LAATSTE
ZES AFLEVERINGEN
229. TRIX; T-REX IN TOWN (11/12/2016)
228. KIEKEN EN SPIEKEN, EEN STUKJE ETYMOLOGIE
(27/11/2016)
227. DE
THUISPAGINA 20 JAAR / DE THUISPAGINA
DIGITAAL ERFGOED (13/11/2016)
226. DAGBOEKSPION,
OF: MIJN GEBOORTE ALS HAPPY
ENDING (30/10/2016)
225. WIEGENHITS
1956 (16/10/2016)
224. 'VOOR
GOD & GELD' IN GENT / MARTEN
EN OOPJEN ZIJN EEN KOOPJE (02/10/2016)
Een anekdote uit de goeie ouwe tijd, zo’n ruime halve eeuw
geleden. Het was een zomerse woensdagmiddag. Wij, mijn moeder, broertje en ik,
moesten ergens heen. Ik weet niet meer waarheen, maar we moesten er dringend
wezen.
Nu verwachtte mijn moeder uitgerekend die middag de
loodgieter, die een onwillige keukenkraan moest repareren. Maar wij moesten
weg. Wat nu? Moeder besloot de achterdeur voor hem open te laten staan.
Tenslotte kenden we iedereen in de buurt, en iedereen zat buiten op die mooie
dag, dus een inbreker zou nooit ongezien ons huis binnen kunnen komen.
Nu was zij ook weer niet zo naïef om een groot plakkaat aan
de voordeur te hangen: ‘Beste loodgieter, loop maar even om, de achterdeur
staat open’, dus ze belde hem even op met die mededeling.
Goed, wij weg. De loodgieter kwam, verrichte de
reparatie
en ging. Dat moet gezien zijn door een paar buurtkinderen. Hee, die
deur daar is niet op slot, jongens; een buitenkans! Drie kinderen: twee
broertjes van ons rijtje
plus een meisje van de overkant, slopen het huis binnen.
Eerst sloten zij de tuinslang aan op de keukenkraan. Hoe
goed die gerepareerd was, bleek al snel: ze zetten de hele keuken en gang blank.
Daarop gingen zij de huiskamer binnen, openden het buffet en aten de koek- en
snoeptrommel leeg. Vervolgens strooiden zij de inhoud van het buffet, waaronder
een halfduizend knopen uit moeders naaidoos, uit over de vloer.
Toen schijnt een van de twee moeders erachter gekomen te zijn.
Toen wij thuiskwamen, vonden wij tot onze verbazing die twee dames languit in
onze gang, bezig met het opdweilen van de ergste wateroverlast. Ze gaven een
kort communiqué over wat er gebeurd was, en putten zich uit in excuses: ‘Wat
vinden we dit verschrikkelijk, mevrouw Mensonides; we zullen natuurlijk de
schade vergoeden…’
‘Ach, het is mijn eigen stomme schuld’, zei moeder; ik ben
ook zo stom, ik had nooit die deur moeten openlaten!’ Toch was dat volgens de
moeders geen enkel excuus. De schuldigen zouden natuurlijk draconisch gestraft
worden als hun vader thuiskwam.
Toen dat moment daar was, kregen die twee broertjes
billenkoek; het was in de verre omtrek te horen. Die vader had zes kinderen,
een oplopend humeur en opvallend loszittende handen. Net goed, dacht ik; ons
huis zo door de war te gooien!
Mijn moeder bezwoer intussen nogmaals dat zij nooit meer de
achterdeur zou openlaten. Het was nu nog redelijk goed afgelopen, alleen maar
kwajongenswerk, maar onverlaten hadden het hele huis wel leeg kunnen stelen of het
in de as kunnen leggen.
Dit verhaal, eigenlijk te onbeduidend om het zo lang te
onthouden, kwam terug in mijn geheugen naar aanleiding van Jan Terlouws inmiddels
befaamde touwtje uit de brievenbus, dat nog wel eens in de Canon der
Nederlanden zal komen te prijken (HIER zijn speech in de herhaling bij de NOS).
Terlouw (1931), wetenschapper, schrijver en
ex-D66-politicus, mocht zijn verhaal houden in De Wereld Draait Door van
woensdag 30 november 2016. Hij kreeg 7,5 minuut lang in zijn eentje het woord
in een programma waarin normaliter iedereen door elkaar heen wauwelt.
Tot tranen bewogen door zijn eigen woorden hield Terlouw een
emotioneel pleidooi voor de terugkeer van vertrouwen in elkaar, vertrouwen in
je buren, vertrouwen in het zakenleven, vertrouwen tussen politici en burgers.
En passant pleitte hij ook nog voor redding van het milieu en het klimaat, voor
opruimen van de plastic soep in oceanen, en tegen zetelrovers in de Tweede
Kamer. En Trump nog even bashen, natuurlijk; hij haalde in korte tijd enorm veel overhoop.
Die zogeheten zetelrovers, die uit hun fractie treden, zijn
volgens de ex-politicus een belangrijke oorzaak van de slechte reputatie van de
politiek. Dat vind ik nou zelf helemaal niet; voor mij zijn dit juist mensen
met kloten, die tenminste niet altijd meeheulen met de partijlijn. En ze hebben
tussen haakjes wettelijk gezien het volste recht om hun zetel bezet te houden.
Ik had ik wel bij meer dingen kanttekeningen, en liet me
beslist niet meeslepen door Terlouws woorden.
Vooral dat touwtje uit die brievenbus vond ik een enormiteit.
‘De kinderen konden gewoon bij elkaar binnenlopen’, ja, ja! Ook een halve eeuw
geleden kon je de achterdeur al niet van het slot laten; ook toen gold: ‘Al te
goed is buurmans gek’. Ook toen had je louche zakenlieden, ook toen werd er
geklaagd over ‘de’ politiek, ook toen beviel de bewoner van het Witte Huis ons
niet (‘Johnson molenaar’). Wie gelooft dat vroeger echt alles beter was,
beschikt meestal over een buitengewoon zwak geheugen.
Terlouw legde later nog eens uit, opnieuw op de domineestoon
van een domineeszoon, dat het helemaal niet om dat touwtje gaat (HIER op video).
Hij voelt zich een onbegrepen profeet.
Veel mensen hebben door zijn woorden eindelijk weer licht
zien gloren aan het eind van de tunnel waarin wij ons schijnen te bevinden. Maar ik
vond zijn toespraak een slap, naar, sentimenteel verhaaltje. Gelezen
zonder autocue, meldden alle media vol bewondering, knap van een 85 jarige,
maar dat doet aan de inhoud niets toe of af.
Ik moest denken aan Terlouws kinderroman ‘De
koning van
Katoren’ uit 1971. Ik was toen eigenlijk al te puber om nog
kinderboeken te
lezen, maar las het mee met mijn jongere broer die het cadeau had
gekregen op school. Dat was ter gelegenheid van de overgang naar
een hogere klas. En
natuurlijk ter lering ende vermaak, want het boek bevatte niet minder dan een programma
voor de
wereld van morgen.
Ik waardeerde dat toen nog wel. Het ging over een jongeman, Stach,
die zeven goede werken moest verrichten om koning van Katoren te worden. Ware
herculeswerken; hij maakte een eind aan de geluidsoverlast in het land, de luchtvervuiling,
de wapenwedloop met het buurland Eltoren, en nog vier ander problemen die ik me
niet meer herinner. Daarbij ondervond hij ernstige tegenwerking van een zestal
zure ministers die geen koning nodig hadden en de macht in eigen handen wilden
houden.
In 1981 werd Terlouw zelf minister van Economische
zaken in het vechtkabinet Van Agt II (CDA), met als vicepremiers Den Uyl
(PvdA) en hemzelf. Het was een rampenkabinet dat aanvankelijk al uiteenviel
voordat het goed en wel geïnstalleerd was, en uiteindelijk slechts één keer
wist te overwinteren in de Residentie.
Nu heeft elk kabinet wel een schlemiel in de gelederen, die
de kritiek bij bakken over zich heen krijgt en wiens beslissingen allemaal
verkeerd uitpakken. In het kabinet Van Agt II heette die schlemiel Terlouw.
Zijn partij ontplofte bij de Tweede Kamerverkiezingen van
1982 en verloor bijna tweederde van zijn zetels. De regeringsdeelname van
Terlouw en de zijnen was uitgelopen op een kolossale sof. Maar daar schreef hij
dan wel een heel boeiend boek over: ‘Naar zeventien zetels en terug’.
Het staat online; nog altijd een geheide aanrader voor iedereen die wil kijken achter de
coulissen van het Binnenhof en achter die van Terlouws psyché.
Hoe die laatste er in 2016 uitziet, valt wel te raden. Hij
ziet zich nu zelf als een Stach. Maar dan een die zijn heldendaden verricht met
louter woorden.
© Frans Mensonides, Leiden, 2016.