De digitale reiziger (116)
Appen in Appingedam; Q-link 6, Haren – Delfzijl



Ten Boer

Ik ‘moest’ nog een gratis seniorenvrijreisdag opmaken voordat hij zou vervallen, had daarvoor alleen maandag 12 juni 2017 nog maar beschikbaar en toog dus op pad, ondanks herfstig weer. Waarom niet even op en neer van Leiden naar Delfzijl? Dan zit je in ieder geval op zo’n dag toch zo’n 6,5 à 7 uur lang hoog en droog in het OV.

Het Q-linknet in en om de stad Groningen is afgelopen december uitgebreid met een zesde lijn, lijn 6, naast 1 (v/h 11), 3, 4, 5 en 15. Die nieuwe lijn loopt van Haren P&R via Groningen naar Delfzijl. Q-link, dat is een bus. Op het traject Groningen – Delfzijl rijdt ook al heel lang een trein. Maar die komt niet in Ten Boer, en die plaats roep ik dan maar uit tot voorlopige bestemming van mijn reisdag. Wat er te zien is, zoek ik niet van te voren op, maar ga ik bekijken.

De Q-link van Qbuzz introduceerde ik twee jaar geleden in het gelinkte stukje (het ge Q-linkte stukje). Kort en goed komt Q-link neer op een netwerk van mooie, snelle, hoogfrequente en comfortabele bussen. Zij onderhouden verbindingen in en om de stad Groningen: tussen buitenwijken, forenzendorpen, het centrum, hoofdstation, ziekenhuis UMCG, de universiteit en diverse P&R-terreinen.

In dat artikel van juni 2015 kreeg de Q-linkbus een veel betere pers dan de NS die me naar Groningen toe gebracht had en met enige moeite ‘s avonds ook weer naar huis. Dat artikel heette ‘De triomf van het rubber over het staal’. Dat was niet alleen een sneer naar NS, maar had ook te maken met de voorgeschiedenis van Q-link. Deze bus (rubberen banden) was namelijk een goedmakertje voor het niet doorgaan van een tramnet (stalen wielen) in en om de stad Groningen. Het werd een succes: in 2016 maakten ruim 7 miljoen passagiers gebruik van de toen 5 Q-Linklijnen. 

 

Op naar Boltklap!

NS slaan we in dit artikel over. Ik  bereik Groningen net als in het vorige stuk over Q-Link rond kwart voor twaalf. Die stad verwelkomt me al met regen en ik stap meteen over op de bus.

Lijn 6 rijdt in de ochtenddaluren om het halfuur, gaat in de middag om het kwartier rijden en heeft in de ochtendspits zelfs om de 10 minuten gereden. Hij vertrekt volgens het elektronische tijdenbord van perron J. Dat ligt helemaal achteraan dat immense busstation, als slot van de alfabetische reeks C, D, E, F, G, H, K; de logica is weer eens ver te zoeken. 

De bus wordt gereden door een struise Groningse. We koersen niet langs de Martinitoren maar wel langs het academisch ziekenhuis UMCG. Daar stappen nog een paar mensen in, maar in die ruime gelede bus zitten toch niet meer dan 12 opvarenden als we langs het Damsterdiep oostwaarts rijden. Het De Stijl-jaar heeft ook hier in het noorden schoolgemaakt; op industriële loodsen manifesteren zich elementaire kleuren.

Deze route, tot de nieuwbouw bij de halte Ruisscherbrug, hebben wij van De digitale reiziger al een keer afgelegd tijdens die fietstocht van 2006/2007 om Groningen (jawel, die duurde 2 jaar). Oh, die kleurige loodsen, of bedrijfsverzamelgebouwen eigenlijk, had je toen ook al. Je moet toch een heel bijzonder gevoel voor schoonheid hebben om zo’n fietstocht op zijn waarde te schatten.

Als de stad Groningen tot een eind is gekomen, nemen we een smalle, lange, rechte polderweg, de N360. Er staat hier en daar een wrakke abri van model-50-jaar-geleden. Q-link vervangt op dit traject een reguliere streekbuslijn, nummer 140.

De rit voert langs Garmerwolde naar Ten Boer, een gemeente met slechts ruim 7000 inwoners, ook nog inclusief een groot aantal buurtschappen. Deze dwerg in gemeenteland ontsnapte in 1990 ternauwernood aan opslokking door de iets grotere buurman Bedum en bestaat ook in de 21ste nog voort in zelfstandigheid.

Bij het binnenrijden van het dorp zie je vlak na elkaar twee molens. De donkere heet Bovenrijge, dateert uit 1903, was een houtzaag- en korenmolen en stond oorspronkelijk heel ergens anders dan hier, namelijk in het gehucht Bovenrijge. Hij was uitgerust met zelfzwichting, wat ik me er ook maar bij moet voorstellen; het houdt allemaal verband met de zeeg.  De molen zwichtte zelf in 1976, hij zeeg ineen. Wat we nu zien, is een replica.

De Widde Meuln (Witte Molen) staat hier al sinds 1839 eerst te pellen en later graan te malen. Na diep verval is hij in de jaren 00 van deze eeuw gerestaureerd. Aangetekend moet worden dat  die twee molens strikt beschouwd niet in Ten Boer staan, maar in de buurtschap Boltklap.

 



Ten Boer van de lijst afgevoerd

De Q-link houdt de grote weg aan; het plaatsje zelf wordt ontsloten met een buurtbus. Een dikke honderd Ten Boerders zijn vanmorgen met de fiets naar de Q-linkhalte gereden, in de buurt waarvan Tante Alijta aan gastouderopvang doet.

In Ten Boer is het in hoge mate maandag tussen de middag. Lucet Bloemsierkunst, Restaurant De Buren, Plus-supermarkt Storteboom; het Buurhoes, het zit allemaal dicht. In het woonzorgcentrum Bloemhof is de lunch geserveerd;  achter de ramen zie ik senioordere mensen dan ik zelf achter dampende soepkoppen zitten. Ik ben zo’n tehuis een keer binnengelopen, ook bij druilweer, in de veronderstelling dat het een restaurant was, maar die vergissing maak ik geen tweede keer.

Nu nader ik het Koopmansplein, het absolute hart van Ten Boer en wijde omstreken. Het is een grote, kille, kale, winderige vlakte met winkels, en kent modern ogende huizen, maar ook huizen met knusse geveltjes. Vreemd, het maakt een desolate indruk als ik er loop, zeker met die motregen. Maar ik denk ineens bij m´n eigen: ik kon hier wel een panoramafoto schieten. Ik voeg de daad bij het woord; het kost toch niets.

En zie, als ik die foto later op mijn computerscherm vertoon, lijkt dat akelige plein, autoparkeerput ook nog, ineens heel wat, bijna grootstedelijk, zelfs. Het is veranderd in wat de stedenbouwkundige bedoeld heeft, denk ik. Maar dat is dan meer de verdienste, al zeg ik het zelf, van de fotograaf dan van hem. Schoonheid zit ´m meer in hoe je kijkt dan in wat je ziet.

Het gaat harder regenen. Ik onderdruk de neiging om gillend en wild gesticulerend naar de Q-linkhalte terug te rennen, weg uit Ten Boer. Een autochtoon, een ouwe kerel die wijzer zou moeten zijn, rijdt me op het trottoir bijna ondersteboven met zijn fiets. Ik maak een bezadigde opmerking over verkeersregels die ook in Ten Boer nageleefd moeten worden, maar hij rijdt door zonder om te kijken en zonder woord van excuus.

Het is op dit moment dat ik Ten Boer schrap van mijn longlist van plaatsen waar ik te zijner tijd mijn levensavond zou willen doorbrengen. Erg snel, misschien, zo’n kras erdoor, maar een plaats krijgt nooit een tweede kans voor een eerste indruk.

Misschien moest ik die hele shortlist maar vergeten en gewoon blijven wonen in Leiden Zuid West, tot de dag dat ik er horizontaal wordt weggedragen. Sinds dat toneelstuk van PSTheater waarin ik meespeel, en dat zelfs deels over mij gaat, is het weer helemaal MIJN buurtje.

Hoe is dat dan gegaan? Waarom ben ik ervan vervreemd in de loop der decennia? In de tijd dat er nog touwtjes uit brievenbussen hingen, kende je iedereen; de buurtkinderen, met wie je speelde of ruziede. Van de mensen uit de portiekflat aan de overkant wisten we al het lief en leed, omdat ze bij hoogtijdagen en in nood altijd bij ons kwamen telefoneren, omdat ze zelf geen telefoon hadden. Het zal in Ten Boer niet anders geweest zijn dan in Leiden.

Maar wanneer zie je nou je buren nog? Ja, als er een pakketje van Bol.com bezorgd werd toen je niet thuis was.

We gingen elke zomer een paar weken in een huisje op de Veluwe, maakten zo nu en dan eens een NS-vakantiedagtocht naar Artis of Blijdorp, en logeerden een keertje bij de familie in het oosten. Maar 49 weken per jaar leefde je je leven in je eigen buurt.

De laatste jaren kwam ik er eigenlijk alleen nog maar om te slapen. Het bijzondere van die buurt zag ik niet meer, tot dat hyperrealistische toneelstuk over, voor en door onszelf. Ik zie PSTheater zelfs in Den Boer nog een pakkende voorstelling maken, die mensen verzoent met zichzelf, elkaar en met hun noodlot, in deze streek geboren te zijn.

Nu gaat het echt plenzen en ik vlucht een abri binnen. Pas over 165 minuten zal hier een buurtbus stoppen. ´HOI!´, brult een gigantische vrouw, die in plastic gehuld langsloopt, me toe. Ze is van mijn leeftijd, maar ik geloof niet dat ik ooit met haar geknikkerd heb als kind.

Het wordt weer iets droger en ik loop verder. De kerk maakte ooit deel uit van een kloostercomplex. Rond 1300 werd een groot moeras ontgonnen en dat was de aanzet voor Ten Boer zoals wij dat nu kennen. De kloostervader die daarvoor verantwoordelijk was, heette Abt A, zo staat hij vermeld in kronieken. Hij was degene die A zei en anderen zullen daarop B gezegd hebben, anders was het hier nog steeds een moeras geweest.

Mannen en vrouwen, jongens en meisjes, dikkerds en magerds die ik tegenkom: allen groeten me met een welgemeend ‘HOI’. Het hoort hier blijkbaar zo. Ik roep steeds ‘HOI’ terug, natuurlijk. Het gaat vervelen, na een keer of 20. In dat toneelstuk hielden we het tenminste op HALLO.

Op de Burgemeester Triezenbergstraat zit in een huiskamer een jongeman naakt op de bank, de edele delen slechts bedekt door een laptop. Ja, het is vandaag een stuk koeler dan gisteren, maar de hitte hangt nog zo in huis, hè. ‘HOI’, mime ik door het vensterglas heen, maar hij werpt me een verstoorde en betrapte blik toe.

Bij de halte van de Q-link staat een man van de Fa. Spie ongeïnspireerd het digitale tijdenbord te reinigen. Daarna gaat hij een poosje staan te overdenken, wat hij nu de rest van de middag zal gaan doen: de halte ertegenover schoonmaken of de volgende halte aan dezelfde kant van de weg. He doesn’t like Mondays, dat straalt zijn hele houding uit. Ik registreer het allemaal alleen maar; ik zeg er allemaal niets van.

 



Appen in Appingedam


De bus komt. Die rijdt verder door / langs Oosterdijkshoorn, Ten Post, Kroddeburen, Winneweer, Garrelsweer, Wirdum(erdraai) en Eekwerd(erdraai).Nergens zie ik aanleiding om uit te stappen. Dan wordt Appingedam zichtbaar aan de horizon, toch een heuse stad aan het eind van de toendra’s van noordoost Groningen.

De Q-Link bereikt het station van Appingedam 43 minuten na vertrek van dat van Groningen. De trein doet het in exact een halfuur. Maar die rijdt ook maar eens per halfuur, en de bus in de spits vaker. Bovendien: als je in Appingedam ver van het station woont, ben je met die rechtstreekse bus beslist sneller in Stád. Kortom: bus en trein kunnen op dit traject best naast elkaar bestaan, en het rubber wint het vaak van het staal.

Eén halte voorbij het station is nog steeds dat excentrisch gelegen busstation. Ik stap uit.

Bij een vorig bezoek aan Appingedam in 2006 vielen mij vooral de hangende keukens op, geen wereldwonder, zoals de hangende tuinen van Babylon, maar wel vermaard in heel Groningen. Ik suggereerde dat ze in vroeger eeuwen ook gebruikt werden om gemakkelijk in de gracht te kunnen schijten, maar dat doet aan het bijzondere en originele van het concept niets af.

Vandaag, anno 2017, valt me vooral op dat letterlijk iedereen in Appingedam loopt te appen met zijn telefoon. Dat is overal zo, tegenwoordig, maar ik moet en zal een woordspeling maken over appen in Appingedam. Waarom heb ik in 2006 die flauwiteit al niet gedebiteerd? Ik denk dat het woord appen helemaal nog niet ingeburgerd was of zelfs nog niet bestond.

Wat toen ook nog niet kon: panoramafoto’s maken met een eenvoudige compact-camera. Ik wil er een van die keukens. Maar die komt nou juist weer wat minder uit de verf dan die van dat plein in Ten Boer.


Op mijn plattegrond-app zie ik hotel-restaurant Het Wapen van Leiden opdoemen. Daar ga ik niet binnen; daar kom ik niet helemaal voor uit Leiden. Verder met de Q-link naar Delfzijl.

Later heb ik pas opgezocht waarom het hotel zo heet. Het was ooit een herberg, die lag aan de handels- en Hanzeroute waarover het Leidse laken werd geëxporteerd naar Oost- en Noord-Europa. Daar hadden ‘wij’ een enorm afzetgebied. Nederlands was rond de Oostzee een internationale handelstaal. Tot in Stockholm, Riga en Talinn aan toe werd Nederlands verstaan. Toneelspelers traden er op met Nederlandse stukken. Een interessant stuk geschiedenis; jammer achteraf dat ik niet op z´n minst een kop koffie gedronken heb in Het Wapen van Leiden.

 

Delfzijl West en Stedum

Delfzijl West

Ik stap uit bij het ziekenhuis van Delfzijl. Die stad heet onderhevig te zijn aan krimp en zelfs ontvolkt te raken. Maar in deze buitenwijk is het niet stiller dan in de honderden andere tweeverdienerswijken in dit land, midden op de middag. Er  wonen nog steeds mensen en rijden nog auto's. Ja, op sommige parkeerterreinen groeit wel onkruid tussen de straatstenen; forenzen die nimmer terugkeerden en elders een bestaan opbouwden?

Ik laat het rubber achter me, stap over op stalen wielen en ga nog een lijst korter maken, naast die lijst van plaatsen waar ik mijn levensavond wil doorbrengen. Aan de spoorlijn Delfzijl – Groningen liggen nog drie stations waar ik nog nooit eerder ben in- of uitgestapt: Delfzijl West, Loppersum en Stedum. Het middelste, Loppersum, zal ik overslaan; eens mens wil altijd nog iets voor later bewaren.

Het eerste ligt op een viaduct over een weg heen. Het is vijf vóór en ik zie net een trein wegrijden naar het eindpunt, Delfzijl, dat nog maar 1200 meter weg is. Volgens de in beton gegoten wetten van het spoorboekje zal de trein dan om vijf óver wel terugkeren. Dat klopt ook. Het station, waar de reizigers nu langzaam toestromen (3, uiteindelijk wel 4) is geopend in 1968.

Opvallend, als je de vertrekstaat bekijkt, is dat er geen een trein overnacht in Delfzijl. De laatste trein uit Groningen rijdt weer helemaal naar Groningen terug, vrijwel leeg dan, vermoedelijk. En de eerste van de dag gaat op een onzalig tijdstip al even leeg van Groningen naar Delfzijl om daar de vroegste forenzen op te pikken.

Op de Q-Link-lijn gaat dat anders. De vroegste bus vertrekt een minuut na 5:00 uur uit Delfzijl en de laatste keert daar om exact 2:00 uur terug. Ook dauwtrappers en late stappers zijn dus meer geholpen met de bus dan met de trein.

Op dit door Arriva geëxploiteerde spoorlijntje speelt het begrip: stationsomgeving geen rol. Delfzijl West is omringd door woningen, maar in Appingedam, Loppersum en straks Bedum zie ik ten noorden van het spoor alleen weiland. Hier geen toplocaties met (kan)torenflats en zo.

Stedum

Stedum is een verhaal apart; daar is helemaal nauwelijks bebouwing rond het station. Je moet de Stationsweg aflopen om in de dorpskern te geraken, overigens maar een eindje van nog geen 10 minuten. Koers maar aan op de hoekige kerktoren op een wierde, een bult in het landschap.

De kerk en de oudste huizen op die wierde dateerden uit de late middeleeuwen. Wat je er nu ziet, is vooral uit de 19e eeuw, wat vaak duidt op late bloei door de aanleg van een spoorweg. De lijn Groningen  - Delfzijl viert over drie dagen zijn 133ste verjaardag.

Stedum, dat valt onder gemeente Loppersum, telt exact 1111 inwoners. Ja. In de Wikipedia staat 1110, maar wie zegt dat er de laatste tijd niet een nieuw Stedumertje is geboren?

Ook Stedum heeft een Triezenbergstraat op de plattegrond. Triezenberg, dat moet iemand gewéést zijn… Geen opzienbarende conclusie, want je moet er so wie so geweest zijn om een straat naar je vernoemd te krijgen.

Het dorp, niet veel meer dan 500 stappen in doorsnee, is grotendeels beschermd dorpsgezicht, dus ik geef mijn camera beter de kost dan mijn digitale notitieblok.

Ik snak nu werkelijk naar een kop koffie en al even sterk naar appelgebak. Er zal toch wel horeca zijn in Stedum, al ben ik die nog niet tegengekomen? Ja, in dit straatje hangt Leffe uit. Waar bier geschonken wordt, is vast ook de koffie bruin. Nee, ik vang bot, het is gewoon maar een woonhuis. Opnieuw nee, het is wel degelijk een café, genaamd ’t Oude Raedthuys. Maar deze huiskamerkroeg is alleen geopend op afspraak. En ik heb niet afgesproken, ik wist het niet; ik wist vanmorgen niet eens dat ik in Stedum verzeild zou raken.

De kerktoren slaat 4 uur, met 4 korte, afgebeten slagen. Terug naar het station.


Haddingestraat


Terug in Groningen-stad loop ik – na HEMA-koffie plus appelgebak - even naar de Grote Markt met de Martinitoren. Hier rijden en stoppen de buslijnen 1 t/m 5; lijn 2 is een reguliere stadsbus en de rest Q-Links. Ik schiet een foto van een bus. Eindelijk heb ik die therapie gevolgd tegen hoogtevrees. Ik durf nu best op dat smalle richeltje te staan dat 9 meter boven de harde straatstenen uittorent.

Nee, onzin, ik sta achter een reling, maar ben toch als de dood; alles voor een foto. Er is hier een grote trap, annex publieke tribune, annex uitkijkpost. Het hele gevaarte is bedoeld om de aandacht te vestigen op Het Informatiecentrum Groningen Vernieuwt en op de VVV, die zich daaronder bevinden. Daarbovenop maak ik die busfoto, want binnen afzienbare tijd kan dat niet meer.

Er had ooit een tram zullen rijden over dit plein aan de voet van de Martinitoren. Dat ging niet door. Maar het gemeentebestuur heeft nu besloten, dan ook de bus maar te verbannen van het plein. Binnenkort worden alle buslijnen omgeleid. B&W bestaat hier mede uit politieke partijen die er soms van verdacht worden, het OV een goed hart toe te dragen, zoals GroenLinks en de Partij voor de Dieren. Maar ook die stemden tegen de bus.

De Christenunie stemde tegen het plan, dus vóór de bus. De CU blijkt maar weer eens de enige echt pro-OV partij te zijn.

Maar hoeveel hun principes waard zijn als het er echt op aan komt, daar zullen we een paar weken na vandaag achter komen. Om als bijwagen te kunnen functioneren achter het motorblok van het kabinet, zullen ze in de Tweede Kamer stemmen tegen voorstellen om de bankiersbonussen te beperken en de eigen bijdrage bij het ziekenfonds af te schaffen. Vermoedelijk neemt de CU straks net zo gemakkelijk afstand van de bezwaren tegen beëindiging van een voltooid leven. Ik stel mijn bekering tot deze partij dus nog maar even uit.

Zijpad; terug naar Groningen, nu. Het college van Groningen wijst erop dat er enorm veel bussen op het Zuiderdiep stoppen. Daarvandaan is het nog maar 350 meter lopen naar de Martinitoren, als je via de Haddingestraat gaat. Haddinge, Haddinge; hadden we die dingen nog maar, zullen ze ooit over de bussen op de Grote Markt zeggen.

Er komt wel aanvullend vervoer voor mensen die slecht ter been zijn: een golfkarretje. Dat is weer eens zo’n halfgaar alternatief OV-systeem, ten stadhuize bedacht door een ontaarde verkeersambtenaar. Die golfkarretjes gaan ongetwijfeld snel afkoersen op een voltooid leven. Nee, Groningen maakt hier wel een bijzonder slechte beurt!

Frans Mensonides
2 juli 2017
Er geweest: maandag 12 juni 2017

 

© Frans Mensonides, Leiden, 2017