Nr. 181 - zondag 16 november 2014
'Situaties aan de randen van het leven'; misstanden in verpleeghuis




LAATSTE ZES AFLEVERINGEN

180. HOFWIJCK 100!: ONTMOETING MET CHRISTIAAN HUYGENS (09-11-2014)
179. BOSJES EN LOSSE / 'MOORDKWARTIER'; EEN JAAR OP DE GROTE SCHOOL  (26/10/2014 en 02/11/2014)
178. 'EEN SCHILDERIJ IS OM NAAR TE KIJKEN EN NIET OM OVER TE LULLEN'; MMKA (19/10/2014)
177. IMPOSANT: MARKTHAL ROTTERDAM (12/10/2014)
176.'DE TWEEDE KEER KOMT-IE BETER BINNEN'; BOBOTAAL (05/10/2014)

175. FAMILIESTUK: GRIFFELDOOS (25/05/2014)



 





Tenenkrommend: Martin van Rijn en Heleen Dupuis bij Pauw

 
Zondagmiddag in het woonzorgcentrum van mijn moeder. Gezellig druk in het ‘Grand Café’, geanimeerde gesprekken rond rolstoelen; drie, soms vier generaties aan één tafel. Zondag, moederdag, denk ik wat cynisch (eventueel vaderdag, maar de discussies van vorige week spitsten zich toe op moeders, die bovendien in de meerderheid zijn in zulke tehuizen). Zondag, vaak een wat  verloren dag, en daarom echt dé dag voor ouderbezoek. ‘Wat is het hier druk, zeg, voor gewoon maar een doordeweekse avond’, vindt mijn moeder dan ook.

Ik zit me af te vragen in welke gemoedstoestand de familie van Rijn op dit moment bijeenzit in het Haagse verpleeghuis Waterhof.  En of zoon Martin er wel bij is, want uit alle pijnlijke discussies van vorige week kwam naar voren dat hij slechts eens in de veertien dagen tijd vindt voor een bezoekje aan zijn moeder. Martin van Rijn, staatssecretaris van volksgezondheid (PvdA), werd ernstig in verlegenheid gebracht door zijn vader, die in de media klaagde over de belabberde verzorging van zijn vrouw in dat tehuis. ‘Soms loopt urine langs haar enkels’, citeerden alle kranten hem.

Allemaal de gevolgen van bezuiniging op personeel. Eén verpleegkundige moet toezicht houden op drie groepen ernstig zieke patiënten. Soms, tijdens de aflossing van de wacht, is er zelfs twee uur lang helemaal geen toezicht, en moeten mantelzorgers als vader van Rijn zelf maar oppasser spelen.

Natuurlijk loopt een staatssecretaris van volksgezondheid de deur niet plat in het verpleeghuis van zijn moeder. Ik heb makkelijk praten als mantelzorger van één moeder; hij heeft de verantwoordelijkheid voor het heil van alle moeders in het hele land. Daarvoor is hij de politiek in gegaan en bewindsman geworden: niet alleen voor zijn eigen moeder, maar voor een complete generatie.

Van Rijn senior heeft vast en zeker louter de publiciteit gezocht om zijn zoon bij te staan in die strijd, en niet om hem te kakken te zetten. Dat het faliekant verkeerd uitpakte, dat junior voor heel de natie in zijn hemd stond, hij heeft het niet zien aankomen.

Tenenkrommend was het lauwe, afstandelijke optreden van zoonlief in ‘Pauw’ op dinsdag 4 november. ‘Het gaat over uw moeder’, probeerde Pauw nog. Maar van Rijn bleef hangen in een glad, afstandelijk politiek verhaaltje. Een martelgang van 23 minuten.

Nog meer plaatsvervangende schaamte veroorzaakte het interview met Heleen Dupuis, een dag later in hetzelfde programma. Als voorzitter van de Raad van Toezicht van WoonzorgCentra Haaglanden (WCH), waaronder de Waterhof valt, moest ze de zaak zien te downplayen, en rechtpraten wat krom is. Nou, dat ging de ethica heel erg goed af; ze zou een banaan nog recht kunnen praten.

Niets aan de hand in Waterhof, ze hebben zelfs twee Gouden Keurmerken behaald (uitgereikt door wij-van-WC-eend?). Ja, het aantal klachten is wel toegenomen, maar dat komt doordat patiënten en mantelzorgers tegenwoordig zo mondig zijn. En dat is ook góéd, dat ze zo mondig zijn. Nee hoor, helemaal geen wantoestanden; het is allemaal maar beeldvorming. Ja, er is laatst wel gestaakt door het personeel, maar dat deden ze eigenlijk tegen hun zin, gedwongen door de vakbond. Ja, en er worden door WCH wel miljoenenwinsten gemaakt, maar de zorg is er prima!
‘Dus meneer van Rijn sr. zuigt al die misstanden maar uit zijn duim?’ Nee, dat ook weer niet, maar het heeft nou eenmaal te maken met de tragiek van patiënten in ‘situaties aan de randen van het leven’ en hun mantelzorgers, die in hun verdriet niet altijd alles even helder zien. Superlatieven schieten haar tekort: hopeloos is hun situatie, tragisch, droevig, dramatisch, vreselijk... Maar het ligt allemaal niet aan haar organisatie!

Ik las dat deze VVD-politica haar man ooit uit een verpleeghuis gehaald heeft en hem thuis heeft laten verzorgen door ingehuurd personeel. Zelf waagde ze haar echtgenoot niet aan zo’n tehuis, waar het volgens haar zo goed toeven is. En waar ze zich vast nooit op de werkvloer laat zien.

‘Je bent een beetje aan het hoesten, hè?’, onderbreekt mijn moeder mijn mijmeringen. Ja, ik ben inderdaad verkouden; moeders merken alles, dement of niet. ‘Neem maar een gulden uit mijn portemonnee, en koop maar een zak lekkere dropjes voor jezelf, bij de drogist. Maar wees er wel snel bij, want de dropjes zullen wel gauw uitverkocht zijn. Iedereen is aan het hoesten, op het moment’. Ze heeft een goede dag, vandaag. Vaak uit ze niet meer dan flarden van zinnen, maar in dit verhaal zit nog een soort logica.

‘Tragisch’, hoe tragisch is het leven in verpleeginrichtingen? Ik kan er niet over oordelen; mijn moeder zit in een woonzorgcentrum, dat is een stapje verder weg van de ‘rand van het leven’ dan een verpleeghuis. Maar ik heb hier in ieder geval niet de indruk dat de meeste mensen er doodongelukkig zijn.

Mijn moeders overbuurvrouw aan de eettafel praat bijvoorbeeld urenlang tegen een speelgoedschaap, op een knusse, intieme toon. Het dier van pluche is haar beste kameraadje; dat zie je meteen. Als ze mij ziet, begint ze me soms spontaan een verhaal van vroeger te vertellen, waar ze zelf heel erg om moet lachen. Voor mij valt er kop noch staart aan te onderkennen. Maar ik lach maar mee, want ze heeft het zo te zien geweldig naar de zin.

Er gaat ook in dit tehuis wel het nodige mis; het ontgaat me niet. De huiskamer, waar mijn moeder overdag verblijft, is ook wel eens een poosje onbewaakt. Ik trof haar een keer om kwart over elf nog in bed aan. Er was onderbezetting; niet iedereen was al gewassen en aangekleed. Mijn moeder moest het ontbijt die dag dus maar overslaan, en kon meteen aanschuiven bij de lunch.

Zij hoort heel erg slecht en draagt in elk oor een gehoorapparaat. Soms laten ze mijn moeder een dag of langer doorlopen met twee lege batterijtjes. Als ze niets verstaat, geeft ze op goed geluk volkomen onlogische antwoorden op vragen. Maar als ze wel wat verstaat, doet ze dat meestal ook, omdat ze nu eenmaal ernstig in de war is. Een buitenstaander merkt het verschil niet op tussen wartaal uit doofheid en wartaal uit dementie. Ik wel, ik ken haar tenslotte langer en beter dan wie ook, en zet er dan zelf maar twee nieuwe batterijtjes in.

Je kunt als mantelzorger het leven van ‘jouw’ bejaarde iets minder tragisch maken door regelmatig je gezicht te laten zien. Dan kun je dergelijke kleine dingen zelf regelen, een beetje toezicht houden op de gang van zaken en aan de bel trekken als er iets verkeerd gaat. Maar wie neemt het op voor de vele mensen die, om wat voor reden ook, zelden of nooit bezoek krijgen?

Het is nog knap weer voor november, en ik zet mijn moeder in een rolstoel voor een wandeling. Binnenshuis kan ze zelf nog een beetje schuifelen met haar rollator.
‘Kom je niet gezellig naast me zitten?’, zegt ze, als ik haar in haar jas en in de rolstoel heb gehesen.
‘Ja, en wie gaat er dan duwen?’, vraag ik.
Daar moet ze nog eens even over nadenken.

FHM
16 november 2014

VOLGENDE AFLEVERING: VERSCHIJNT 23/11/2014

© Frans Mensonides, Leiden, 2014