De digitale reiziger (95c) Drie maal de Beneluxtrein.
Deel 3: De tram naar Wommelgem; ‘Reuzenpijp’ eindelijk open



P+R Wommelgem

< < < < < Lees ook deel 2

Dit is het rechterluik van een drieluik verhalen met de herrezen Beneluxtrein (IC Amsterdam Centraal – Brussel Zuid) als rode draad.

In deel 1 begaf ik me 30 meter onder en 40 meter boven het Antwerpse maaiveld. In de tweede episode ging ik op verkenning op het spoorwegnet rond Brussel, om te zien hoe het ervoor staat met het Gewestelijk ExpresNet (GEN ofwel, op z’n Frans: RER: Réseau Expresse Régional).

Deel 3 lees je nu. Het betreft een langverbeid ritje door de ‘Reuzenpijp’, de tramkoker, alias: premetrotunnel, onder o.a. de Turnhoutsebaan in Antwerpen.

Zoals ik in 2009 al schreef, is die 3 kilometer lange tramtunnel geboord aan het eind van de jaren 70, in ruwbouw opgeleverd in 1981, en daarna om onduidelijke redenen niet afgebouwd en dus nooit in gebruik genomen. Tijdens een open dag, zes jaar geleden, toen ik met 15.000 Antwerpenaren door de tunnel mocht wandelen, werd beterschap beloofd. De koker zou binnen 5 jaar voorzien worden van rails, bovenleiding en nog zo een paar dingen die je nodig hebt voor een railverbinding. Eén van de aangelegde proto-stations, Zegel, zou worden afgebouwd, zodat je er nog in de tram zou kunnen stappen, ook.

Die beloften zijn nagekomen. Weliswaar hebben ze daar nog een jaar langer over gedaan dan voorgenomen, maar wie kijkt er op één jaar na een periode van 34?

Voorlopig rijdt alleen tramlijn 8 door de Reuzenpijp. Dat is een nieuwe, 6 kilometer lange lijn die premetrostaton Astrid bij Antwerpen Centraal verbindt met een P+R-voorziening aan de rand van het villadorp Wommelgem, ten oosten van de Signorenstad. De lijnen 10 (Melkmarkt - Wijnegem) en 24 (Schoonselhof – Silsburg) blijven hun oude, bovengrondse route volgen over de Carnotstraat en de Turnhoutsebaan.

Er zijn plannen om de Reuzenpijp aan de westkant ervan een uitgang te geven naar de Leien, waar tram 24 nu zijn baantjes trekt. Dan zou lijn 8 met 24 geïntegreerd kunnen worden tot één lange lijn Schoonselhof – Wommelgem. Ook lijn 10 moet uiteindelijk afdalen naar de Reuzenpijp. Het mega-winkelcentrum in Wijnegem, waar ik in 2012 was, zou dan vanuit de stad ook wat sneller bereikbaar zijn. Dat was ook de oorspronkelijke opzet van dit Reuzenpijp-plan.

Ze hebben verder het voornemen, in de komende jaren alle ondergrondse spookstations aan deze lijn toch nog in gebruik te nemen. Die zouden dan zo ergens rond 2020 hun voltooiing moeten naderen. Maar het kan ook best nog eens 34 jaar duren.

Oh ja, ‘premetro’ betekent niets anders dan een tram in een tunnel. Die naam is ooit gekozen omdat ze het plan hadden, het Antwerpse ondergrondse tramnet uit te bouwen tot een echte, volwaardige metro. Maar die van Brussel blijft de enige in België. Dus de naam ‘premetro’ kunnen ze net zo goed laten vallen. Ik zal hem in dit stukje ook niet meer noemen.

En nog eens oh ja: waarom de Reuzenpijp zo heet? Dat heeft te maken met een jaarlijkse ommegang in de wijk Borgerhout, waar die pijp onderdoor loopt. Dat is een stoet van reuzen. Ze hebben iets met reuzen in deze stad, zo bleek ook al in deel 1 van dit Benelux-drieluik. Maar levert de Reuzenpijp ook in reuzensprong op in mobiliteit?




Een gedeelte van het tramnet van Antwerpen, met lijn 8 in zacht purper


 De Beneluxtrein op Rotterdam Centraal, gefotografeerd vanuit een gewone trein

Eens te meer kan ik vaststellen dat de heringevoerde Beneluxtrein in een grote behoefte voorziet. Ik neem hem om 11:20 op station Dordrecht (nee, ik was weer niet vroeg uit de startblokken, vanmorgen). Ook op dit stille uur in de morgen zijn meer dan de helft van de zitbanken in de tweede klasse bezet. Na Roosendaal zal dat stijgen tot tweederde.

De route langs Roosendaal gaat wel verdwijnen. Volgens – nog wel eens wijzigende – plannen zal de Beneluxtrein vanaf eind 2016 naar Breda rijden, daar kop maken en over de HSL langs Noorderkempen Antwerpen bereiken. Eindelijk een rechtstreekse verbinding Breda – Antwerpen. In de 19e eeuw mocht dat niet, vanwege het gevaar van een Belgische militaire inval, en daarna kwam het er nooit meer van.

‘Een goeie voetballer vind ik dus een voetballer die op het veld voetballend oplossingen creëert’, hoor ik iemand in de coupé zeggen. 27 miljoen voetbaldeskundigen in de Lage Landen.

Zelfs deze internationale trein wordt vóór de grensoverschrijding bezocht (in de zin van een bezoeking) door hoogbejaarden in rode Ipsos-jasjes, die mensen lastigvallen om hun plaatsbewijs. Conducteurs doen dat de laatste tijd helemaal nooit meer, zitten een stoel in de cabine op te warmen en boeren alleen nog maar bij elk station ellenlange, doorgaans overbodige of foutieve mededelingen de microfoon in.

Onbegrijpelijk blijf ik het vinden dat de NS geld blijft uitgeven aan die Ipsos-enquêtes. NS heeft mij al een chipkaart opgedrongen die elke beweging van me vastlegt; wat willen ze dan verder nog weten? Ik zal dan ook zelden nalaten, met die Ipsos-lui in discussie te gaan over het nut van hun handelen, alvorens te weigeren, mijn kaartje te tonen.

Maar vandaag heb ik er geen zin in, en zeg eenvoudigweg: ´Nee dank, u, ik ben al voorzien van koffie, zoals u ziet´. De man gaat me nu omstandig en op luide toon uitleggen dat hij niet de railcatering is, maar mijn kaartje wil zien. Maar ik doe alsof ik potdoof ben in plaats van maar half doof, en zeg nogmaals dat ik geen koffie wil. Nu loopt hij maar door.

Antwerpen Centraal nadert. De conducteur roept dat in vier talen om, en in geen één goed verstaanbaar. Op het station moeten we oppassen voor ‘piekpokkets’, wat ook het Vlaamse woord voor zakkenrollers schijnt te zijn.

Volgens plakkaten is er morgen een staking in het Belgische OV, aangekondigd door een socialistische vakbond. De ontwrichting daardoor begint al vanavond om 22:00 uur, dus ik moet zorgen, dan het land uit te zijn. Waarom een staking? Het was er weer een keer tijd voor, denk ik. Waar betaal je anders je vakbondslidmaatschapsgeld voor?

Kwart over twaalf. Nu heb ik de hele middag nog… om bijvoorbeeld het perron te vinden, waarvandaan tram 8 vertrekt. Je hebt twee ondergrondse tramstations bij Antwerpen Centraal. Die heten geen van beide Antwerpen Centraal. Naast het station ligt onder de Pelikaanstraat (die me natuurlijk de Gerorsiwa-Hopklolala-route in Leiden in gedachten brengt) station Diamant, waar de tramlijnen 2, 6, 9 en 15 vertrekken. Zo’n 200 meter daarvandaan, onder het Astridplein ligt station Astrid, met de lijnen 2, 3, 5, 6 en nu ook 8.



Ik zie nergens borden richting het perron van lijn 8. Abusievelijk beland ik op station Diamant. Daarvandaan probeer ik via krochten en catacomben naar Astrid te lopen, en ik doorkruis een uitgestrekte fietsen- en autostalling.

Het gaat weer: trap of en trap af. Ook zet ik een paar stappen bij dat hotel met die zuurstokkleuren, dat rechtstreeks bereikbaar is vanuit een tunnel. Al die tijd zie ik steeds afgeplakte richtingborden. Bij één heeft het plaksel losgelaten en wordt iets onthuld dat verborgen had moeten blijven: de tekst ‘8 Wom’.

In één seconde dringt de afschuwelijke waarheid tot me door: het is niet door gegaan. De ingebruikname van deze lijn is opnieuw 34 jaar uitgesteld, ik wist dat niet en ben voor joker naar Antwerpen gekomen. Dit artikel zal nooit verschijnen. Maar de volgende seconde bedenk ik dat ik foto’s heb gezien van de feestelijke opening, afgelopen zaterdag; een compleet volksfeest in een Antwerpse volkswijk waar normaliter volgens mij niet veel te vieren valt, op dat jaarlijkse reuzenfeest na, dan.

Ik zoek dus verder, en geraak nu ineens op een gloednieuw perron langs tramrails die er wat verroest uitzien. Het perron heeft geen rekwisieten als een vertrekstaat of zo’n lampjesbord waarop je je tram kunt zien naderen. Er komt na enige minuten toch een aftands PCC-trammetje voorrijden, er stapt een plukje mensen uit en de tram verdwijnt leeg de tunnel in.

Is DIT lijn 8 door die vermaarde Reuzenpijp, zo’n oud karretje in zo’n nieuwe tunnel (nou ja, nieuw…, lichtelijk belegen, dan)? Ja, overbodige vraag; er stond op: ‘8, P+R Wommelgem - Astrid’, zag ik toen hij vertrok. Ik hoor gerommel en gekras en gesnerp heel in de verte. De tram neemt de keerlus onder de Rooseveltplaats en keert even later terug aan de overkant.

Hoe kom ik op dat andere perron? Ik zwerf nog tien minuten trap-op, trap-af, gang-in, gang uit. En ben erg blij dat ik dit in mijn eentje mag doen. Deze hobby van mij is minder affreus en afstotelijk voor het vrouwelijk geslacht dan treinspotten, maar toch ook wel iets waarvoor je verstokt vrijgezel moet zijn. Ik hoor het een imaginaire ‘haar’ in mijn bestaan al zeggen: ‘Leuk, een dagje Antwerpen, zei je. Jij wist er zogenaamd de weg. En het enige wat we gezien hebben is tunnels en gangen. Als je nog eens wat weet! Jij altijd, met je… (pruil, pruil, pruil; snib, snib, snib)’. -‘Ja luister nou eens even, Januvia, dat hoort er nu eenmaal bij, als je met De digitale reiziger op pad gaat. Ik dwing je tot niets. Je had ook thuis kunnen blijven!’

Een man met een Antwerpse tongval vraagt me, of ik misschien weet, waar lijn 8 vertrekt. Ik moet het antwoord schuldig blijven. ‘Oh, ge zijt niet van ‘ier?’
‘Héé, Astrid, waar loop JIJ nou naartoe?’, hoor ik echoën door de lege stationshallen. Ja, als de autochtonen nu aan MIJ gaan vragen waar de halte is; als zelfs Astrid de weg niet weet in station Astrid… Zou Clara hier nog klaarheid in kunnen scheppen? Overal in de stad staat een Rubensiaans ‘Clarafeest’ aangekondigd, waarop alleen Clara’s VIP kunnen zijn. Mijn oma heette zo. Maar dat feit helpt me nu niet verder.

Eindelijk zit ik dan toch in de tram door de Reuzenpijp. Hoe ik het perron nog gevonden heb, weet ik nu al niet meer; het is meer geluk dan wijsheid. Ik ben tegelijk ingestapt met tien andere reizigers die het hebben weten te vinden.

Op die foto’s die ik van de openingsdag zag, reden er van die moderne ‘HermeLijnen’ door die koker, maar vandaag zal ik alleen PCC-tjes zien op lijn 8. Die zijn wel oud, maar nog net niet zo oud als ik zelf, dat ook weer niet; ze dateren uit de jaren 60.

Non-stop gaat het nu naar station Zegel, twee kilometer, af te leggen in evenzovele minuten. Onderweg zien we twee onafgemaakte stations, Carnot en Drink. Echt spookstations, schimmen die langsflitsen in je raam; niet veel meer dan nissen in de tunnel.







Op Zegel prijs ik me gelukkig dat ik geen last heb van pleinvrees. Een uitgestrekte hal, voorlopig voor dat ene tramlijntje. Daar, daar, heel in de verte loopt nog een menselijk wezen; ik vergis me toch niet; ja, een medereiziger.

De toegang tot het station aan de Turnhoutsebaan is niet erg opvallend en de buurtbewoners hebben de weg erheen nog niet gevonden. Boven de grond zie ik volle, gekoppelde wagens rijden op lijnen 10 en 24, als vanouds voortkruipend over die drukke allee.

Verder met lijn 8. Ik ga nu in één ruk naar Wommelgem, en stap op de terugweg wel ergens uit voor foto’s. Het ritje duurt nog geen kwartier. Lijn 8 rijdt op maandag tot / met zaterdag overdag om de 7,5 minuut. De frequentie en de gemiddelde snelheid van deze lijn zouden in Nederland genoeg zijn voor het predikaat ‘hoogwaardig’, maar de Vlamingen trappen en stappen er (nog) niet in.

Er zit een zijgang in de tunnel voor t.z.t. eventueel lijn 10 naar Wijnegem. Daarvoor zal dan ook weer een spookstation in gebruik worden genomen: Foorplein. Ook mijn tram suist er nog langs één: Morckhoven. Dat maakt in totaal vier stations die nog afgebouwd moeten worden; ik hoop dat mijn generatie het nog meemaakt.

Muggenberg is de eerste halte bovengronds, Mestputteke de tweede, en niet de minst opmerkelijke qua naam. Beide haltes worden gedeeld met lijn 24. We volgen die lijn nog een klein stukje en slaan daarna de Florent Pauwelslei in, en in het verlengde daarvan de Ruggeveldlaan. Hier ligt een nieuw stuk trambaan (dat ik helaas ben vergeten te fotograferen). Daarmee is de stad Antwerpen op en we vervolgen onze weg langs een bos en een snelweg, helemaal buitenaf. Maar niet voor lang: na een kleine kilometer wordt het eindpunt bereikt bij rond punt (rotonde) Wommelgem waar nog driftig gewerkt wordt aan het plaveisel.


Als je denkt dat de tram je afzet voor de Wommelgemse dorpskerk, heb je het mis. Daar zal ik nog een heel erg stijf halfuur voor moeten lopen. Ook wie denkt dat hij hier kan overstappen op de bus, zoals bij de terminus in Boechout, rekent buiten de waard. Dat had hij moeten doen bij de halte Muggenberg, zo zal ik zien op de terugweg.

Het P+R-terrein voor automobielen ligt naast de keerlus van de tram. De hele omgeving ligt hier op de schop. Met gevaar voor eigen leven doorkruis ik de nimmer aflatende autostroom. Daarna beland ik op de Ternesserlei, een laan met villa’s aan weerszijden, waar de stilte me ineens in de oren tuit; het contrast is bijna beangstigend.

Wommelgem had eigenlijk wel Dommelgem mogen heten. Stilletjes ligt het villadorpje (12.000 inwoners) te sudderen in de lentemiddagzon. Geen oord voor mensen die hechten aan erg veel reuring in hun bestaan. Wel apart zijn hier de brievenbussen aan de weg. Niet zo’n groen, fantasieloos hardplastic geval met een gleuf erin, nee, allemaal halve kunstwerken; heel origineel. Zes zo verschillende bussen op één foto, zelfs op deze OV-site niet alledaags.






De dorpskern van Wommelgem zou je kunnen omschrijven als pittoresk. Maar dan geef je weinig blijk van realisme. Maar och, met wat zon, wat groen en met een oud kerkje, ziet zo’n omgeving er al gauw aardig uit op de foto. Toch zou ik niks te zoeken hebben in Wommelgem als geen tram me er gebracht had. Lijn 8 wordt in een heel verre toekomt misschien nog doorgetrokken naar Ranst en Bommerskonten, de volgende twee dorpjes.

De in Vlaamse dorpen obligate broodautomaat lust alleen maar Belgische Franks; het brood is al lang weggelopen. Op een terras nuttig ik de standaardlunch voor mijn België-reizen: een croque Hawaii. Daarna stel ik me op bij de bushalte in het dorp; volgens mij dezelfde waar ik in 2005 stond op die lange bustocht door de voorsteden van Antwerpen. Nee, dat klopt niet; ik ben hier toen (wijselijk) niet eens uitgestapt. In ieder geval stopt er elk kwartier een bus naar Antwerpen, lijnen 420 en 421 (Herentals – Berchem).

Tot en met vorige week reden die via de Turnhoutsebaan en langs Antwerpen Centraal naar het busstation op de Rooseveltplaats in het hart van de stad. Maar nu slaan ze na Muggenberg af richting Berchem. Dit is wegens het voorkómen van parallelliteit met de tramroutes, en wat in Vlaanderen ‘De piste van de invoegende corridors’ heet.

Trams en bussen van De Lijn zijn tegenwoordig, naast de bekende gele magneetkaartlezers, ook uitgerust met een MOBIB-chiplezer. Maar ik zie er niemand gebruik van maken. De chipkaart is uitgetest door een klein testpanel, en wordt binnenkort losgelaten op alle Vlaamse bejaarden. 65-plussers, woonachtig in Vlaanderen, kunnen op De Lijn gratis reizen op vertoon van een pas. Maar die pas wordt straks een chipkaart, en daar moeten ze vijf euro voor neertellen. 

Kortingsmogelijkheden zijn er wel te over op het OV in België. Je hebt ze voor ouderen dus, scholieren, kroostrijke gezinnen, oorlogs- of gewone invaliden, werkzoekenden, journalisten, soldaten, kot-studenten, zelfs jarigen, geloof ik, en zwangere vrouwen. De laatste betalen in de trein wel de volle mep voor hun tweede klas-kaartje, maar mogen daarmee zonder bijbetalen in de eerste klasse plaatsnemen. Maar alleen gedurende de laatste vier maanden van hun drachtigheid.




Ik stap uit de bus bij Muggenberg, en neem een volle tram 24 naar Silsburg, een eindpunt waar ook lijn 4 naar Hoboken zijn rondje rijdt. Oude PCC-wagens broederlijk naast moderne HermeLijnen. Lijn 24 heet wel de kerkhoflijn, omdat hij langs diverse necropolissen rijdt. Maar zelf is die lijn een rijdend tramkerkhof, vond ik in 2010 al.

Ik keer terug naar Muggenberg, waar toch voldoende reclame wordt gemaakt voor lijn 8; de geringe passagiersaantallen vind ik raadselachtig. Ze hebben 34 jaar moeten wachten op die Reuzenpijp, het was hét schandaal van de Antwerpse politiek, en nu hij af is, gaan ze er niet inzitten.


Kijken of ik ergens een supermarkt zie; ik heb wel zin in een blikje frisdrank. Pijlen wijzen naar een vestiging van Colruyt aan een binnenplaats. Een mooie gelegenheid om eens kennis te maken met die winkelketen. Je kunt met Google Maps geen stuk België bekijken of er staat wel een Colruyt op. Ze hebben 230 vestigingen in Vlaanderen, 70 in Frankrijk en ook nog 3 in Luxemburg. Het Groothertogdom is altijd de kers op de taart bij Belgische ondernemingen – zie ‘Kaas’ van Elsschot, van wie ik ooit eens beloofd heb, dat ik hem niet meer op iedere Vlaanderen-reis zou noemen.

Colruyt gaat uit van de filosofie: goedkoopte boven alles. Mijn winkelwagen is dan ook niet voorzien van een muntmechanisme; dat kost op zich munten, stelt Colruyt. Ik kan hem zo meenemen. Maar in ruil daarvoor is de bepaald kloek uitgevallen kar voorzien van uiterst balsturige wielen. Ik krijg hem moeilijk recht vooruit, en ook bijna niet de bocht om. Hem meejatten is dan ook onbegonnen werk.

Binnen beland ik in een duistere loods waar het verblijfsklimaat ondergeschikt gemaakt is aan efficiëntie. Een akelig donker hol met schappen tot het plafond en olifantspootjes, opstapjes om erbij te komen. Eenrichtingverkeer geldt hier, aangegeven met grote pijlen op de vloer.

Alweer goed dat ik alleengaand ben. Ik hoor het imaginaire Januvia al weer zeggen, op bitse toon: ‘Je bent me ook een lekkere druif. “Gezellig window shoppen in d’n Antwerp” (ze bauwt me altijd na met een hele rare stem die ik niet heb, en met woorden die ik nooit zeg). En waar neemt-ie me mee naartoe? Naar Colruyt!’
‘Godsammelazere, Januvia, dan pak je toch lekker lijn 10 naar Shopping Center Wijnegem! En dan zie ik je vanavond wel weer om kwart voor acht op perron 22 van Antwerpen Centraal. Wees zo verstandig, om op tijd te zijn, want ik ga geen uur op je staan te wachten, en IK heb de kaartjes. Dóég, Januvia!’

In de afdeling vers, te betreden door dikke, plastic flappen opzij te duwen, is het twee graden boven nul, vat iedereen – dun gekleed op een zonnige dag – acuut kou, en kan de houdbaarheid van alle uitgestalde vers-waren weer een paar dagen gerekt worden.

‘IJslammetjes voor bij de communie, enkel op reservatie’, is niet wat ik nodig heb. Ik begeef me naar de drankenafdeling. Daar staat vooral alcoholica opgetast. Mijn winkelwagen is al dronken, en zwalkt van links naar rechts over de vloer; het is hier niet voor niks eenrichtingsverkeer! Ik pak een blikje ijsthee van een schap, doe dat in die enorme verhuiskar en rij naar de kassa. De caissières stáán hier, dat spaart een stoel uit. Ze bliepen de boodschappen in je kar aan en gooien die in een andere kar. Daarmee begeef je naar de eigenlijke kassa, waar je met haar afrekent. Daarbij blijft zij staande receptie houden.

Ik bedenk ineens met schrik dat je bij een zo efficiënte winkelketen vast ook niet meer contant kunt betalen maar misschien wel een speciale pas nodig hebt. Maar nee, ik zie de persoon vóór me zijn 5 kubieke meter boodschappen ook met bare bankbiljetten betalen. Ik ben aan de beurt, vis het blikje ijsthee uit die kar, zeg schuldbewust: ‘Ik had dorst. En meer heb ik niet nodig’, betaal 59 cent, en verlaat de Colruyt.

En daarmee ook zo langzamerhand deze reeks van drie. Ik eet ergens wat, maak nog een wandeling in het hart van Antwerpen, waar de avondzon langs de gevels strijkt (zie foto´s aan de onderzijde) , en neem de Beneluxtrein terug. Die vervangen blijkt door een zo´n rooie, ouwe 800-trein van de NMBS, met drie en twee te krappe zitplaatsen aan weerszijden van het gangpad.

Ik weet niet of dit al met die staking te maken heeft, maar weet wel dat we met dit pieremachochel niet verder zullen komen dan Roosendaal. Dat is me vaker overkomen. Daar aangekomen zullen we ongetwijfeld 27 minuten moeten wachten op de binnenlandse IC naar Amsterdam en verder, waarvan de voorganger net weg is. Ik stap toch maar in; mogelijk de laatste kans vanavond om in Nederland te komen.

´Einstein-koffie, wordt je daar ineens extra slim van als je dat drinkt?’, vraagt een bejaarde man aan zijn eega. Zonder een antwoord af te wachten, valt hij in slaap. Als we in Roosendaal aankomen, en er is omgeroepen dat de trein inderdaad niet verder gaat, schopt zijn vrouw hem onzacht wakker. ‘Kom op, schiet op, we moeten eruit!’

Vervelend dit. Nu had ik met in totaal zes ritten per Beneluxtrein tot dusverre een foutloos parkoers, geen uitval, geen vertraging van betekenis, en dit verpest het nou net weer. Laten we het maar beschouwen als folklore op deze treinen, en waarderen dat ze in ieder geval terug zijn.

Frans Mensonides
3 mei 2015
Er geweest: dinsdag 21 april 2015














© Frans Mensonides, Leiden, 2015