Aflevering: 16
Datum: Zaterdag 27 mei 2006
Onderwerp: Bamber; Internetkoudwatervrees

De oude Romeinen beschouwden iemands naam als een voorteken. En in het internettijdperk lopen er nog steeds mensen rond waarvan de naam al niet deugt. Bamber Delver is er één van. ‘Delver’ wekt in mij associaties met een mol die in de aarde wroet; Bamber doet me alleen denken aan een Britse quizmaster, die ook Bamber heet, maar die heeft Gascoigne als achternaam, een stuk minder erg dan Delver.

Bamber Delver is voorman van de Stichting De Kinderconsument. Ze hebben ondanks alles een site op Internet, een site met een kinderlijke lay-out, maar bedoeld voor volwassenen. Na wat klikken vind je hun doelstellingen: kinderen beschermen tegen de nare trekjes van datzelfde Internet en die van de commercie. Doelstellingen waarop weinig valt af te dingen. Want wie nog dacht dat Internet geen gevaren voor kinderen inhield, is de afgelopen weken wel tot andere gedachten gebracht door Bamber Delver.

Delver ging undercover op het web. Hij mat zich een pseudoniem aan, speelde de te vermoorden onschuld van een dertienjarige, en chatte in zijn kerstvakantie hele dagen lang met werkelijke personen van die leeftijd. Afschuwelijke dingen zag hij in de chatroom, hij had een aangename kerst: te jonge meisjes die zich voor de webcam betastten, jongetjes die door leeftijdgenoten werden verleid, trots hun bamber te laten zien.

De conclusies waren schokkend (zij het minder schokkend dan dat belachelijke participerende onderzoek van Delver zelf): geen enkel kind verdacht hem ervan, een ouwe smeerlap te zijn in plaats van een vunzige leeftijdgenoot. Vrijwel iedere (pre)puber bleek gemakkelijk te verleiden tot dingen die hun ouders diep zouden shockeren, als ze ook maar enig benul hadden van wat er zich op Internet allemaal afspeelt. Dat hebben ze niet, Bamber heeft ook dat ontdekt. Ik las het laatst op Internet, en het stond vier dagen later ook nog in de krant: uit onderzoek van Bamber was gebleken dat ouders het allemaal niet meer bijhouden met dat Internet, waarop hun kroost leeft in een geheel andere belevingswereld dan de hunne.

Ik zeg daarop twee dingen: dat is hun eigen schuld, en dat is helemaal niet erg. Hoe oud zijn ouders van pubers van nu? 45? Veertig? Achter in de dertig nog maar? En nu al afgehaakt? Schande! Ik ben kinderloos, loop tegen de vijftig, en hou het allemaal nog perfect bij met dat Internet – alles wat ik bij wíl houden, dan. Chatten en gamen doe ik niet; ik vind het tijdverspilling. Maar ik zou het allemaal best kunnen, als ik het wilde; ik heb zelfs een webloog. Ouders moeten gewoon wat meer hun best doen, zich in de digitale leefwereld van hun kinderen in te leven. En zich er vervolgens zo weinig mogelijk tegenaan bemoeien. Kinderen hebben dat nodig, een eigen leefwereld, waarin volwassenen niet doordringen.

Hoe deden wij dat, my generation, opgegroeid in armetierige pre-digitale tijden? Wij luisterden naar beatmuziek, vooral omdat onze ouders niets snapten van die rotherrie, gemaakt door van die vieze, werkschuwe kerels met lange haren. ‘Mijn vader is een fan van The Càts’, heb ik eens een leeftijdsgenoot vol walging horen zeggen. Bij Heintje en Heino ging de radio uit; ik heb het wel eens vaker geschreven, maar ik schrijf het opnieuw.

Wat deden we nog meer? Samengroepen bij die boomhut op dat spannende plekje waarvan niemand wist. Spelen op de bouwplaatsen in onze nieuwbouwwijk, in halfvoltooide huizen, veel spannender dan de affe huizen waarin we woonden. Het ergste wat je kon overkomen was een schop onder je hol van een chagrijnige stukadoor. En we zwierven, tegen ouderlijk advies, in het verrommelde tuinbouwgebied langs het kanaal. Daar zou een heuse Kinderlokker rondwaren. Hij at louter eikenbladen, volgens zeggen; we hebben hem nooit gezien. Lekker spannend, allemaal, en we zijn desondanks opgegroeid tot oppassende, achterlopende volwassenen. Maar tegenwoordig spelen kinderen helemaal niet meer buiten, tut-tut-tut-tut-tut.

Nog een bezwaar tegen Internet. Kinderen kopiëren er hun werkstukken bijeen, maar doen dat zonder enig onderscheidingsvermogen. Ze denken dat alles wat ze op het WWW vinden, onbetwijfelbaar waar is. Dat is niet zo. Leer kinderen tijdig, dat ze alleen kunnen vertrouwen op wat gedrukt staat in schoolboekjes, in de krant, in de Winkler Prins uit 1959 die we geërfd hebben van opa, in de opiniebladen; leer ze vertrouwen op Zembla en op wat hun ouders, hun onderwijzers en politici zeggen. Trek maar gauw de stekker uit de PC; veronderstel dat ze dít stukje ooit onder ogen krijgen!


naar thuispagina


© Frans Mensonides, Leiden, 2006


Iets gemist? De vijf meest recente afleveringen van Webloog:

16 mei 2006: Unvollendete; een bloembollenschilder
7 mei 2006: ROVER-NS-rel
30 maart 2006: Wel geregeld? Slachtoffer van pensioen-kongsi
17 maart 2006: Ingedekt; de anti-terreurfolder
11 maart 2006: 'Op de porriehoop'; tulpengekte in 1637 en 2003
7 maart 2006: Vunzig en vuil; mijmeringen op verkiezingsdag

WEBLOOG-ARCHIEF


naar thuispagina