Aflevering: 7
Datum: Zaterdag 18 februari 2006
Onderwerp: Tandheelkundig malheur (1)
Afgelopen donderdag ontviel me plotseling een ivoren wachter; mijn hoektand linksboven gaf de geest. Ik zat te lezen in de Letterenbibliotheek, geen activiteit die doorgaans leidt tot losse tanden. Misschien dat ik iets te fanatiek op mijn potlood gekauwd had…
Geheel onverwachts kwam het tandheelkundig malheur ook weer niet; die tand was al een kwart eeuw geleden voorzien van een kroon, had ook al een wortelkanaalbehandeling achter de rug, en had de afgelopen dagen tijdens de maaltijd een angstwekkend gekraak laten horen, dat ik voorlopig maar even genegeerd had.
Een blik in de spiegel, op het toilet, leerde me dat de situatie ernstiger was dan ik aanvankelijk had ingeschat. Er droop een golf bloed langs mijn kin en de tand lag er nog niet uit, maar was – vergeef me het vieze praatje – nog door middel van een dun draadje tandvlees verbonden met mijn kakement.
Dat heb ík weer, zeurde het in mijn hoofd; ik, die nog maar net gewend was aan die vijfdelige brug met drie pijlers, die afgelopen herfst was aangelegd in mijn onderkaak. En het was een lelijke streep door mijn middag, waarop ik nog wel zo veel van plan geweest was; er moesten onder meer nog twee foto’s-van-de-week geschoten worden.
Wat te doen? Geen werk voor een normale tandarts. Hier zouden ongetwijfeld kaakchirurgen aan te pas gaan komen. Die zijn niet voorhanden, op de Faculteit der Letteren. Ik bette het ergste bloed af, duwde de tand weer op zijn gerechte plek en verliet de bibliotheek. Op naar de bushalte; tenslotte vertrekt er in Utrecht elke drie minuten een bus naar het AZU, thans UMC. Bij de EHBO zouden ze me wel kunnen helpen. In de bus hield ik mijn kaken stijf op elkaar.
Twintig minuten later liep ik, op vage aanwijzingen van een receptionist die ik ‘EHBO?’ had toegerocheld, te dwalen door de hallen en keldergewelven van het enorme academische ziekenhuis, op zoek naar het bevrijdende bordje. Ik voelde me als het jongetje hieronder – maar die had tenminste nog de beschikking over zijn volledige leger melktandjes om er van ontzetting zijn vingers mee af te kunnen kluiven.
Als volwassen man ga je om dergelijke tegenslagen niet lopen grienen. Er zijn erger dingen, hield ik me voor. Dat zag ik bovendien ook om me heen; diverse wrakken van hoogbejaarden werden verplaatst op hoge rolbedden, behangen met trossen flessen, apparaten, draden en slangen, op weg naar röntgenapparaat of operatietheater.
Eindelijk begon tot me door te dringen dat de EHBO tegenwoordig ‘Spoedeisende Hulp’ heet. Waarom die naamsverandering is doorgevoerd, weet ik niet; het klinkt nog veel beroerder en afschrikwekkender. Even later stond ik voor de balie, waar ik te woord werd gestaan door een begripsvolle man en een dito vrouw. Geloof me, lezer, het valt niet mee, met een losbungelende tand te zeggen dat je een losbungelende tand hebt. Ik stond te stamelen als een dronkaard. Mijn slecht gearticuleerde boodschap werd desondanks toch begrepen; ze zijn hier gewend, mensen met hun laatste krachten hun mogelijk laatste verhaal te horen doen.
Maar helaas: dat hele grote ziekenhuis, met al zijn duizenden medewerkers, had die middag geen tandheelkundige in huis. ‘Dit kan zo niet blijven zitten’, sliste ik, want dat leek me een redelijke opmerking. De vrouw ried me aan, er zelf maar een goede ruk aan te geven; dan kwam die tand wel los. Dat leek me maar niks; het bloeden was weliswaar opgehouden, maar ik wilde het niet opnieuw laten beginnen.
Na enig soebatten kreeg ik het adres mee van een tandarts aan de andere kant van de stad. Die zou ik wel meteen contant moeten betalen, al kreeg ik het naderhand beslist terug van de verzekering, verzekerde men mij.
Geen tandarts in huis; het viel me zwaar tegen van mijn alma mater. Dat had ik zonder twijfel ook gezegd, als het spreken mij niet zoveel moeite kostte.
Een akelige middag ontrolde zich voor mijn geestesoog. Ik zag me, bebloed en al, dwalen door onbekende Utrechtse wijken, bereikt met ongekende buslijnen, op zoek naar een geldautomaat, omdat je niet met een lege portefeuille kunt aankloppen bij een Utrechts tandheelmeester.
Hoe dit afliep, vertel ik, flauw, pas in de volgende aflevering.
© Frans Mensonides, Leiden, 2006
5 feb. 2006: Oud, stout liedje uit de middeleeuwen
31 jan 2006: IJskoude Rembrandt-tentoonstelling
26 jan. 2006: 'Ga boeven vangen'
20 jan. 2006: Vijftig manieren waarop ik mijn leven verpestte en hoe jij dat kunt voorkomen (recensie)
13 jan. 2006: 'Borrel jij wel genoeg'? Het studentenleven.
5 jan. 2006: Oer-tekstverwerker uit 1984