Sluiting van een
spoorwegstation: het is gelukkig een
zeldzaamheid. Iets ergers is nauwelijks denkbaar voor de omwonenden die
ervan
afhankelijk zijn voor hun mobiliteit. En voor de OV-hobbyist is het
natuurlijk
ook erg sneu als een station gesloten wordt, zonder dat hij er ooit is
in- of
uitgestapt.
Ik heb al dertig jaar wat ik
noem: het Casembroot-trauma, dat
ik nooit, ook niet tijdens Tienertoer, ben uitgestapt op station
IJmuiden-Casembrootstraat,
dat nu ligt weg te rotten langs het Noordzeekanaal. Het zal me niet
overkomen met
Geerdijk, aan de spoorlijn Mariënberg – Almelo. Dat station gaat
namelijk ook
dicht: eind 2015. Het wordt opgeofferd aan een hogere gemiddelde
snelheid van
het treinverkeer. Een nobel doel, maar je hebt er niks aan als die
snelle
treinen op jouw station niet meer stoppen.
Het is een mooie bestemming,
zo’n verwaarloosbaar veendorp,
voor het laatste resterende HEMA-dagkaartje van deze zomer. Tussen
Mariënberg
en Geerdijk nam ik niet de trein, maar ‘lijn 2’, zogezegd, langs het
Kanaal
Almelo – De Haandrik. Ik veroorloofde me op die wandeling een
omweggetje dat
vervelend lang uitpakte, net als sommige uitweidingen in mijn
artikelen.
De
spoorlijn Mariënberg – Almelo zelf was afgelopen winter
al eens een uitweiding in een artikel over het pas geopende
station Hengelo-Gezondheidspark.
Ik copy-and-paste er hieronder wat uit (met een paar kleine wijzigingen
in
verband met de duidelijkheid en voortschrijdende inzichten); want
waarom het
wiel opnieuw uitvinden?
Geerdijk
Mariënberg – Almelo, een lijntje in
dunbevolkte contreien. Deze
lijn ging open in 1906 en had indertijd vooral betekenis voor het
goederenvervoer tussen Twente en Groningen. Je kon toen helemaal door
tot
Groningen stad, via Emmen, Stadskanaal, Veendam
en Zuidbroek. Veel
personenvervoer zal het dieselboemeltje nooit getrokken hebben. In de
jaren 90
dreigde het gesloten te worden, omdat het zwaar verlieslatend was.
NS wilde in die tijd erg graag af van
wat zij ‘nevenlijnen’
noemden – ik sprak zelf liever van neven- en nichtenlijnen, omdat er
nogal wat
nabije en verre Mensonidessen aan woonden. Redding voor zulke lijnen
kwam door
introductie van aanbesteding. De toenmalige streekvervoerder Oostnet
nam in mei
1998 de lijn Mariënberg-Almelo van NS over; de eerste geregionaliseerde
spoorlijn in Nederland.
In
Mariënberg geeft de
trein soms aansluiting op de Vechtdallijn (Zwolle – Emmen) die sinds
december
2012 gereden wordt door Arriva. Het dorp is, met 700 inwoners, het
meest
bescheiden spoorwegknooppunt van Nederland. Op Mariënberg-Almelo rijdt
nu nog
Syntus, in opdracht van Connexxion. Maar op de treinen staat ‘Twents’,
ter nog
verdere vergroting van de naamsverwarring.
De
Tukkerse LINT-diesels,
even rood als het shirt van FC Twente, rijden door zompig veenland, van
tijd
tot tijd onderbroken door dorpjes met forenzenwijken. Daartussenin
boerderijen
met opwekkende namen als ‘Ora et Labora’. Bid en werk; dat doen ze in
deze
volgorde, vermoed ik, anders had er wel: ‘Labora et Ora’ gestaan.
Vanaf
Mariënberg
gerekend stopt de trein achtereenvolgens in Geerdijk, Vroomshoop,
Daarlerveen
en Vriezenveen. Op het eindstation, Almelo, kun je overstappen richting
Enschede, Zwolle en Deventer - Den Haag / Schiphol. De lijn is
enkelsporig. Alleen op de
twee stations met een V, die ik vanzelfsprekend voortdurend doorelkaar
hussel, is er
een passeermogelijkheid. Die kruisingsplaatsen, en in mindere mate
Daarlerveen,
stellen nog iets voor, maar Geerdijk is niet veel meer dan een lint van
huisjes
langs een vaart.
Er
bestaat een niet
helemaal recente lijst (spoorwegbedrijven zijn er nooit scheutig mee)
met
reizigerscijfers per station. Die lijst staat op de
site Treinreiziger.nl, en
is de webmaster misschien in handen gespeeld door een klokkenluider in
het
spoorwegwezen. Geerdijk neemt op die lijst de voorlaatste plaats in met
slechts
55 in- plus uitstappers per dag. Daarlerveen is met 98 reizigers
winkeldochter
nummer drie op het spoorwegnet (cijfers van 2008).
Maar de
geringe populariteit
is niet de reden van opheffing van station Geerdijk. Het zit zo: eind
2013 komt
ook de lijn Almelo - Mariënberg te vallen onder Arriva en onder de naam
Vechtdallijnen. Daarna zal de lijn geschikt gemaakt worden voor een hogere snelheid dan het
huidige
opgevoerde-bromfietstempo: 120 km/uur, in plaats van 80 (en hier en
daar zelfs
60). De treinen Almelo – Mariënberg zullen dan
bovendien doorgetrokken worden naar Hardenberg aan de huidige
Vechtdallijn Zwolle-Emmen. Geerdijk wordt opgeofferd aan die operatie,
omdat de
treinen de rit Almelo-Hardenberg anders niet halen binnen een half uur.
Net als van de winter bereik ik deze afgelegen landstreek
via de Hanzelijn,
met hardloop-trap-op-trap-af-overstap in Zwolle op de
Vechtdallijn. Die Hanzelijn is nu na een half jaar dan toch nog door
het grote
publiek ontdekt als soms snellere route van de Randstad naar
Noord-Nederland. Natuurlijk
neem ik de eerste trein na 09:00 uur uit Leiden Centraal, en die zit
vol met toeristen
als ik. Onder vrolijk gekwetter is men op weg naar een dagje of weekje
in
Groningen of Friesland, met rugtassen en rolkoffers bij de vleet.
Nee, de Zuidas, Almere en Lelystad
behoren nog steeds niet
tot de toeristische attracties. Weinigen stappen hier uit. Wie er ook
vrolijk
kwettert is de opvallend zwetsgrage conducteur, die zo te horen zijn
complete
autobiografie de microfoon in boert, maar gelukkig niet goed
verstaanbaar is.
In Zwolle haal ik zoals gezegd nog de
Vechtdallijn naar
Emmen, waarvan ik het fraaie interieur afgelopen december al
fotografeerde.
Gelukkig is Mariënberg vandaag het begin van mijn wandeling,
en geen overstappunt. De treinen van en naar Emmen kruisen hier volgens
dienstregeling om 11:15, maar om 11:13 is, evenzeer volgens
dienstregeling, de
trein naar Almelo al vertrokken. Het andere halve uur gaat hij om .49,
en is er
volgens planning wél aansluiting. De halfuurdienst op deze lijn is in
wezen een
5/8 – 3/8-uurdienst, met intervallen van ongeveer 37-23 minuten.
Daarover later meer. Eerst aan de
wandel. Het stationsgebouw
van Mariënberg is tegenwoordig café. Ertegenover staat de enige zware
industrie
van dit dorp: een fabriek van tuin- en parkmachines (of perk-, mijn
aantekeningen laten hier weer eens een steek vallen). Op de halte van
buurtbus 597
naar Beerzerveld en Hardenberg staat ‘Station Oostnet’ als haltenaam.
Ik
glimlach: Oostnet exploiteerde het lijntje naar Almelo slechts een
jaar, tot
1999, toen het bedrijf opging in Connexxion.
Mariënberg lijkt op alle dorpen in
deze streek. Zij begonnen
hun bestaan halverwege de 19e eeuw als veenkolonie, langs een kanaal.
Zo’n dorp
omvatte aanvankelijk alleen wat statige huizen bij een brug, aan
weerszijde van
kerk en kroeg. Na de oorlog kwamen er wat uitbreidingswijkjes. En er is
overal
nog wel wat meer ruimte om nog wat meer te bouwen. Het wonen hier werd
aantrekkelijker, althans voor mensen die op hun rust gesteld waren,
doordat de
particuliere vierwieler in opkomst was, en de meesten niet meer
afhankelijk
waren van dunnetjes OV.
Ik voorzie me van een lunch bij het
supermarktje. De
kleuter- of peuterschool heet hier De Grendel, wat ik een eerlijker
naam vind
dan De Klimop of Het Kompas. Niet meer pretenties dan een bewaarschool
te zijn.
Ik kruis de spoorbaan naar Emmen zo’n halve mijl ten noorden
van het station en loop een zanderige weg op, en daarmee het
platteland, in
deze streek bestaande uit een lappendeken van weilanden, akkerlanden en
bosjes.
Donkere wolkenplukken komen soms de zon verduisteren. De marsorders
voor de
stortbuien luidden vanmorgen, dat zij het noordoosten van het land pas
tegen de
avond mochten bereiken. Daarom heb ik vandaag deze streek uitgekozen
voor mijn
wandeling.
Ik passeer de camping De Pallegarste
en bereik het brede
Kanaal Almelo-De Haandrik, dat ooit diende voor afvoer van de hier
gestoken
turf naar de kachels der Randstedelingen. Het kanaal is 32 km lang en
komt bij
De Haandrik, tussen Gramsbergen en Coevorden, uit in de Overijsselse
Vecht. Ik
had er tot voor kort nog nooit van gehoord. Sommige kanalen leer je op
school;
andere niet.
Op een wegwijzer staan buitenplaatsen
als Beerzerveld,
Sibculo en Bergentheim. De eerste zal ik straks bereiken, de tweede
speelt geen
rol in dit verhaal. Maar Bergentheim, waar ik vandaag ook niet kom, is
een
spoorcuriosum.
Het ligt aan dit kanaal en de
spoorlijn Zwolle – Emmen,
halverwege Mariënberg en Hardenberg. Als vanouds had het een station.
Toen werd
in 1970 de spoorlijn Almelo-Mariënberg doorgetrokken naar Hardenberg;
ook toen
al, voor korte duur. In Bergentheim stopten toen alleen nog maar die
treinen,
en niet meer die naar Zwolle en Emmen. Daardoor kachelde het station
achteruit
in de vervoersstatistieken, en werd het in 1975 gesloten, hoewel
Bergentheim
veel groter is dan bijvoorbeeld Geerdijk. Het station zal met de
nieuwe, snelle,
blijkbaar al krap in zijn tijd zittende verbinding Almelo – Hardenberg,
ook wel
niet meer open gaan.
In onze Tienertoerjaren hebben we dus
ooit gestopt in
Bergentheim, maar ik herinner het me niet meer. Ook daar nooit
uitgestapt; ook
daarover een Casembroot-gevoel.
Nu die Tienertoer al voor de tweede
keer ter sprake komt: ik
heb het verschijnsel in 2001
ingeleid bij het jongere publiek dat het niet
heeft meegemaakt. In de vakantieweken konden personen van 12 t/m 19
jaar voor
een habbekrats (twee, later drie tientjes opgespaard zakgeld) 8 dagen
lang
onbeperkt per trein door Nederland reizen. Ze kregen onderweg
aanschouwelijke
aardrijkskundeles, louter door het doorkruisen van landstreken waarvan
ze tot
dan toe alleen op school gehoord hadden. En bovendien werden
familiebanden
aangehaald, want lang vergeten oudtantes en achter-ooms bleken juist op
handige
plekken te wonen voor een overnachting.
Zelf tienertoerde ik in 1972 en 1973,
met mijn jongere
broertje, en met twee neven uit Deventer, wat voor mij ook weer een
extra
dimensie geeft aan de term: ‘nevenlijnen’.
Tienertoer is een paar jaar geleden
opnieuw uitgevonden,
maar zal niet meer leiden tot coupés vol vrolijke, lawaaiige, vrijende,
boerende tieners, overal in den lande. Wie van de hedendaagse jongeren
loopt er
nog warm voor een vakantie in eigen land, of zelfs maar Europa?
Het kanaal heeft een eindje verderop een zijkanaal met een
sluisje, waar ik water hoor kolken en een gronderige, venerige
waterlucht mijn
neusgaten bereikt. Nog een paar hectometer verder wordt de vaart
gekruist door een
snelweg, die ook niet tot de drukste van Nederland zal
behoren.
Ook hier nostalgische gevoelens, als
ik op het viaduct een
heus provo-teken gekalkt zie staan. Wat er helaas nog aan ontbreekt, is
de kreet: ‘VS uit Vietnam.’
Jarenlang heb ik naar school gefietst langs die op een fabrieksmuur
gekalkte
woorden. Maar op zekere nacht kladderde een lolbroek er een U voor,
zodat er
voortaan stond: ‘UVS uit Vietnam’, een protest tegen de militaire
aanwezigheid
van onze plaatselijke voetbalclub in dat land.
Aan eikenbomen hangen waarschuwingen
tegen de eikenprocessierups.
Ik kijk wat lacherig omhoog; word ik straks besprongen door een
killer-caterpillar
van 7 meter lengte, de boa constrictor onder de vlinderlarven, zoals je
zou
verwachten te zien in een B-griezelfilm, waarop je stuit als je in de
nacht van
zaterdag op zondag om 2:45 uur nog zit te zappen, omdat je nog geen zin
hebt om
naar bed te gaan, gezien het feit dat je er morgen toch niet vroeg uit
hoeft?
Als ik het beestje achteraf nasla,
vergaat het lachen me.
Die rupsen zijn wel degelijk gevaarlijk. Ze hebben giftige
’brandharen’, heel,
heel dunne en korte, maar wel
bij
honderdduizenden. Die kunnen nare allergische reacties veroorzaken bij
wie er
allergisch voor is: branderigheid, duizeligheid, projectielkotsen,
bronchitis, koorts.
Wikipedia verhoogt de spanning met de
formulering: ‘De
eikenprocessierups vertoont herhaaldelijk getalsmatig pieken in
aanwezigheid’. Dat
klinkt nog veel onheilspellender dan: ‘Er zijn er soms knap veel van’.
Op wandelingen heb je ook te maken
met dieren met minder poten
dan rupsen. Bij vrijwel elke boerderij word je aangeblaft door honden,
die soms
ook nog op je af komen. Vroeger was ik er bang van, en ben ik ook wel
eens
gebeten – zij het dat dat in de stad gebeurde. Maar ik heb er een
probaat
middel tegen ontwikkeld. Bij de nadering van zo’n blaffend zoogdier zeg
ik:
‘Heb het hart eens in je falie, nog maar één stap dichterbij te komen,
vieze,
vuile, gore rothond, anders geef ik je een ongekend krachtige
doodschop!’
Dat helpt perfect. Hondenfluisteraar.
Natuurlijk begrijpen
die honden geen mensentaal. Je hoeft zo’n bedreiging ook helemaal niet
hardop te
uiten; denken volstaat. Honden hebben een zevende of negende zintuig,
waarmee ze
opvangen dat er met die snuiter echt niet te spotten valt.
Beerzerveld ligt in tussen het kanaal
en de spoorbaan, maar ook
dit dorp moet het doen zonder station. Het bestaat goeddeels uit
nieuwbouw, en
is bereikbaar met de buurtbus. In de zomer rijdt die langs de campings
en in de
winter houdt hij rekening met de lestijden van scholen.
Bij mijn nadering moeten moeders hun
kinderen binnengeroepen
hebben; er is niemand op straat en er valt geen
menselijk stemgeluid te vernemen. Ik vóél gewoon dat er
tussen twee
jaloezieën naar me geloerd wordt; daarvoor heb IK nou een achtste
zintuig.
Er is in deze buurtschap één
praktijk, met alles waarvoor je
naar een praktijk zou willen komen: huisarts, fysiotherapeut,
consultatiebureau,
inleverpunt voor te onderzoeken plas of drol, plus de psychiater die in
dit
Tempedal wel een karige boterham moet verdienen.
De bewoner van nummer 27 laat in het midden of zijn hele
huis te koop staat of alleen het vogelhuisje waaraan het bordje TE KOOP
is
bevestigd. Voor zo’n klein huisje zul je ook met de huidige
huizencrisis nog
wel een hypotheek kunnen krijgen bij de bank.
Ik loop verder langs het kanaal,
onder omfloerst zonlicht, en
sla, op ongeveer een kilometer van Geerdijk, bij impuls een zijweg naar
rechts
in, een gemarkeerde wandel- of fietsroute. Daar zal wel iets te
fotograferen
zijn. In ieder geval opnieuw dat spoorbaantje, en een wetering met
bomen die
helemaal scheef overhellen, door de overheersende zuidwestenwind.
Verder voert deze weg langs koeien en bosjes. De
Kolenmieten, heet dit gebied. Als je na de zomer zegt: ‘Ik ben in de
Kolenmieten geweest’, en je mummelt wat onduidelijk, dan begint je
gesprekspartner vast over de Dolomieten, en hoe mooi het daar is, en
hoe
ongerept en woest de bergen zijn, die hier in werkelijkheid heel sterk
ontbreken.
Een beleefd slag mensen woont hier.
Boerenknechten groeten
me vriendelijk, en de weinige mij passerende auto’s rijden zo wijd om
me heen
dat ze aan de andere kant van de weg bijna in de greppel belanden. Maar
nu zou
ik het toch heel erg waarderen als ik een eens een afslag naar links
zou ontmoeten,
en daarna liefst nog een; ik kom zo steeds verder weg van station
Geerdijk. Uiteindelijk
buigt de weg af naar links - vele kilometers later. Na nog een paar
keer links en
rechts ben ik mijn oriëntatie goeddeels kwijt.
Bij een weilandje wordt informatie
gegeven over de Dexter
mini-koe. Ze hebben veel minder voedsel nodig dan een normale
‘productiekoe’,
en je kunt ze ook kleinschalig houden. Dat laat zich allemaal raden,
met zo’n
mini-koe. Ze kalven verder makkelijk af, staat er, en worden daardoor
misschien
nog wel kleiner. Zo klein dat ik er geen één zie; verborgen achter
graspollen,
mogelijkerwijze. Ze zorgen zelf voor een wintervacht, en je hoeft dus
geen
bontmantel voor ze te kopen. Er gaat weer eens een nieuwe wereld voor
me open;
dat wist ik allemaal niet, net zomin als dat van die rupsen.
Ik kruis de spoorbaan nu weer, maar
niet bij station
Geerdijk, zoals ik gehoopt had. Als ik bij het kanaal terug ben, zie ik
dat
maar een paarhonderd meter verwijderd ben van de plek waar ik een zeer
ruim uur
geleden rechtsaf sloeg. Maar ik heb wel een mij nog onbekend stuk
Nederland
gezien.
Station Geerdijk ligt aan enkelspoor, maar heeft toch twee
perrons. Die liggen beide ten westen van de spoorbaan, en aan
weerszijden van
een overweg. De trein stopt altijd voorbij de overweg; zie de foto.
Ik sta er alleen. Tekenen dat hier
toch al eerder passagiers
zijn geweest, zijn de zeven fietsen in de stalling, en het
kinderzomerjack dat
vanmorgen door iemand is achtergelaten op een bankje. Je moet die
geringe passagiersaantallen
wel in verhouding zien. 55 op de 600 inwoners die het dorp Geerdijk
telt, is
nog altijd zo’n 9%; er zijn plaatsen die dat niet halen.
Ik sta nog even te denken over die
rare, scheve
dienstregeling. De twee Twents-treinen passeren elkaar rond 30 in
Vriezenveen
en 57 in Vroomshoop. Kunnen ze dat niet gewoon om 30 en 00 doen op het
laatste
station? Dan geven ze in Mariënberg perfecte aansluitingen op de
treinen naar
Zwolle en Emmen. Maar als ik even verder reken, kom ik erachter dat ze
dan al
uit Almelo moeten vertrekken als ze daar nog niet eens binnengekomen
zijn. Dan
is er, anders gezegd, een derde trein nodig om het lijntje te
exploiteren.
Echt laat moet je het hier niet
maken. De laatste trein
vertrekt om 21:22 uit Almelo. Maar daar is, volgens een hardnekkig
gerucht,
toch niets te beleven.
Als ik een treinreiziger uit Geerdijk
zou zijn, zou de lol
er voor mij nu al af zijn. Bij het vooruitzicht, nog maar 2,5 jaar in
te kunnen
stappen, zou ik nu waarschijnlijk al zo’n oudemensenfiets kopen, met
elektromotor, en de trein meteen al de rug toekeren.
De LINT komt binnen. Heel bijzonder: hij is helemaal leeg.
De zeldzame ervaring dat ik al enige in een trein zit. Het duurt maar
tot
Vroomshoop, maar ik koester het unicum.
In Daarlerveen staat ook niemand op
het perron, en ben ik de
enige uitstapper. Als ik er niet was geweest, had de trein kunnen
doorrijden.
Maar zo’n trein stopt altijd, ook al wil er niemand in of uit.
Eigenlijk
moesten er stopknoppen inzitten. Waarom niet? Die LINT’s lijken van
binnen op
een bus, ze hebben het tempo van een bus, het motorgeluid van een bus,
hebben
geen plee, net als in een bus, en ze worden geëxploiteerd door een
busboer.
Waarom dan geen stopknoppen ?
Daarlerveen heeft iets meer inwoners
dan Geerdijk, en ook
iets meer treinpassagiers. Wat is dan het minst gebruikte station van
Nederland? Dat is Enschede De Eschmarke, aan de lijn Enschede – Gronau
–
Münster, met 46 in- plus uitstappers per dag. Ik was er in 2005, in
de allereerste
aflevering van de nieuwe reeks De digitale reiziger. Ook daar
stond ik in mijn
eentje op het perron, inderdaad.
De drukst beklante stations van
Nederland zijn (cijfers uit
2009, in- plus uit-, inclusief overstappers): Utrecht Centraal
(228.000),
Amsterdam Centraal (186.000), Rotterdam Centraal (110.000), Den Haag
Centraal
(81.000) en Leiden Centraal (75.000). Utrecht overtreft dus Amsterdam,
en is hét
spoorwegknooppunt van Nederland; Leiden overtreft alle andere
provincieplaatsen.
Daarlerveen is ontstaan rond een brug
over het kanaal, zoals
zoveel van dit soort veendorpen. Daar zit ik op een bankje bij een
verzetsmonument mijn zonden te overpeinzen, totdat de volgende LINT
komt. Er nadert
over het water een pleziervaartuig, en over de weg een auto van
provincie
Overijssel. Uit de laatste stapt een roodgeheste brugwachter die de
brug opent
voor de boot. Na passage daarvan en sluiting van de brug beent de
brugwachter naar
zijn wagen, stapt schielijk in en rijdt langs het kanaal de boot
achterna, om
eerder dan hem bij de volgende brug te arriveren, om ook die te openen.
Opnieuw
een aanwijzing dat zaken in deze streek nog op degelijke, ouderwetse
wijze
worden aangepakt.
Ik neem een deze keer niet helemaal
lege LINT naar Almelo.
Onderweg passeren we Aadorp, dat op pagina 1 stond in het telefoonboek
van heel
Nederland, toen dat nog bestond, en waar ook nog ooit een trein gestopt
heeft.
Bij Almelo laat ik het platteland
achter me en beland op de
drukte van een Intercitystation. De rest is terugreis; de regen
tegemoet.
Frans Mensonides
14 augustus 2013
Er geweest: dinsdag 30 juli 2013.
© Frans Mensonides, Leiden, 2013