Huygens' Zedeprinten (1623) - De komediant (vertaling)

Zedeprinten Startpagina <<< De komediant (inleiding) <<<

De originele tekst, uitgegeven naar het handschrift van Constantijn Huygens (Universiteit Leiden)

De komediant

(r. 1) Hij speelt ieder mens, altijd en overal waar de honger hem dwingt. Hij is een bedelaar met een degen, een papagaai voor een aalmoes. Hij is humorist uit geldgebrek. Hij is een aap in mensengedaante, een magistrale idioot, een sprekend portret, een geest voor een paar uurtjes. Hij is een levendige afbeelding van alles wat voorbij gaat in de wereld, een veinzer voor de grap, een schaduw die je aan kunt raken, een kluchtige Aristippus. Er is geen kledingstuk dat hem niet past.
(r. 9) Hij is zoals ieder mens zou moeten zijn. Verandering van rang en stand hebben alleen invloed op zijn wezen als dat nodig is voor zijn rollenspel. Belandt hij op de troon, dan stijgt de kroon hem niet naar het hoofd. En raakt hij vervolgens aan de bedelstaf, dan weerspiegelt zijn gezicht zijn ongeluk, maar blijft zijn hart de gulden middenweg bewandelen. En onder zijn mombakkes zit nog steeds dezelfde man, die rijst en daalt maar toch onbewogen blijft. Binnens- en buitenskamers: beroepstoneel in Huygens’ tijd (2)
(r. 17) De wereld is het podium waar de gemaskerde mens zijn rol speelt. Velen worden er sprekend ingevoerd, anderen blijven stom. Velen draven er, velen staan er stil, velen gaan af, velen komen op, velen moeten zweten voor hun geld, anderen kunnen het opscheppen bij bergen. Alleen hij is gelukkig, die kan krijgen en houden wat hij wil en kan missen wat hij missen moet. Alleen hij is gelukkig die met mate rouwt en met mate lacht in voor- en tegenspoed, en zegt: ‘Vandaag is het zoals het is; alleen God weet wat morgen komt’. (r. 24)

Den Haag, 14 oktober 1623

 

Binnens- en buitenskamers: beroepstoneel in Huygens’ tijd (3)

Gebruikte annotaties

C. Huygens, Zedeprinten, vermeerderd met de tot dusver onuitgegeven print van ‘Een professor’ en van inleiding en aanteekeningen voorzien door H.J. Eijmael (…). Groningen 1891. p. 73-74.


© Frans Mensonides, Leiden, 2008.