LAATSTE
ZES AFLEVERINGEN
179. BOSJES EN LOSSE / 'MOORDKWARTIER'; EEN JAAR OP DE GROTE SCHOOL (26/10/2014 en 02/11/2014)
178. 'EEN SCHILDERIJ IS OM NAAR TE KIJKEN EN NIET OM OVER TE LULLEN'; MMKA (19/10/2014)
177. IMPOSANT: MARKTHAL ROTTERDAM (12/10/2014)
176.'DE TWEEDE KEER KOMT-IE BETER BINNEN'; BOBOTAAL (05/12/2014)
175. FAMILIESTUK: GRIFFELDOOS
(25/05/2014)
174. SUSHI; HELSE AVOND IN JAPANS
RESTAURANT (18/05/2014)
Christiaan Huygens en Hofwijck, waar hij eens woonde,
stonden afgebeeld op het 25-gulden-biljet.
Het is me nooit opgevallen toen die
biljetten nog wettig betaalmiddel waren, maar ik had ze toen ook zelden in mijn
spaarpot.
Doe ’t kind geboren was, hoe ’t afliep met sijn’ luren, |
VRIJ VERTAALD: Hoe het na de geboorte verging met het kind,
met zijn luiers en zijn wieg, het zou voor niemand aangenaam zijn om dat veel
te lange verhaal te vernemen. En van de babytijd hebben doorgaans alleen de
ouders maar plezier. Louter door het nieuwtje en de hoop gaat die vreugde al
leven, maar zelfs de ouders laten haar uiteindelijk varen. Daarop volgt afstomping,
doffe ellende, waarvan ik, ik beken het, mijn portie ook wel gehad heb. Welnu, het kind is jong geweest en tot groei gebracht, en
het zal mettertijd bloeien. Waarom zou ik mensen lastig vallen met de moeite
die het me tien jaar lang heeft gekost om het op te kweken? De wijzen eten mee,
maar de dwazen zorgen voor de kost. Kom op, wijzen, eet met mij mee; ik zal u
met niets anders bezwaren dan met bereide spijs en waren waarvoor ik de nodige opofferingen
getroost heb. Ik wil u Hofwijck laten zien alsof het vannacht als een paddenstoel was opgekomen. Sterker nog: ik wil u, en ook mijzelf er laten rondlopen alsof de dag van gisteren een hele eeuw geleden was. Ik wil mijn bezit met mijn kindskinderen delen vóór mijn dood, alsof ik grootvader was of zelfs bet-overgrootvader. Het aardse bezit is toch niet meer dan een droom, of je het nou al hebt of het alleen maar hoopt te verkrijgen in de toekomst. Het is maar wat het ons toeschijnt, bij vooruitblik of bij terugblik. |
De tuin heeft hem blijkbaar de nodige hoofdbrekens gekost.
Hij lag er na tien jaar nog niet helemaal bij zoals hij hem in gedachten had
toen hij hem ontwierp. Daarom maakt hij in ‘Hofwijck’ een sprong naar honderd
jaar later, en beschrijft hij, hoe de hof er dan zal uitzien. En Huygens zou
Huygens niet zijn als hij er niet meteen een moralistische beschouwing aan vastknoopte over het aardse bezit.
Dit fragment, daar moest ik onmiddellijk aan denken toen er
een uitnodiging in mijn mailbox viel voor het symposium ‘Hofwijck 100!’ op donderdag 30 oktober 2014
in de Oude Kerk van Voorburg. ’100’ slaat op het eeuwfeest van de Vereniging
Hofwijck, die dit jaar eigenlijk geen 100, maar 101 jaar bestaat. Maar zij
vierde haar eerste verjaardag met het bereiken van haar oorspronkelijke
doelstelling: de redding van Hofwijck van de slopershamer. En dat is dit jaar
dus exact een eeuw geleden.
Hofwijck was anno 1913 niet veel meer dan een bouwval en de
tuin was grondig verwaarloosd. Maar de neergang van Huygens’ buiten begon al een
kleine honderd jaar nadat de hierboven geciteerde woorden uit zijn pen
vloeiden. Tegen zijn laatste wilsbeschikking in, verkocht in 1750 zijn
achterkleindochter het landgoed, met alles erop en eraan. Eerder had zij Huygens’ zo fraai bezongen bomen
al te gelde gemaakt.
Leden van de Vereniging Hofwijck kunnen zich er nog steeds giftig
om maken, zoals Ton van Strien en Kees van Leer doen in hun standaardwerk over het
huis en het gedicht Hofwijck. In dat boek wordt zelfs gesuggereerd
dat Constantijn Huygens zijn achterkleindochter er scheef om aankeek vanuit
zijn portretlijst…
In de anderhalve eeuw daarna werd Hofwijck een
doorgangshuis. Het wisselde nog sneller van huurder dan van eigenaar. Niet
langer dan twee maanden verbleven de bewoners er soms maar in. Spookte het er?
Nee, ik denk dat het Indiëgangers waren op verlof, of zo.
In 1913 dreigde Hofwijck het lot te delen van vele
buitenplaatsen uit de 17e eeuw: afbraak. Het stond op een uitgelezen stekje voor
villa’s. Maar dat jaar verwierf de Vereniging Hofwijck het recht, Hofwijck te
kopen. Daarvoor moesten ze dan wel binnen een jaar 32000 gulden bijeenbrengen.
Het werd een race tegen de klok, en het lukte alleen dank
zij een zeer scheutige bijdrage van een ver familielid van Huygens. Daarna lag
de weg open om huis en tuin te restaureren en er een museum in te vestigen.
Geldzorgen en -inzamelingen vormen een rode draad in het
bestaan van de eeuweling. Onlangs heeft men nog de grisailles, de schilderijen
in grijstinten op de buitengevel, kunnen restaureren, dank zij via crowdfunding
bijeengegaard sponsorgeld. En er schijnt een kwestie te zijn met de gemeente, rond
een dichtgedraaide subsidiekraan. Maar dat verhinderde de burgemeester van
Voorburg niet, een feestrede te houden op het symposium. De burgemeester van Leidschendam-Voorburg,
moet ik zeggen; Leidschendam moeten wij Voorburgers tegenwoordig op de koop
toenemen.
Wie zijn eigenlijk de leden van de eeuweling? De vereniging
werd opgericht door Voorburgse en Haagse notabelen. Ik weet het niet zeker, je
vraagt op zo’n symposium niet aan iedereen: ‘Bent u misschien notabel?’, maar
ik heb sterk de indruk dat die nog steeds de hoofdmoot van het ledenbestand uitmaken. Uitzonderingen zijn er ook. Ikzelf
bijvoorbeeld kan alleen maar bogen op mijn geboorte in een Voorburgse wijk waar
de straten naar Voorburgse notabelen genoemd zijn.
In de lunchpauze sprak ik een vriendelijke heer, een krasse
zeventiger (de modale leeftijd van de bezoekers; waar blijft het jonge bloed?)
die vertelde, ingenieur in ruste te zijn. Hij kwam vooral voor de lezing in de
middag van de astronoom prof. Henny Lamers, die de verdiensten van Christiaan
Huygens voor dat vak zou behandelen. Maar ook de redes over diens vader
Constantijn, die ochtend, hadden hem beslist kunnen boeien.
Hij vertelde verder dat hij zich in zijn beroepsleven bezig
had gehouden met ruimtevaart, en dat er een planetoïde naar hem genoemd was.
Maar hij zei er niet bij hoe hij, en daarmee ook die planetoïde, heette. Ik en
andere aangezetenen waren zo geïmponeerd, dat we er helaas ook niet naar
gevraagd hebben.
Maar achteraf heb ik de schaarse gegevens die de man over
zichzelf verstrekt had, eens op een rijtje gezet. Ingenieur, dat betekent
volgens mij oorspronkelijk letterlijk: uitvinder. Christiaan Huygens was
uitvinder. En hij hield zich ook bezig met ruimtevaart; hij schreef er een
soort science-fictionboek over, ‘Cosmotheoros’, meer dan 250 jaar voordat de
eerste mens de ruimte in werd geschoten. Het
vermoeden dat bij mij begon te ontstaan, werd bijna een zekerheid toen
ik las, dat er ook naar Christiaan Huygens een planetoïde genoemd is; nummer 2801 uit de catalogus.
Niemand praat mij uit het hoofd, dat we met Christiaan
Huygens hebben zitten lunchen, die zich onder het symposiumpubliek had gemengd. Het kán niet – maar wat kan er NIET in science
fiction?
FHM
9 november 2014
Er geweest: donderdag 30 oktober 2014
Meer over Huygens, Hofwijck en 'Hofwijck' in: Ton van Strien en Kees
van der Leer, ‘Hofwijck : het gedicht en de buitenplaats van
Constantijn Huygens’, Zutphen 2002
VOLGENDE AFLEVERING: 'SITUATIES AAN DE RANDEN VAN HET LEVEN'; MISSTANDEN IN VERPLEEGHUIS (16/11/2014)
© Frans Mensonides, Leiden, 2014