tegen de Bierkaai’, kent u die uitdrukking? Het
betekent: een strijd voeren die op voorhand verloren en dus zinloos is. Het
gezegde is, althans volgens de klassieke spreekwoorden- en zegswijzenboeken,
ontstaan in Amsterdam. Een gedeelte van wat nu de Oudezijds Voorburgwal heet,
heette vroeger de Bierkaai, om de simpele reden dat er biervaten in en uit schepen
werden geladen. Nu waren die biersjouwers blijkbaar nogal potige lieden, met
misschien nog wel een kort lontje, ook. Je kon het maar beter niet op een
gevecht met die lui laten aankomen.
Op de plattegrond van Amsterdam zul je de Bierkaai niet meer aantreffen. Er is, bij mijn weten en na wat google-en, slechts één openbare weg in Nederland die officieel zo heet, en die ligt in Middelburg. Meerdere kades heten daar kaai, zoals de Rouaansekaai en de Londensekaai.
Ik kwam vanmiddag in Middelburg in een 1e klascoupé, waar ik
de laatste hand gelegd heb aan die artikelen over de Britse hoofdsteden. Volgende
week gewoon weer 2e.
Weinig treincoupés in Nederland zijn rustiger, maar ook stiller
en doodser dan de 1e klas op de Zeeuwse Lijn. Wat betekent dat ik zelf
ongelimiteerd herrie zou kunnen maken als ik daar behoefte aan had, daar toch
geen medepassagier aanwezig is om zich eraan te storen.
Die grote draaibrug tegenover het station is afgesloten; het
staat redelijk duidelijk aangegeven. Er is een ijzeren noodbrug enkele
decameters meer naar rechts. Met steile trappen; een benenbreker voor fietsers en
voor wie slecht te been is. Die laatsten kunnen dan nog wel een 06-nummer
bellen om een gratis taxibusje te ontbieden, dat kilometers moet omrijden om
aan de overkant te komen op de Loskade (nee, niet de Loskaai!). Ook de stads-
en streekbussen moeten omrijden.
Tot slot van een middag Middelburg dineer ik bij Stoom, in
het stationsgebouw. Daarna wil ik nog een paar boodschappen doen en hoop dat er
in de wijk ten zuiden van het station een supermarkt is.
Die is er. Die wijk heet Dauwendaele, met een doofhof van
woonerven, waarin ik wonder boven wonder toch de Jumbo weet te vinden en op de
terugweg zelfs het station. Het genadige duister heeft Dauwendaele goeddeels
opgeslokt. Maar voor zover ik kan zien lijkt hij sprekend op de wijk Beijum in
Groningen, die zoveel lijkt op Koppelstein in Leiden. Allemaal uit het Tijdperk
der Vertwijfeling, begin jaren 80, toen gebouwen niet mooi hoefden te zijn
omdat de Bom toch binnen afzienbare tijd de complete beschaving zou wegvagen.
Neemt niet weg dat Middelburg nog altijd de 7e stad in
Nederland is qua aantallen monumenten, al zal Dauwendaele nooit een grote
bijdrage zal gaan leveren aan de monumentenlijst. Wat foto´s van monumentaal Middelburg
bij licht en donker. Een aanvulling op die van 77 beminde zaterdagen geleden.
De telescoop werd in de jaren 00 van de 17e eeuw uitgevonden
in Middelburg. Door Hans Lipperhey of Sacherias Jansen, het is al 4 eeuwen lang
een strijdpunt. Maar in ieder geval in deze stad.
Dit wordt een bliksembezoekje. Ik heb me zwaar verslapen en
bovendien wil ik vroeg thuis zijn, want ik heb voor vanavond een eetafspraak in
een restaurant in Leiderdorp. Ja, ook in Leiderdorp kun je best een avond uit
eten, als je je adresjes kent.
Arnhem v.v. is nog net haalbaar, als ik binnen de korte nog
resterende tijd ook nog een paar uur wil wandelen. En daar is het uitgelezen
weer voor; windstil en koud met een zonnetje.
Ik reis naar station Arnhem Presikhaaf, dat prijkt op mijn
bucketlist, en zal verder mijn pad zoeken in de slinger van landgoederen aan de
noordkant van Arnhem: Angerenstein en Klarenbeek. Mijn wandeling zal volgens
plan eindigen waar de meeste Arnhemmers ook eindigen: begraafplaats en
crematorium Moscowa.
Degene die die naam bedacht heeft, heeft zijn geheim
meegenomen in het graf of de urn. Niemand weet waarom de begraafplaats is
genoemd naar de hoofdstad van Rusland. Ja, er stond ooit een boerderij met
dezelfde naam. Waarom die dan weer zo heette, is niet bekend, en dan weet je
nog niks.
Maar hoe komt de wijk, het winkelcentrum en het station
Presikhaaf dan aan zijn naam? Het was, volgens een niet onomstreden theorie,
een slordige 700 jaar geleden het haaf (hof) van een presic (proost, een hoge
RK ome), en zo is het gekomen. Proost!
Ben ik dan nooit eerder in Winkelcentrum Presikhaaf geweest?
Jawel, in de 90’s; ik herinner me nog, hoe afgebladderd het eruit zag. Vandaag
de dag heeft het niet eens een werkende website, wat weinig goeds belooft. Maar
die ene keer dat ik er was, kwam ik per trolleybus; op station Arnhem
Presikhaaf ben ik echt nooit eerder uitgestapt.
Dat station ligt aan de spoorlijn Arnhem – Zutphen, werd geopend op 28 september 1969 en heeft dus
onlangs een jubileum gevierd dat onopgemerkt voorbij is gegaan. Er zijn wel
eens stemmen opgegaan om het station te verplaatsen naar de spoorlijn naar
Zevenaar; het ligt net voorbij de splitsing.
Het station had een verre voorganger die rond 1900 enige
tijd op dezelfde plek gestaan heeft. Die heette toen Stopplaats Plattenburg.
Aan dezelfde spoorlijn had je tussen hier en Dieren verder ooit ook nog de
stations Café Unie, Hotel Naeff en Hotel Den Engel. Misschien kon je ooit wel
een complete kroegentocht maken per trein. In Hotel Naeff in het hart van Velp
vierde de spoorwegdirectie vroeger regelmatig feestjes en dat zal de reden
geweest zijn dat er een station, of in ieder geval een stopplaats was. Opnieuw:
proost!
Station Presikhaaf ligt op 500 meter ten zuidwesten van de
Hogeschool Arnhem Nijmegen (HAN) en even ver ten noordwesten van het al
genoemde winkelcentrum. Het wordt minimaal bediend, met één stoptrein Wijchen –
Zutphen per halfuur. Dat het nog bijna 3000 passagiers per dag trekt, zal te
danken zijn aan de studenten van de HAN. Het verbaast me dan ook niks, dat ik
op deze zaterdagmiddag vrijwel de enige uitstapper ben.
Dit voortijdige winterweer vraagt om veel foto’s en weinig
tekst.
Aan de rand van landgoed Angerenstein staat verzorgingstehuis
Insula Dei (het eiland van God). Er wordt op die landgoederen altijd kwistig
gestrooid met Latijn. De naam Rosorum die ik ook ergens op de plattegrond van
Arnhem zag staan, intrigeert me. Iedere brugpieper van het Gym weet toch dat
dat Rosarum moet zijn, dat is echt les één. Rosarum betekent: van de rozen, en Rosorum
dan: van de mannetjesrozen??
Op Angerenstein ontspringt de Julianabeek, een spreng, een door
mensenhand aangelegde beek, gevoed door een bron. Bij de bouw van de statige
woonwijken die je verwacht rond zo’n park, is de beek onder de grond verdwenen.
Maar onlangs is hij weer opgegraven, na een initiatief van buurtbewoners.
Huize Angerenstein kende vele bewoners, sinds 500 jaar
geleden de familie Van Angeren er resideerde. De beruchtste waren ongetwijfeld
de nazi-kopstukken die tijdens de Bezetting vanuit dit huis de provincie
Gelderland bestuurden.
Park Klarenbeek is de naamgenoot van een dorp tussen
Apeldoorn en Arnhem. Het 70 ha grote park bestaat uit stukken bos en een
groene, mild glooiende vallei. Op het eerste gezicht denk je te wandelen in een
stuk ongerepte natuur, maar er zit wel degelijk een plan achter. In het midden
van de 19e eeuw is het aangelegd in Engelse landschapsstijl.
Als een paparazzo volg ik – nergens om, zomaar; ze zijn bij
mijn weten geen BN’s – een echtpaar met honden, totdat ze een stipje in de
verte zijn, op het pad. Ze hebben niets in de gaten.
Daarbij schijn ik dan wel weer eens de juiste koers
kwijtgeraakt te zijn. Ik dacht dat ik dat nu de Galgenberg zo langzamerhand zou
bereiken en daarna Moscowa, waar ik vooral nieuwsgierig ben naar het ‘schijndodenhuisje’.
Ik heb op een mooie zaterdagmiddag als deze toch een ook voor mezelf
onbegrijpelijke hang naar het lugubere.
Maar ik zal er niet komen. Ik pak nou de app er maar weer
eens bij en blijk helemaal aan de andere kant te zijn van Klarenbeek. In een kringetje
ben ik bijna weer teruggelopen naar station Presikhaaf.
Ik kan Leiderdorp niet langer laten wachten. Ik doe nu maar
wat Arnhemmers ook graag doen: Moscowa nog een poosje uitstellen. Terug naar
het station en, omdat de trein net weg is, door naar de halte van trolleybus
lijnen 5 en 6.
Maar hier lijn 1, Velp – Oosterbeek, op de Velperweg…
.. en hier lijn 7, Geitenkamp – Rijkerswoerd, op de Rosendaalseweg.
De zaterdag daarop, 16 november, ben ik op weg naar Deventer
voor een bezoekje aan de dynastie Mensonides. Tevens is het die novemberdag die
ook in deze rubriek elk jaar terugkeert: Zwartepietenzaterdag; de intochten,
met de tegenwoordig daarbij behorende demonstraties en schermutselingen.
Nou komt de Sint in Deventer pas over 2 weken aan. Waarom zo
laat? Dat is altijd zo. Dat is tra-di-tie!! En die man kan ook niet op 2
plaatsen tegelijk zijn, toch?
Dus ik kan met een gerust hart naar Deventer. Maar bedenk
vrijdagavond ineens met schrik dat de Nationale Intocht dit jaar in Apeldoorn
is, per stoomtrein in plaats van per stoomboot, want er is bij Apeldoorn nog
steeds geen zee (dat komt nog wel, in de loop van de eeuw). Toch een breuk met de
traditie; daartoe is best bereidheid, zoals blijkt.
Ik heb geen zin om terecht te komen in de Sinterklaasdrukte
en al helemaal niet in de veldslag die, als ik de scheldpartijen en
bedreigingen links en rechts op Twitter lees, wel zal uitbreken. Omreizen via
Zwolle, liever, maar de Hanzelijn is gestremd. Een omtrekkende beweging via
Arnhem dan; dan kan ik meteen een plaatje schieten van een compleet vernieuwd
station Ede-Wageningen.
Nou, dat station is aardig opgeknapt sinds de laatste keer
dat ik er kwam, zeg!, en dat is nog maar een paar weken geleden. Fraai, die
toren! Echt een blikvanger, in plaats van zijn nogal onopvallende voorganger. En
kwiek werk!
Onzin, nepnieuws, dit is maar een plaatje van hoe het gaat worden;
een plaatje dat ik fotografeerde in de onderdoorgang voor voetgangers. Het hoort bij een plan voor de Spoorzone
Ede dat al een paar jaar geleden van de tekentafel is gekomen. De uitvoering
wacht op een aannemer die er mee aan de slag wil gaan; de aanbesteding is al
een keer mislukt.
Aanleiding tot de vernieuwingsoperatie is de invoering in de
nabije toekomst van ETMET, Elke Tien Minuten Een Trein, op het traject Utrecht
– Arnhem, in navolging van Amsterdam - Eindhoven. 6 IC’s per uur, tegen 4 nu,
en 6 Sprinters. Dat laatste snap ik niet helemaal: stopt er straks elke 10
minuten een trein op Wolfheze en Oosterbeek?
Hoe dan ook: voor ETMET moet het aantal perronsporen op
Ede-Wageningen uitgebreid worden van 3 naar 5. Verder komt er een nieuwe
fietsers- en voetgangerstunnel onder het spoor door, een P&R-terrein voor
500 vierwielers en stallingsruimte voor maar liefst 8000 fietsen.
Het huidige station is het derde dat op die plek staat. De eerste
versie werd gebouwd in 1845. Dat was het jaar dat de Rhijnspoorweg Amsterdam –
Utrecht – Arnhem in gebruik werd genomen; de tweede spoorlijn in Nederland, na
de Oude Lijn.
Het station lag 2 kilometer ten zuiden van het minuscule
dorpje dat Ede toen was en 8 km ten noorden van het plattelandsstadje dat
Wageningen toen was. Gedurende het eerste jaar stapten er gemiddeld 28
passagiers per dag in een trein op dit station in de rimboe. Tegenwoordig ligt
het midden in de agglomeratie Ede- Bennekom – Wageningen en trekt het 18.000
in- plus uitstappers per dag (exclusief de Valleilijn). De streek is groot
geworden door ENKA (zie hierboven), de Landbouwuniversiteit en ook wel de
trein, denk ik.
Het huidige station werd geopend in 1984 en was voor die
tijd hypermodern, maar nu echt wel wat gedateerd. Oh, het heeft alles wat het
hebben moet, overvloedige (vette) catering, bloemenstal, 2 huurlocaties voor
OV-fietsen. Maar de boel is hier wel een beetje verrommeld, met bijvoorbeeld overal
die trossen fietsen; een wat akelig ook, hier en daar, met die onherbergzame
onderdoorgangen.
Utrecht – Arnhem is een spoorlijn van adel, met 3 stations
met een dubbele naam: Ede-Wageningen, Veenendaal-De Klomp en Driebergen-Zeist.
Dat laatste station verkeert al heel erg lang in een verbouwingsoperatie. Ik
kom er binnenkort op terug.
Overigens: we weten het vanmorgen nog niet, maar de Zwartepietenzaterdag
zal vrij rustig verlopen. Wat scheldpartijen, een handjevol arrestaties, posters
met een nazi-Sinterklaas; OK, vervelend, allemaal. Maar dooien zijn er niet
gevallen. Gelukkig wordt de soep in werkelijkheid niet zo heet gegeten als hij
op Twitter wordt opgediend.
Frans Mensonides
25 november 2019
Er geweest: Middelburg: zaterdag 2, Arnhem: zaterdag 9 en Ede: zaterdag 16
november 2019
Bossen met herfsttinten, daar wil ik er nog wel wat meer van
zien. Tilburg is er ruim in gesorteerd. Ze liggen daar bijna midden in de stad,
een aaneengesloten zone: het Reeshofbos, de Oude Warande, het Wandelbos. De
eerste was een productiebos; de laatste twee zijn parken, aangelegd in voorbije
eeuwen. In de 20ste hebben ze de stad er netjes omheen gebouwd: het universiteitje,
de grote nieuwbouwwijk Reeshof.
Ik ben op weg naar het station van die naam dat een kilometer
of 7 ten westen ligt van Tilburg Sec. Het is weer eens slalommen om de
stremmingen heen. Er is er een tussen Den Haag en Rotterdam. Ik kan in Tilburg
komen via Schiphol en ’s-Hertogenbosch en kies voor die omtrekkende beweging.
Dan hoef ik niet eens over te stappen op Schiphol; alleen in
Den Bosch. Vanuit Leiden Centraal rijdt er vandaag de hele dag een
rechtstreekse IC via Schiphol, Den Bosch en Eindhoven naar Venlo. Normaliter gaat
die trein op zondag de hele dag en op zaterdag na 20:00 uur en begint hij in
Dordrecht; Dordt-Venlo met een enorme slinger, reistijd 3:19 uur. Dat is
misschien al jaren zo, maar ik heb het laatst pas ontdekt in het spoorboekje.
Tussen Dordrecht en Duivendrecht rijdt hij in het pad dat doordeweeks gereserveerd
is voor de IC’s Dordrecht – Lelystad.
In ´s-Hertogenbosch stap ik over op de eindeloos lange
Sprinterlijn Arnhem – Dordrecht. En ik stap uit op Tilburg Reeshof. Dat station
uit 2003 staat niet op mijn bucket-list want ik ben er al eerder uitgestapt.
Dat was in 2005, de allereerste aflevering van een nieuwe reeks na een
sabbatical dat ik had genomen, als je een sabbatical kunt nemen van een hobby.
Ik heb me toen in 2005 voorgenomen om zo nu en dan weer eens een stukje over OV
te schrijven, als ik tijd zou hebben…
Alleen die lange Sprinter Arnhem - Dordrecht stopt op
station Tilburg Reeshof; elk halfuur. Het station ziet de IC’s Eindhoven – Den
Haag Centraal en Zwolle – Roosendaal voorbij rijden.
Aan de overkant staan enkele reizigers kouwelijk op de warme
trein richting Arnhem te wachten. Ha, daar komt hij aan; lampen naderen in de
verte. Nee, teleurstelling, het is maar een
goederentrein, want ook die rijden hier. Een opvallend cilindrische
goederentrein, waar ze toch meestal blokkerig zijn.
Daarachter hopen de wachtenden dan de Sprinter te zien. Maar
die verschijnt niet. Volgens de app van NS gaat dat niet meer gebeuren ook; hij
is vervallen. De wachtenden hebben dat nu ook bemerkt. Een gezin druipt af naar
een geparkeerde auto, waar ze de rit nu maar mee gaan maken. Ben je wekenlang
doofgetoeterd met stikstof- en 100-kilometer-per-uur-discussies; besluit je dan
de trein maar eens te proberen die de wereld moet redden van de ondergang, en
dan komt hij niet opdagen. Ik voel met ze mee.
Langs een ´vogelasiel´ en door een winkelcentrum loop ik naar
het uitgestrekte wijkpark Reeshofpark. Reeshof is een plezierige groene buurt, waar je zo vanuit
je doorzonwoning de parken en bossen in stapt.
Het zou dit weekend iets minder fris en kil worden dan de
afgelopen week. En de zon zou er in de loop van de middag doorkomen. Maar het
is opnieuw guur en donker.
Als ik nou een pesterige bui had, zou ik naar weer- en
klimaatman Gerrit Hiemstra twitteren: ‘Waar blijf je nou met je opwarming-van-de-aarde?’
Niet dat dat ergens op slaat, maar hij kan er zo lekker kwaad om worden! In
twitter-contacten met opponenten in het klimaatdebat vergeet hij soms compleet
zijn waardigheid als wetenschapper en scheldt, fulmineert en blockt er vrolijk
op los.
Ik heb hem nog eens, oprecht begaan met zijn lot, geadviseerd
om een training effectieve communicatie te gaan volgen. Gelijk hebben en gelijk
krijgen zijn per slot van rekening 2 heel verschillende dingen. Daarna weinig
meer van hem gehoord. Hij zal me toch ook niet geblockt hebben? Sommige mensen
zijn niet te helpen.
Dat (a)sociale medium Twitter werkt wel rottigheid in de
hand, als je niet uitkijkt. Ik zit er nu een jaar of 8 op, en zie het de
laatste tijd toch knap verloederen. Het was door de makers oorspronkelijk
bedoeld om iets te laten zien van je dagelijks leven: het zoet van een mooie
zonsondergang, het zuur van een chagrijnige maandagmorgen, het mooi en het
lelijk dat inherent is aan het bestaan.
Maar de laatste jaren functioneert Twitter steeds vaker als
een uitlaatklep van - meestal extreme - meningen. Er zijn tegenwoordig steeds
meer twitteraars die alleen maar een mening hebben en steeds minder die daarnaast
ook nog een leven hebben (het laatste overeenkomstig de oer-doelstelling van
Twitter, dus).
Die meningen worden onderbouwd met nepnieuws, daar feiten ook maar meningen
zijn, en met pseudowetenschap, daar wetenschap ook maar politiek is. Feitelijk hebben
die twitteraars geen meningen maar zijn het eerder dogma’s. Ze dienen niet als aanzet
tot een open discussie, maar alleen om twitteraars met andere dogmata te
verketteren en soms zelfs kreupel of dood te wensen, toe maar!
Ik vraag me vaak af wat er in gewone, normale, nette en
sociale mensen vaart, als ze achter een toetsenbord plaatsnemen en onder een
schuilnaam op Twitter inloggen. En of ik er zelf nog wel op moet inloggen. Steeds
vaker betrap ik me op de gedachte: kan ik in plaats daarvan niet weer eens een
goed boek gaan lezen, een roman desnoods, zoals vroegâh, toen er nog geen
Internet bestond? Maar tot zo´n wel erg drastische maatregel heb ik nog steeds
niet besloten.
En ja hoor, een kilometer verder, in het winkelcentrum Heyhoef,
stuit ik ook weer op zo’n heikele kwestie: een sinterklaasintocht. Ik heb het
niet opgezocht; ik wordt ermee geconfronteerd.
Ook hier in Tilburg zie ik een aanpassing van de traditie. De
Zwarte Pieten lopen te rammelen met collectebussen voor een of ander goed doel.
Waar ze normaliter uitdelen, willen ze hier ontvangen.
Maar op de dag dat je dit leest is Sinterklaas het land al
weer uit, en daarmee de discussies die ermee gepaard gaan. Nu kunnen we ons
opmaken voor die van kerst en nieuwjaar.
Mijn traditionele ‘Midwintergroet’ (hieronder die van 2018) op de kortste dag durf ik bijna ook niet meer te twitteren. Ik ben bang dat ik dan meteen geplaatst wordt onder degenen die de kersttraditie om zeep willen helpen en daarmee een knieval maken voor islamterroristen. Maar dat wil ik helemaal niet. Ik heb alleen een pesthekel aan kerst en nieuwjaar, en aan de daarbij behorende, doorgaans buitengewoon smakeloze, wenskaarten. Ik stuur al meer dan 10 jaar Midwintergroeten; ook traditie, zo langzamerhand.
Archief De digitale reiziger (2018)
Het Reeshofbos, een kleine halve km2 groot, is aangeplant in de jaren 20 van de
20ste eeuw en daarmee veel ouder dan de wijk Reeshof die uit de 80's en 90´s dateert.
Het ligt op voormalige heidegrond, en diende ooit voor commerciële houtproductie:
grove den om de mijnen van Limburg te stutten, lariks voor de steigerbouw,
Douglassparren voor… dat staat er niet bij op het infobord; voor alles wat van
hout gemaakt wordt, vermoed ik. En daarnaast ook Amerikaanse eiken de al heel
snel de overige bomen gingen verdrukken (ik zou nu een opmerking over de USA
kunnen maken) en snel gekapt werden.
Bij grove dennen passen grove schattingen. Ik schat grof,
dat er in deze boszone in West-Tilburg in totaal 10 keer zoveel bomen staan als
Tilburg inwoners telt. Dat geldt ook voor alle bomen van Nederland, pakkemvast
170 miljoen, 10 per Nederlander. Maar
voor een grote stad is deze verhouding toch vrij uitzonderlijk.
Tegenwoordig is het Reeshofbos een recreatiebos dat, volgens
hetzelfde informatiebord, de laatste jaren een gezonde toename van het aantal
kinderen heeft gezien. Kinderen gedijen op deze grond blijkbaar even goed als
bomen. Basisschoolleerlingen hebben hier ook bomen aangeplant en hebben in 2012
een ´les-kist´ (van Douglas-hout?) ontvangen over het boswezen.
Het is hier sowieso aangenaam toeven, ook al ken je het
verhaal over die bomen niet en kun je geen kastanje van een eik onderscheiden. Ik
kruis de Burgemeester Baron van Voorst tot Voorstweg, wat nu nog de op 3 na de
langste officiële straatnaam in Nederland is. Maar over 2 weken zal hij een
plaatsje zakken, na onthulling van een 2,60 meter lang straatnaambord in
Duiven.
Ik hoor van tijd tot tijd geraas van treinen, in plaats van
het gezoem en gedreun van een autoweg dat je in Nederland meestal hoort in wat
we zo graag ‘de natuur’ noemen.
Bij de spoorovergang op de foto loop ik de Oude Warande
binnen, een sterrenbos. Dat is een park met een centrale open plek in het
midden waarvandaan stersgewijs paden naar de randen lopen. Veel van die paden
zijn vanmiddag afgezet met rood-witte linten – waar je straffeloos overheen en
onderdoor kunt stappen. De wind waait stemmen uit een geluidsinstallatie vanuit
de verte naar waar ik sta.
Nu klinkt er ook harde muziek, met als akkoordenschema
bonka-bonka-bonka-bonk. Hè, het was net nog zo rustig in dit bos…. Wat is er
aan de hand? Ik zie het even verderop: de Warandeloop. Vandaag is die voor
joggers, fietsers en Nordic walkers (met van die prikstokken, waarmee ze onderweg
ook nog papiertjes kunnen rapen). Morgen komen de wedstrijdsporters aan de
beurt.
Ik stuit op een EHBO-post, waar met mountainbikes uitgeruste
eerste helpers klaarstaan om uit te rukken. Behalve een enorme verbandkist
hebben ze ook een AED bij zich om in geval van nood een reanimatie te kunnen
uitvoeren. Mijn opschrijfboekje maakt AEX van AED, maar als je een AED nodig
hebt, doet de AEX er op dat moment even geen ziertje toe.
Zo’n AED lijkt me beslist geen overbodige
voorzorgsmaatregel, als ik sommige hoogbejaarde joggers voorbij zie sjokken,
volkomen uitgewoond, met de kin bijna op de knieën. Als ze een spreekwoord
proberen uit te beelden, moet dat wel ‘Hardlopers zijn doodlopers’ zijn.
Ik voor mij prefereer een stevige wandeling om fit te
blijven. Elke dag, zin of geen zin, weer of geen weer, loop ik minstens een uur
in flink marstempo. Beter dan prestatielopen tegen de pijngrens aan.
Zo been ik ’s avonds vaak langs een fitnesscentrum bij mij
in de buurt. In een enorm glazen terrarium zie ik dan mensen zich afbeulen op allerlei
inventieve martelwerktuigen die wel uitgevonden moeten zijn door diep verdorven
sadisten. Voor het pand staan altijd rijen auto’s en scooters. Ik denk dan: als
die lui nou eens zouden komen lopen naar de sportschool, dan hoefden ze
helemaal niet meer naar een sportschool.
Ik wil verder wandelen en duik daartoe gewoon onder het afzetlint
door, zonder dat de aanwezige officials daartegen protesteren. Nu ga ik de
spoorbaan volgen, die me ooit bij station Tilburg Universiteit moet brengen.
Op dat station pak ik die lange boemellijn naar Arnhem, en
blijf ook tot Arnhem zitten, want daar hebben ze zo’n gezellige
Stationshuiskamer, annex VVV en kaartenloket.
Ik beloofde ergens hierboven foto’s van het station van adel
met dubbele naam Driebergen-Zeist. Hier zijn ze. Ja, het is al donker. Die ene
met daglicht is een archieffoto uit de herfst van 2017, toen het busstation
aan de noordzijde (de Zeisterzijde) al gereed was. Kort daarna werd ook de
autotunnel onder het spoor door in gebruik genomen, op de plek waar tot dan toe
de spoorbomen over de Hoofdstraat een kleine 20 keer per uur dicht zaten.
Maar nu zijn we 2 jaar verder, en het station is nog steeds
niet af. Net als Ede-Wageningen moet het geschikt gemaakt worden voor ETMET
(Elke 10 minuten 1 trein). Het gaat van 3 naar 4 sporen; 2 eilandperrons. Er
ligt nog altijd een houten loopbrug over de sporen heen met een ijzingwekkende,
afschrikwekkende trap. Gelukkig is er ook een lift.
Aan de zuidkant, de Driebergse zijde, komt zo te zien een
Kiss & Ride en een taxistandplaats. En er is aan die kant een parkeergarage
als een torenflat. Ik heb in 2000 een zeer blauwe maandag gewerkt in het
(inmiddels opgeheven) gemeentehuis van Driebergen en daar hoorde ik iedereen
altijd klagen over gebrek aan parkeerplekken bij het station. Dat is tenminste
opgelost.
Het officiële openingsfeest voor het vernieuwde stationsgebied staat gepland voor ergens in 2021.
De Tilburgse Warande zie ik de volgende dag terug op de tv
in Studio Sport. Zondag wordt hier de Warandeloop voor wedstrijdsporters gehouden.
´Hee, daar heb ik gisteren zelf nog gelopen!´, roep ik enthousiast - tegen niemand
in het bijzonder; ik woon alleen en heb geen visite.
Dat is toch ergens één van de redenen waarvoor je dat reizen
doet: om te kunnen zeggen: ’Daar heb ik zelf nog gelopen…’
Frans Mensonides
8 december 2019
Er geweest: zaterdag 23 november 2019
Nunspeet, op de Veluwe, aan de spoorlijn Amersfoort – Zwolle,
daar dineer ik regelmatig aan het eind van een treinzaterdag. Maar verder kom
ik er zelden *). Daar gaat vandaag, de laatste dag van de meteorologische herfst,
verandering in komen.
Er is genoeg te zien in het dorp en de omgeving. Ik maak
zelfs een hele dagtocht van Nunspeet: wandeling naar het Zandenbos en de
Zandenplas, een rondje door de wijk die in de volksmond Belgenkamp heet – waar
een geschiedenisverhaal aan vast zit – en het Noord-Veluws Museum.
*) maar wel die ene keer van het Hulshorster
Zand; brandend zand en nergens WiFi.
Op Utrecht Centraal hoor ik iets omroepen over een
wisselstoring tussen Amersfoort en … laat het alsjeblief niet Zwolle zijn,
smeek ik; meteen al m’n hele dag naar de knoppen! Nee, opluchting: het is Apeldoorn
maar. Ik heb er straks geen last van. Ja, reizigers die naar Apeldoorn willen
wel, ja, dat is een feit en ik kan er niets aan veranderen.
Bij een koffiekiosk in de hal krijgen 2 meisjes, wel erg
jonge bediendetjes, van de bazin op hun kop omdat de schappen bij de kassa
bijna leeg zijn. Daar horen koeken en broodjes verleidelijk voor de grijp te liggen.
‘Jullie moeten het veel en veel eerder aangeven als de voorraad op is!’ Braafjes
knikken ze van ja.
Die 2 schapen van de schappen zijn naar mijn schatting niet veel
ouder dan 11; ze zitten nog niet eens in de brugklas. Het lijkt wel of zulke kinderen
met het jaar jonger worden, naarmate ik zelf met het jaar een jaar ouder word.
De bazin die het standje heeft uitgedeeld, is wat rijper van jaren; misschien
al wel bijna 18. ‘Ja, ik ben nu coördinator!’ zegt ze trots tegen een klant die
zij kent, die het tafereel aanschouwd heeft.
Ik maak me met mijn koffie uit de voeten naar de
‘Buurtsporen’ waar de Sprinter naar Zwolle klaarstaat. Die ouwe DDAR-dubbeldekkers,
waar de Veluwenaars zo genoeg van hadden, zijn in de loop van dit jaar
vervangen door modernere treinen.
Maar is dit nou een FLIRT of een SNG (Sprinter Nieuwe
Generatie)? Die lijken wel erg op elkaar, op het eerste gezicht. Ik moet het
helemaal nazoeken. Zijn nummer begint met 23. SNG’s, die hebben
nummers die beginnen met 23, 27 en 30; FLIRT’s met 22 en 25. En nummers
van een SLET zonder toilet ofwel een SLT zonder plee beginnen met 24 of 26.
Ware treinspotters letten niet eens op die nummers, die
letten op heel andere kenmerken. En ik merk pas echt dat ik in een SG zit als
ik neerplof op een van die keiharde stoelen die niets meegeven.
Zonovergoten vergezichten op weiden en bossen ontrollen zich
zodra de trein Amersfoort voorbij is. Na een week van aanhoudende regen is er
vannacht nachtvorst geweest en schijnt nu de zon overvloedig. Een pracht van
een dag! Ik heb ooit wel eens geroepen dat je de laatste weken van het jaar,
met zijn meestal chagrijnige weer en altijd chagrijnige feesten, eigenlijk zou
moeten kunnen overslaan; een winterslaap houden. Maar deze luisterrijke dag had
ik toch voor geen goud willen missen.
Over een uur of 5 zal de maan door de bomen schijnen, maar
nu doet de zon dat door de mist én door de bomen.
De bebouwde kom van Nunspeet ligt grotendeels ten noorden
van het spoor. Even ten zuiden ervan begint ‘de natuur’, in Nunspeet bezongen door de
dichter Rutger Kopland (op archieffoto uit 2014). Daartussenin is nog een
strook waarin van alles te doen is.
Meteen achter het station heb je een 30 meter hoge
uitkijktoren (die gelukkig gesloten is in de winter, zodat ik niet in de
verleiding kom om hem te beklimmen), het Veluwetransferium en een bezoekerscentrum.
Ik volg de wegwijzers naar het Zandenbos en de Zandenplas.
De weg daarheen loopt parallel aan de spoorbaan, op een paar hectometer
afstand. De Sprinters naar Zwolle stoppen om 15 en 45 op Nunspeet; die naar
Amersfoort 2 minuten eerder. IC´s hoor je langs Nunspeet denderen en kun je
spotten om 24 en 54 (richting Zwolle) en om 04 en 34 (richting Amersfoort), als
ze echt scherp op tijd zijn.
Ik zie ook schattige kabouterhuisjes op het villaparkje
Schorsendal, ook voor een schattig prijsje, vermoedelijk; er staat er geen een
op Funda, maar ik geef ze wel een ton of 4 k.k.. Ook zijn hier de nodige
campings en een paar bouwsels waarvan ik niet durf te zeggen of het grote
caravans zijn of kleine tiny houses.
Nunspeet of Nuwenspete betekent zoveel als: nieuwe
ontginning. ‘Nun’ was nieuw in het Oudnederlands en ‘speet’ komt van spitten,
wat je sowieso moet doen als je nieuwe grond wilt ontginnen.
Na een ruim halfuur wandelen kom ik in het Zandenbos waar –
een hoop bomen staan, dat hoef ik eigenlijk niet te vermelden – en waar
omgezaagde bomen voorzien zijn van een nummer. Die nummers zijn erop gezet
nadat de boom al omgezaagd was. Dr. Watson had dat vermoedelijk niet kunnen bevroeden,
maar Sherlock Holmes zou het meteen doorgehad hebben. Maar waarom staan er
nummers op? Om ze te kunnen verkopen? ‘Ik wil stam nummer 4 hebben voor in mijn
open haard’; zoiets.
Die omgezaagde bomen koesteren zich in de zon en er komt damp
uit, een soort vage mist; ik heb het nooit eerder gezien en het is niet goed te
fotograferen.
Uiteindelijk kom ik uit bij de Zandenplas, populair in de
zomervakantie er verlaten in de winter. De plas ziet eruit als een
zandwinningsplas en dat is hij ook: in de jaren 60 uitgegraven voor het talud
van de rijksweg A28 die er achterlangs loopt.
Ik steek het spoor en een drukke provinciale weg over en
beland in het volgende hoofdstuk:
Foto’s overgefotografeerd van informatiepanelen aan de
Eperweg
Vluchtoord Nunspeet, in de volksmond: het Belgenkamp, was
ruim 100 jaar geleden een opvangkamp voor Belgen die het oorlogsgeweld in hun
vaderland ontvlucht waren. Een stuk geschiedenis waarvan weinig meer zichtbaar
is in Nunspeet, behalve dan op enkele informatieborden en monumenten. Het kamp,
dat bestond van eind 1914 tot begin 1919, heeft plaatsgemaakt voor een rustige uitbreidingswijk
met villa’s en rijtjeshuizen. De straten dragen de namen van Belgische vorsten
en vorstinnen.
In de nazomer van 1914 brak de Eerste Wereldoorlog uit en
werd België onder de voet gelopen door het Duitse leger. Nederland wist ternauwernood
neutraal te blijven. Niet minder dan een miljoen Belgen vluchtten naar Zuid-Nederland.
Steden als Bergen op Zoom en Roosendaal zagen hun inwonertal verveelvoudigen.
Wie het tegenwoordig heeft over een ‘tsunami van vluchtelingen’ zou zich die invasie
van 1914 eens moeten voorstellen…
900.000 Belgen keerden na een paar maanden in arren moede
terug naar hun bezette vaderland. Daarbij werd door de Nederlandse autoriteiten
soms zachte, en soms ook wel harde dwang uitgeoefend. Gedeserteerde militairen gingen
vanzelfsprekend niet naar huis– ze zouden de kogel gekregen hebben – en belandden
in NL in kampen met een militair regime.
Sommige burgers onder de 100.000 blijvers wisten in
Nederland een baan en een huis te bemachtigen. Anderen werden voor de duur van
de oorlog ondergebracht in in allerijl gestichte vluchtelingenkampen.
Zoals in Nunspeet, op dit 25 hectare grote terrein op zo’n 2
km ten oosten van het dorpscentrum. De burgemeester had aan de provincie
Gelderland geschreven dat er in zijn gemeente ‘onafzienbare heidevlakten’
waren, waar ‘een onmetelijk aantal’ Belgen gehuisvest zou kunnen worden. Het lijkt een
echo-vooraf van Angela Merkels onverschrokken ‘Wir schaffen das’.
Er kwamen uiteindelijk 7000 Belgen, meer dan dubbel zoveel
als er autochtonen in Nunspeet woonden. Het waren niet de meest verfijnde
Belgen. Veel misdadigers, die werden ingesloten in een kamp binnen het kamp. En prostituees uit Antwerpen die ook in een apart
hoekje van het Vluchtoord werden ondergebracht.
Er was een kerk met RK-priesters; er was een ziekenbarak en
zelfs een bioscoop. En er werden kinderspelen georganiseerd. Maar op de foto
kijkt geen een van die kinderen echt blij.
De hygiënische omstandigheden in de Belgenkampen waren
abominabel. In 1915 stierven er in het Nunspeetse kamp 264 kinderen door een
epidemie.
Onder de Nederlanders klonk steeds meer gemurmureer over de
aanwezigheid van de Belgische vluchtelingen in ons land. Veel Nederlanders
leden zelf gebrek: voedsel was op de bon aan het einde van WO I.
In november 1918 zwegen eindelijk de wapens. De Belgische
vluchtelingen keerden niet lang daarna terug naar hun vaderland. Nederland werd
niet echt overstelpt met dankbetuigingen voor hun verblijf. Wat nogal verkeerd
was gevallen bij onze zuiderburen: Nederland was weliswaar neutraal gebleven in
de oorlog, maar de Nederlandse wapenfabrikanten hadden flink verdiend aan
leveranties aan de Duitsers. Bij een internationale vredesconferentie eiste
België zelfs Zeeuws-Vlaanderen op ter compensatie van het oorlogsleed. Maar die
vlieger ging niet op; de Belgen vingen bot bij de grote mogendheden.
De ‘Belgenkamp’ met op de achtergrond de plattegrond van nu. Informatiebord op de hoek
Fabiolalaan / Leopoldlaan.
Het stratenpatroon in de huidige wijk doet in niets meer
denken aan dat van toen, voor zover het ‘Belgenkamp’ al straten had. Het is nu
een doorsneewijk. Net als overal in het land staan er in de nadagen van de
herfst bladkorven opgesteld en is op zaterdagmiddag het geronk te horen en de
benzinewalm te ruiken van bladblazers. Een man staat er op de stoep voor zijn
huis fanatiek mee te zwaaien; de hele wijk kan ervan meegenieten. Pak toch, net
zoals vroeger, een hark, stomme hark!
Wanneer worden die smerige krengen eindelijk eens verboden
voor mensen met een erf, kleiner dan 250 are? En wat drijft mannen om ze al in
augustus aan te schaffen en dan de dagen af te tellen op de kalender dat het
eerste blaadje gaat vallen? Vrouwen zie je er nooit mee. Hoe dat zo komt? Ik
durf het niet met zekerheid te zeggen, maar mijn gedachten gaan uit naar Freud
en fallische symbolen.
Niet toevallig begon die periode kort nadat in 1863 de Centraalspoorweg
Utrecht – Kampen was geopend en Nunspeet een station aan die lijn had gekregen.
Tientallen kunstenaars uit de grote steden in het westen kwamen uit het station
gestroomd met schildersezels, kwasten, tubes en al, om en plein air te doen wat ik vanmorgen deed: het landschap
vastleggen.
Het moderne, fonkelnieuwe museum viert dit jaar (t/m de idus
van maart 2020) zijn eerste lustrum met een tentoonstelling die als het ware
een reünie is van een uit 1913. Het kunstgenootschap Pictura Veluvensis
organiseerde toen in Nunspeet ook een schilderijententoonstelling, en alle
exposanten van toen zijn nu hier opnieuw bijeengekomen. Niet in persoon,
uiteraard, want het leven duurt veel korter dan de kunst, zoals de oude Romeinen
al zeiden. Maar hun werken zijn nu weer onder één dak herenigd.
Er heerste in 1913 een groot optimisme onder kunstenaars.
Maar die lazen dan zeker nooit kranten. Wie dat wel deed, had heel goed in de
gaten dat het een kwestie van tijd was voordat er een verschrikkelijke oorlog
zou uitbreken. Toch was het in 1913 onvoorstelbaar en onvoorspelbaar dat
Nunspeet een jaar later een Belgenkamp zou hebben, naast een kunstenaarskolonie.
Zowel de tentoonstelling als de vaste collectie bestaat
grotendeels uit schilderijen met Veluwse landschappen. Twee daarvan had ik
graag als Midwintergroet geplaatst, als ik ze daarnet had kunnen fotograferen.
Als het de komende maanden nog gaat sneeuwen, kom ik terug naar de Veluwe.
Edzard Koning (1869-1954), Smeltend sneeuw in de avondzon,
z.j. (linksboven)
Edzard Koning (1869-1954), Boerin met hiep in de sneeuw. (rechtsboven)
De hiep is dat hakmes in haar hand. ‘Hiep’ betekent ook: hypochondrisch. Ik
zelf ben nogal eens hiep. Maar kende dat woord niet. Douglashout, hiep (1) en
hiep (2), 3 nieuwe woorden aan mijn vocabulaire toegevoegd in één aflevering!
Verder In de loop van mijn bezoek merk ik wel dat ik enigszins
blasé ben geworden van Veluwse landschappen, na ze eerder op de middag ook al
in het echt gezien te hebben. Nog twee schilderijen vielen me speciaal op, het
eerste omdat er een gelukkig voorbije vorm van openbaar vervoer op afgebeeld staat,
het tweede omdat die twee mensen zo’n afgetobde indruk achterlaten. Narigheid
levert vaak toch boeiender kunst op dan pastorale idyllen…
Anton Smeerdijk (1885-1956), Man en vrouw met kind aan de
hand, in trekzeel, ca. 1913-1914. (linksonder)
Trekzeel; ook nooit gehoord voordat ik dit museum binnenliep. Pointillistisch
schilderij met een trekschippersgezin onder beroerde arbeidsomstandigheden.
Trekschuiten, die moeten in 1913 toch ook al beschouwd zijn als niet meer van
deze tijd.
Wim de Groot (1887-1956), Op weg naar huis, 1916
(rechtsonder)
Hotel de Roskam in het hart van Nunspeet, in het begin van
de 20ste eeuw vaak het decor van tentoonstellingen.
En daarmee zijn we
aan het einde gekomen van de herfstaflevering van Beminde Zaterdag. Deze
rubriek hoopt terug te keren in januari twintig-twintig!
Frans Mensonides
13 december 2019
Er geweest: zaterdag 30 november 2019
© Frans Mensonides, Leiden, 2019