Halte
Jonction, Anderlues
Nog nooit eerder deed De digitale reiziger het vijfde tram- en / of premetronet in België, naast dat van Brussel, Antwerpen, Gent en de kust: dat van de Waalse industriestad Charleroi. Het mag zich Métro noemen, maar is niets anders dan het bekende concept van een tram in een tunnel.
Charleroi kreeg zijn Métro
Léger (Light Metro, in goed
Nederlands) louter omdat Vlaanderen in de jaren 70 geld kreeg voor een
opknapbeurt van de Kusttram. Volgens de toenmalige ‘wafelijzerpolitiek’
had
Wallonië ook recht op elke cent die in Vlaanderen werd uitgegeven, en
omgekeerd.
Lange tijd stond het
railproject in de Waalse stad bekend
als schoolvoorbeeld van een Grand Travail Inutile (Groot Nutteloos
Werk). Pas
in 2013 werd het min of meer voltooid. Van de 8 origineel geplande
trajecten
zijn er nu 4 gerealiseerd en 3 ook daadwerkelijk in gebruik genomen.
Het vierde
wacht daar nog op; ook Charleroi kent, net als Antwerpen, zijn
spooktramtunnel.
Wij van De digitale reiziger –
en dat zijn dan mijn
mede-OV-voorvechter, Maxwell van Haeghwijck en ik – gingen kijken in
Charleroi op
dinsdag 3 mei 2016. Die dag maakten we kennis met een ander stuk
typisch
Belgische folklore, de arbeidsonrust. Ondanks een spontane
werkonderbreking op
tramlijn 4 hebben wij het hele tram-/ premetronet van bijna 30 km
kunnen
afleggen.
Ook
hebben we nog drie kwartier rondgelopen in het centrum
van Charleroi, wat ook wel voldoende was. We reisden naar deze stad op
een
HEMA-retourtje, en maakten op de terugweg een paar half legale omwegen.
Over
die treinreis komt nog een apart artikel, of zelfs een reeksje; ik heb
nog één
zo’n HEMA-retour in het dressoir liggen.
Oud en nieuw naast elkaar. 1982, Anderlues
Foto overgenomen van Wikipedia (NL) - Anderlues
Het huidige tram*net van Charleroi is nog met een heel dun lijntje verbonden met het tijdperk van de ‘boerentram’, de buurtspoorwegen, de streektram. Vanaf het eind van de 19e eeuw had Charleroi, de grootste stad van Wallonië, een uitgebreid net van stadstrams en streektrams naar de wijde omgeving.
* ik gebruik
verder ‘tram’
en ‘(pre)metro’ maar door elkaar, voor de afwisseling
In de jaren 50 t/m 70 werd dit
tramnet, als vrijwel overal,
bijna geheel afgebroken. Toen verscheen de Kusttram
als reddende engel. In
mijn stukje daarover van afgelopen zomer schreef ik al dat deze tot de
draad
versleten tramlijn tegelijk met de tramfabriek BN van de ondergang
gered werd.
Deze fabriek uit Brugge mocht 50 nieuwe enkelgelede trams leveren.
Aangezien
die ook ergens op moesten rijden, werd de Kustlijn geheel opgeknapt.
En volgens de wafelijzerpolitiek had
nu het Franstalig deel
van België ook recht op 50 BN-trams en daarmee ook op infrastructuur.
Men
besloot het geld ten goede te laten komen aan de enige stad in Wallonië
die nog
een tram had: Charleroi.
Er zou een ring van tramviaducten en
–tunnels aangelegd
worden om de kleine binnenstad heen. Daaromheen weer zou volgens plan
een net komen
van 8 naar de voorsteden uitwaaierende premetrolijnen, die elk op een
bepaald
punt zouden overgaan in klassieke tramverbindingen op straat.
8 lijnen was natuurlijk wel erg
ambitieus voor een stad ter
grootte van Groningen.
Daar strandde laatst zelfs een netje van 2 stadslijnen,
zonder viaducten en tunnels - maar Nederland kent dan ook helaas geen
wafelijzerpolitiek; het Groningse aardgasgeld wordt gewoon opgesoupeerd
in de
Randstad.
Die lijn naar Anderlues in het westen
gaat bij station
Pétria in Fontaine l-Eveque over in een deels enkelsporige tramlijn aan
één
kant van de weg. En dit is het laatste nog in gebruik zijnde
overblijfsel van
het eens zou uitgebreide boerentramnet rond Charleroi. Bij de halte
Jonction in
Anderlues was eens een knooppunt van vier streektramlijnen, naar noord,
oost,
zuid en west. Nu is op dat punt nog steeds een tramremise.
Charleroi had zoals gezegd wat ook
Amsterdam heeft: een Ring
die niet rondloopt. In 2012 / 2013 werd in de Waalse stad het laatste
kwart van
de ring, tussen station Zuid en Parc,
toch nog aangelegd, zij het zuinigjes over straat, en niet
als tunnel.
Verder werd het oostelijke metrotraject van Gilly doorgetrokken naar de
voorstad
Soleilmont, waar een busterminal kwam. Ook kwam er weer een lijn op
maaiveld naar
de deelgemeente Gosselies in het noorden, een opvolger van een oude
tramlijn.
Eén wens is nu nog onvervuld: ingebruikname van de 7 km lange premetro-spooktunnel naar Châtelet in het oosten. Die ligt – compleet met 8 voltooide stations – al 30 jaar te wachten op trams. Ja, Antwerpen mocht in 2015 de Reuzenpijp naar Wommelgem in gebruik nemen, die al 34 jaar lang in ruwbouw gereed was. Maar de wafelijzerpolitiek is inmiddels afgeschaft, juist voordat België eraan failliet zou gaan. Dus Charleroi kreeg niet automatisch een zak met geld van de federale regering voor een vergelijkbare operatie. Men hoopt nu op de regering van het Waalse Gewest, en mikt nu op ergens in de jaren 20 voor die lijn naar Châtelet. Een ziekenhuis dat langs die lijn gepland is, kan misschien helpen.
Op het YouTube-kanaal SPOOK SPOOR
een impressie van deze ongebruikte metroverbinding, waar wel rails en
bovenleidingen aanwezig zijn, en zelfs werkende seinen en roltrappen
die ooit gerold hebben, alleen voor zondagswandelaars. Op
de netkaart hieronder is
deze lijn in grijs weergegeven, net
als alle lijnen die wel gepland, maar nooit aangelegd zijn en ook niet
meer op
de rol staan.
Laten we ons dan maar concentreren op
wat er wél is. Het
tramnet van Charleroi bestaat sinds 2013 uit de volgende lijnen:
1 Anderlues – Fontaine l-Evêque -
Ring Charleroi (met de
klok mee) – Fontaine l-Evêque -
Anderlues
2 Idem, tegen de klok in.
3 Gosselies - Ring
Charleroi (met de
klok mee) – Gosselies
4 Soleilmont - Ring
Charleroi (tegen de
klok in) – Soleilmont
De Ring is 4,5 km lang en telt, met
de klok mee, de
stations Sud, Villette, Ouest, Piges,
Beaux Arts, Waterloo, Janson, Parc en Tirou. Sud en Tirou liggen op
maaiveld,
Villette op viaduct en de rest ondergronds. Lijn 1 slaat op de
heenweg Beaux-Arts over, terwijl lijn 2 en 3 dit station wel
twee
keer aandoen. Lijn 4 doet datzelfde met Waterloo.
Lijn 1 en 2 zijn, afgezien van de
Ring, 14 km lang, lijn 3 is 7
km en lijn 4 meet 4 km. Lijn 1 en 2 hebben, ook weer afgezien
van de ring,
12
premetrostations, gevolgd door 6 haltes op maaiveld. Lijn 4 heeft 5
stations en
1 halte, bij de keerlus aan het einde. Lijn 3 telt buiten de ring
alleen haltes;
erg veel haltes. De nummers 1 en 2 rijden (althans op een schooldag in
mei)
gecombineerde kwartierdienst; 3 en 4 elk 10-minutendienst.
Het net wordt geëxploiteerd door de
Waalse stads- en streekvervoerder
Société Régionale Wallonne
du Transport, wonderlijk genoeg niet afgekort tot SRWT maar TEC
(Transport en
Commune).
Gewapend met al deze kennis kunnen we op pad. We beginnen
bij station Charleroi Sud, waar we zijn aangekomen.
Voor 8 euro de man worden we eigenaar
van een dagpas voor
tram én bus op het hele net van TEC, dat heel Wallonië omvat. We zijn
alleen de
tram van Charleroi van plan, de enige tram die het TEC-logo draagt.
Maar ook de
bus zal ons van pas komen, zo zal spoedig blijken.
Er komt een tram aan, van het viaduct
af, maar dat is een
Ecolage, een leswagen. De volgende is lijn 4, de kortste lijn, en daar
beginnen
we dan maar mee. TEC bindt je op het hart, altijd in te checken, met
welk
kaartje je ook reist. Maar uitchecken is niet nodig. Zonder dat we ons
er echt in
verdiepen, doet dit systeem intelligenter aan dan het
NL-chipkaartsysteem. Maar
imbecieler is ook nauwelijks denkbaar.
We rijden over straat naar halte
Tirou en zakken daarna bij
Parc de grond in. ‘Eèèèh, eèèèèèhh, [kreun, dreun], eèèèèèhh’, doet de
tram bij
het optrekken en remmen. Een heel vertrouwd geluid, bekend van de
Kusttram, en
we zullen het een keer of 100 horen, vanmiddag.
Het zijn inderdaad dezelfde
trams als op de Kustlijn.
Met dien verstande, dat die éénrichtingstrams zijn en die in Charleroi
deuren
aan beiden zijden hebben. En met het verschil dat
ze aan de kust een aantal keren
gemoderniseerd zijn, terwijl ze in Charleroi in 35 jaar geen spat
veranderd zijn.
Zo werd op de Kusttram de gevaarlijke koppeling verwijderd, die in
Charleroi nog
als een spies vooruit steekt naar overstekende voetgangers en
onvoorzichtige
automobilisten.
Aan de kust werkten die koppelingen
nooit, door zand
ertussen, en ze hebben ze dan ook maar vervangen door een
botsvriendelijke
bumper. De vervoerscapaciteit werd daar vergroot door de trams uit te
rusten
met een lagevloer-tussenbak. In Charleroi kunnen de trams nog steeds
gekoppeld
rijden. Maar dat doen ze nooit, en het is ook helemaal niet nodig, met
de
bescheiden vervoerscijfers van circa 25.000 passagiers per dag voor het
gehele
net.
Station Parc is beschilderd met
Lucky-Luke-motieven. Na
station Waterloo takken we af van de Ring en gaan we oostwaarts naar
Soleilmont
(wat volgens ons Eenzame Berg betekent). Bij Waterloo ligt een
onontwarbare
spaghetti van
keerlussen; de trams volgen
in de normale dienst de hele Ring, maar kunnen er indien nodig wel op
diverse
plaatsen keren. Wat niet wegneemt, dat het tweerichtingstrams zijn, die
ook gewoon
de andere kant op kunnen rijden, zonder lus.
Als we de Ring verlaten hebben,
zitten we ineens op het
linkerspoor. Maxwell begrijpt waarom, maar het gaat mij boven de pet.
Op de
rest van het netwerk rijden ze gewoon rechts.
Op deze tak rijden we soms onder de
grond en soms op een
viaduct. In het laatste geval hebben we ook nog niet eens altijd
uitzicht; soms
gluur je tegen een hoog geluidsscherm aan. Voor sightseeing kun je
beter de bus
nemen…
We komen voor de laatste keer deze rit boven en belanden bij de keerlus, aan de voet van dorpskerk van Soleilmont (dat samen met Gilly ooit is ingelijfd bij Charleroi). Hier kun je overstappen op een aantal buslijnen. Terwijl de tram de lus rondt, maken we snel een paar foto’s, om daarna dezelfde wagen terug te kunnen nemen. Maar die filmt nu ‘Service Special’ en die speciale service bestaat eruit dat hij doorraast bij het halteperron en in de tunnel verdwijnt.
Dit is niet gewoon, getuige de reacties van de autochtone
reizigers. Een jongeman met woeste baard en een werkpak aan, laat het
Waalse
equivalent van ‘potvolblommen!’ over het plein schallen en een mollige
Waalse
grijpt haar telefoon en gaat getergd staan bellen dat ze wat later
komt.
Na tien minuten komt de volgende tram
opduiken uit de tunnel.
Die filmt ‘Depot’ en rijdt na zijn lusje gerond te hebben, er ook
vandoor
zonder zijn deuren voor ons te openen. ‘Depot’, de-pot, we kunnen de
pot op,
zoveel is wel duidelijk.
De baardige werkman springt nu uit
zijn vel en bijna voor
een bus die aan de overkant voor vertrek gereed staat. Maar die veinst
hem niet
te zien en rijdt ervandoor, rakelings om hem heen. De man beseft dat
vloeken
en schelden niets oplost, en gaat nu tot actie over. Die bestaat uit
een
gigantische
rotschop tegen een prullenbak die aan een paal hangt.
Pure slapstick, hier, maar wat is er
aan de hand? Van welke
vreemde folklore zijn we getuige? ‘TEC-it-easy’, luidt de slogan van
TEC. De
rest van het publiek, voornamelijk bejaarden met boodschappentassen,
reageert dan
ook stoïcijns, en blijft rustig staan wachten. Misschien gebeurt dit
wel vaker
en weten ze dat het tramverkeer zo weer op gang komt. Is het lunchpauze
in de
remise, of zo??
Nee, mijn oog valt op een lichtkrant,
die meldt dat er
‘perturbations’ zijn na een ‘manifestation’. Manifestatie, een
demonstratie op
de tramrails, waardoor het tramverkeer geblokkeerd is? Een demonstratie
in een
tramtunnel??
We kunnen
daarover
inlichtingen verkrijgen bij een telefoonnummer dat begint met 071.
Charleroi
heeft hetzelfde netnummer als Leiden, wat toevallig! Maar of het
verstandig is,
dat nummer te bellen, betwijfelen we. Geen van tweeën hebben we op
school erg goed
opgelet met Frans. En of je met je schoolfrans veel verder komt in
Wallonië,
staat ook nog te bezien; echte Fransen verstaan ook vrijwel niets van
Waals,
heb ik me wel eens laten vertellen.
Het is toch wel stug: gaan wij voor het eerst in ons bijna 60-jarig bestaan een keer naar de tram van Charleroi, rijdt hij niet. Er verschijnt wel een bus naar Charleroi Beaux-Arts, een hoog nummer, lijn 710 maar liefst, bus 710 in 071. Daar stappen we dan maar in – hoewel Maxwell niet graag in een bus stapt, omdat hij soms wagenziek wordt van de rijstijl van sommige buschauffeurs. Maar dit is een noodgeval; we kunnen hier ook geen eeuwigheid blijven staan. We weten hier heg noch steg, waar is bijvoorbeeld het dichtstbijzijnde spoorwegstation? De woesteling van daarnet heeft ook eieren voor zijn geld gekozen en de bus genomen.
Je komt altijd wel ergens met zo´n bus. In een bus zie je
ook veel meer dan in een premetrotunnel. Als je Vlaamse steden gewend
bent,
hoef je
je in Charleroi niet ontheemd te voelen: kasseienstraatjes, smalle
huizen,
lelijke flats, rolluiken die neer zijn op een zonnige middag.
Een stuk of 110 bochten verder - je
zou er
inderdaad
misselijk van worden – bereiken we het eindpunt, Beaux Arts. Dat is een
tramstation aan de Ring, en daar zien we zowaar iets geels flitsen in
de verte:
jawel: een tram!
Op de lichtkrant staat nu dat alleen
tramlijn 4
geperturbeerd is door manifestaties. Later lees ik wat we al zijn
beginnen te
vermoeden: ‘manifestations’ is een eufemisme voor een wilde
stakingsactie. Er
zijn er meer geweest bij de TEC; vanmorgen zijn op een aantal lijnen de
bussen
niet uitgereden.
Deze acties hebben niets te maken met
de arbeidsvoorwaarden
bij het vervoersbedrijf. Het betreft politieke stakingen, die in
Nederland gelukkig
meestal verboden worden door de rechter. Premier Michel is de gebeten
hond;
zijn bezuinigingsmaatregelen hebben het misnoegen gewekt van de
syndicaten. Dit
is België: ’s Lands wijs, ’s lands eer. Elke employee heeft hier recht
op één aangekondigde
staking per kwartaal plus drie spontane werkonderbrekingen, al dan niet
om
redelijke redenen.
Goed, na dit intermezzo pakken wij
onze eigen trammanifestatie
weer op, en nemen de langste tak van het Charleroi’se net, de lijnen
naar
Anderlues. Station Beaux Arts vertoont hetzelfde beeld als veel
Antwerpse
premetrostations: een enorme hal waar slechts zo nu en dan de
voetstappen van
een trampassagier tegen de tegelwanden kaatsen. Er staat een museumstuk
te
pronk, een tram uit het pre-premetrotijdperk.
Bij de stations tussen hier en
Anderlues stappen we niet uit.
Maar ze zullen vermoedelijk allemaal desolaat ogen, zelfs Paradis. Wij
passeren een
dozijn van die stations, ondergrondse en bovengrondse. Alle perrons
zijn
even spelonkachtig;
lelijke gevaartes van grijs beton. ’s Avonds zou je hier niet graag in-
of
uitstappen.
Dat kan gelukkig ook bijna niet.
Charleroi is een
arbeidersstad waar de mensen vroeg opstaan en met de kippen op stok
gaan. Dat
zou je tenminste kunnen opmaken uit de tramdienstregeling. De tram
rijdt van
4:30 – 20:00 uur. Daarna heb je nog een paar nachtbussen die ongeveer
de
tramroutes volgen. Maar ook die maken het niet later dan 22:00 uur.
Charleroi heeft net zo’n kwalijke
reputatie als Luik – en ook
evenzeer ten onrechte, zullen we straks zien in de binnenstad. Een grauwe, vieze mijnstad
zonder kraak of
smaak, dat is het beeld. Tijdens dit tramritje slalommen we tussen
moderne
fabrieken door, maar is ook het mijnverleden van de stad nog goed te
zien. We trekken
langs gesloten kolenmijnen met onkruidoverwoekerde transportbanden.
Ook zien we wat we vanmorgen vanuit
de trein ook al zagen: ‘terrils’,
zoals ze hier heten, steenbergen bij oude kolenmijnen. Ze bestaan uit
grond,
verplaatst bij het graven van mijnschachten, plus al het steenafval dat
tegelijk
met de kolen naar boven is gekomen in de loop der jaren. Die bergen
zijn tientallen meters
hoog.
De stations liggen zo’n 750 meter uiteen. Na Pétria is het afgelopen met de premetro. De tram rijdt verder over de weg, schommelend en schuddend op het smalle meterspoor. De enkelsporige trajecten worden bewaakt met een seinensysteem.
Na een minuut of tien bereiken we het eindpunt in het
villadorpje Anderlues. Aangezien daar weinig toeristisch te beleven
lijkt,
pakken we meteen de volgende tram terug, om die te verlaten bij de
tweede
halte, Jonction.
Hier
is zoals gezegd de TEC-remise, Dépôt
d'Anderlues. Het was vroeger
een druk
overstappunt. Ooit moet het in deze landelijke omgeving, langs een
weiland, in
de spits een drukte van belang geweest zijn: haastig overstappende
kantoormannen en scholieren. De foto uit 1982 (een stukje naar boven)
is gemaakt op het snijpunt van
twee lijnen en van twee tijdperken: dat van de boerentram en de
premetro. Achter de remise lag ook nog een spoorwegstation, aan een
lokaalspoorlijntje dat in de jaren 60 is opgeheven. De stationsstraat
heet nog steeds: Rue de la Station, en niet: de la Gare; Vlaamse
invloeden.
Maxwell loopt zo maar het
remiseterrein op. Ik durf dat
niet; het mag vast niet, en ik zie ons nog niet in het Waals uitleggen
dat we
toeristen zijn en geen terroristen. Het duurt een kwartier voordat hij
weer
tevoorschijn komt; net op tijd voor de volgende tram. In de tussentijd
heeft
hij van een vriendelijke TEC-medewerker een korte rondleiding gekregen
in de
remise, waar de trams van tegenwoordig staan naast museumstukken. Tegen
fotograferen
bestond geen enkel bezwaar. Hij kreeg ook nog een hele uitleg – waarvan
hij
weinig begrepen heeft; dat was dan wel weer jammer.
Een Vlaamse lezer mailde me nadere informatie over deze plaatjes uit de remise. Linksboven een inspectiewagen voor de bovenleiding (luchtleiding, letterlijk in het Frans). Hij heeft een opening in het dak waardoor men de bovenleiding kan bekijken. Het is een verbouwde SJ in de oorspronkelijke kleuren van de NMvB (Nationale Maatschappij van Buurtspoorwegen).
Twee
originele SJ’s zie je rechtsonder; ze zijn nog in
gebruik als werkwagen. Kenners van het Belgische Buurtspoorwegwezen
weten dat
dit verbouwde S-trams zijn.
Linksonder een Sm, een fotogenieke, sierlijke (bij)wagen, net zo een als op de foto uit de Wiki hierboven. De bijbehorende motorwagen zie je op de foto rechtsboven, helemaal rechts achteraan. De 'snor' voorop deze wagens betekent dat ze ook op de premetro kunnen rijden.
Deze wagens worden opgekalefaterd, o.a. om te gaan rijden op de historische buurtspoorweglijn Thuin – Lobbes, ten zuidwesten van Charleroi. Een bezoek meer dan waard!, aldus mijn informant. Maar ook in de straten van Charleroi zijn deze museumwagens nog wel eens te zien. De ASVI zorgt hiervoor.
Aangevuld
op 4 juli 2016.
Eindpunt Gosselies
Terug op de Ring stappen we over op de enige lijn die we nog
niet gedaan hebben: nr. 3 naar Gosselies. Het is heel merkwaardig. Tot
dusverre
hebben we voornamelijk vlotte premetrotrajecten gehad, die echter
weinig
reizigers trokken – aan het begin de middag, ruim vóór de spits; dat
moet er
bij gezegd worden. Nu nemen we een lijn met een tergend traag tempo, en
nu zit
de tram op de heen- en terugweg mudvol.
Een ziekenhuis en vele scholen op de
route zorgen voor
klandizie. Verder dient deze tramlijn als aanvoerlijn voor twee
busstations:
halverwege, bij halte Madeleine, en bij het eindpunt: Faubourg de
Bruxelles.
De tramlijn naar Gosselies is
aangelegd over de weg, in een
eigen ‘bedding’, zoals ze dat in België noemen. Ik las ergens dat de
trams
voorrang hebben op kruispunten. Maar daarvan blijkt in de praktijk
niets. Zo om
de 500 meter staan we minutenlang stil bij een verkeerslicht. Bij het
ziekenhuis, dat we geheel hebben kunnen uittekenen, rijdt de bestuurder
uiteindelijk maar luid bellend door rood.
‘Je suis dans le Métro’, horen we een
paar mensen verklaren
door hun telefoon. Charleroi’ers noemen hun tram consequent Métro.
Metro
ammehoela, het gaat in rollatortempo.
Na de halte Carosse gaan we verder
over enkelspoor tot het
eind van de lijn. Daar blijven we zitten in de tram, die daar kop
maakt. Terug
neemt de tram tot Carosse een andere route, een stukje over alweer een
oude
spoorbaan.
Heel bijzonder allemaal, dit tramnet, maar we hebben het nu
wel gezien, gaan plassen in de Inno (die het lot van V&D bij de
noorderburen klaarblijkelijk niet gedeeld heeft) en gaan de stad nog
even
verkennen.
Die is gesticht in 1666 en genoemd
naar de toenmalige koning
van het Spaanse rijk, Karel II, die ook regeerde over de Zuidelijke
Nederlanden.
Een weinig eervolle vernoeming: deze koning was het product van
generaties
inteelt, zag eruit als een trol, was ziekelijk, niet goed snik,
voortijdig
dement ook nog erbij, en zou niet ouder worden dan 39 jaar. Hij werd
beschouwd
als behekst, dan wel door de duivel bezeten, maar exorcisme mocht niet
baten.
Zijn moeder regeerde het rijk. Hij was de laatste Habsburgse koning. De
Noordelijke Nederlanden hadden zijn overgrootvader al afgezworen, en
hadden daar
geen spijt van. Dat allemaal terzijde.
Charleroi ligt zo’n 60 kilometer ten
zuiden van Brussel, in
heuvelachtig gebied; de terrils zijn de meest opvallende oneffenheden
in het
landschap, maar er zijn ook natuurlijke heuvels. Het is de grootste
stad van
Wallonië, maar niet de hoofdstad, want dat is namelijk Namen. Het is
ook niet
de hoofdstad van de provincie Henegouwen, want dat is Mons (Bergen).
De stad moet erg opgeknapt zijn van
het sluiten van de
kolenmijnen. Op deze zonnige middag maakt het zijn grauwe reputatie
beslist
niet waar. Er zijn moderne gebouwen verrezen en nog aan het verrijzen;
de
winkelpassage wordt gerenoveerd.
Wij lopen achter een
patrouille aan,
bestaande uit een agent
met een weinig flatteuze, blauwe, platte pet en twee militairen met
automatische geweren. Dat is naar aanleiding van de aanslagen in
Brussel op 22
maart. Maar of dit nou bijdraagt aan voorkoming van herhaling ervan? Je
kunt
niet op iedere straathoek een cohort militairen neerzetten.
En zouden de burgers zich nou echt
veiliger voelen met
langsparaderende soldaten? Och, paraderen, het is meer flaneren, in de
zon. Ze
kijken in elke winkeletalage, maar vooral om te windowshoppen, denk
ik, niet
zozeer of er zich binnen potentiële terroristen bevinden. Ze kijken wel
heel erg grimmig; dat zal wel in hun instructies staan.
Met 9 straten die er op
uitkomen, is Place de Charles II,
genoemd naar die tragische degénéré, het absolute hart van Charleroi.
Hier heb
je de Eglise Saint-Christophe en het stadhuis.
Deze foto van een standbeeld
van een mijnwerker krijgt een
symbolische lading, onbedoeld. Ik zag geen steek door de zon en we
hadden
haast,
want
we moesten de trein halen, dus ik drukte maar af, op goed geluk.
De kompel,
annex penseur lijkt het zijne te denken van de opknapbeurt
die de stad
ondergaan heeft, en terug te verlangen naar de tijd dat hij
onder de
grond nog een boterham kon verdienen.
Als deze foto van een door duiven
bescheten socialistische
minister net zo symbolisch is, was deze magistraat
een aanhanger van
de doctrine: Iedere arbeider een auto. Anders hadden ze hem toch vast
niet
op een
parkeerplaats gezet?
De rivier de Sambre…
… moet je oversteken om bij het station te komen. We sporen verder
door Wallonië. Daarover een andere keer meer.
Frans Mensonides
15 mei 2016
Laatste wijziging: 1 juni 2016
Er geweest: dinsdag 3 mei 2016
©
Frans Mensonides, Leiden, 2016