De digitale reiziger (88a)
Opstrekkende heerden; opnieuw de Hanzelijn (1)

Grou-Jirnsum


De treinreiziger heeft de Hanzelijn een jaar na de opening toch nog in het hart gesloten. Het 50 km lange nieuwe spoortraject tussen Lelystad en Zwolle wordt nu goed gebruikt, zowel de IC-treinen als de Sprinters.

Ik maakte deze winter wat ritten op de Hanzelijn en de uitlopers daarvan, die helemaal reiken tot Amsterdam en Den Haag in het westen en Groningen en Leeuwarden in het noorden. Daarbij stapte ik uit de trein in Grou(w), waar ik het wereldkampioenschap klunen had kunnen zien, Leeuwarden, waar ik het Fries Museum zag (zie de aflevering van FHM’s), Lelystad, waar ik Lely zag, Kampen, waar kerken, poorten en teksten strijden om de blik van de bezoeker, Dronten, waar ik weinig nieuws zag (en ook weinig ouds), Assen, waar de mummies niet terugkeken, en nog even Almere, waar 's avonds meer te zien is dan overdag.

Dit verhaal verschijnt in 3 afleveringen, maar is zelf feitelijk al deel 4 over de Hanzelijn. In maart 2011 deed ik hem per bus, uit voorpret, in augustus 2012 was ik bij de grote Hanze-buitendienststelling op station Zwolle en in december van dat jaar nam ik de Hanzelijn op de eerste serieuze werkdag na de opening.

 

Grou

We schrijven zaterdag 18 januari 2014. Geheel tegen mijn weekendgewoonten in ben ik vroeg genoeg opgestaan om de zon te kunnen zien opkomen vanuit het coupéraam van een trein. Dat is dan de Hanzetrein Den Haag Centraal – Groningen, die om 8:47 is vertrokken van Leiden Centraal.

Ik schreef in die eerdere stukken al kort door de bocht, dat dat miljard voor de aanleg van de Hanzelijn vooral was uitgegeven om Dronten op het spoornet aan te sluiten en voor Leidenaars die naar Zwolle of hoger wilden reizen. Verbindingen met Schiphol, Amsterdam en Den Haag zouden voor geen enkele reiziger spectaculaire tijdwinst bieden ten opzichte van de klassieke route via Amersfoort.

Neemt niet weg dat mijn trein op deze vroege zaterdagmoren vol zit met westerlingen die net als ik blijkbaar naar het noorden willen. Het is echt druk. En de loop zit er bij de tussenstations ook goed in. Ik vergat toen ik mijn boude uitspraken deed, een categorie reizigers: die van Almere naar het noorden reizen en ten opzichte van de oude situatie een klein uur tijdwinst hebben.

Ik heb die hele Hanzelijn misschien verkeerd beoordeeld, al blijf ik erbij dat een Zuiderzeelijn, Lelystad – Groningen via onder meer Heerenveen en Drachten, meer tijd- en daardoor meer reizigerswinst had opgeleverd. Zelfs al had je hem uitgevoerd als klassieke spoorlijn voor 160 km/uur, en had afgezien van onzinnige en prestigieuze plannen als een superbus of magneetzweefbaan.

Intrigerend vind ik altijd het landschap tussen Almere en Lelystad. Het natuurgebied Oostvaardersplassen, waar de trein slechts met een flauwe slinger, een ‘badkuiptracé’, langsheen mocht rijden, maakt een buitenaardse indruk. Het is een grasvlakte met op grote onderlinge afstanden eenzame, door de bliksem getroffen boomstammen, zo lijkt het als je er met wat kippige ogen langsrijdt. Kuddes gnoes of wisenten, of wat het ook zijn, zie ik in de verte, stipjes in de steppe; ze laten zich vandaag alleen van grote afstand bekijken.

De Oostvaardersplassen vormen het toppunt van Hollandisme. Als je dan toch een nieuw stuk wereld inpoldert, laat het er dan ook maar uitzien zoals nergens ter wereld een landschap eruit ziet. Ik vraag me af, of je er alleen maar naar mag kijken, of er op de zomerdag ook op safari kunt.

Als ik het nasla, lees ik dat Oostvaardersplassen beperkt toegankelijk zijn; er is een bezoekerscentrum en er zijn observatiepunten. Het gebied is overgeschoten bij de inpoldering van Zuidelijk Flevoland; wel omdijkt, maar nooit in cultuur gebracht. Het westelijk gedeelte, niet zichtbaar vanuit de trein, bestaat uit wetland. Het beestenspul is iets minder uitheems dan ik meende te zien: paarden-, runder- en hertenrassen;  grote grazers die in dit gebied in de oertijd voorkwamen toen het nog niet ingepolderd hoefde te worden omdat het nog niet was ondergelopen.

Voorbij Lelystad is er gewoon weer wat saaier polderland. Zoefff!, we gaan de Drontermeertunnel in; even die druk op je oren; de menigte reizigers schrikt wakker.

Mijn trein gaat naar Groningen. Als ik naar Grou en Leeuwarden wil, zal ik in Zwolle over moeten stappen. Op dit station heerst op zaterdagmorgen om kwart over tien een soort spitsdrukte, een geren en gedraaf alsof het geen vrije dag was, vandaag. De houten noodtraverse en de noodtrappen schudden en rammelen onder het gewicht van honderden reizigersvoeten.



Met de nieuwe voetgangerstunnel annex winkelgalerij onder de sporen door, wil het maar niet vlotten. Je ziet geen enkele vooruitgang, ook niet als je maandenlang niet in Zwolle geweest bent.

Ik meld me bij de gereedstaande IC van 10:23 naar Leeuwarden. De koploper zit al uitpuilend vol. Het is maar één stel, een viertje. De rest van de trein hebben ze zojuist met de gebruikelijke spoorwegintelligentie afgekoppeld. Ik heb geen zin in die drukte, bedenk trouwens dat ik naar Grou had gewild waar deze niet stopt, en zie ervan af.

Een paars aangelopen dikke vrouw komt nog de trap af zetten, met zwoegende boezem, baant zich met vlinderslaggebaren naar de treindeuren, maar die zijn al gesloten en de trein zet zich al in beweging. Voortaan wat kwieker zijn, dame, en een beetje trainen op sprintvermogen! Ze had er toch niet meer bij gekund. Ik ga een kop koffie drinken.

Friesland voelt zich tekort gedaan ten opzichte van de erfvijand Groningen. Naar die laatste stad rijden per uur twee IC’s (één vanuit Rotterdam via de Veluwe en één uit Den Haag via de Hanzelijn), plus nog twee stoptreinen. Naar Leeuwarden gaat één IC die slechts in Steenwijk en Heerenveen stopt (die uit Rotterdam die ik net heb laten lopen), en de IC Den Haag – Leeuwarden die overal stopt, maar zich toch IC mag noemen; de Sprintercity, heet hij ook wel. Op werkdagen overdag rijdt er ook nog een Sprinter Meppel-Leeuwarden, die aansluit op die van Zwolle naar Groningen.

Waarom wilde ik ook alweer naar Grou-Jirnsum? Oh ja, omdat ik er nog nooit geweest ben. En ook wel een beetje omdat Grou-Jirnsum een van de twee stations is met een echte Friese naam (de andere is Hurdegaryp, op de lijn Leeuwarden – Groningen).

Onderweg bereid ik me alvast voor op het museumbezoek in Leeuwarden, vanmiddag, dat me ‘Een zoektocht naar het typisch Friese’ belooft, zoals ik al schreef op FHM’s. Wat zou nu écht Fries zijn? Ik maak er als halve, niet in Friesland geboren Fries, alvast een lijstje van.



Eerst Grou-Jirnsum. Dat station lag ooit halverwege Grouw en Irnsum. Maar Grou groeide naar het spoor toe, en Jirnsum bleef een klein stipje in de verte. In het stationsgebouw zit een misschien typisch Fries Thais restaurant. Het is niet echt koud, het vriest niet, maar de zon schijnt ook niet, grauw in Grou; een inkoppertje. Daarom wilde ik óók naar Grou: om te kunnen schrijven dat het er Grou was.

En hoe kien ik het uit! Trek ik dan echt de ellende naar me toe? Een poster kondigt het wereldkampioenschap klunen aan, het officiële wereldkampioenschap klunen. Het wordt uitgerekend hier en nu gehouden, in Grou, deze zaterdag, ik wist het niet, en het begint om 14:00 uur. Zorgen dat ik dan weg ben; ik laat er dat museum niet voor lopen, en ga er niet naar kijken.

Maar als ik hier tot vanavond blijf, kan ik in Jirnsum Creedence Clearwater Revival zien, de band die begin jaren 70 de Beatles bijna deed vergeten. Nou, nou, uitgerekend in Jirnsum! Daarvan waren er toch al een paar dood? Nee, nee, wacht even, het is maar een tribute band, The Fortunate Sons.

Ik loop naar het dorpshart van Grou via een eindeloze Stationsweg. Ah, daar een oude bekende, het voormalige gemeentehuis van Boarnsterhim. Ik ben hier nog nooit geweest, maar toch herken ik het. Je ziet van een kilometer afstand dat het van de tekentafel kwam van de foute architect Kropholler. Overal kom je hem tegen: in Waalwijk, Wateringen, Noordwijkerhout en dus ook in Grou. En alles wat hij gemaakt heeft, is exact hetzelfde.

Grou, dat is een dorp met smalle straatjes, voorname huizen, en ook kleine huisjes met enorme Friese vlaggen. Het is kort geleden ingelijfd bij de gemeente Leeuwarden, en is nu dus een soort buitenwijk van de hoofdstad van Friesland, al ligt het er wel 13 spoorkilometers vanaf. Het dorp, waarover ik van te voren niets heb opgezocht, blijkt een watersportplaats aan een groot meer. De steigers liggen leeg en verlaten te wachten op de varensgasten van de zomer.



Klunen behelst het hardlopen, met schaatsen ondergebonden, op plekken waar geen ijs ligt en in plaats daarvan tapijten zijn neergelegd om de schaatsijzers te beschermen. Door Grou, zelf geen stad, is een heus elfstedenparcours uitgezet, met o.a. de scheve kerktoren Oldehove van Leeuwarden en de Waterpoort van Sneek nagezaagd uit planken. De winnaar van deze hoogst zonderlinge wedstrijd verwerft niet alleen onmetelijke roem, maar krijgt ook nog tickets voor een wintersportvakantie in een land waar het wél vriest en een hectoliter Unox-erwtensoep, waarvan hij tot diep in augustus zal kunnen genieten. Je geniet daar toch altijd al redelijk lang van, van Unox-erwtensoep, qua oprispen, en na-boeren.

‘Als het gras twee kontjes hoog is, holahé, holahi’, barst het uit de luidsprekers, een Brabantse carnavalshit (carnaval-shit) uit 1976 die indertijd ook tot boven de 53ste breedtegraad is doorgedrongen. Publiek verzamelt zich. De stemming begint er al aardig in te komen. Misschien is dat ook wel typisch Fries: persé op schaatsen willen staan en een Elfstedentocht uitrijden als er geen ijs is.

Ik ga iets eten (geen Unox-erwtensoep) bij het grote houten, rietbedekte café-restaurant ’t Theehuys bij de jachthaven. Ik vrees dat dit vol zit met lawaaierige deelnemers aan het klunen en hun supporters, maar ik ben de enige aanwezige in een zaal voor 250 man. Net voordat de pleinvrees me te machtig begint te worden, treedt een Fries gezin binnen en komt me uit mijn eenzaamheid verlossen. Alhoewel: de jongste telg brult met doordringend stemgeluid: ‘Ik wil buiten zitten, gaan we niet buiten zitten?’
‘Nee, het is toch veel te koud, joh!’
‘Nou, hoor, ik wil buiten zitten!’, stampvoet het joch.
‘Dan ga jij toch lekker in je eentje buiten in de kou zitten!’

Laat ik de klok goed in de gaten houden! Ik zou de trein van 13:45 niet graag missen; dat kost je in het weekend een uur.

 



Nog niet heeft de trein Grou-Jirnsum verlaten, of ik zie de Oldehove van Leeuwarden al aan de horizon. Als we dichterbij komen, blijkt het echter een hoog gebouw bij het station te zijn. Ik had het kunnen weten; de Oldehove staat scheef, en deze kolos staat tenminste recht. Een andere deugd ervan zou ik niet kunnen noemen. Het is hier neergepoot door architect Bonnema, wiens ruimhartige legaat de herbouw van het Fries Museum mogelijk maakte; zie het stuk op FHM’s, met de Museum-top-5.


In dat stuk liet ik al doorschemeren dat het museum zijn doel, het bieden van een ‘Zoektocht naar het typisch Friese’, voor wat mij betreft niet bereikt heeft. Het museum heeft een hoop zalen gewijd aan verschijnselen die in meer provincies van Nederland voorkomen: dijken om het land droog te houden, verzetshelden en foute lui in de oorlog, de plutocratie van rijke familieclans in de Gouden Eeuw.

Van mijn eigen lijstje vind ik wel de taal heel prominent terug, maar bijvoorbeeld niet het schaatsen en het zeilen. Mata Hari was ongetwijfeld een Friese Dragonder, maar de trots op haar BH is zo mogelijk nog misplaatster dan die op dat zogenaamd echte zwaard van Grutte Pier. Ook niets gevonden over opstrekkende heerden. Die zijn ook niet zo typisch Fries als ik dacht; ze komen ook voor bij rivieren, en niet alleen aan de Waddenzee. Wel aandacht voor de koe, plus de koe-der-armen: de geit. Maar de items daarover hebben niet genoeg indruk gemaakt om tot mijn langetermijngeheugen en de top-5 door te dringen.

Ik dineer in Leeuwarden, niet als De digitale reiziger maar als privépersoon, met een naar Friesland geëmigreerde Hollander die nog nooit van opstrekkende heerden gehoord blijkt te hebben.

Daarna keer ik terug naar Leiden via de snelste weg: tot Zwolle de snelle IC naar Rotterdam en daar overstappen op de Hanzelijn. 2,5 uur duurt de rit; het is vrijwel niets, en ik snap dan ook niet dat je mij niet iets vaker ziet in het Heitelân.

Frans Mensonides
12 februari 2014
Laatste aanpassing: 23 februari 2014
Er geweest: zaterdag 18 januari 2014

Lees ook deel 2 > > > > >

 PS1: niet alleen ontsnapte ik aan het klunen, maar ook aan een bijna-treinramp. De dag na mijn rit sloegen bij Lelystad een paar ijzeren staven door de bodem van een trein, die daar vermoedelijk waren neergelegd door een idiote vandaal; zie het nieuwsbericht.

PS2:  de wereldtitel klunen ging, net als in 2013, naar de in Grou wereldberoemde Jelmer Lageveen. Hij was zo verstandig, de Unox-snert niet allemaal zelf op te eten, doch te doneren aan de Voedselbank.

 




© Frans Mensonides, Leiden, 2014