Langs lange lijnen (deel 19)

Connexxion 33: Wijchen - Arnhem
(met toegift: de ICE)

Ik neem aan, dat jij nooit liefde hebt gehad.
Ook niet toen dat zo belangrijk voor jou was.
De woorden die bij jou horen
Zijn goedkoper dan ik dacht.
In één seconde ging het regenen, vannacht.

Frank Boeijen; Kronenburg Park


Wijchen; Randweg Noord

Langs lange lijnen is de langst lopende serie op De digitale reiziger. Al sedert begin 1998 nemen wij van tijd tot tijd een lange buslijn, d.w.z. een lijn met een rijtijd van minstens 100 minuten van begin- tot eindpunt. Hier vind je het complete overzicht van alle in deze reeks verschenen artikelen.

In eerdere afleveringen heb ik me wel eens beklaagd over de teloorgang van het verschijnsel "lange lijn". Buslijnen worden soms zomaar gesplitst in twee of drie stukken. Toch is er geen reden om somber te zijn: er komen ook nieuwe lange lijnen bij. Eén ervan is de lijn die we vandaag, vrijdag 29 december 2000, gaan "doen": Connexxion 33, die sedert mei 2000 Wijchen (spreek uit Wiechjen, met zachte chjéé, dus) verbindt met het hemelsbreed ruim 20 kilometer ten noordoosten ervan gelegen Arnhem.

De lijn is ontstaan door koppeling van stadslijn 3 van Novio, Wijchen - Nijmegen, aan de oude Connexxion-lijn 33: Nijmegen - Arnhem via Bemmel en Doornenburg. Eigenlijk is er niet zo gek veel veranderd. Ook vóór de ingang van dienstregeling 2000-2001 kon je al zonder overstappen van Wijchen naar Arnhem. Bij station Nijmegen werd het lijnnummer veranderd van 3 in 33 of omgekeerd.

Lijn 33 kronkelt zich als een slang door het gebied van het KAN (Knooppunt Arnhem-Nijmegen), het stadsgewest dat verantwoordelijk is voor het openbaar vervoer in deze regio. Over de weg gemeten is het traject 48 kilometer lang, meer dan het dubbele van de hemelsbrede afstand. De rit duurt overdag niet minder dan 2 uur en 10 minuten; de bus haalt slechts een zeer matige gemiddelde snelheid.

Lange lijn 33 heeft een wat sneller en korter broertje in nummer 32: die rijdt ook van Wijchen naar Arnhem, maar via een veel directere route. De rijtijd bedraagt 1 uur 20, veel te weinig om voor een lange lijn te kunnen doorgaan.

Station Wijchen

Klimaat

De spoorlijn 's-Hertogenbosch - Nijmegen is zo'n lijn die je nooit neemt, tenminste als je in Leiden woont. De laatste keer moet al een jaar of 6 geleden zijn, toen ik een bezoek bracht aan het redelijk pittoreske plaatsje Ravenstein, gelegen aan de Maas. Ik moet er ergens nog een paar niet-digitale foto's van hebben liggen. Deze keer laat ik het rivierdorp links liggen. Ik ben op weg naar het volgende station op deze lijn: Wijchen, een uitgestrekte forenzengemeente bij Nijmegen.

Ik kijk uit over de besneeuwde vlakten. Er is in deze streek veel meer gevallen dan bij ons aan de kust, en het is ook heel wat beter blijven liggen. We kunnen weer gerust zijn: de algehele verandering van het klimaat heeft er nog niet toe geleid, dat het verschijnsel "ouderwetse Hollandse winter" tot het verleden behoort.

Mogelijk is het met klimaten net zo als met talen: ze veranderen nu eenmaal, zonder dat internationale conferenties er veel aan kunnen veranderen. Volgende week moet ik tentamen doen in wat aan de Utrechtse Universiteit "Oude zinnen" heet; de taal die tientallen generaties van onze voorvaderen spraken tussen 1200 en 1700. Er is een hoop naar de gallemiezen gegaan in 800 jaar: naamvallen, de aanvoegende wijs, het negatiepartikel, de meervoudsuitgang van de gebiedende wijs, de onpersoonlijke constructie; ik zou nog een paar kreten kunnen laten vallen. Je kunt het toejuichen of betreuren, maar het gebeurt gewoonweg vanzelf. De gebiedende wijs meervoud heb ik trouwens op de lagere school nog moeten leren ("Kinderen, neemt jullie rekenboeken voor je, en zwijgt"), uit een taalboek dat geschreven was door het "hoofd ener lagere school" en dat misschien niet helemaal up-to-date was.

Op de spoorbaan van Den Bosch naar Nijmegen rijdt elk halfuur de sneltrein Roosendaal - Zwolle, die alleen in Oss stopt, en elk halfuur een stoptrein. Het is zo'n verbouwde en versjteerde plan T, met van die krappe, dicht opeen geplaatste stoelen, waar je het gevoel hebt, klem te zitten in een postvakje. Vandaag is het niet druk in de trein; ik heb een plaatsje weten te veroveren op één van de twee-aan-twee tegenover elkaar staande stoelen, waar je toch iets ruimer zit.

Station Wijchen houdt niet veel meer in dan twee perrons plus een standaard-plaatskaartenkantoor uit de jaren 70. Het is hier erg rustig; weinig reizigers op pad, in die wat verloren dagen tussen Kerst en Oud- en Nieuw.

Van de halte voor het station vertrekken vier hele dunne buslijntjes, naar Druten (2x), Grave, Beuningen en Malden; mijn lange lijn is er niet bij. Ik ben op pad met in mijn schoudertas een verlopen busboekje dat is ingegaan op 23 augustus 1999. Op die dag ging Trolley 2000 van start, het plan om het Arnhemse trolleynet op te kalefateren en uit te breiden, waarvan we sedertdien weinig meer gehoord hebben. Ik hoop, dat de gegevens nog kloppen. Als dat zo is, vertrekt lijn 33 (volgens het boekje nog lijn 3) van de Randweg-Noord, ergens helemaal aan de buitenkant van dit dorp (of is het een stad??). Op een plattegrond zie ik dat het een flink eind lopen is naar de Randweg. Ik ga eerst het centrum maar eens bekijken.

Donk en sprookjeskasteel

In de eendenpas glibber ik door Wijchen; het is glad. Tegenover het station ligt de Molenberg, een "donk", zegt een VVV-bordje, een natuurlijke zandheuvel in het rivierenland. 6000 jaar geleden woonden in deze streek lieden die hun doden op deze donk begroeven, en zodoende aan de hedendaagse archeologen hun aanwezigheid kenbaar maakten. Sedert 1799 staat er een molen op de donk. Vandaag, op deze winterdag, wordt de heuvel door de Wijchense kinderen gebruikt als slee-piste.

Even voorbij de heuvel begint het centrum. Hier staat al sedert de vroege Middeleeuwen een kasteel. De huidige versie ervan dateert van 1600, en is gebouwd op oude fundamenten, "in de stijl" (zoals het VVV-bordje zonder al te veel architectuurhistorische precisie vermeldt) "zoals wij die kennen uit sprookjes". Monumentensubsidie werd 400 jaar geleden nog niet verstrekt. De slotvrouwe Emilia moest haar familiejuwelen te gelde maken om de sprookjesachtige restauratie te kunnen betalen, waaronder een parelsnoer ter waarde van 9000 gulden.

Met de Molenberg en het sprookjespaleis zijn de bezienswaardigheden van Wijchen uitputtend opgesomd. Aan het Marktplein, hét hart van een plaats in Brabant, is niets bijzonders te zien. De gemeente Wijchen ligt overigens in Gelderland, zegt mijn Winkler Prins, telt (1973) 17.000 inwoners (inmiddels meer dan het dubbele), en bestaat behalve Wijchen zelf, uit de dorpen Alverna, Balgoij, Batenburg, Bergharen, Hernen, Niftrik en Woezik.

Ik heb geen zin om door die sneeuw naar de Randweg Noord te lopen, en pak in het centrum bus 33. De vertrektijden op het lijstje bij de halte kloppen min of meer met die in mijn dienstregeling. In de abri aan de overkant staat een bebrilde, gepensioneerde man zijn twee hondjes te commanderen met rauwe, militaristisch aandoende keelklanken. "Hieoewah, Hoeh!" Kreten, die weinig menselijks hebben. Voorbijgangers kijken verbaasd om. Ik heb al jarenlang een theorie dat bepaalde lieden er alleen een hond op nahouden om ertegen te kunnen schreeuwen. Het liefst zouden zij schreeuwen tegen hun huwelijkspartner, kinderen of hun baas, maar die pikken dat niet, dus schreeuwen ze maar tegen de hond. (Deze beschouwing heb ik eerder opgeschreven, vrijwel in dezelfde woorden, maar ik kan het niet meer vinden. Het zoeksysteem van Freefind leert me, dat ik op deze site maar liefst in 27 artikelen het woord "hond" gebruikt heb, hoewel ik geen liefhebber ben van deze mestproducenten op vier poten).

Heilige stoel

De bus komt aanrijden. Het is de 5366, nieuw geweest, met stoelen voorzien van blauwe, namaakpluche bekleding. Ik ben de enige passagier, en blijf dat totdat drie minuten later de eindhalte bereikt wordt. Lijn 33 wordt geëxploiteerd door Hermes en Connexxion. Deze bus is van Hermes, maar dat bedrijf is ten dode opgeschreven. Het wordt het opgeslokt door zijn grote en machtige buurman Connexxion. Hermes was altijd al een volledige dochter van Connexxion Holding, maar wordt er nu geheel in geïncorporeerd. Het klinkt me wat incestueus in de oren, maar het zal ongetwijfeld ergens goed voor zijn.

Bij Randweg Noord gaat lijn 33 over in 32, en omgekeerd. Ik leg bus 5366 bij vertrek vast op een foto. Lijn 32 rijdt via de kortste weg naar Nijmegen Dukenburg, en vandaar non-stop naar Nijmegen station. De rit Wijchen - Nijmegen NS duurt slechts een halfuur, tegen die met lijn 33 bijna 50 minuten.

Ook lijn 33 is inmiddels vertrokken. Randweg Noord doet zijn naam eer aan; hij ligt op de grens van nieuwbouw en weiland. Een bord wijst de weg naar De Heilige Stoel; vermoedelijk een wijknaam; niet het winterverblijf van de Paus. Ik blijf hier beslist niet een halfuur staan, en besluit terug te lopen naar het centrum van Wijchen; langs het spoor.

Ruim op tijd voor de volgende bus kom ik aan in het centrum. De schreeuwende man is verdwenen. Er staat nu een Surinaams gezin in de abri: vader moeder en twee zoons. De laatsten vervelen zich, en moeten met regelmaat tot de orde geroepen worden. Met een landerige, geïrriteerde blik kijkt men in de richting waar de bus vandaan moet komen. Om de paar minuten zegt één van de vier: "Wat duurt dat toch lang". Misschien hebben ze de vorige gemist, of zijn ze zo maar op de bonnefooi naar de halte gelopen.

Kronenburg Park

Waar de straten geen naam hebben

Uiteindelijk komt de bus. Dit is een exemplaar van Connexxion, de 3860, met een interieur uitgevoerd in stemmig begrafenisbruin. We zetten koers naar het landelijk gedeelte van Wijchen, een villapark met ruim uitzicht op besneeuwde weilanden.

Even later rijden we weer een gewone woonwijk binnen. Eén van de haltes daar heet Everarduskerk. Nergens zie ik een Godshuis in de buurt. Wel staat er een modern bedoeld monumentje, met daarnaast een oude kerkklok. Mogelijk het enige overblijfsel van de Everarduskerk (Wijchenaar David Eerdmans, die ik dank voor enkele aanvullingen op een eerdere versie van dit verhaal, bevestigt de sloop van de kerk. Hij - de kerk; zij dus eigenlijk - heeft slechts een jaar of 20 bestaan, en moest de poorten sluiten wegens gebrek aan gelovigen).

Het Rooms-Katholieke geloof is op sterven na dood, denk ik soms; vooral als ik de Paus op de TV zie en hoor. En die Nederlandse bisschop, Simonis heet hij, geloof ik (maar dat is dan ook het enige dat ik geloof), met dat akelige Farizeeërsmondje van hem, die zich laatst beklaagde over het geringe enthousiasme van de Nederlander tijdens het heilige jaar 2000. Het is zelf nogal een fuifnummer! Die RK-Kerk is toe aan een paar jeugdige enthousiastelingen om de boel in één klap van de 19e naar de 21ste eeuw te tillen. Maar zitten we daar wel op te wachten? Een nieuwe eeuw zonder Goden, Godjes en hogepriesters, dat wens ik de mensheid toe.

Tussen Wijchen en Nijmegen ligt een groot bedrijventerrein. Met 13 man rijden we Nijmegen binnen. Het winkelcentrum Brabantse Poort komt in zicht, waar ik in 1997 mijn bezoek aan het Nijmeegse stadsvervoerbedrijf Novio begon. Het DRIS boven ons perron meldt "buiten gebruik"; ook hier werkt het dus niet.

Bij Brabantse Poort stapt de meerderheid van de passagiers uit. Met een vrijwel lege bus rijden we door de westelijke wijken van Nijmegen, "waar de straten geen naam hebben", schreef ik drie jaar geleden, voor een aanmerkelijk kleiner publiek dan nu.

We passeren een tweetal ziekenhuizen, en het kleine Universiteitje in de wijk Heijendaal. Langzaam, zeer langzaam rijdt de chauffeur door de statige wijken van Nijmegen; brede lanen in een heel ruim opgezette stad. Toch komen we nog een minuut of drie te vroeg aan bij het station. Langs het spoor is een busbaan-annex-fietspad in aanleg.

De bus neemt de bocht naar het nieuwe busstation, ook uitgerust met DRIS. Ik stap uit en kijk om. Het display toont de tekst "Kijkt op de bus"; het is ook overal hetzelfde. De chauffeur haalt een krant te voorschijn, spreidt die uit over zijn stuur, en begint verveeld te lezen. Hij moet de tijd overbruggen totdat hij verder mag rijden in de richting Arnhem.



Op zoek naar geluk, In Kronenburg Park

In de stationsrestauratie gebruik ik de DDR-standaardlunch (kroketten met brood; bonnetje bewaren). Daarna ben ik voldoende gesterkt voor een verkenningstocht in het kille en besneeuwde Kronenburgpark, dat onsterfelijk gemaakt is door de gelijknamige song van Frank Boeijen. In het nogal heuvelachtige park zijn enkele restanten te zien van Middeleeuwse vestingwerken. Daarover zong Frank Boeijen niet (er zijn weinig popsongs over Middeleeuwse vestingwerken, realiseer ik me). Het ging helemaal niet over dat park. Nee, de Nijmeegse, soms wat moeilijk verstaanbare troubadour verhaalde in dit lied over een ontmoeting met een hoer, die achteraf enigszins tegenviel. Deze wat morose chanson draai ik vaak, hoewel de tekst, voor zover verstaanbaar, slaat als kut op Dirk (zie het citaat in hoofde van dit schrijven).

Ik glij en glibber en slip mezelf een weg door het verlaten park. De in het lied figurerende juffrouw, waarvan wordt aangenomen dat zij geen liefde heeft gehad, ontbreekt.

Aan de andere kant van het park ligt de Nijmeegse binnenstad, met zijn stikke gasjes (steile steegjes) en de Waalkade. Ik klim naar het winkelhart. Op Plein 1944 is een busstation waar vrijwel alle stads- en streeklijnen halteren. Een conventioneel busstation, zonder dynamische reizigersinformatie die niet werkt. Hier wil ik lijn 33 weer oppikken.



Plein 1944

De perrons op Plein 1944 zijn spek- en spekglad. Gemeenten slaan elk jaar voor tonnen aan strooizout in, maar als het dan een keer ijzelt of sneeuwt, zijn er andere prioriteiten dan het spul uit te strooien op plaatsen waar dat zo belangrijk is voor ons, voetgangers. Op de busroutes in de omgeving van Nijmegen wordt wel gestrooid, getuige de zijwanden van de bussen, die helemaal onder een grijszwarte waas zitten van sneeuw, vermengd met pekel. De bussen worden niet gewassen; ze zijn toch zo weer vuil. Het zou je niet hoeven te verbazen, als ze er eind april nog steeds zo uitzien.

De bus komt de heuvel opgereden met een vertraging van twaalf minuten. Onbegrijpelijk, als je toch bijna een uur hebt mogen doen over de rit tussen Wijchen en dit busstation. Verkleumd stappen we in. Een oude dame moet zich vastklampen aan een medereizigster om niet omver te vallen op dat spiegelgladde perron. Niemand protesteert tegen de vertraging.

Pinguïn

We vertrekken met een flink tempo. De chauffeur probeert misschien met hard rijden zijn achterstand goed te maken, maar dat zal niet meer lukken, vrees ik. Ik zie de Valkhof langsschieten, waarop een duizend jaar oud kapelletje staat, en sinds kort het museum Valkhof. Dat stond op mijn programma voor dit jaar, maar ik ben er niet aan toegekomen.

Aan de overkant van de Waalbrug ligt Lent, een dorpje met grote uitbreidingsplannen. Een gedeelte ervan is al klaar; ergens anders zie ik veelbelovende borden in het weiland staan voor de uitbreidingswijk Stadseiland. Hoewel Lent een uitgebreide busdienst heeft (een stuk of 5 lijnen passeren het dorp) streeft het KAN hier toch ook nog naar HOV (Hoop Op Vooruitgang, nietwaar?). Dit HOV zal bestaan uit een 30 meter hoge kabelbaan over de Waal, richting Nijmegen. Althans, dat was het plan, maar ik hoor er de laatste tijd niet veel meer van. Plannen komen, plannen gaan; Laagwaardig OV blijft altijd bestaan.

Deze lijn heb ik vaker gedaan, in juni 1997, maar ik kan het me niet goed meer herinneren. Behalve natuurlijk het plaatsje Bemmel, waar ik toen, op die mooie zomeravond, zat te lezen in een boek getiteld "A peacock in the land of penguins". Zo voel ik me nog steeds; wekelijks geef ik daar blijk van op De digitale reiziger.

In Bemmel passeren we de Connexxion-garage, beschilderd in de befaamde geelgroene vogelpoepkleuren van 's Neerlands grootste busbizniz.

Tussen Nijmegen en Bemmel gaan de lijnen 32 en 33 gelijk op. Hier scheiden de wegen. 32 rijdt via de kortst mogelijke route naar Arnhem; 33 maakt nog een omweg via onder andere Gendt, Angeren en Doornenburg.

Gendt, Nederland

In Gendt stap ik uit. De bus is nog maar 7 minuten te laat, en ik heb 23 minuten totdat de volgende komt. Het is 23 minuten teveel, zie ik meteen zodra ik ben uitgestapt. Misschien oogt dit dorp op een zomerdag wat vriendelijker, maar in de schemering van een winteravond laat het zich van zijn beroerdste kant zien. Een nostalgische ANWB-wegwijzer, model 1950, wijst de weg naar de wijde buitenwereld. Ik loop echter de hoofdstraat in, met boerderijen, winkeltjes, een Marktplein met parkeerhavens en een muziektent, en daartegenover het modieuze Julianahof, dat hier staat te detoneren met zijn omgeving, en misschien een winkelpassage is, en misschien ook niet.

Op het marktpleintje staat een beetje wonderlijk bakstenen kunstwerk: vlammen die ten hemel reiken, zie ik erin. Ik probeer het te fotograferen, maar vergeefs; vanuit welke hoek ik het ook benader, het staat als een inktzwart silhouet tegen de avondhemel. Het monument is eerder opmerkelijk dan mooi. De eerste steen is in 1989 gelegd door drie generaties Van den Brink; de binnenkant - het gevaarte heeft ook een binnenkant - wordt blijkens de papiersnippers en lege hulzen, door de Gendtse jeugd gebruikt als vuurwerkafsteekplaats.

Afgezien van deze twee modernismen, het beeld en het Julianahof, is het dorp blijven steken in de jaren 50; een reservaat. Het café heeft volledige vergunning, zoals in ouderwetse letters zwart op wit vermeld staat op een halfvergaan bordje. Er is in dit proeflokaal ook een EHBO-verbandtrommel aanwezig; dat staat weer op een ander bordje. Ongetwijfeld hebben ze ook een doorgeroest "Perl"-fietsenrek uit 1934, dat op zomermiddagen naar buiten wordt gesleept. Een eveneens verroeste thermometer uit 1918, met kloeke cijfers en rode alcohol om de temperatuur aan te wijzen, had ik verwacht aan de gevel te zien hangen, maar die is er niet.

De stomerij is geopend voor "aan- en afgifte". Daar ik niets heb aan te geven, neem ik plaats bij de bushalte. Behalve lijn 33 stopt hier ook 34, die enkele spitsritten maakt naar de Bestuursacademie in Velp.

Lijn 33 arriveert. Het is niet te zien of het een Hermes- of Connexxionbus is: het voertuig zit geheel en al onder de Randstad-reclame, en onder de sneeuwbagger.



Kanjer

In Doornenburg wijzen grote, rode pijlen de weg naar een vuurwerkhandel. Via Angeren zet de bus koers naar Huissen. De boerenhoeven die ik links en rechts zie in het verdwijnende licht, maken een ingesneeuwde indruk.

Huissen (spreek uit: Huussen) is een randgemeente van Arnhem. De plaats maakt kans op aansluiting op het trolleynet, als ze het plan Trolley 2000 weer eens uit de prullenmand zouden willen halen. HOV is hier niet overbodig. Er is veel vervoer, zelfs op een dag tussen Kerst en Nieuw, en het aantal passagiers klimt naar 35; ik heb het vandaag nog niet eerder gezien.

Bij Malburgen rijden we Arnhem binnen. Achter me zitten twee mannen te vigileren op de Grote Kanjer in de Postcodeloterij of zoiets, die binnenkort uitgereikt wordt.

"38 miljoen", zegt één van de mannen met geile stem.
"Joa," relativeert de ander. "Maar ik heb laatst gelezen: je hebt maar een kans van één op 45 miljoen op de Kanjer. Ze hebben uitgerekend, stond in de krant, dat je nog een grotere kans hebt om een neerstortend vliegtuig op je test te krijgen, net als in de Bijlmer, toen. Dus als je de Kanjer wint, dan had je eigenlijk feitelijk net zo goed dood kunnen zijn".

De ander zwijgt, en blijft onhoorbaar dromen van zijn fortuin.


Toegift: De ICE

Om even over vijf komt de bus aan bij station Arnhem, waar het werk aan het busstation-cum-parkeergarage niet zichtbaar is opgeschoten. Dit zou het einde kunnen zijn van een enigszins zouteloos verhaal, ware het niet dat ik plotseling de inval krijg, om de ICE naar Utrecht te nemen. Dit artikel gaat daardoor lijken op een reprise van dat van Maarten, die onlangs ook de Duitse flitstrein nam, én een lange lijn; nummer 43 van Arnhem - De Laar Oost naar Apeldoorn. Ook die lijn is nieuw, en ontstaan door twee bestaande lijnen aaneen te plakken. Misschien doe ik hem zelf ook nog wel eens, maar niet nu, in de winterduisternis.

De ICE vertrekt om 17.55. Ik moet 50 minuten nimmer terugkerende tijd stukslaan in de Arnhemse stationshal, en loop van de CD-winkel naar de boekenkiosk en vandaar weer naar de CD-winkel. Een enquêtrice spreekt me aan. Of ik een paar vragen wil beantwoorden. Ik weiger, maar krijg er meteen spijt van: niets mooier om een leeg uur te vullen met het beantwoorden van een stompzinnige enquête. "Ja, ik wil toch", roep ik door de stationshal, maar ze is al verdwenen.

Als het tien voor zes is, moet ik nog een enkeltje Leiden uit de automaat trekken, plus een ICT-toeslagbiljet van f 3,00. Nu moet ik me toch nog haasten. Wanneer ik op het perron aankom, staat de ICE al gereed. Zoals de treinenkenners ongetwijfeld weten, en zoals de OV-onwetenden die ik ook onder mijn lezerskring tel, totaal niet interesseert, maakt de ICE sedert 5 november 2000 per dag zeven slagen Keulen - Amsterdam, ter vervanging van de oude EuroCity's, die toch ook nog twee keer per dag heen en weer rijden op dat traject.

Ik betreed de trein, waarvan het balkon zeer smaakvol is uitgevoerd, met veel hout. De ICE bestaat uit een eerste en een tweede klasse, gescheiden door een restauratierijtuig. De eerste klasse is altijd gericht op Amsterdam, en zit dus op de heenweg aan de vóór-, en op de terugweg aan de achterkant. Aan beide uiteinden bevindt zich een panorama-coupé, waar 16 gelukkigen uitzicht hebben op de cockpit van de machinist, en daarmee op de baan. Ik loop helemaal naar achteren. Vanzelfsprekend zijn in de "Panwag" alle zitplaatsen bezet, maar staande vanachter de ruit kan ik toch het nodige zien.

De trein zet zich zoemend in beweging. De rails van het Arnhemse emplacement schieten onder me door. Even wordt ik getroffen door een oriëntatiestoornis; gedurende een halve seconde ben ik ervan overtuigd dat we richting Duitsland rijden, en dat ik deze trein pas in Oberhausen zal kunnen verlaten. Dan draait de wereld weer 180 graden om, en zie ik dat we wel degelijk op Oosterbeek afkoersen.

Buiten is nu niets meer te onderscheiden, dus ik ga een plaatsje opzoeken. De trein is vol, maar ik vind nog een stoel aan het gangpad.

De ICE wint het qua zitcomfort met afstand van de Thalys. Ik houd nog zeker dertig centimeter knieruimte over, tot de stoel van mijn voorganger; ook een professionele basketballer zou zich in deze trein comfortabel kunnen laten vervoeren. Verder kan ik een betrekkelijk grote tafel uitklappen, en gebruik maken van een ruim kofferrek boven de zitbanken. In het midden van elke wagon bevindt zich bovendien een opslagplaats voor omvangrijke bagage. De bekleding van de banken en de hoofdkussentjes is in marineblauw.

Boven de stoelen bevinden zich reserveringsbordjes. Deze zijn digitaal, en werken dus niet goed; althans dat meen ik ergens gelezen te hebben.

De ICE mag nog zo'n mooie en gerieflijke trein zijn; de passagiers doen wat alle passagiers doen in een internationale trein: zich vervelen. Een blonde Germaanse ligt slapend aangevleid tegen de schouders van haar eega, die met stuurse bril in een krant kijkt. Een meisje van vier rent heen en weer door de trein, en haalt gymnastische toeren uit op de rugleuningen van lege stoelen, ouderlijke vermaningen ten spijt. Uit balorigheid wordt er bovendien stevig gerookt. Ik blijk in de afdeling Longziekten te zijn gaan zitten; er hangt een vette mist van sigarettenrook.

Een paar banken voor me zit een Amerikaan van een jaar of 20, die indruk probeert te maken op twee Oosteuropese deernen die hij op vakantie ontmoet heeft. Hij is op de humoristische toer, en laat iedere Witz volgen door een hoogstirritant gehinnik, met snorkende uithalen aan het eind.

"I'm just a little bit German; I'm just a little bit Nazi", zegt hij. "I speak four languages: American, Spanish, Mexican and Nazi. You should hear me speak Nazi. Mein computer eezz kaputt!(hinnik, hinnik, hinnik)". De meisjes doen het bijna in hun broekje van het lachen. Aangemoedigd door dit succes gaat de humorist opsommen, welke harde en softe drugs hij allemaal van plan is te consumeren, tijdens zijn verblijf in Amsterdam.

Ik zie de frisdrankflessen en en -kratten van Bunnik langsstuiven (de ICE rijdt in ons land overigens niet sneller dan 140 km / uur, zolang Neet er niet van te overtuigen is, dat deze lijn voor hogere snelheden geschikt gemaakt moet worden). Even later komt de trein aan in Utrecht. "Lets beat up some Nazi's (hinnik, hinnik, snort, snort)", hoor ik de Amerikaan nog zeggen. Dan stap ik uit.

Aan de overzijde van het perron staat, in schril contrast met deze mooie ICE, de Overnight Expresse gereed voor zijn rit naar Milaan, met wel erg gedateerde (slaap)wagens. We staan tussen oud en nieuw, zoals zo vaak. Dit is daarom echt het slotbeeld van dit artikel. Er komt geen toegift meer. Het onverbiddelijke eind van jaargang 2000 is aangebroken, en de eerste aflevering van 2001 is hiermee voltooid.

Frans Mensonides
6 januari 2001


lijn 33 (Wijchen - Arnhem) in kort bestek
Maatschappij Connexxion / (en een beetje Hermes)
Provincie Gelderland (geen Noord-Brabant, zoals ik even dacht)
Lengte traject (schatting) 48 kilometer
Rijtijd in aangegeven richting (overdag) ca. 2 uur 10
Idem, 's-avonds ca. 1 uur 50
Exploitatie (maandag - vrijdag) ca. 06.00 - 0.00
Zones 9 zones
Frequentie Halfuurdienst. Zondags en in de avonduren: uurdienst
NS-stations Nijmegen Dukenburg - Nijmegen - Arnhem
Overige knooppunten Nijmegen Plein 1944; Bemmel
Route: Wijchen - Nijmegen - Lent - Bemmel - Haalderen - Gendt - Doornenburg - Angeren . Huissen - Arnhem.