Dit is weer zo’n mooie tijdmachinefoto, genomen op de Hoge Rijndijk in Leiden. Die bracht me op het onderwerp van dit stukje. De eerste helft gaat over het blauwe Leidse stadstrammetje, dat op 7 oktober 1960 voorgoed naar de remise reed.
De tweede helft gaat over de nieuwe hybride diesel-elektrische bus van Van Hool (niet op de foto hierboven), die sinds een paar maanden proefrijdt in de kop van Zuid-Holland. Het verband tussen beide? Ze zijn beide vormen van schoon stadsvervoer. En ze zijn / waren allebei uitgerust met een bel, terwijl in de halve eeuw daartussenin alleen maar bussen met toeters rondgereden hebben.
De Leidse elektrische stadstram ging rijden in 1911, gedeeltelijk over de oude route van de paardentram die in 1879 in gebruik werd genomen. Hij werd tegelijk geopend met de interlokale tramlijn Leiden – Rijnsburg - Katwijk / Noordwijk, en verdween ook op dezelfde dag in 1960 weer uit het stadsbeeld.
Het lokale boemeltje reed in 1960 van Leiden Hoge Rijndijk naar Oegstgeest Kerkbuurt, een traject van een kilometer of 6. In de loop van zijn bestaan is de lijn enkele malen verlengd. In sommige tijdvakken is hij in twee stukken geëxploiteerd: Hoge Rijndijk – Leiden NS en Leiden NS – Oegstgeest. Dat ga ik niet allemaal uiteenrafelen; in de talloze boeken die over de Blauwe Tram van NZH zijn geschreven, vind je de hele historie.
Vanaf het beginpunt bij de Wilhelminabrug reed het trammetje over de Plantage de Hogewoerd op, waar grotendeels dubbelspoor lag; het zal de huidige wandelaar verbazen. De tram moet hier en daar wel de verf van de kozijnen geschraapt hebben. Daarna met een flauwe bocht de Breestraat op, waar het boemeltje in 1924 gezelschap kreeg van de interlokale tram uit Den Haag. Via Kort Rapenburg, Blauwpoortsbrug en Steenstraat ging het naar het station.
Foto: J.C.M.J. Offermans
Daarvoorbij lag tot 1953 die grote sta-in-de-weg, die elke tramdienstregeling tot een waardeloos vod papier maakte: de gelijkvloerse tram-treinkruising. Het treinverkeer op de Oude Lijn was iets minder frequent dan nu, maar toch zaten de spoorbomen vaker dicht dan dat ze open stonden. Die kleine trammetjes stonden in totaal altijd uren per dag te wachten op die plek. Datzelfde gold voor de HTM-tram naar Wassenaar en Den Haag, de al genoemde NZH-trams naar de kust en de ‘Bollentrams’ naar Haarlem.
De stadstram volgde het spoor van die laatste tram tot voorbij Oegstgeest Leidse Buurt. Na opheffing van die tram in 1949 werd de stadstram doorgetrokken naar Oegstgeest Kerkbuurt.
Er konden maar een man of 20 zitten in die korte gevalletjes. Maar 50 staande reizigers propten zich er wel bij, als het moest. En als hij echt vol zat, dan wachtte je gewoon op de volgende. Op werkdagen (waaronder toen ook de zaterdag viel) reden ze om de vijf à zes minuten.
Aan de eindpunten was geen keerlus. Aan de Leidse kant keerden de trams op een overloopwissel; in Oegstgeest op een stuk enkelspoor. Op de Hoge Rijndijk lag de wissel midden op straat; het (schaarse) autoverkeer moest er maar omheenrijden. Bij sommige typen trams klapte de conducteur aan de eindpunten de stoelleuningen om, zodat je altijd vooruit reed, als je tenminste een zitplaats kon bemachtigen.
Ik herinner me die trammetjes nog uit mijn peuterjaren. Mijn moeder vertelt dat ik ze ‘Het kleine trienkeltje’ noemde. Blijkbaar hadden ze een erg iel belletje. Het stelde niet veel voor, vergeleken bij dat met stoomfluit uitgeruste bakbeest van 80 ton, waarmee we van Voorburg naar Leiden waren gekomen om te logeren bij opa en oma. Die woonden in de in de buurt van station Lammenschans dat toen nog niet bestond, ver van de route van het kleine trienkeltje. Ik zie die dingen nog rijden in de stad, maar ik geloof niet dat ik er ooit heb ingezeten.
Op de Rhijngeesterstraatweg, tussen de Duinzichtstraat en de Schoutenburgstraat. Foto: Th. Smildiger
De aanstichter van dit stukje was dezelfde lezer die ook aan de basis stond van deel 2 van deze reeks. Hij stuurde de bovenste helft van het tweeluik op. Die foto werd in de zomer van 1960 genomen door een zekere Kees van der Laken, die ik niet heb kunnen vinden op het WWW. Een prachtige nostalgische plaat, met die toen revolutionaire lelijke eend, die prehistorische benzinepompen, dat Gulf-logo, die rustige Hoge Rijndijk die nu een autoriool is…
Ik naar de Hoge Rijndijk, bij vijf graden vorst en een schrale noordooster; ik moest en zou die plek hervinden. Wat voor aanwijzingen heb je, met zo’n foto op zak? Zo te zien aan de schaduwen rijdt de tram oostwaarts. De vermelding OEGstGEEst op de lijntrommel is dus voorbarig, hij reed nog naar het eindpunt Rijndijk ter hoogte van de Rijnstroomstraat. Goed, op de foto zie je dus de noordzijde van de Hoge Rijndijk. Die liep ik langs. Maar helaas, niets meer te herkennen.
Naar huis, en doen wat ik eerst had moeten doen: zoeken op Internet. Na Google-en bleek dat die garage van Van Ulden heeft gestaan tegenover het punt waar de Verdamstraat in de Hoge Rijndijk uitkomt. Een belangrijke plek in mijn eigen geschiedenis, want de fotograaf heeft dus de Jongens-HBS aan zijn linkerhand, waar ik in 1974 nog een blauwe maandag heb schoolgegaan, toen hij geen HBS meer heette. Maar daar zal ik hier niet meer over zeuren, dat heb ik al genoeg gedaan.
Met die aanwijzingen kon ik de plek gemakkelijk vinden. Hoe meer auto’s er in de stad kwamen, hoe minder benzinepompen er zijn overbleven. Garage Van Ulden heeft gedeeltelijk plaatsgemaakt voor tapijthal ‘Tapijt zonder spijt’, waarvan helemaal rechts een stukje zichtbaar is. Het linkergedeelte van de garage en het huisje rechts van de tram weken voor het moderne appartementencomplexje met de grijswitte gevel.
Je hebt alleen nog houvast aan het puntdakje achter de lijntrommel van de tram. Hoeveel er veranderd is in de loop van een halve eeuw! Spellingswijzigingen hebben ook plaatsgevonden; ‘Wooon’ schreef je toen nog met twee o’s.
Op vrijdagavond 7 oktober 1960 passeerde hier om 23:36 de aller, allerlaatste tram; schommelend en bellend op weg naar de remise en uiteindelijk de sloper. Vijf uur eerder was in Voorburg mijn jongere broertje ter wereld gekomen; dat heeft er niets mee te maken, maar het is wel een feit.
De trams naar Den Haag (die van NZH en HTM) mochten nog even doorrijden, en verdwenen pas op 9 november 1961, toevalligerwijze ook alweer op een memorabele dag in mijn leven: mijn amandelen werden verwijderd. Ik heb ze nooit gemist in mijn latere leven, en die trams feitelijk ook niet. Je zou toch raar opkijken als nu zulke oude kavaljes om de hoek zouden komen als je bij de halte staat te wachten. En een chiplezer in zo’n ding is natuurlijk helemaal geen gezicht, laten we wel wezen! Tijd om ons te richten op modernere middelen van stadsvervoer.
En dan stuiten we op de hybride bus. Sinds afgelopen herfst rijden er vier hybride, dieselelektrische bussen van de Vlaamse autobusbouwer Van Hool rond in de kop van Zuid-Holland. Er rijden er twee in en om Leiden; meestal op de lijnen 11 / 12 (Leiderdorp Rijnland Ziekenhuis – Leiden Stevenshof / De Vink), 39 (Leiderdorp Rijnland Ziekenhuis – Leiden – Leidschendam – Den Haag CS) en / of 48 (Leiderdorp Zuid – Voorschoten Hofvliet).
De bussen dragen het Connexxionlogo en een extra logo van de provincie Zuid-Holland, die het experiment sponsort. Ook het Rijk springt bij met subsidie.
Hoe werkt zo’n hybride bus? Eigenlijk moet je dat niet vragen aan een alfa, een technobeet. Maar in wezen is het heel simpel. Zegt dit plaatje, in de hybride bus zelf, niet meer dan alle tekst die ik er aan vuil zou kunnen maken?
De energie die vrijkomt bij het remmen van de bus wordt omgezet in elektriciteit en opgeslagen in wat ultracaps heten, ofwel supercondensatoren. Daardoor kan de bus gedeeltelijk rijden op elektriciteit. Dat heeft weer tot gevolg dat er minder kooldioxide (CO2) wordt uitgestoten, het gas dat zowel de lucht als de emoties verhit. Ook komt er minder stikstofoxide (NOx) vrij, en dat is pas echt smerig spul.
Verder kan de dieselmotor ook nog een elektrische generator aandrijven; dat is mooi, want dan snijdt het mes dus aan twee kanten. Verder snap ik zoals gezegd niet veel van. Ik heb ook geen site gevonden waarop het echt helder uiteen wordt gezet. Er wordt altijd erg, erg veel voorkennis verondersteld. Wat ik wel snap: de Hybrid rijdt zo geruisluis dat hij zijn aanwezigheid kenbaar moet maken met een belletje.
Daarnaast hadden we ook nog de hybride waterstofbus, aangedreven door H2 in plaats van diesel. Die is nog schoner, want er komt slechts zuivere waterdamp uit de uitlaat.
Wat is daar toch van geworden? In de herfst van 2008 werd die getest rond Leiden, een zo feestelijke gebeurtenis dat we een week lang gratis met de bus mochten. Ik was toen nog een keer in Gouda, waar het nu juist weinig feestelijke tijden waren voor de stadsbus.
Die Waterstofbus, daar heb ik nooit ingezeten, en ik vraag me zelfs af of ik hem ooit wel eens gezien heb. Het experiment was vast van heel korte duur. Er schijnen ook nadelen aan te kleven, hij is erg schoon, maar ook erg duur.
Met de hybride dieselbus ontwikkelde ik al spoedig een rare relatie. Soms zie je hem, maar meestal niet. Geen wonder als er maar twee rondrijden in en om de stad. Maar zijn verschijning is een kwestie van serendipiteit; je ziet hem alleen als je hem niet zoekt.
Ik zag hem een keer passeren toen ik toevallig een fototoestel in de hand had; ik stapte er zo maar een keer in, toen ik nietsvermoedend lijn 48 wilde nemen, en lette er eigenlijk helemaal niet op. Maar ik heb er ook een keer een uurlang bij Leiden centraal vergeefs op staan wachten, toen ik besloten had, er een stukje over te schrijven. Teleurgesteld en versteend droop ik af, ik sloeg de Haarlemmerstraat in, keek nog een keer over mijn schouders, en ja hoor, daar stoof hij achter me langs, op lijn 48.
De dagen daarna zag ik hem soms tegemoet komen als ik in een andere bus zat, klaarstaan op het stationsplein als ik met haast een trein moest halen, net langsstuiven als ik een zijstraat uitkwam, et cetera. Meer geluk had ik op vrijdag 19 februari 2010. Na een kwartiertje verscheen hij op lijn 48.
Er neemt een beginnend-bejaarde dame naast me plaats die een metallic hutkoffer op wieltjes achter zich aan heeft binnengerold.
‘Bijzondere bus’, vindt zij.
‘Ja, het is een Hybrid. Diesel-elektrisch. Er loopt stroom van de motor naar de accu. Schijnt iets nieuws te wezen.’
‘Nee, maar ik bedoel meer die zitbanken. Ze zijn wel mooi, maar zitten niet best. Keihard. Zou dat nou ook horen bij dat principe van wat u zegt, hybride?’
Inderdaad, deze banken zijn niet erg comfortabel. Maar ik kan me niet voorstellen dat iets te maken heeft met het hybride karakter van de bus. Het enige uiterlijke kenmerk daarvan is die dinges op het dak, over vrijwel de hele lengte van de bus; een stuk dunner en eleganter dan die gigantische aardgasbellen-van-Slochteren bovenop de rode Veolia’s.
De bus heeft goede rijeigenschappen en een aardig, beschaafd klinkend belletje; een echte bel, volgens mij; niet een uit een chip, zoals de Combino. Qua geluidsniveau zit de motor in tussen een trolleybus en een gewone diesel, precies zoals je verwacht. Is die bel niet een beetje overtrokken? In Arnhem hebben de trolleys ook geen bel. Maar daar zijn fietsers en voetgangers gewend om geplet te worden door een onhoorbare bus.
Lijn 48 rijdt een bijna eindeloze kronkelroute door de villaparken van Voorschoten. Dunbevolkte wijken, maar met een enorme autodichtheid; er neemt hier nooit iemand de bus. Ik zit er nu alleen in, net als alle vorige keren dat ik deze route nam. Uiteindelijk stap ik uit in de wijk Starrenburg langs de Vliet. Ik fotografeer daar de bus op zijn terugweg, in neerkletsende gure regenvlagen. Een rotfoto, maar beter kun je ze niet krijgen, met zulk weer. Zonservice, eens een beetje licht en warmte in ons hart, als we dat op dit bedrijventerrein eens zouden kunnen kopen…
De hybride bus laat zich van zijn meest grillige kant zien. De dag daarop zie ik hem toevallig bij Leiden Centraal, als ik de trein wil nemen naar Rotterdam; weer op lijn 48. Daar Rotterdam niet wegloopt, pak ik snel even de Hybrid voor een paar haltes.
Deze keer zitten er onder anderen twee Indonesische dametjes in de bus. ‘Nu het kabinet is gevallen, kunnen we tenminste nog wat langer reizen met de strippenkaart’, zegt de een tegen de ander.
Oh ja, het kabinet is gevallen vannacht. De relatie met dat feit en de chipkaart had ik nog niet gelegd. Het kabinet gevallen; het zal allemaal wel. Ik blijf voor Olympisch schaatsen soms op, maar voor vallende kabinetten niet. Zoiets lees ik ‘s morgens wel op teletekst.
Een paar dagen later lees ik dat Huizinga gepromoveerd is tot minister van VROM en uiteindelijk dan toch nog van het chipkaartdossier is afgehaald. Of dat helpt, betwijfel ik.
Leiden, Haagweg
Terug naar de Hybrid. Ik denk dat hij wel aan zijn eisen voldoet, zeker als ze er normale bankjes in gaan zetten. Er moesten er maar snel wat meer komen, zodat je er tenminste niet meer een uur op hoeft te wachten.
Frans Mensonides
26 februari 2010
Laatste wijziging: 9 maart 2010
Er geweest: bij vorst en regen
De winter verdween en de zomer verscheen. In de loop van voorjaar 2010 stroomde er een hele vloot Hybrids in, groengeel-wit-blauw van kleur en voorzien van door basisschoolleerlingen ontworpen slogans en tekeningen.
Met het aantal Hybrids groeide ook het aantal klachten van reizigers. Velen hebben bezwaar tegen het zitmeubilair, dat niet alleen oncomfortabel is (zoals hierboven al opgemerkt), maar ook zo hoog boven de busvloer is aangebracht, dat je er bijna met een laddertje bij moet klimmen. Ook voor rollatorrijders schijnt de bus verre van ideaal te zijn. Verder klagen chauffeurs over de ergonomische eigenschappen van de bus. Zie dit krantenartikel.
Dat is allemaal wel begrijpelijk, want die ingewikkelde diesel- annex elektromotor moet vanzelfsprekend érgens zitten. De ruimte voor de mens is in zo’n technologisch hoogstandje natuurlijk beperkt, net als in die krappe capsules waarmee ze rond 1969 naar de maan vlogen.
Ik zelf waardeer de Hybrids vooral om hun geruisloosheid. Toch ontstaat de indruk dat bij het ontwerpen van de Hybrid meer rekening is gehouden met het milieu dan met de gebruiker. Hybrid, betekent dat, oorspronkelijk niet: ‘bastaard?’ Connexxion heeft beloofd, deze litlle bastards op te gaan pimpen tot een niet alleen milieu-, maar ook gebruikersvriendelijke bus.
FM, 22/08/2010
Foto's van de tram op de Plantage en in Oegstgeest overgenomen uit: A. van Kamp,
Vaarwel! Blauwe Tram. De laatste jaren van het NZH trambedrijf (...). Heiloo 1989.
Tevens verschenen in dit reeksje:
1: Katwijk ontkoppeld (maart 2009)
2: Tijdmachinefoto van de KW-laan in Voorburg (april 2009)
3: Lijn 13 Leiden, of: Met mevr. Vogelaar in een prachtwijk (april 2009)
3a: Het vervolg op lijn 13 is lijn 14 (december 2009)
4: Lijn 28 via Hofwijck naar Heerlijk Helder (december 2009)
6. Naar de bollen; wandelen langs de tramlijn Leiden - Haarlem (1881-1949), deel 1, deel 2, deel 3 (voorjaar 2010).
© Frans Mensonides, Leiden, 2009