P+R Wommelgem
Dit is het rechterluik van een drieluik verhalen met de
herrezen Beneluxtrein (IC Amsterdam Centraal – Brussel Zuid) als rode draad.
Die beloften zijn nagekomen. Weliswaar hebben ze daar nog
een jaar langer over gedaan dan voorgenomen, maar wie kijkt er op één jaar na
een periode van 34?
Voorlopig rijdt alleen tramlijn 8 door de Reuzenpijp. Dat is
een nieuwe, 6 kilometer lange lijn die premetrostaton Astrid bij Antwerpen
Centraal verbindt met een P+R-voorziening aan de rand van het villadorp
Wommelgem, ten oosten van de Signorenstad. De lijnen 10 (Melkmarkt - Wijnegem)
en 24 (Schoonselhof – Silsburg) blijven hun oude, bovengrondse route volgen
over de Carnotstraat en de Turnhoutsebaan.
Er zijn plannen om de Reuzenpijp aan de westkant ervan een uitgang
te geven naar de Leien, waar tram 24 nu zijn baantjes trekt. Dan zou lijn 8 met
24 geïntegreerd kunnen worden tot één lange lijn Schoonselhof – Wommelgem. Ook
lijn 10 moet uiteindelijk afdalen naar de Reuzenpijp. Het mega-winkelcentrum in Wijnegem, waar ik in 2012 was, zou dan vanuit de stad ook wat sneller
bereikbaar zijn. Dat was ook de oorspronkelijke opzet van dit Reuzenpijp-plan.
Ze hebben verder het voornemen, in de komende jaren alle
ondergrondse spookstations aan deze lijn toch nog in gebruik te nemen. Die zouden
dan zo ergens rond 2020 hun voltooiing moeten naderen. Maar het kan ook best
nog eens 34 jaar duren.
Oh ja, ‘premetro’ betekent niets anders dan een tram in een
tunnel. Die naam is ooit gekozen omdat ze het plan hadden, het Antwerpse
ondergrondse tramnet uit te bouwen tot een echte, volwaardige metro. Maar die
van Brussel blijft de enige in België. Dus de naam ‘premetro’ kunnen ze net zo
goed laten vallen. Ik zal hem in dit stukje ook niet meer noemen.
En nog eens oh ja: waarom de Reuzenpijp zo heet? Dat heeft te maken met een jaarlijkse ommegang in de wijk Borgerhout, waar die pijp onderdoor loopt. Dat is een stoet van reuzen. Ze hebben iets met reuzen in deze stad, zo bleek ook al in deel 1 van dit Benelux-drieluik. Maar levert de Reuzenpijp ook in reuzensprong op in mobiliteit?
Een gedeelte van het tramnet van Antwerpen, met lijn 8 in
zacht purper
De route langs Roosendaal gaat wel verdwijnen. Volgens – nog
wel eens wijzigende – plannen zal de Beneluxtrein vanaf eind 2016 naar Breda
rijden, daar kop maken en over de HSL langs Noorderkempen Antwerpen bereiken.
Eindelijk een rechtstreekse verbinding Breda – Antwerpen. In de 19e eeuw mocht dat
niet, vanwege het gevaar van een Belgische militaire inval, en daarna kwam het
er nooit meer van.
‘Een goeie voetballer vind ik dus een voetballer die op het
veld voetballend oplossingen creëert’, hoor ik iemand in de coupé zeggen. 27
miljoen voetbaldeskundigen in de Lage Landen.
Zelfs deze internationale trein wordt vóór de
grensoverschrijding bezocht (in de zin van een bezoeking) door hoogbejaarden in
rode Ipsos-jasjes, die mensen lastigvallen om hun plaatsbewijs. Conducteurs
doen dat de laatste tijd helemaal nooit meer, zitten een stoel in de cabine op
te warmen en boeren alleen nog maar bij elk station ellenlange, doorgaans
overbodige of foutieve mededelingen de microfoon in.
Onbegrijpelijk blijf ik het vinden dat de NS geld blijft
uitgeven aan die Ipsos-enquêtes. NS heeft mij al een chipkaart opgedrongen die
elke beweging van me vastlegt; wat willen ze dan verder nog weten? Ik zal dan
ook zelden nalaten, met die Ipsos-lui in discussie te gaan over het nut van hun
handelen, alvorens te weigeren, mijn kaartje te tonen.
Maar vandaag heb ik er geen zin in, en zeg eenvoudigweg:
´Nee dank, u, ik ben al voorzien van koffie, zoals u ziet´. De man gaat me nu
omstandig en op luide toon uitleggen dat hij niet de railcatering is, maar mijn
kaartje wil zien. Maar ik doe alsof ik potdoof ben in plaats van maar half doof,
en zeg nogmaals dat ik geen koffie wil. Nu loopt hij maar door.
Antwerpen Centraal nadert. De conducteur roept dat in vier
talen om, en in geen één goed verstaanbaar. Op het station moeten we oppassen
voor ‘piekpokkets’, wat ook het Vlaamse woord voor zakkenrollers schijnt te
zijn.
Volgens plakkaten is er morgen een staking in het Belgische
OV, aangekondigd door een socialistische vakbond. De ontwrichting daardoor
begint al vanavond om 22:00 uur, dus ik moet zorgen, dan het land uit te zijn.
Waarom een staking? Het was er weer een keer tijd voor, denk ik. Waar betaal je
anders je vakbondslidmaatschapsgeld voor?
Kwart over twaalf. Nu heb ik de hele middag nog… om bijvoorbeeld het perron te vinden, waarvandaan tram 8 vertrekt. Je hebt twee ondergrondse tramstations bij Antwerpen Centraal. Die heten geen van beide Antwerpen Centraal. Naast het station ligt onder de Pelikaanstraat (die me natuurlijk de Gerorsiwa-Hopklolala-route in Leiden in gedachten brengt) station Diamant, waar de tramlijnen 2, 6, 9 en 15 vertrekken. Zo’n 200 meter daarvandaan, onder het Astridplein ligt station Astrid, met de lijnen 2, 3, 5, 6 en nu ook 8.
Ik zie nergens borden richting het perron van lijn 8. Abusievelijk
beland ik op station Diamant. Daarvandaan probeer ik via krochten en catacomben
naar Astrid te lopen, en ik doorkruis een uitgestrekte fietsen- en
autostalling.
Het gaat weer: trap of en trap af. Ook zet ik een paar
stappen bij dat hotel met die zuurstokkleuren, dat rechtstreeks bereikbaar is
vanuit een tunnel. Al die tijd zie ik steeds afgeplakte richtingborden. Bij één
heeft het plaksel losgelaten en wordt iets onthuld dat verborgen had moeten
blijven: de tekst ‘8 Wom’.
In één seconde dringt de afschuwelijke waarheid tot me door:
het is niet door gegaan. De ingebruikname
van deze lijn is opnieuw 34 jaar uitgesteld, ik wist dat niet en ben voor joker
naar Antwerpen gekomen. Dit artikel zal nooit verschijnen. Maar de volgende
seconde bedenk ik dat ik foto’s heb gezien van de feestelijke opening,
afgelopen zaterdag; een compleet volksfeest in een Antwerpse volkswijk waar
normaliter volgens mij niet veel te vieren valt, op dat jaarlijkse reuzenfeest na, dan.
Ik zoek dus verder, en geraak nu ineens op een gloednieuw
perron langs tramrails die er wat verroest uitzien. Het perron heeft geen rekwisieten
als een vertrekstaat of zo’n lampjesbord waarop je je tram kunt zien naderen.
Er komt na enige minuten toch een aftands PCC-trammetje voorrijden, er stapt
een plukje mensen uit en de tram verdwijnt leeg de tunnel in.
Is DIT lijn 8 door die vermaarde Reuzenpijp, zo’n oud
karretje in zo’n nieuwe tunnel (nou ja, nieuw…, lichtelijk belegen, dan)? Ja,
overbodige vraag; er stond op: ‘8, P+R Wommelgem - Astrid’, zag ik toen hij vertrok.
Ik hoor gerommel en gekras en gesnerp heel in de verte. De tram neemt de
keerlus onder de Rooseveltplaats en keert even later terug aan de overkant.
Hoe kom ik op dat andere perron? Ik zwerf nog tien
minuten
trap-op, trap-af, gang-in, gang uit. En ben erg blij dat ik dit in mijn
eentje
mag doen. Deze hobby van mij is minder affreus en afstotelijk voor het
vrouwelijk geslacht dan treinspotten, maar toch ook wel iets waarvoor
je
verstokt vrijgezel moet zijn. Ik hoor het een imaginaire ‘haar’ in mijn
bestaan
al zeggen: ‘Leuk, een dagje Antwerpen, zei je. Jij wist er zogenaamd de
weg. En
het enige wat we gezien hebben is tunnels en gangen. Als je nog eens
wat weet! Jij
altijd, met je… (pruil, pruil, pruil; snib, snib, snib)’. -‘Ja luister
nou eens even, Januvia, dat hoort er nu eenmaal bij, als je met De
digitale reiziger op pad gaat. Ik dwing je tot niets. Je had ook thuis
kunnen
blijven!’
Een man met een Antwerpse tongval vraagt me, of ik misschien
weet, waar lijn 8 vertrekt. Ik moet het antwoord schuldig blijven. ‘Oh, ge zijt
niet van ‘ier?’
‘Héé, Astrid, waar loop JIJ nou naartoe?’, hoor ik echoën door de lege
stationshallen. Ja, als de autochtonen nu aan MIJ gaan vragen waar de halte is;
als zelfs Astrid de weg niet weet in station Astrid… Zou Clara hier nog
klaarheid in kunnen scheppen? Overal in de stad staat een Rubensiaans ‘Clarafeest’
aangekondigd, waarop alleen Clara’s VIP kunnen zijn. Mijn oma heette zo. Maar dat
feit helpt me nu niet verder.
Eindelijk zit ik dan toch in de tram door de Reuzenpijp. Hoe
ik het perron nog gevonden heb, weet ik nu al niet meer; het is meer geluk dan
wijsheid. Ik ben tegelijk ingestapt met tien andere reizigers die het hebben
weten te vinden.
Op die foto’s die ik van de openingsdag zag, reden er van
die moderne ‘HermeLijnen’ door die koker, maar vandaag zal ik alleen PCC-tjes
zien op lijn 8. Die zijn wel oud, maar nog net niet zo oud als ik zelf, dat ook
weer niet; ze dateren uit de jaren 60.
Non-stop gaat het nu naar station Zegel, twee kilometer, af
te leggen in evenzovele minuten. Onderweg zien we twee onafgemaakte stations,
Carnot en Drink. Echt spookstations, schimmen die langsflitsen in je raam; niet
veel meer dan nissen in de tunnel.
Op Zegel prijs ik me gelukkig dat ik geen last heb van
pleinvrees. Een uitgestrekte hal, voorlopig voor dat ene tramlijntje. Daar,
daar, heel in de verte loopt nog een
menselijk wezen; ik vergis me toch niet; ja, een medereiziger.
De toegang tot het station aan de Turnhoutsebaan is niet erg
opvallend en de buurtbewoners hebben de weg erheen nog niet gevonden. Boven de
grond zie ik volle, gekoppelde wagens rijden op lijnen 10 en 24, als vanouds
voortkruipend over die drukke allee.
Verder met lijn 8. Ik ga nu in één ruk naar Wommelgem, en
stap op de terugweg wel ergens uit voor foto’s. Het ritje duurt nog geen kwartier.
Lijn 8 rijdt op maandag tot / met zaterdag overdag om de 7,5 minuut. De
frequentie en de gemiddelde snelheid van deze lijn zouden in Nederland genoeg
zijn voor het predikaat ‘hoogwaardig’, maar de Vlamingen trappen en stappen er (nog)
niet in.
Er zit een zijgang in de tunnel voor t.z.t. eventueel lijn
10 naar Wijnegem. Daarvoor zal dan ook weer een spookstation in gebruik worden
genomen: Foorplein. Ook mijn tram suist er nog langs één: Morckhoven. Dat maakt
in totaal vier stations die nog afgebouwd moeten worden; ik hoop dat mijn generatie
het nog meemaakt.
Muggenberg is de eerste halte bovengronds, Mestputteke de
tweede, en niet de minst opmerkelijke qua naam. Beide haltes worden gedeeld met
lijn 24. We volgen die lijn nog een klein stukje en slaan daarna de Florent
Pauwelslei in, en in het verlengde daarvan de Ruggeveldlaan. Hier ligt een
nieuw stuk trambaan (dat ik helaas ben vergeten te fotograferen). Daarmee is de
stad Antwerpen op en we vervolgen onze weg langs een bos en een snelweg,
helemaal buitenaf. Maar niet voor lang: na een kleine kilometer wordt het
eindpunt bereikt bij rond punt (rotonde) Wommelgem waar nog driftig gewerkt
wordt aan het plaveisel.
Als je denkt dat de tram je afzet voor de Wommelgemse
dorpskerk, heb je het mis. Daar zal ik nog een heel erg stijf halfuur voor
moeten lopen. Ook wie denkt dat hij hier kan overstappen op de bus, zoals bij
de terminus in Boechout, rekent buiten de waard. Dat had hij moeten doen bij
de halte Muggenberg, zo zal ik zien op de terugweg.
Het P+R-terrein voor automobielen ligt naast de keerlus van
de tram. De hele omgeving ligt hier op de schop. Met gevaar voor eigen leven
doorkruis ik de nimmer aflatende autostroom. Daarna beland ik op de
Ternesserlei, een laan met villa’s aan weerszijden, waar de stilte me ineens in
de oren tuit; het contrast is bijna beangstigend.
Wommelgem had eigenlijk wel Dommelgem mogen heten. Stilletjes ligt het villadorpje (12.000 inwoners) te sudderen in de lentemiddagzon. Geen oord voor mensen die hechten aan erg veel reuring in hun bestaan. Wel apart zijn hier de brievenbussen aan de weg. Niet zo’n groen, fantasieloos hardplastic geval met een gleuf erin, nee, allemaal halve kunstwerken; heel origineel. Zes zo verschillende bussen op één foto, zelfs op deze OV-site niet alledaags.
De dorpskern van Wommelgem zou je kunnen omschrijven als
pittoresk. Maar dan geef je weinig blijk van realisme. Maar och, met wat zon,
wat groen en met een oud kerkje, ziet zo’n omgeving er al gauw aardig uit op de
foto. Toch zou ik niks te zoeken hebben in Wommelgem als geen tram me er gebracht
had. Lijn 8 wordt in een heel verre toekomt misschien nog doorgetrokken naar
Ranst en Bommerskonten, de volgende twee dorpjes.
De in Vlaamse dorpen obligate broodautomaat lust alleen maar
Belgische Franks; het brood is al lang weggelopen.
Tot en met vorige week reden die via de Turnhoutsebaan en langs
Antwerpen Centraal naar het busstation op de Rooseveltplaats in het hart van de
stad. Maar nu slaan ze na Muggenberg af richting Berchem. Dit is wegens het
voorkómen van parallelliteit met de tramroutes, en wat in Vlaanderen ‘De piste
van de invoegende corridors’ heet.
Trams en bussen van De Lijn zijn tegenwoordig, naast de
bekende gele magneetkaartlezers, ook uitgerust met een MOBIB-chiplezer. Maar ik
zie er niemand gebruik van maken. De chipkaart is uitgetest door een klein
testpanel, en wordt binnenkort losgelaten op alle Vlaamse bejaarden.
Kortingsmogelijkheden zijn er wel te over op het OV in België. Je hebt ze voor ouderen dus, scholieren, kroostrijke gezinnen, oorlogs- of gewone invaliden, werkzoekenden, journalisten, soldaten, kot-studenten, zelfs jarigen, geloof ik, en zwangere vrouwen. De laatste betalen in de trein wel de volle mep voor hun tweede klas-kaartje, maar mogen daarmee zonder bijbetalen in de eerste klasse plaatsnemen. Maar alleen gedurende de laatste vier maanden van hun drachtigheid.
Ik stap uit de bus bij Muggenberg, en neem een volle tram 24
naar Silsburg, een eindpunt waar ook lijn 4 naar Hoboken zijn rondje rijdt.
Oude PCC-wagens broederlijk naast moderne HermeLijnen. Lijn 24 heet wel de
kerkhoflijn, omdat hij langs diverse necropolissen rijdt. Maar zelf is die lijn
een rijdend tramkerkhof, vond ik in 2010 al.
Ik keer terug naar Muggenberg, waar toch voldoende reclame
wordt gemaakt voor lijn 8; de geringe passagiersaantallen vind ik
raadselachtig. Ze hebben 34 jaar moeten wachten op die Reuzenpijp, het was hét
schandaal van de Antwerpse politiek, en nu hij af is, gaan ze er niet inzitten.
Kijken of ik ergens een supermarkt zie; ik heb wel zin in
een blikje frisdrank. Pijlen wijzen naar een vestiging van Colruyt aan een
binnenplaats. Een mooie gelegenheid om eens kennis te maken met die winkelketen.
Je kunt met Google Maps geen stuk België bekijken of er staat wel een Colruyt
op. Ze hebben 230 vestigingen in Vlaanderen, 70 in Frankrijk en ook nog 3 in
Luxemburg. Het Groothertogdom is altijd de kers op de taart bij Belgische ondernemingen
– zie ‘Kaas’ van Elsschot, van wie ik ooit eens beloofd heb, dat ik hem niet
meer op iedere Vlaanderen-reis zou noemen.
Colruyt gaat uit van de filosofie: goedkoopte boven alles.
Mijn winkelwagen is dan ook niet voorzien van een muntmechanisme; dat kost op
zich munten, stelt Colruyt. Ik kan hem zo meenemen. Maar in ruil daarvoor is de
bepaald kloek uitgevallen kar voorzien van uiterst balsturige wielen. Ik krijg
hem moeilijk recht vooruit, en ook bijna niet de bocht om. Hem meejatten is dan
ook onbegonnen werk.
Binnen beland ik in een duistere loods waar het verblijfsklimaat
ondergeschikt gemaakt is aan efficiëntie. Een akelig donker hol met schappen
tot het plafond en olifantspootjes, opstapjes om erbij te komen. Eenrichtingverkeer
geldt hier, aangegeven met grote pijlen op de vloer.
Alweer goed dat ik alleengaand ben. Ik hoor het imaginaire
Januvia al weer zeggen, op bitse toon: ‘Je bent me ook een lekkere druif.
“Gezellig window shoppen in d’n Antwerp” (ze bauwt me altijd na met een hele
rare stem die ik niet heb, en met woorden die ik nooit zeg). En waar neemt-ie
me mee naartoe? Naar Colruyt!’
‘Godsammelazere, Januvia, dan pak je toch lekker lijn 10 naar Shopping Center Wijnegem! En dan zie ik je
vanavond wel weer om kwart voor acht op perron 22 van Antwerpen Centraal. Wees
zo verstandig, om op tijd te zijn, want ik ga geen uur op je staan te wachten,
en IK heb de kaartjes. Dóég, Januvia!’
In de afdeling vers, te betreden door dikke, plastic flappen
opzij te duwen, is het twee graden boven nul, vat iedereen – dun gekleed op een
zonnige dag – acuut kou, en kan de houdbaarheid van alle uitgestalde vers-waren
weer een paar dagen gerekt worden.
‘IJslammetjes voor bij de communie, enkel op
reservatie’, is
niet wat ik nodig heb. Ik begeef me naar de drankenafdeling. Daar staat
vooral alcoholica opgetast. Mijn winkelwagen is al dronken, en zwalkt
van links naar rechts over de vloer; het is hier niet voor niks
eenrichtingsverkeer! Ik pak een blikje ijsthee van een schap, doe
dat in die enorme verhuiskar en rij
naar de kassa. De caissières stáán hier, dat spaart een stoel uit. Ze
bliepen
de boodschappen in je kar aan en gooien
die in een andere kar. Daarmee begeef je naar de eigenlijke kassa, waar je met
haar afrekent. Daarbij blijft zij staande receptie houden.
Ik bedenk ineens met schrik dat je bij een zo efficiënte
winkelketen vast ook niet meer contant kunt betalen maar misschien wel een
speciale pas nodig hebt. Maar nee, ik zie de persoon vóór me zijn 5 kubieke meter
boodschappen ook met bare bankbiljetten betalen. Ik ben aan de beurt, vis het
blikje ijsthee uit die kar, zeg schuldbewust: ‘Ik had dorst. En meer heb ik
niet nodig’, betaal 59 cent, en verlaat de Colruyt.
En daarmee ook zo langzamerhand deze reeks van drie. Ik eet
ergens wat, maak nog een wandeling in het hart van Antwerpen, waar de avondzon
langs de gevels strijkt (zie foto´s aan de onderzijde) , en neem de
Beneluxtrein terug. Die vervangen blijkt door een zo´n rooie, ouwe 800-trein
van de NMBS, met drie en twee te krappe zitplaatsen aan weerszijden van het
gangpad.
Ik weet niet of dit al met die staking te maken heeft, maar
weet wel dat we met dit pieremachochel niet verder zullen komen dan Roosendaal.
Dat is me vaker overkomen. Daar aangekomen zullen we ongetwijfeld 27 minuten
moeten wachten op de binnenlandse IC naar Amsterdam en verder, waarvan de
voorganger net weg is. Ik stap toch maar in; mogelijk de laatste kans vanavond om
in Nederland te komen.
´Einstein-koffie, wordt je daar ineens extra slim van als je
dat drinkt?’, vraagt een bejaarde man aan zijn eega. Zonder een antwoord af te
wachten, valt hij in slaap. Als we in Roosendaal aankomen, en er is omgeroepen
dat de trein inderdaad niet verder gaat, schopt zijn vrouw hem onzacht wakker.
‘Kom op, schiet op, we moeten eruit!’
Vervelend dit. Nu had ik met in totaal zes ritten per
Beneluxtrein tot dusverre een foutloos parkoers, geen uitval, geen vertraging
van betekenis, en dit verpest het nou net weer. Laten we het maar beschouwen
als folklore op deze treinen, en waarderen dat ze in ieder geval terug zijn.
Frans Mensonides
3 mei 2015
Er geweest: dinsdag 21 april 2015
©
Frans Mensonides, Leiden, 2015