Nr. 176 - zondag 5 oktober 2014
'De tweede keer komt-ie beter binnen'; bobotaal




LAATSTE ZES AFLEVERINGEN

175. FAMILIESTUK: GRIFFELDOOS (25/05/2014)
174. SUSHI; HELSE AVOND IN JAPANS RESTAURANT (18/05/2014)
173. TER GELEGENHEID VAN MOEDERDAG (11/05/2014)
172. EBOLA EN POETIN: DE KLOK TERUG (04/05/2014)
171. GOKKEN EN SPECULEREN MET CHRISTIAAN HUYGENS (27/04/2014)
170. KOPEN, KOPEN, KOPEN, EEN WEEK WINKEL-IN, WINKEL-UIT (20/04/2014)
 





 

‘De toegevoegde waarde is dat we het verschil maken.’

‘Kunt u aangeven wat deze vergadering qua richtinggevende lijn naar u toe moet opleveren?’

‘Als rode draad van de strategische koepelvisie geldt een concrete uitvoeringsagenda met focus op topclusters.’

Drie voorbeelden van bobotaal. Ik heb ze afgelopen week geplukt van de Twitter-account van iemand die zich ‘De Wethouder’ noemt. Hij heeft ze zelf weer uit het vergadercircuit waar hij zijn boterham bijelkaar verdient.

Ik volg deze ‘wethouder’ (die vast zelf iets veel belangrijkers is dan dat) al tijden, met zijn vaak hilarische boboïsmen. Je kent de context niet waarin ze zijn uitgesproken. Maar dat is ook volkomen overbodig. Het kenmerk van zulke oneliners is juist dat ze nergens over gaan, en vooral geuit worden om dat feit te verdoezelen. Ze zijn dan ook op vrijwel alle terreinen toe te passen. Dat is de kracht ervan.

‘Bobo’, het woord kreeg grote bekendheid nadat stervoetballer Ruud Gullit het tijdens de EK van 1988 een keer had laten vallen op tv. ‘Bondsbonzen’, betekende het, de sportofficials die mee-eten uit de ruif van het succes, zonder veel verstand te hebben van sport. 'Bobo' betekent in het Surinaams ook: sukkel; het is wel duidelijk hoe Gullit dacht over sommige kopstukken van de KNVB. 

Bobotaal, het is de taal van de bovenlaag. Er in de maatschappij een bovenkaste ontstaan van overbetaalde lieden die vage plannen smeden, vage missies hebben, vage vergaderingen houden met andere vago’s, zelf niet of nauwelijks snappen waar ze mee bezig zijn en dat feit verhullen met hyper-wollig taalgebruik. Soms als je De Wethouder leest, denk je dat er een dichter aan het woord is, of op z’n minst een woordkunstenaar. Maar vaker doet bobotaal denken aan die van topambtenaar Sir Humphrey Appleby uit de Britse sitcom ‘Yes Minister’: een stroperige brij van woorden die zo goed als niets betekenen en waar dus ook niemand vat op krijgt.

Er is nu ook een boek verschenen van De Wethouder: ‘Bobotaal. Over gebakken lucht en hoe je ermee wegkomt’. De auteur had zich er met een Jantje van Leiden kunnen afmaken door simpelweg te volstaan met een keuze uit zijn inmiddels ruime verzameling. Maar nee, voor een bobo schrijft hij een opvallend gedegen en diepgravend boekwerk. ‘Bobotaal’ bevat maar liefst elf casestudy’s, en De Wethouder leidt dat elftal bovendien nog in én nog eens een keer uit.

Al die elf casussen in zijn gebaseerd op ware feiten, en gelardeerd met originele boboïsmen. In bijna al die verhalen botst de bobo uiteindelijk met een of meer buitenstaanders in boboland, die verstrikt raken in bobo’s verbale drijfzand.

Zo is er de confrontatie van een raadslid met een klagende buurtbewoonster, aan wie hij maar niet kan uitleggen, waarom er niets gedaan wordt aan het vele wildplassen in haar buurt. Of de nieuwe managementassistente , die een pakkende tekst moet schrijven voor de website van haar werkgever, maar eigenlijk niet eens snapt waarvoor die organisatie in het leven is geroepen. Het wordt haar ook door niemand eens een keertje helder uitgelegd.

Die buitenstaanders beseffen niet, waar bobotaal om draait. De bobotaal is in de woorden van De Wethouder zelf: ‘een merkwaardige fusion van elitaire standaardclichés over verbindend optimisme, doorspekt met geveinsde powertaal’. Hier had de auteur zelf best iets duidelijker en scherper mogen formuleren, maar ik begrijp toch wel ongeveer wat hij bedoelt.

De Wethouder windt er verder toch weinig doekjes om: bobotaal is de taal van mensen, die het gemáákt hebben, die tot de toplaag van onze maatschappij behoren of daar in ieder geval toe wíllen behoren.

Zelf hoor ik als kantoorklerk van een bescheiden rang zelden zulke taal tijdens mijn werk. Dat vind ik nogal verontrustend, want het betekent dat ik nog niet eens gestegen ben tot de hoogte waarin ik tenminste met bobo’s in contact zou kunnen komen. Er zelf een worden, is dan wel heel erg ver weg. Het zal ook wel niet meer gebeuren, met al driekwart van mijn arbeidsjaren achter de rug.

Ja, die man die een paar jaar geleden mijn pad kruiste, Bob Krachtighuizen. Hij leidde een nogal innovatief project, waarbij ik tot de projectgroep had kunnen doordringen. Bob had die job gekregen louter op grond van zijn (vermeende) managementkwaliteiten. Hij wist van toeten nog blazen op het werkterrein van het project en wilde dat het liefst ook zo houden; hij bezat niet de geringste bereidheid om iets bij te leren. Daardoor moest hij zich beperken tot het om zich heenstrooien van bobotaal.

Hij bezigde stoere uitdrukkingen als ‘Meters maken met het project’, en frasen als: ‘Na de zomervakantie ( / als de herfstdrukte voorbij is/ na de jaarwisseling / als iedereen terug is van wintersport), dan gaan we echt knállen, mensen! Dan gaan we met alle stakeholders om de tafel zitten en keiharde afspraken maken. En daar geven we dan een kláp op, zodat het vastligt! Dat is mijn insteek, dat is mijn missie, dat we er samen uitkomen!’

Iets concreets gebeurde er echter niet, maand na maand, behalve dat er steeds meer deelnemers aan de projectgroep ruzie met elkaar kregen over de te volgen koers. Trok iemand de haalbaarheid van het project in twijfel, dan zette Krachtighuizen die criticaster neer als aartsconservatieve sukkel: ‘Ja, we leven nu eenmaal niet meer in de 20ste eeuw. Deze tijd vraagt nu eenmaal om andere denkwijzen, andere werkmethoden, het loslaten van oude zekerheden!’ Kaartte men een probleem bij hem aan, dan deed hij een beroep op de ‘taakvolwassenheid’ van de vragensteller om het zelf op te lossen. ‘Een probleem? Ik denk liever in de termen van kansen, uitdagingen, mogelijkheden!’

Nu ik dit zo onder elkaar zet, vind ik Krachtighuizen achteraf bekeken ook maar een beginner op het pad naar de bobotop. Zijn uitlatingen waren veel te clichématig en nog wat te concreet – al leverde dat project natuurlijk geen concreet resultaat op. Nee, je kon Krachtighuizen nooit iets echt creatiefs wolligs horen zeggen als: ‘Ik merk dat de gevoelstemperatuur van jullie zwemwater in een spagaat zit’ (p. 66 in ‘Bobotaal’). Dat is echt hogeschool.

Wie is De Wethouder? In zijn boek houdt hij zijn identiteit wijselijk geheim. In ieder geval is hij zelf een bobo: hij ‘eet van het systeem’, zoals hij eerlijk opbiecht. Met ‘Bobotaal’ pist hij op alleraardigste wijze in eigen voerbak. Dat is, wat je er verder ook van kunt zeggen, in ieder geval dapper. Een boek om te lezen – én te herlezen, want: ‘de tweede keer komt –ie beter binnen’.

FHM
5 oktober 2014

Foto's van Sir Humphrey Appleby (Nigel Hawthorne) en Ruud Gullit overgenomen van Wikipedia

PS: in tegenstelling tot De Wethouder kan ik het me permitteren, mijn eigen initialen onder mijn stukjes te zetten. Die initialen luiden al sinds november 1956: FHM. Dat mijn rubriek ‘FHM’s A-viertjes’ daarmee een naamgenoot is van het papieren tijdschrift FHM (For Him Magazine), kan ik niet helpen. Ik heb de oudste rechten; de eerste jaargang van dat rukblad voor jonge haantjes verscheen ruimschoots na de genoemde datum.

FHM’s is op mijn Thuispagina de rubriek voor de donkere maanden van het jaar – al loopt een jaargang soms wel eens door tot in april, mei of zelfs juni. Zoals de naam al zegt, zijn de stukjes zo kort dat de tekst ervan past op een A4-printje – dat dan wel tweezijdig bedrukt is met een heel klein lettertype. De uitgebreide postscriptums onder mijn artikelen tellen daarbij niet mee, en worden geacht, er als los kattenbelletje aan vastgeniet te zijn.

In de regel verschijnt er elke week op zondagmorgen een nieuw FHM’s A-viertje op mijn site. Zo’n stukje kan gaan over alles behalve de onderwerpen waarover het papieren blad FHM al gaat. Aangezien dat blad vrijwel nergens over gaat, gaat FHM’s kortom over vrijwel alles.

Dit is de eerste aflevering van 2014 / 2015, de zesde jaargang. Die begint met deel 176, en loopt volgens mijn plan minstens tot / met de jubileumaflevering 200. HIER vind je het archief van de 175 vorige FHM’s.

FHM

VOLGENDE AFLEVERING:
IMPOSANT: MARKTHAL ROTTERDAM  (12/10/2014)

© Frans Mensonides, Leiden, 2014