[parlando]
The great Egyptian age is but a remnant
Of the Atlantian culture.
The antediluvian kings colonized the world;
All the Gods who play in the mythological dramas
In all legends from all lands were from fair Atlantis.
Knowing her fate, Atlantis sent out ships to all corners of the Earth.
On board were the Twelve:
The poet, the physician, the farmer, the scientist, the magician,
And the other so-called Gods of our legends,
Though Gods they were.
And as the elders of our time choose to remain blind,
Let us rejoice and let us sing and dance and ring in the new . . .
Hail Atlantis!
[gezongen]
Way down below the ocean, where I wanna be, she may be . . .
Way down below the ocean, where I wanna be, she may be . . .
Volledige tekst: klik HIER
Stukje luisteren? klik op de zwart-witradio
Het eerste soundbiteje van de herfst, na deze zomer vol overstromingen, moest een nummer zijn met veel water erin. Ik vond het in Donovan’s Atlantis.
De legende van Atlantis is te boek gesteld door de Griekse filosoof Plato. In zijn versie van het verhaal werd Atlantis, een groot en machtig rijk, getroffen door de toorn van oppergod Zeus, die het door een enorme vloedgolf liet wegvagen van de landkaarten. Dat zou zo’n 10.000 jaar geleden gebeurd zijn. Alleen de naam ‘Atlantische oceaan’ herinnert nog aan het overspoelde rijk.
Verhalen als dat over de zondvloed fascineren me. Ze stammen uit de prehistorie, zijn bij kampvuren verteld door stamoudsten en druïden, werden opgetekend op papyrusrollen en gekerfd in kleitabletten, kwamen terecht in de heilige boeken van vele religies, die er elk een eigen draai aan gaven, en duiken in onze tijd soms weer op in rampenfilms en popsongs.
Ik zal in dit stukje maar voorbij gaan aan theorieën over het werkelijke bestaan van Atlantis, en over de plek waar het dan precies gelegen heeft; er zijn honderden websites mee gevuld. Je hebt schatzoekers die de oceaanbodem afgrazen naar overblijfselen ervan, zoals je ook lieden hebt, die op de berg Ararat zoeken naar een oud brok hout van Noach’s ark. Zulke mensen begrijpen de verhalen niet.
Donovan doet dat wel, althans zo lijkt het aanvankelijk. Zijn Atlantis zet in met een rustig kabbelende melodie; piano en akoestische gitaar, verder niets. In parlando vertelt de zanger over het machtige rijk Atlantis. De inwoners zien de zondvloed aankomen. Twaalf mannen worden uitgezonden over heel de aarde, één uit elk vakgebied. Terwijl hun thuisland in de golven verdwijnt, worden zij in andere culturen als goden vereerd.
Als je dit nummer voor het eerst hoort, ga je er op dit punt eens goed voor zitten; hoe zal dit aflopen? Dan komt wat mij altijd getroffen heeft als een anticlimax; Atlantis ontaard in een vrij gewoon liefdesliedje, een van de miljarden songs over een onbereikbare geliefde. Ook zo’n oeroud verhaal, maar afgezaagder kan het bijna niet. Weliswaar wordt een pittige melodie ingezet, maar de zanger blijft daarna nog vele minuten na-lamenteren over zijn lover, die zich op de bodem van de Atlantische Oceaan bevindt: ‘my antediluvian baby’.
‘Glub Glub’, doet Donovan wanhopig; het zal je overkomen, dat de enige van wie je had kunnen houden, al 10.000 jaar dood is. Maar mij overtuigt de zanger niet meer; ik vind het een wat tegenvallend slot van een nummer dat zo veelbelovend begon.
Donovan werd in 1946 geboren in Schotland, onder de naam Donovan Leitch. Hij werd in 1968 de vader van Donovan Leitch jr., die een bekende filmster schijnt te zijn. Donovan sr. heeft met Bob Dylan en onze eigen Boudewijn de Groot gemeen dat hij vaak voor een protestzanger is uitgekreten, terwijl het grootste gedeelte van zijn oeuvre toch bestaat uit romantische liedjes.
In 1965 brak Donovan door met Catch the Wind. Daarop volgde een lange reeks hits en hitjes. Universal soldier was inderdaad een protestsong, maar een beetje ontaarde, vind ik; als je die tekst beluistert, is de oorlog de schuld van de soldaten, die volgens meer ruimhartige opvattingen ‘ook maar gestuurd worden’. Die song doet me denken aan een spreuk van de vredesbeweging: ‘hoe zou het zijn als er oorlog uitbrak, en er kwam niemand opdagen?’, of woorden van gelijke strekking. Maar dat was in de jaren 80, en we zitten nu in de sixties; toen waren de oorlogen gewoon nog de schuld van de Amerikaanse president, net als nu.
Als zovele artiesten uit die tijd zocht Donovan zijn heil in geestverruimende rokertjes en niet minder geestverruimende bezoeken aan de Indiase goeroe Maharishi Mahesh Yogi. Hits uit die tijd waren Mellow Yellow en Sunshine Superman. In 1970 nam Donovan een sabbatjaar waarvan hij nooit helemaal is teruggekeerd. Salvation Stomp was zijn laatste topper; een vlotklinkende nabrander uit 1975. Daarna: weinig meer van hem gehoord.
Atlantis was, althans in Nederland, Donovan’s grootste succes. In zijn vaderland bepaald niet; in de UK haalde het nummer met pijn en moeite de middenmoot van de top 40. In de USA werd Atlantis uitgebracht als de B-kant van To Susan on the West Coast Waiting. Dat was wél een protestsong, maar een wat slappe, zoetige; over een Vietnamsoldaat die brieven schrijft naar zijn meisje. DJ’s draaiden het plaatje om (dat kon in die tijd nog) en ontdekten dat merkwaardige Atlantis. Een opvallend contrast: de ene kant van de single ging over een geliefde aan de overkant van de oceaan; de andere over één op de bodem daarvan. Het omdraaien hielp wel; alsnog klom de plaat naar een positie in de top-10.
Ook Nederland raakte uiteindelijk, na een lange aanloop, in de ban van Atlantis. Het nummer kwam op 21 december 1968 binnen in de tipparade, verdween daar weer uit, maar kwam sterk terug, en bereikte op 1 maart 1969 zelfs de eerste plaats van de top 40.
Ik kon het nummer redelijk volgen met mijn brugklas-Engels. Ik vond het een wat rare, maar desondanks zeer beluisterbare song, en dat vind ik nog steeds, eigenlijk.
Deel 52: Proud Mary / Creedence Clearwater revival (1969)
Deel 51: The Eve of the War / Jeff Wayne (1978)
Deel 50: Daddy Cool / Boney M (1976)
Deel 49: Spirit in the sky / Norman Greenbaum (1970)
Deel 48: Monkey on Your Back / Outsiders (1967)
Soundbites nrs 1 t/m 47 in het archief van REFLEXXIONZZ!
© Frans Mensonides, Leiden, 2005