Een
nieuwe lente en een vertrouwd geluid: de rubriek ‘Beminde zaterdag’ is
terug, na drie maanden winterstop.
Die
winterzaterdagen vulde ik grotendeels met treinreizen naar alle
uithoeken van het nieuwe spoorboekje 2017.
Dat in meerdere plukken verschenen
artikel is de afgelopen maanden maar liefst 2500 keer gelezen, of in
ieder
geval opgevraagd. Mogelijk heeft het nieuwe volgers getrokken die deze
site nog
niet kenden en er zijn blijven hangen. Voor hen herhaal ik nog maar
even wat
‘Beminde zaterdag’ inhoudt.
‘Beminde
zaterdag’ is een rubriek over treinreizen op die dag met mijn
Weekend Vrij. De titel is ontleend aan een dichtregel van Constantijn
Huygens
die ook heel de week naar het vrije weekend liep te verlangeen, Deze reeks is
geïntroduceerd in deel 1. Het overzicht van alle tot dusverre
verschenen afleveringen vind je aan de onderkant van deze webpagina.
Het eerste
deel van ’17 is, toepasselijk, nummer 17. Hij was bedoeld als
maart-aflevering,
maar ik pik de laatste zaterdag van februari er maar even bij. Elke
maand heeft
de rubriek een los-vast thema, een rode draad, en deze keer is dat:
stations
waar je nooit uitstapt, of waar ik zelf in ieder geval nog nooit in of
uit een
trein gestapt ben.
Ik
heb daarvan een soort bucket-list opgesteld, en daar staan nog
op:
Warffum, Usquert, Uithuizermeeden, Bedum, Stedum, Loppersum, Delfzijl West, Kropswolde, Sappemeer Oost, Zuidbroek, Grijpskerk, Zwaagwesteinde, Hurdegaryp, Dronrijp, Sneek Noord, Koudum-Molkwerum, Vroomshoop, Almelo de Riet, Wijhe, Hengelo Oost, Klarenbeek, Lochem, Ruurlo, Arnhem Presikhaaf, Duiven, Hemmen-Dodewaard, Zetten-Andelst, Nijmegen Heyendaal, Veenendaal West, Hollandse Rading, Diemen, Heemskerk, Wormerveer, Krommenie-Assendelft, Den Helder Zuid, Rotterdam Noord, Capelle Schollevaar, Dordrecht Zuid, ’s Hertogenbosch Oost, Vught, Helmond Brouwhuis, Geleen Oost, Voerendaal, Hoensbroek, Landgraaf en Eygelshoven Markt.
Deze
zaterdag, de 25ste februari, kies ik voor Bedum aan de
spoorlijn Groningen – Delfzijl. Ik zit nogal met een overvol programma:
eerst
een bezoek aan het Gronings Museum voor de tentoonstelling over de
beeldhouwer Auguste
Rodin. Daarna dus Bedum, en daarna een privévisite als privépersoon aan
iemand
die sinds kort woont met uitzicht op de spoorbaan, en me zal
toevertrouwen:
‘Maar dat is dan ook echt het enige minpuntje van dit huis, hoor Frans!’
Niet
iedereen houdt van treinen. Ik zelf heb er ook niet meer mee
dan een haatliefdeverhouding.
‘Had u maar
in het achterste stel moeten gaan zitten’ - De
Punt - Rodin - 1e klas heeft geen klasse - Bedum, tien eeuwen in de greep van Walfridus
- 1e klas van Abellio - Apeldoorn-Zutphen - Klarenbeek
in een beekdal - Lochem onder
vogelgekras - De Stijl
of stijlloos?; Museum Arnhem - Spookstation
Laren-Almen - ‘De Hoofdige Boer’;
Almen in het voetspoor van Staring - Schollevaar;
Wandelen in Capelle a/d IJssel - Gamechanger!
Zo ook
vanmorgen weer. Vanuit Leiden heb ik de Hanze-IC naar
Leeuwarden genomen, en stap in Zwolle over op de IC
Rotterdam-Groningen, een
koploper met twee stellen van drie bakken. Dat is knap krap op zo’n
zaterdagmorgen dat dat velen, gewapend met HEMA-kaartjes of zo,
besloten hebben
tot een dagje etalage kijken in de stad Groningen.
Ik heb
voor deze dag een ‘upgrade’ voor de 1e klas cadeau gekregen
van een dankbare lezer. Maar ik moet genoegen nemen met een klapbankje
op het
balkon. Waarmee ik nog meer geluk heb dan de tientallen mensen die
helemaal tot
Assen moeten staan.
De
conducteur biedt daarvoor zijn welgemeende excuses aan - maar
voegt daar wel aan toe dat het ieders eigen schuld is. ´Had u maar in
het
achterste stel moeten gaan zitten, daar is plek zat. De mensen zijn
niet bereid
om een klein stukje door te lopen, en dan wel klagen over drukte!´
Waarom
biedt hij dan zijn excuses aan, als het toch, zoals altijd
alles bij NS, de schuld is van de reizigers zelf? Geloven doe ik het
ook niet. En
terecht: na aankomst In Groningen zal ik ook vanuit het achterste
treinstel een
dikke drom van reizigers de trein zien verlaten.
Kijk, dat
soort dingen!
Eerst,
een kleine 10 minuten voordat de IC Groningen binnenrijdt,
passeren we nog het punt, of liever: De Punt, waar op maandag 23 mei
1977 een
trein gekaapt werd door Molukse activisten. Het was in het uiterste
noorden van
de provincie Drenthe, even ten zuiden van het Groningse dorp Glimmen.
Ik moet
zeggen dat ik De Punt al tientallen jaren passeer zonder
nog aan die treinkaping te denken. Maar deze gebeurtenis, die
binnenkort 40
jaar geleden is, is weer volop terug in de actualiteit.
De
beelden gingen de hele wereld over: die hondenkop in die flauwe
bocht, met telelens geschoten op 1,6 kilometer afstand; dichterbij kon
je niet
komen. Een door het tele-effect ineengedrukte trein, in een zinderende
lucht. De
lorrie met voedsel die naar de trein werd gereden. Het tafereel werd
beschenen
door overvloedig zonlicht; we beleefden een hete lente. De trein trok
met Pinksteren
een enorme drom van ramptoeristen. Een Groninger of Drent verdiende een
centje
bij door zijn verrekijker aan hen te verhuren.
Tegelijk
met de treinkaping werd een basisschool in Bovensmilde
gegijzeld, met onderwijzers en leerlingen en al, al werden de laatsten
na enige
tijd vrijgelaten nadat een mysterieuze ziekte was uitgebroken.
Aan beide
gijzelingen kwam pas een einde na 19 dagen, in de vroege
morgen van zaterdag 11 juni. Mariniers bestormden de school en de
trein. De
treinkaping eindigde in een bloedbad: 2 gegijzelden en 6 gijzelnemers
kwamen om
in een kogelregen.
Ik
herinner me nog dat er gedurende die bijna drie weken van de
gijzelingen, in heel Nederland een grafstemming heerste; de spanning
was
voelbaar. De tv zond een aangepast programma uit; liefhebbers
van natuurdocumentaires konden in
ieder geval hun hart ophalen. Kamerverkiezingen waren er ook nog in die
periode,
maar de campagnes kwamen tot stilstand. Cynische grappen circuleerden,
zoals
altijd in tijden van nood. ‘Wat is de grootste provincie van
Nederland?’
Antwoord: ‘Drenthe. Het duurt wéken voordat je er met de trein doorheen
bent.’
Het wordt
nu allemaal weer opgerakeld. Nabestaanden van de
omgekomen kapers beweren dat deze mensen ´geëxecuteerd´ werden. De
regering Den
Uyl - Van Agt zou de mariniers opdracht gegeven hebben, zoveel mogelijk
kapers
te doden. Er komt nu een onderzoek, dat ongetwijfeld heel wat oude
wonden zal
openrijten.
Ik
steek over van het station naar het museum Groningen, in
striemende regenvlagen. Meer over de tentoonstelling ‘Rodin – The Genius at
Work’ in mijn o.a. culturele rubriek FHM´s, waar ik onder meer
schrijf over Rodin:
Een
opdracht waar de beeldhouwer zich bepaald niet met een Jantje van
Leiden
afmaakte, was een standbeeld van de befaamde schrijver Honoré de Balzac
(1799-1850). Diverse Balzacs heeft Rodin gehouwen. Rodin wilde hem
eerst
uitvoeren zoals hij eruit had gezien: een man met een buikje en korte
beentjes,
die toevallig goed kon schrijven. Maar dat viel niet in de smaak bij
zijn
principalen die een meer geïdealiseerd beeld wilden. Deze voorstudie,
een
naakte Hercules of wat hij ook moest voorstellen, zal zeker niet in de
smaak
zijn gevallen.
Ik weet
echt niet waarom, maar ten overstaan van dit beeld vraag ik me ineens
af of
Honoré de Balzac ooit wel heeft geweten wat zijn familienaam betekende
in het
Nederlands.
Nou, nou,
alweer een zeer verheffende passage; dat heet dan een
culturele rubriek! Mallotig
beeld, ook, trouwens. Ik heb al niet zo verschrikkelijk veel met beeldhouwkunst. Maar
dat ga ik ook
uitleggen in dat stukje. RODIN betekent in het werk waarmee ik
doordeweeks mijn
brood verdien, iets heel anders. Het heeft te maken met digitalisering
van
archieven, maar ook dat ga ik uitleggen.
De
regen is zo goed als opgehouden, dus ik pak de trein naar
Delfzijl voor dat wandelingetje in Bedum.
Deze
poster die ik zie op het busstation van Groningen, doet me
eraan denken, dat de trein naar Leer, die vorig jaar nog maar tot Bad
Nieuweschans reed, inmiddels weer is doorgetrokken naar Weener. Maar
die poster
is lichtelijk veneukeratief, want waarmee je vanaf Groningen naar Leer
vervoerd
wordt, is nog steeds een bus, dus er had beter een bus op afgebeeld
kunnen
staan dan een trein. Er zit nog geen enkel schot in de reparatie van
die stukgevaren
spoorbrug bij Weener.
Een
upgrade voor de 1e klas stond een jaar geleden nog op een
papieren kaartje waarop je met een pen de reisdatum moest invullen. Nu
kun je
hem bij een kaartjesautomaat laden op je chipkaart. Ook in het
spoorwegwezen
schrijdt de digitalisering met kleine stapjes voort.
In
oktober 2015 deed ik de 1e klascoupés in een stuk 15
treintypen. Maar ik heb toen niet
de 53ste breedtegraad overschreden om de 1e klassen in de
Arriva-treinen van
Groningen te proberen.
Vandaag
dus wel. Hoe armetierig de 1e klas is bij Arriva, zag ik
al in de Achterhoek,
op weg naar Winterswijk. Er
stonden 16 banken in, dacht ik, waarvan 8
in afwijkende uitvoering. Maar wat ik nu pas door heb: alleen dat
8-tal,
helemaal aan de kop of de staart van de trein, vormt de 1e klas. Het
staat hier
in het noorden wat duidelijker aangegeven, in grote letters op de
ramen. Maar
hij heeft dus geeneens een afscheiding waarachter de 1e klaspassagiers
zich discreet
kunnen terugtrekken.
Ik kan me
niet voorstellen dat Arriva-passagiers een duur kaartje
kopen voor zo’n 1e klas die totaal geen klasse heeft. Daar zit ik zowel
op de
heen- als terugweg dan ook alleen in, heel on-deftig brood te vermalen
uit een van
huis medegebrachte lunchzak. Geen tijd vandaag om ergens uitgebreid te
gaan
zitten eten.
Tot
Sauwerd volgt deze trein dezelfde route als die naar
Roodeschool, die ik vorig jaar nam naar Baflo.
Toen was het ook al zulk
netenweer. Daarna slaan we rechtsaf. Bedum is het eerstvolgende
station. Het
heeft ooit een stationsgebouw gekend, maar sinds 1975 staat er niet
veel meer
dan een abri.
Ik heb
exact 51 minuten voor de wandeling door dit dorp aan het
Boterdiep, dus snel maar!
Bedum is een slordige 1000 jaar oud. De ontstaansgeschiedenis van
het dorp is zo’n verhaal voor de juistheid waarvan geen serieuze
historicus
garant zou willen staan. De legendarische stichter heette Walfridus,
een
edelman en priester. Hij liet de Wolddijk aanleggen die de streek ten
noorden
van de stad Groningen daarna een millennium drooghield. Vervolgens
kerstende
hij de pioniers die zich hier vestigden, en voerde wereldlijke wetten
in,
bovenop de tien geboden die hij de mensen had leren opdreunen.
Walfridus
werd vermoord door Noormannen, die het binnenvallen van ons
land niet konden laten. Niet lang daarna begonnen zich rond zijn graf
allerlei
wonderlijke taferelen af te spelen– nog steeds volgens de legende.
Waar of
niet waar, het is een feit dat de RK kerk hem heilig
verklaarde. Ook in de 21e eeuw blijft hij Bedum nog domineren. Op een
rond
pleintje staat te midden van nieuwe huizen een wat luguber, spookachtig
standbeeld van hem: een monnikspij zonder monnik erin. Zijn wetboeken
zijn
elders in het dorp ook gebeeldhouwd. De beeldhouwer van de pij heet
Iris Le
Rütte. Die van het boek heb ik niet kunnen vinden. Ik meld het maar
even, want
dit is toch al een beeldhouw-dag, met die tentoonstelling van Rodin.
Het wetboek keert ook terug in het wapen van Bedum, dat verder bestaat uit een kruisteken en de schop waarmee de streek ontgonnen is.
Het hart
van Bedum wordt gevormd door kerk en kroeg, zoals het
hoort. De hoofdverkeersader van het dorp is al sinds de 17e eeuw het
Boterdiep
dat Uithuizen verbindt met de stad Groningen, via onder andere
Doodstil,
Fraamklap en Onderdendam. Het werd, zoals de naam al zegt, gebruikt
voor de
aanvoer van zuivelproducten.
Doodstil
is het ook in het 8500 inwoners tellende Bedum. Veel
huizen zijn van het type dat ik ook al zag in de Marnestreek,
een beetje meer
naar het westen. De zolder bevindt zich meteen bovenop de begane grond,
en er
is een kleine, vaak fraaie uitbouw boven de deur. Die woningen zijn
soms wat
petieterig, maar maken wel de indruk dat je er knus binnen zit als de
elementen
razen over die kale Groningse vlakten.
De toren
van de Walfriduskerk is niet veel jonger dan Walfridus
zelf en staat zo scheef als wat – maar op sommige foto’s die ik mee
terug
breng, dan juist weer recht; perspectief is een verschijnsel dat je
altijd weer
weet te verrassen. De dorpskapper doet dat ook, met een originele naam:
Zijnstijl - Haarstijl.
Ik lust
nog wel een boterham, maar tast vergeefs naar die broodzak;
waar is die gebleven?
Terug
naar Groningen, voor mijn visite. Ik zoek de 1e klas op in
de trein die binnengelopen is. Ah, daar ligt op het tafeltje het
restant van mijn
lunchpakket, dat heen en weer is gereden naar Delfzijl. Niemand heeft
zich
eraan vergrepen.
Onderweg,
even voor station Groningen Noord, passeer ik de
Walfridusbrug over het Van Starkenborghkanaal. Op de heenweg daarnet
kwam ik er
natuurlijk ook overheen, maar ik dacht er toen nog niet aan. Walfridus,
je kunt
in deze streek over hem heen, maar niet om hem heen, nog in geen 1000
jaar.
Walfridusbrug
anno 2007, toen nog met Wadlopers. De foto is
genomen op een fietstocht langs
de grenzen van de stad Groningen
De zaterdag daarop zitten we in maart en daarmee in het meteorologische voorjaar, dat vandaag ook echt uitgebroken is. In Klarenbeek (wat het doel is van mijn reis) zal de thermometer maar liefst 14 graden aanwijzen.
Ik rijd om via Gouda – wat in tijd niet eens een omweg
is; 14 minuten wachten op station Gouda, tegen 28 op Utrecht Centraal
als ik de kortste weg in kilometers had genomen. Op zondag 12 december
jl, de eerste dag van het nieuwe spoorboekje 2017, nam ik de
Abellio-FLIRT al in gebruik die sinds die dag op en neer rijdt in het
veen tussen Alphen a/d Rijn en Gouda.
Voor vandaag heb ik
opnieuw een ‘upgrade’ en kan ook hier de 1e klas uitproberen. Die ruikt
nog nieuw en stelt iets meer voor dan die van Arriva, en dat voor het
korte ritje dat je er maar mee kunt maken. Het is een met schuifdeuren
afsluitbaar compartiment aan de kop van de trein, met 20 redelijk
comfortabele zitbanken. Ik heb één medepassagier, een bejaarde heer die
zijn NRC zit te spellen.
En daarin misschien zit te lezen over
Buma’s uitspraak van gisteren, dat er meer eerbied moet zijn voor het
Wilhelmus. Dat moet er op school al ingehamerd worden; elke dag voor
het begin van de lessen verplicht opstaan en het volkslied zingen.
Ik
heb - zoals de trouwe lezer weet, en de nieuwe lezer vermoedelijk
moeilijk kan geloven - doorgeleerd in de Nederlandse
literatuur. Liederen zijn ook literatuur, als je de notenbalk weglaat
(anders had Bob Dylan er nooit de Nobelprijs voor kunnen winnen). Het
klinkt daarom uit mijn mond misschien heel raar, maar ik kan zelfs het
eerste couplet van dat jengelende treurlied niet onthouden, laat staan
het zesde en de rest. Ik ga meestal al de fout in meteen na ‘den doet.’
Het
lijkt me een beter plan, het Wilhelmus te vervangen door een moderner,
vlotter volkslied dat qua tekst meer recht doet aan onze volksaard. Ik
zou willen voorstellen: ‘Ieder zingt zijn eigen lied’. En dan de
openingsregel vervangen door: ‘Drie maal drie is zestien’ (of elk ander
getal met twee lettergrepen); nergens om, gewoon om een keer ludiek te
wezen. Dat drie maal drie echt negen is, staat ook nog maar te bezien.
Heeft het CPB dat al doorgerekend?
De verkiezingscampagne is
deze keer al even vroeg uitgebroken als het voorjaar. Bij
Leiden
Centraal waren gisteren, 12 dagen voor de allesbeslissende Idus van
maart, de eerste folderaars al zichtbaar. Iemand stond te
flyeren
met de beeltenis van Jessie Klaver, alsof alleen al diens
Adonis-voorkomen de wereld kan redden. Jammer dat ook folders van
milieupartijen massaal op straat belanden.
Nog jammerderder dat
het in deze campagne weer ouderwets tussen links en rechts lijkt te
gaan. Ik profeteerde laatst ergens nog dat de stembusstrijd gevoerd zou
worden tussen het establishment van zelfvoldane onderdanen en de
protestpartijen voor boze blanke mannen. Maar die laatsten kunnen niet
echt
overtuigen. De afgelopen week kwam Wilders nooit opdagen, zat de top
van 50PLUS in de ziekenboeg en was Roemer… Nou ja, Roemer was, is en
blijft Roemer. Het wordt steeds duidelijker: ze willen gewoon niet
winnen, en liever boos blijven in de oppositie.
Terug naar het spoor. Met de Abellio-treinen
Alphen – Gouda gaat het nu een stuk beter; ik lees zelden meer dat ze
met defecten te kampen hebben.
Minder vertrouwen wekt de
mededeling die ik hoor in de IC die me van Gouda naar Apeldoorn brengt.
Tussen Gouda en Woerden rijden we kilometers lang hooguit in een
scooter-tempo. Volgens de conducteur heeft dat te maken met de conditie
van de spoorbaan.
WTF?? Zakt die langzaam weg in het veen??
Klarenbeek
De
spoorlijn Apeldoorn - Zutphen lijkt wel wat op die van Alphen naar
Gouda die ik net had. Hij is exact even lang (18 km), telt evenveel
stations (5) en is evenmin een kijkcijferkanon. Deze lijn, die twee
hoekpunten van de Stedendriehoek verbindt, heeft betere tijden gekend.
Hij behoorde tot de Oosterspoorweg Amsterdam – Zutphen van de HIJSM die
deel was van een belangrijke doorgaande spoorverbinding van de Randstad
naar het Roergebied.
De Oosterspoorweg werd aangelegd in de
jaren 70 van de 19e eeuw. Heel kort daarna, in 1882, kreeg Klarenbeek
een eigen station. Het was te danken aan de nog altijd bestaande
houthandel / houtbewerkingsindustrie Krepel. Die stuwden Klarenbeek op
in de vaart der volkeren. Ze hadden een 1,5 kilometer lange
goederenlijn met paardentractie die bij het station aantakte op de
Oosterspoorweg.
Dat het lijntje Apeldoorn – Zutphen de
opheffingsgolf uit de eerste helft van de 20e eeuw overleefde, is niet
minder dan een wonder. Maar dat station Klarenbeek nooit gesloten is,
is dan wel weer logisch. Het lag en ligt op het enige punt waar twee
treinen elkaar konden passeren. Dan kun je ook net zo goed stoppen.
Zou
je denken. Maar In de NS-tijd is het jarenlang gebeurd dat bij die
passage maar één trein tot stilstand kwam langs het perron (de
stoptrein) en de andere, de sneltrein, keihard doorreed. Nu in 2012
Arriva ook dit regionale diesellijntje heeft overgenomen, halteert er
elk halfuur in elke richting een trein.
De dorpskern van
Klarenbeek ligt een heel stijf kwartier lopen van het station. In de
stationsomgeving staan slechts enkele eenzame hoeven.
In
de NS-tijd behoorde Klarenbeek tot het exclusieve lijstje stations met
minder dan 100 in- plus uitstappers per dag. Arriva maakt nooit cijfers
bekend, maar veel meer zullen het er niet zijn. Ik ben de enige
uitstapper uit de trein uit Apeldoorn. Niemand wil vanmiddag naar
Zutphen. Op het perron schuin aan de overkant staat welgeteld één
passagier klaar voor het reisje naar Apeldoorn. En ik zie niemand uit
die trein stappen.
In december 2006 werd tussen Apeldoorn en
Klarenbeek station Apeldoorn De Maten geopend, en Voorst-Empe tussen
Klarenbeek en Zutphen. Ik was er de zomer daarop, in de regen.
Ook geen toppers qua reizigersaantallen. De meeste passagiers op deze
lijn zijn doorgaande reizigers van Zutphen naar Apeldoorn of vice versa.
In
Apeldoorn hebben reizigers uit de Randstad meestal geen aansluiting op
de treinen naar Zutphen - alleen vanuit de extra spits-IC’s naar
Deventer en de Berliners naar Berlijn. Vanmiddag ben ik alleen maar
blij met mijn niet-aansluiting, want mijn IC was 7 minuten te laat, en
bij een strakke overstap had ik mooi het nakijken gehad.
En zo sta ik dan in Klarenbeek. Een rood, langwerpig landbouwwerktuig rijdt met gierende en kermende geluiden heen en weer over een akker. Als ik het voorbij ben, is tinnitus het enige wat ik nog hoor.
Een flauw, bleek zonnetje verdrijft de laatste nevel die tussen de bomen hangt. Echt weer om een flinke wandeling te maken en het dorp Klarenbeek met een grote omtrekkende beweging te benaderen.
Aa de bomen hangen nog wat bruine bladeren die afgelopen herfst vergeten zijn te vallen. Was het zomer dan kon ik hier naar de Roofvogeltuin en – zeker een aanrader! - naar het Haardplatenmuseum. Ook de vlindertuin die ik straks in het dorp zal passeren, moet in het hoogseizoen meer van die zorgeloos fladderende insecten trekken dan ik er vandaag zie (0). Nee, ik zal me fotowandelend moeten vermaken.
Waar hiervoor ruime gelegenheid is, want deze streek, een uitloper en uithoek van de Veluwe, kent een heel gevarieerd landschap. Zag ik ooit eerder een houtwal op de Veluwe? Als het een houtwal is? Ik passeer kerk en school, allebei in de omgeving van de fabrieksgebouwen van Krepel die ooit het middelpunt vormden van Klarenbeeks sociale zowel als economische leven.
Ook om het landgoed Klarenbeek loop ik heen. Het zware, ijzeren toegangshek staat weliswaar op een kier, maar ik geloof niet dat het de bedoeling is dat je er loopt. Maxwell zou zich er niet door hebben laten tegenhouden.
Doordat ik het landgoed
oversla, zie ik nu wel de Loenense Hooilanden, een fraai, drassig
bekenlandschap met watertjes en plassen; ook alweer zo on-Veluws. Ik
neem even plaats op JOOPS BANKJE. Daar zit een verhaal aan vast, je
voelt dat gewoonweg aan. Maar dat verhaal staat nergens vermeld en ik
mag het zelf verzinnen. Wel wijdde een anonieme blogger er een gedicht aan:
Aan de Beekbergse Beek woont Joop,
filantropisch directeur van een
bankje.
Om niet geeft hij zitvlees hoop.
Daarom zeg ik welgemeend: “Dank
je!”
Na
die omweg nader ik dan toch nog het dorp Klarenbeek. Ik ben er al eens
eerder geweest. We werden er toen per auto heengereden; het is
een
kleine 40 jaar geleden en ik weet er weinig meer van. Mijn oma
uit
Deventer hield er haar jaarlijkse familiediner ter gelegenheid van haar
verjaardag. Er was dat jaar geen ruzie. Wij dineerden bij
Polmans
of zo'n soort naam.
Die etentjes werden elk jaar gehouden
op een andere locatie. Daaraan
ging altijd een uitputtend
selectieproces vooraf. Op een aantal opeenvolgende zondagen moesten
mijn oom en
tante uit Deventer oma rondrijden langs een keur van etablissementen in
de
wijde omgeving van Deventer. Die werden beoordeeld op aspecten als:
bereikbaarheid,
parkeermogelijkheden, uitzicht, ambiance, menukaart, prijs en
gastvrijheid van
het personeel. ‘We hebben half Overijssel en Gelderland alweer gezien',
verzuchtte mijn tante een keer aan de telefoon; ‘Ik hoop, dat ze nou
eens een
knoop doorhakt!’
Dat jaar werd het dus Klarenbeek. Polmans zie ik vandaag niet. Wel passeer ik uitspanning De Nieuwe Zweep, maar die laat ik links liggen; ik vind het geen wervende naam.
Weinig indrukwekkend buiten het seizoen is de 'evenementenladder' in het dorp. Die telt momenteel slechts één sport: de jaarvergadering van Klarenbeeks Belang op 29 maart as.
Een kleine kilometer voorbij De Nieuwe Zweep strijk ik wel neer bij Restaurant Pijnappel, voor een lunch. Het restaurant doet gedistingeerd aan; typisch een plek waar een 1e klas-reiziger zich thuis voelt. En waar oma het diner zou kunnen houden voor haar 120ste verjaardag. Ertegenover heb je een dameskledingmagazijn dat ook Pijnappel heet. Vast familie.
Klarenbeek, dat 3500 inwoners telt, heeft een eigenaardigheid: het ligt in twee gemeenten. De grens, al staat die ter plaatse nergens aangegeven, loopt echt dwars door het dorp. Bij een oude school roept de gemeente Apeldoorn op om te gaan stemmen voor de Tweede Kamer. Een paar straten verder zal Voorst ongetwijfeld hetzelfde doen. Maar als je in de ene gemeente woont, mag je vermoedelijk niet in de andere naar het stemlokaal.
Die gemeentegrens moet de ontwikkeling van dit dorp beslist geremd hebben. Hoe krijg je als dorpje iets voor elkaar bij twee gemeenten? Met één is het vaak al zo’n drama. En zouden de mensen niet massaal gaan wonen aan de kant van het dorp waar de gemeentebelastingen het laagst zijn?
Klarenbeek stelt dan ook niet zo gek veel voor. Die ene doorgaande weg waaraan het station ligt, is ook de ruggengraat van het dorp. Aan weerzijden ervan liggen wat minieme uitbreidingswijkjes.
Het is een relaxte zaterdag, in tegenstelling tot de vorige, toen ik een strak tijdschema had. Vandaag is het voortdurend vroeger dan ik dacht. Toch moet ik de tijd goed in de gaten houden. De treinen gaan kwart voor en over. Ik reken af en begeef me naar het station, een kwartier lopen. Een man met paard en wagen komt me tegemoet, hoe ruraal!
Ik ben weer de enige passagier voor de trein naar Zutphen. Maar er komt ineens een mensenmassa van drie man uit die trein zetten; nou, nou, dat ruimt op!
Ik houd bijna een halve middag over
en ga op weg naar nog een station van mijn bucket-list,
Lochem.
Toe hiertoe aan Internet prijsgegeven op 12 Maart 2017
De
spoorlijn Zutphen – Hengelo – Glanerbrug, waaraan Lochem lag en ligt,
kwam nog een decennium eerder tot stand dan de Oosterspoorweg. Het
spoortraject, aangelegd in opdracht van de Staat, werd in fasen geopend
in de periode 1865-1868.
Toch heeft hij maar kort een rol mogen spelen in de verbinding met het Roergebied. De aansluitende spoorverbinding met Duitsland, Glanerbrug – Gronau, werd pas tien jaar later voltooid. En de lijn zou al snel concurrentie gaan ondervinden van de aan het eind van de 19e eeuw aangelegde verbinding Deventer – Almelo – Oldenzaal.
Langs Lochem zouden daarna niet veel internationale treinen meer rijden. De spoorlijn, althans het gedeelte tot Hengelo, werd gedegradeerd tot wat het nu nog steeds is: een regionale verbinding. Een bovenleiding zou hij nooit kennen. Maar sinds Syntus (tegenwoordig onder de naam Twents) rond de eeuwwisseling de lijn van NS overnam, begon een nieuwe bloeiperiode. De LINT-diesels, zonder eerste klas maar met het Twentse paard, rijden nu ieder halfuur van Zutphen naar Oldenzaal en v.v., tegen uurdienst in NS-tijden.
Lochem is het eerste station, vanaf Zutphen gerekend, maar eigenlijk het tweede. Halverwege Zutphen en Lochem nadert de klok kwart vóór of kwart over, en is het volgens de ijzeren wetten van het spoorboekje tijd voor de passage van een tegenligger. Dat gebeurt bij een stukje dubbelspoor dat midden in Nergenshuizen ligt. De eerst aangekomen trein stopt, waarna de tegenligger er over het andere spoor langsheen raast.
Tot voor kort wist ik niet dat er hier ook een station is geweest. Maar dat was er wel, en heette Laren-Almen. Het werd voor reizigersverkeer gesloten in 1938. Niet onbegrijpelijk, want in een wijde straal rond het station is bijna geen woonstede te bekennen. De bebouwde kom van Laren en Almen ligt op 4, resp. 3 km afstand. Veel reizigers zal het nooit getrokken hebben.
Het stationsgebouw is me nooit opgevallen, maar ik las dat het er nog steeds staat en nu particulier bewoond wordt. Door niet-OV-gebruikers, vermoed ik. Dat moet wel heel erg frustrerend zijn, als er een trein in je achtertuin stopt en je kunt niet instappen.
Ook station Lochem ligt, zeker als je er al een wandelmiddag hebt opzitten, onaangenaam ver buiten de bewoonde wereld. Ja, een kleine kilometer maar, maar de stationsomgeving maakt een buitengewoon naargeestige indruk. Steile fabriekssilo’s kijken erop neer, en je wandelt onder akelig vogelgekras uit hoge bomen.
Via een brug over het Twentekanaal Almelo – Enschede en een over het riviertje de Berkel bereik ik de binnenstad van het bescheiden stadje. Ik was hier al eens eerder, in 1999, met de bus uit Deventer. De nieuwkomer Syntus op de OV-markt had het busvervoer in deze streek toen net overgenomen van ik weet niet meer wat voor voorgangers.
Van dat bezoek herinner ik me niet veel meer dan dat ik het fictieve, door Koot en Bie in het leven geroepen Achterhoeks Pannenlapmuseum bezocht, in de bijkeuken van mevrouw Hessels-Nerveus. Zulke musea hoef je eigenlijk niet eens te verzinnen. Ze bestaan echt, getuige ook het Haardplatenmuseum in Klarenbeek, dat je op de zomerdag echt kunt bezoeken.
Dingen die je opschrijft en fotografeert, onthoud je veel langer dan dingen die je alleen maar meemaakt en aan je voorbij laat glijden. Maar ik begin nu, in de 21ste jaargang van dit geïllustreerde magazine, toch ook te merken dat de oude afleveringen soms aardig vervaagd zijn in mijn geheugen.
’t Is wel een aardig stadje. Ik loop wat rond, op moeie voeten, fotografeer het een en ander en zoek daarna vergeefs naar de halte van bus 56 naar Deventer. Die stopte toch ergens in het centrum? Zo groot is dat toch niet? Is die bus misschien opgedoekt in de tussentijd? Er zit niets anders op dan terug te keren naar station Lochem, over de bruggen, langs die krassende kraaien en die silo’s.
Naar huis via Zutphen, Arnhem, Ede-Wageningen, Ede-Centrum (met een zeer uitgebreid Horeca-kwartier), opnieuw Ede-Wageningen en Utrecht Centraal; 13 treinen, vandaag in totaal.
Dat
was op zaterdag 4 maart. Ik spring nu even over 11 maart heen naar de
18e. Ik wil perse een foto van dat spookstation Laren-Almen, heb
opgezocht dat er ook een bus stopt (misschien wel met een mooie
aansluiting op te fotograferen treinen) en wil erheen.
Peter Alma, Zaag met goudvissenkom
(1918), De Roep (1920), Arbeider (1919), beeldstatistiek trampassagiers
(fragment),
Muurschildering Amstelstation
(de laatste foto overgenomen
van Wikipedia, Peter
Alma)
Voordat ik naar Almen ga, eerst een van de culturele intermezzi waar deze site bekend, om niet te zeggen berucht om is. 2017 is het De Stijl-jaar, omdat de kunstbeweging De Stijl precies een eeuw geleden is opgericht. Dat gebeurde in Leiden, op het Kort Galgewater om precies te zijn, waar een straattegelpatroon ligt met een De Stijl-motief.
Drijvende krachten achter de nieuwe stroming waren Theo van Doesburg, Piet Mondriaan, Vilmos Huszár, Bart van der Leck en Gerrit Rietveld. Met de schilder- en dichtkunst van Van Doesburg worstelde ik enkele jaren geleden al eens op FHM’s. En met Mondriaan worstelen wij zuinige Nederlanders allemaal wel eens: moet een schilderij met alleen maar een paar kleurvlakken nou zoveel miljoen euro’s opbrengen?
Gelukkig zijn er in jubileumjaar 2017 verdeeld over het hele land en over het hele jaar allerlei tentoonstellingen rond De Stijl. Dat moet toch voldoende zijn om eindelijk de kwintessens van deze stroming te gaan doorgronden, om er meer over te kunnen zeggen dan dat het kleurrijke kunst was in een sombere tijd.
Voor
een goede aftrap zorgt Museum
Arnhem, waar ik, ook onder het pseudoniem
FHM in de zomer van 2014 al eens rondliep, en waar ik deze
zaterdagmiddag in regenvlagen heenloop. Zij laten momenteel namelijk
zien wat De Stijl NIET is; vaak is het al heel verhelderend om te weten
wat iets NIET is. Men heeft daartoe de tentoonstelling 'Stijlloos'
ingericht. Die gaat over wat kunstenaars in de eerste decennia van de
20ste eeuw zoal bezighield: oorlog, vrede, armoede, crisis,
industrialisatie, hoop voor de toekomst; ook zonder dat ze dat uitten
in vlakken met elementaire kleuren.
Ook
is er een tentoonstelling gewijd aan de beeldend kunstenaar Peter Alma
(1886-1969). Vrijwel niemand kent hem meer, maar houders van een
Weekend Vrij hebben ongetwijfeld een van zijn bekendste werken wel eens
gezien. Dat is namelijk een wandschildering aan de wand van station
Amsterdam Amstel.
Alma
was communist en daarmee een aanhanger van een van de ernstigste
dwalingen in de geschiedenis der mensheid. Die heeft, behalve een
onvoorstelbare hoop ellende, toch ook wel fraaie kunstwerken
opgeleverd. Alma, ooit een vriend en compaan van Mondriaan, schilderde,
zoals je van een communist mag verwachten, arbeideristische werken van
stoere werklieden en hun materiaal.
Zijn werk viel niet erg in de smaak bij Van Doesburg en de zijnen. Zo waren ze niet ingenomen met zijn zaag. Die leek nog veel te veel op een zaag, die was dus te figuratief, en er kwamen diagonale lijnen voor in dat schilderij, waar de echte puristen van De Stijl alleen werkten met horizontale en verticale. Ook die arbeidersportretten, nee.
Maar Alma vond dat zijn doelgroep zichzelf moest herkennen in de schilderijen en bleef mooie arbeiderskoppen schilderen. Feit is, dat als ik mijn camera richt op sommige van Alma’s arbeiders, dan meteen de gezichtsherkenning op dat toestel in werking treedt. Daarmee is ook Alma een representant van de kunststroming geen-De-Stijl, of Stijlloos. Desondanks, of misschien juist daarom, zou ik de Alma-expositie van harte aanbevelen, ware het niet, dat die inmiddels is afgelopen.
Alma was niet alleen schilder, maar ook een pionier op het gebied van de beeldstatistiek. Je kent dat wel: grafieken met bijvoorbeeld melkbussen, en elke bus staat dan symbool voor een miljoen liter uit koeien afgetapte melk, of dat soort dingen. Op het plaatje gaat het om passagiers die door het GVB vervoerde reizigers representeren. En dat brengt ons weer bij het railvervoer.
Als ik het museum uitkom, heerst er nog steeds een drenzerige motregen die niet over wil gaan, weersvoorspellingen van een droge middag ten spijt. Ik pak toch de trein naar Zutphen en daar Arriva-bus 54 naar Laren (Gld), niet te verwarren met Laren (NH) in het Gooi. 3 andere passagiers zijn op hetzelfde idee gekomen als ik. Het dorp Warnsveld bestaat, althans voor zover te zien vanuit de bus, uit statige villa's uit voorbije tijden.
Daarna doorkruisen we Bijvanck, waarvan ik nog nooit gehoord had toen ik vanmorgen opstond, kruisen we de spoorbaan Zutphen – Winterswijk en zetten de rit voort parallel aan het Twentekanaal.
Nu stuiven we in een flits door het nietige dorpje Almen heen, rijden nog een flink stuk door - dat ik straks van plan ben, terug te lopen - en denderen over een opvallend smalle, ijzeren brug over het kanaal, een soort baileybrug lijkt het wel, in de gauwigheid.
Dan wordt de halte ‘Voormalig station’ afgeroepen. Voormalig, prima, dat is tenminste duidelijk. De bushalte bij het ook al lang opgeheven station Warmond heet nog steeds Station Warmond, alsof je er nog altijd op de trein kunt stappen.
Nou, nou, wat een luxe; ik word pal voor het te fotograferen object afgezet. Dat is inderdaad een spookstation; zo ziet het er ook uit. Het is momenteel onderworpen aan een hoog nodige renovatie.
Helaas is het privéterrein en kun je er niet omheen lopen. Ik had graag een foto gemaakt van twee passerende treinen bij het station; het voormalige station.
Wat is hier verder nog te zien? Behalve het Achterhoeks coulissenlandschap nog een Sierglasblazerij naast het gewezen station. Het Achterhoeks Sierglasgeblazen Voorwerpen Museum in het tuinhuisje van de oude opa Stuggink. Zoiets. Er geldt nu: geen toegang, wegens een in gang zijnde demonstratie sierglasblazen. De touringcar voor de deur heeft de bezoekers daarvan aangevoerd. Een mens staat er soms versteld van, wat er allemaal niet georganiseerd wordt voor een mens om de zaterdag door te komen.
Ik besteed de mijne op mijn eigen manier. Het regent bijna niet meer en ik sla de weg naar Almen in. Pas als ik al een kleine tien minuten op weg ben, kijk ik nog eens om naar v/h station Laren-Almen en zie daarnaast een spoorwegovergang waarvandaan ik die foto van twee kruisende treinen gemakkelijk had kunnen maken. Terugrennen? Nee, het is al bijna kwart vóór. Dus doe ik het nou dan maar van afstand, met sterk inzoomen.
De treinen arriveren tegelijk, moeten
allebei in de remmen, en kruisen
links van het station, vanuit mijn positie. Die foto mislukt dan ook
nog eens, zodat ik niet meer kan plaatsen dan een foto van één
passerende trein.
Dan die smalle brug over. Fietsers mogen dat niet
eens; hoe ze dan in Almen moeten komen is voor mij een vraag maar voor
hen hopelijk een weet. Er is geen plaats op het brugdek voor een auto
plus een tweewieler. Voetgangers moeten bij nadering van een vierwieler
tegen de leuning gedrukt gaan staan.
Ik laat bus 54, die terugkeert uit Laren, wijselijk voorgaan. En kijk op die brug telkens schichtig achterom, maar er komt geen auto aan. Verkeer is toch schaars, hier.
Met nog een klein half uurtje doorstappen bereik ik Almen. Behalve dat station, heeft ook de dichter A.C.W. Staring me daarheen gelokt. Wederom een cultureel intermezzo, dus.
Onderste rij: Staring, het kerkje, hotel De Hoofdige Boer en de voorde
Anthony Staring (1767-1840) introduceerde ik in deze kolommen toen ik in 2001 rondliep in Vorden, waar hij geëerd is met een standbeeld. Hij was een landheer en romantische dichter over het landleven, met zo nu en dan een komische oprisping. Een bekend humoristisch gedicht van hem – althans: bekend, in de tijd dat Staring nog gelezen werd - was ‘De hoofdige boer’ (uitgetypt door de UVA).
Staring verhaalt, dat Almen in vroeger tijden vanaf het omringende platteland alleen bereikbaar was via een voorde. Dat is een doorwaadbaar, doch modderig watertje. De boeren uit de omgeving halen zondags de meest vreemde capriolen uit om er droog overheen te komen, maar zitten meestal met bemodderde schoenen en kleding in de kerk. En moeten dan nog een keer terug ook.
Uiteindelijk wordt er een plan ontwikkeld tot aanleg van een houten bruggetje over de modderstroom heen. Dat heeft de nodige voeten in de aarde, maar na maanden delibereren wordt de brug toch gebouwd. Alle kerkgangers blij. Behalve de ‘hoofdige’ (koppige) boer Stuggink. Die blijft namelijk tot hilariteit van de omstanders gewoon door die blubberige beek lopen. Want zijn ouders kregen daar ook altijd al natte voeten, dus waarom zou hij de zijne droog houden?
Heel herkenbaar, ook
na 2 eeuwen nog. Het doet me denken aan schrijvers die tegenwoordig nog
steeds met een schrijfmachine schrijven, omdat hun opa dat ook deed.
Bij
dit bruggetje, even ten zuiden van het dorp, staan 4 regels uit dat
hilarische gedicht. Maar het is niet zeker dat deze brug nu echt
precies op de plek lag die Staring beschreef. Sterker nog: het is
helemaal niet zeker dat Staring dat hele verhaal niet uit zijn duim
heeft gezogen.
Het informatiebord bij het kerkje van Almen – wél hetzelfde kerkje van toen – maakt melding van een Staring-museum bij hotel-restaurant-café De Hoofdige Boer. Toe maar, een museum! In deze streek wordt Staring nog geëerd, terwijl hij in de rest van Nederland compleet vergeten is. Vergeten? Iedereen kent zijn naam (Staringstraat, Staringlaan, Staringplein, Staringhof, Staringdreef, Staringkade, zelfs. De enige twee Staringkades ter wereld bevinden zich in mijn geboortebuurt en in mijn huidige woonwijk; nutteloos weetje). Staring vergeten? nee; maar gelezen? ook nee.
Ik ga het hotel binnen dat naar het gedicht genoemd is, vraag de ober of ik het museum kan bezichtigen, maar dat is onlangs gesloopt en verkeert nu in wederopbouw. Het komt tegenover het hotel, aan de Dorpsstraat. In december gaat het open, nog net op de valreep van het Staring-jaar; de Achterhoek viert dit jaar de 250ste geboortedag van zijn grote zoon.
Goed,
dan ga ik hier maar een kop koffie drinken, en kom in de zomer van 2018
nog een keer terug, denk ik; dan kan ik meteen écht een foto maken van
die passerende treinen bij dat station. En kan ik intussen m’n Staring
een beetje oppoetsen; voor mij is het ook al lang geleden dat ik iets
van hem gelezen heb.
Ik pak bus 54 naar Laren en daar numero 56 naar Deventer,
die nog wel degelijk rijdt. De regen is alweer weer begonnen…
Staring in Vorden
Archieffoto 2001
Keren we nog even terug naar die
tussenliggende zaterdag, de
11e maart. Dat is een historische dag in de vaderlandse geschiedenis,
zo´n dag
die in 2050 in de documentaire-reeks ´Andere tijden´ weer zal worden
opgehaald.
Maar niets wijst daar nog op als ik me naar het station begeef.
Na het kilometervreten van de
afgelopen weken heb ik er behoefte
aan, deze zaterdag wat later op pad te gaan en een beetje in de buurt
te
blijven. Via Alphen, het Abellio-lijntje (zie hierboven) en Gouda
bereik ik Capelle aan
den IJssel, het wandeldoel van vanmiddag.
Het enige station in die gemeente
heet geen Capelle aan den
IJssel, zoals je zou verwachten, maar Capelle Schollevaar. Het ligt aan
de
spoorlijn Gouda-Rotterdam, één halte verder dan Nieuwerkerk
a/d IJssel, waar
ik was in de oktober-aflevering. Daar belichtte ik ook de geschiedenis
van deze
betrekkelijk jonge spoorlijn.
Eén grote steenzee zie je vanuit de
trein; Nieuwerkerk a/d
IJssel is vastgebouwd aan Capelle Schollevaar is vastgebouwd aan
Rotterdam.
Het is weer van die
verkiezingsretoriek. ‘Lagere
bonussen’: helemaal mee eens. Maar als
de mensen die voor bonussen in aanmerking komen, die zouden moeten
verdelen onder
het hele Nederlandse volk, dan houden we er elk niet meer dan een paar
losse stuivers
aan over.
Station Capelle Schollevaar heeft wat het hebben moet: een abri
op beide perrons en
een snacktent beneden. Stations in buitenwijken zijn doorgaans zo
aartslelijk
als hun omgeving. Maar hier heeft men de trappenhuizen nog wat
opgefleurd met
een kleurenpatroontje in de tegels. Die tegelzetter heeft ook een klap
gehad van De Stijl.
Ook in de grote wijk Schollevaar die
ik nu betreden heb,
hebben ze hun best gedaan om wat kleur op de wangen te brengen. Er
staan arcadische
afbeeldingen op elektriciteitshuisjes en garagemuren. En naast flats en
laagbouw uit de jaren 70, heb je hier veel waterpartijen die de
steenmassa een
beetje breken. Dezelfde filosofie als de Bijlmer, wonen met uitzicht op
groen
of blauw. Het werkt hier beter dan daar, zo te zien. Ach, wat werkt er
rond
Rotterdam NIET beter dan in onze hoofdstad?
Capelle, een uit zijn krachten
gegroeid dorp met 67.000
inwoners, bestaat uit een viertal plaatsen op zich. Een ervan is dus
Schollevaar,
waar de trein je brengt. Een andere is Schenkel, dat aan de metrolijnen
naar
Nesselande en Ommoord ligt. Dan heb je het stuk Capelle langs de
boorden van de
IJssel. Dat heeft sinds 1994 een eigen metrolijn met drie stations:
Slotlaan,
Centrum en De Terp. En daar ergens binnenin opgesloten, moet ook nog de
pit zitten
waaruit de plaats ontstaan is, de oude dorpskern. Daarnaar ga ik op
zoek.
Ik kom op die wandeling overal,
behalve in het vierde stuk, Fascinatio
/ Rivium, waar ik op maandag 18 augustus 2008 de automatische
people mover nam. Ook dat was een
historische dag, achteraf bezien, maar dan alleen in het
OV-consumentenwezen.
Sinds die dag is de ster van Rikus gestegen en die van ROVER alleen nog
maar verder
gedaald. Ik moet eerlijk toegeven dat ik dat absoluut niet zag
aankomen. Hoe je
je kan vergissen! Die dag was een ‘gamechanger’, in even goed
Nederlands als people mover.
Tussen Schollevaar, Schenkel en
Capelle-sec ligt een groot
recreatiepark met sportterreinen en een wandelbos. Daar zie ik een stel
lopen,
waarvan de man een fototas bij zich heeft en de vrouw gehuld is in een
tijger-
of leeuwenpak, compleet met staart. Ze groet me enigszins besmuikt en
beschaamd, alsof ze bang is dat ik er iets van zal zeggen of denken.
Maar
waarom zou ik? Zoals ik net al zei: iedereen moet zijn beminde zaterdag
maar
doorbrengen zoals hem/haar goeddunkt. En er is vast een goede reden
voor hun
uitmonstering; misschien proberen ze andere wilde dieren te spotten in
de oerwouden
van Zuid-Holland. Ja, grote, woeste honden lopen hier genoeg; ik mijd
de
losloopgebieden.
Vreemd dat je daar je hond niet
alleen mag laten uitrennen,
maar ook zijn behoefte mag laten doen; het wordt expliciet toegestaan.
De
redenering zal zijn: niets natuurlijkers in een natuurgebied dan een
goeie,
walmende bolus. Maar ik denk dat als je als homo sapiens daar in de
bosjes je
broek laat zakken om er uitgebreid te gaan zitten bouten, dat dát dan
toch net
weer niet mag.
Ik vind mijn weg door de bos- en
steenwereld van Capelle met
die plattegronden-app op mijn nieuwe smartphone. Ik ben zo blij dat ik
hem heb,
die app, en die phone. Ik schafte hem nog net aan voordat men mij, met
mijn gammele,
niet-smarte lulijzer uit 2002, ging houden voor een geestverwant van
boer
Stuggink uit het vorige hoofdstuk. Het voordeel van die ouwe foon was
wel dat
ze hem me zelfs in Amsterdam, onder het waarschuwingsbord ‘Use it, lose
it’,
nooit uit de handen hebben proberen te rukken.
Bekenden kijken nu vol bewondering en
afgunst naar mijn
nieuwe: ‘Zo, héé, een Edge!’ Nog een week of 5, 6 smaak ik het
genoegen, het aller-,
allerlaatste model te bezitten. Dan komt het volgende uit en staat
iedereen er in
het holst van de nacht voor in de rij totdat om 0:01 uur de
telefoonwinkel
opengaat. Dan ben je al weer ouderwedge, met je mooie Edge.
Ik loop nu onder het metrostation
Slotlaan door richting het
oude dorp. Deze wijk heeft wel wat ingeboet op het gebied van
busvervoer. Het
is het een of het ander, niet én-én; een hoogfrequente metro én een
hoogfrequente bus, dat zit er meestal niet in. Er rijdt nu een
uurdienst, lijn
37. Ik herinner me nog dat hier tot ’94 lijn '93 van
Westnederland reed; vrijwel de hele dag 5-minutendienst met gelede
bussen, naar
Metro Capelsebrug. Ik schreef tussen haakjes nog over de Capelse
metro in '98, in een bijna vergeten stukje dat ik onlangs
opdolf uit de archiven van deze site.
Door het dorpje aan de boorden van de IJssel loop ik naar metrostation Capelle Centrum.
Nu wil ik wat gaan eten in de Markthal, maar het is nog wat
vroeg, dus maak ik nog een ommetje met de tram door Rotterdam Zuid,
lijn 25 +
lijn 2 + lijn 23. Daarna stap ik uit op de Coolsingel, steek over naar
het Maritiem
Museum en sla linksaf langs ‘De verwoeste stad’ van Zadkine. Die staat
nu te
midden van de wolkenkrabbers van de wederopgebouwde stad, maar heft nog
steeds
de handen in vertwijfeling ten hemel.
Dat zou vanavond wel eens kunnen zijn
wegens de historische
gebeurtenis waarover ik het had. Als ik rechtsaf was geslagen in plaats
van links,
had ik er ooggetuige van kunnen zijn. Die app had het me moeten melden:
‘Voor
historische gebeurtenis rechtsaf’. Het gaat, zoals ik later pas zal
horen, om
gedonder bij het Turkse consulaat, waar een van de trawanten van
alleenheerser-in-spe
Erdogan wordt tegengehouden.
Ja, ik merk wel dat er stront in de
lucht hangt; overal
staan politieauto’s. Als ik zit te dineren in de Markthal, hoor ik
buiten
voortdurend sirenes gieren. Maar ik denk dan nog dat één van de drie
eredivisieclubs uit Rotterdam vanavond een risicowedstrijd speelt.
Thuis volg ik het gebeuren in
Rotterdam tot diep in de nacht
op tv, wat sipjes, want ik had er in het echt bij kunnen staan, en dan
is het
toch veel echter.
Nu weten we inmiddels dat ook deze
gebeurtenis een
gamechanger is geweest. Rutte, die voor het eerst in vier jaar tijd
eens
kordaat optrad, zou de woensdag daarop triomferen met zetelverlies;
Wilders treuren
om zetelwinst. Voor de PvdA maakte het niet veel meer uit. Die waren
met geen
dozijn gamechangers meer te redden.
Kortom: op zaterdag 11 maart 2017 was
de actualiteit
boeiender dan mijn wandeling.
Frans Mensonides
2 april 2017
Er geweest:
Er geweest: Bedum zaterdag 25 februari, Klarenbeek en Lochem
zaterdag 4 maart
2017, Capelle zaterdag 11 maart 2017, Almen zaterdag 18 maart 2017.
Laatse aanpassing: 31 mei 2017
PS: Het
slechte nieuws is dat er in april geen nieuwe aflevering
komt van deze beminde rubriek. Het goede nieuws dat er deze maand drie
nieuwe OV-verbindingen
geïntroduceerd worden die ik ga ‘doen’: HOV-Velsen
(eindelijk!), de
tijdelijke verbussing van de Hoekse
Lijn, en -
lest best – de Regional-Express
van Arnhem naar het Roergebied. Binnenkort op deze webplek!
FM
© Frans Mensonides, Leiden, 2017