De digitale reiziger (88b)
Zithoreca in onland; opnieuw de Hanzelijn (2)


Dronten

< < < < < Lees ook deel 1

HET CARILLON

Ik zag de mensen in de straten,
hun armoe en hun grauw gezicht, -
toen streek er over de gelaten
een luisteren, een vleug van licht.

Want boven in de klokketoren
na ’t donker-bronzen urenslaan
ving, over heel de stad te horen,
de beiaardier te spelen aan.

Lees verder > > > > >

 Ida Gerhardt  (1905-1997)

De treinreiziger heeft de Hanzelijn een jaar na de opening toch nog in het hart gesloten. Het 50 km lange nieuwe spoortraject tussen Lelystad en Zwolle wordt nu goed gebruikt, zowel de IC-treinen als de Sprinters.

Ik maakte deze winter wat ritten op de Hanzelijn en de uitlopers daarvan, die helemaal reiken tot Amsterdam en Den Haag in het westen en Groningen en Leeuwarden in het noorden. Daarbij stapte ik uit de trein in Grou(w), waar ik het wereldkampioenschap klunen had kunnen zien, Leeuwarden, waar ik het Fries Museum zag (zie de aflevering van FHM’s), Lelystad, waar ik Lely zag, Kampen, waar kerken, poorten en teksten strijden om de blik van de bezoeker, Dronten, waar ik weinig nieuws zag (en ook weinig ouds), Assen, waar de mummies terugkeken, en nog even Almere, waar 's avonds meer te zien is dan overdag.

Dit verhaal verschijnt in 3 afleveringen, maar is zelf feitelijk al deel 4 over de Hanzelijn. In maart 2011 deed ik hem per bus, uit voorpret, in augustus 2012 was ik bij de grote Hanze-buitendienststelling op station Zwolle en in december van dat jaar nam ik de Hanzelijn op de eerste serieuze werkdag na de opening.


Op zaterdag 1 februari deed ik Lelystad en Kampen en drie dagen later Dronten; het laatste vooral om te zien of de Drontenaren echt wel dankbaar zijn voor de Hanzelijn die speciaal voor hun is aangelegd. De foto boven dit artikel laat het antwoord eigenlijk al zien. Te oordelen naar het aantal gestalde of neergekwakte fietsen, zijn er dinsdagmorgen heel wat reizigers ingestapt op dit stoptreinstation. Die lijn ligt er echt niet voor niks.



Maar eerst de zaterdag. Ik reis minder ver dan twee weken geleden, en kan dus twee uur later op pad. Wederom neem ik de trein naar Groningen. Op deze lange Intercitylijn is deze keer opeens railcatering aanwezig, een werkstudent met een groot dienblad om zijn middel vol koolhydraatrijke eterij, en met blikjes en koffie- en theekannen op de rug gebonden. Ook deze trein, midden op de morgen, is nog redelijk goed bezet, al trekt de cateraar in mijn coupé geen klanten. Niemand verwacht meer horecaservice aan boord van een trein, en daarom stopt iedereen zich voor het vertrek op het station al vol.

Een verder heel normaal uitziende jongeman tegenover me zit in hoog tempo met zijn voeten op de grond te trappelen, als een zeemeeuw die wormen omhoog wil lokken uit een grasveld, minuut na minuut, kilometer na kilometer. Vergeten zijn Ritalin in te nemen, vanmorgen, denk ik.

Eerst een verzuim goedmaken. Tijdens mijn vuurdoop op de Hanzelijn, in december 2012, vergat ik uit te stappen op station Lelystad. Dit moet nu op de foto; het kreeg bij invoering van die nieuwe lijn een tweede perron. Lelystad Centrum (het enige station van Lelystad) werd van eindstation tussenstation. Wat hier per uur passeert aan treinen is snel opgesomd: één IC Den Haag – Groningen, één IC Den Haag – Leeuwarden, twee Sprinters Amsterdam – Zwolle, en dat alles natuurlijk vice versa. Lelystad Centrum is verder ook nog het beginstation geworden van de lange IC-verbinding met Vlissingen, via Amsterdam Centraal en Schiphol.

Rondom het station staan veel, soms wat aparte, kantoorgebouwen, waaronder de griffie van de Provincie Flevoland. Of Plasterk er nog in zal slagen, de jongste van alle twaalf Nederlandse provincies de nek om te draaien? De minister komt de komende weken te bungelen, na zijn uitglijer over de telefoonspionage, en zal zijn loopbaan moeten voortzetten in de rol van aangeschoten wild. Ik heb geen idee, waarom ik aan deze man een nog veel grotere hekel heb dan aan de gemiddelde politicus, maar abnormaal lijkt het me ook weer niet.

Het centrum van Lelystad is vergeven van de stalletjes en zelfs een caravan waarin politieke partijen zich aanprijzen voor de naderende gemeenteraadsverziekingen. ‘Gemraadverk. Bedenk iets hatelijks’, staat in mijn aantekeningen. Iets hatelijks? Bijvoorbeeld dat de eerste twee partijen die ik tegenkom, PvdA en VVD, die ons land naar de gallemiezen aan het helpen zijn, misschien wél goed zijn in het besturen van een kleine stad.

Op een wijd plein staat een man op een zeer hoge zuil. Hij heeft een beetje een Lenin-profiel, maar het zal Cornelis Lely (1854-1929) wel wezen, uitkijkend over wat hij tot stand heeft gebracht. Toen had je nog politici die meer nalieten dan ellende.

Lelystad mag dan pas een halve eeuw oud zijn, piepjong voor een stad, maar er is toch ook al een hele boel gerenoveerd. Het centrum is daardoor een raar allegaartje van stijlen uit uiteenlopende tijdperken. Aan vrijwel alles hier is af te zien dat enkele generaties van planologen in ieder geval goede bedoelingen hebben gehad met Lelystad.

Een vreemd standbeeld van een homoseksueel standje, bij de Blokker-vestiging, zou onmogelijk de goedkeuring hebben kunnen wegdragen van Poetin, als Lelystad in Rusland had gelegen. In een soort wintertuin, die ook al gerenoveerd wordt, is een ongezellige kroeg en tjilpen vogels. Het enige kleurrijke gebouw in de grijsheid die hier de overhand heeft, herbergt momenteel een congres van de Chistenunie. Alles is politiek, op deze zaterdag. ‘Eigenlijk had Almere de hoofdstad moeten zijn van Lelystad’, hoor ik een winkelende man van een jaar of 60 zeggen tegen zijn echtgenote. Ik sluit me hier gaarne bij aan.





Ik moet niet te lang blijven hangen in Lelijkstad. De HEMA heeft als voordeel dat hij er in ieder geval niet beroerder uitziet dan HEMA’s in andere steden. Alleen koffie kan deze wandeling nog redden. ‘Het is niet toegestaan in de zithoreca vanuit de winkel meegebrachte eetwaren te nuttigen’, zegt een bordje. Je houdt het toch niet voor mogelijk! Laten ze g.v.d. blij zijn dat er nog klanten in hun winkel komen, in plaats van ze allerlei beperkingen op te leggen! Verkoop dan geen eetwaren, of open geen zithoreca. Of maak er een stahoreca van, dan leren klanten het wel af om er binnen te lopen.

Als mijn koffie op is, keer ik snel terug naar het station. De stoptrein naar Zwolle nu, waarover hieronder nog iets meer. Deze keer gaan we met zeer matige snelheid door de Drontermeertunnel, alsof de machinist ons die knal op onze trommelvliezen wil besparen. We arriveren daardoor een minuutje te laat in Dronten en ook op Kampen Zuid.

Voor een beschrijving van de desolate stationsomgeving hier moge ik kortheidshalve linken naar mijn stukje van 14 maanden geleden; er is niets veranderd. Er zouden allerlei dingen gaan komen, maar die dingen staan er niet, en voorbereidingen tot de bouw zijn ook nog niet in gang.



De laatste twee keren dat ik in Kampen was, had ik te kampen met regen. Nu is het droog, en ga ik de wandeling doen van Kampen Zuid naar Kampen-zonder-meer; twee stations waartussen geen rechtstreekse treinverbinding mogelijk is.

Het stadsvervoer van Kampen bestaat op zaterdag uit één achtpersoonsbusje dat ik bij het station zie staan. Bij gebrek aan voet- en fietspaden loop ik langs een autoweg en over een autorotonde in de richting van de bewoonde wereld. Automobilisten staren me medelijdend aan: die arme drommel staat vast met motorpech en moet nu verder lopen!

Ik spring ook nog over een greppel heen, en zie aan de andere kant daarvan pas het bord: ‘Oversteken !levensgevaarlijk!’ Kom, kom, dat valt allemaal best mee, als iedereen, automobilist en voetganger, gewoon goed uit zijn doppen kijkt! Ik ben hier tenslotte ook zonder kleerscheuren beland. Ik heb een illegale wandelroute gebruikt en had het station blijkbaar aan de andere kant moeten verlaten, de kant waar niet Kampen ligt.

Om in het hart van die stad te komen, moet ik door de wijk Onderdijks lopen, waar ik drie winters geleden was, en daarna de IJsselbrug onderdoor, waarvan de tuien van grote afstand het landschap domineren. Dat ik toch een foto bezit van bovenop die brug, komt doordat ik verkeerd ben gelopen, gedachteloos de brug op, over een ventweg, annex fiets- en voetpad. Twaalf meter onder me loopt het pad langs de IJssel, waar ik had moeten wandelen. De kortste weg erheen leidt via een ook alweer officieuze afrit, die steil en modderig is. Die lijkt me pas echt levensgevaarlijk, en ik loop dan liever welgemoed twee kilometer om, die brug weer af, via Onderdijks, waarvan me vorige keer al de rare straatnamen opvielen, terwijl ik het Onland toen niet eens gepasseerd ben.

Op speelterreinen in heel Kampen is vrijwel alles verboden, inclusief alléén spelen. Goed dat ik, als eenzelvig jongetje, niet hier ben opgegroeid.

Over de dijk langs de IJssel maak ik dan met enige vertraging dan toch nog mijn opwachting in het fraai bewandelbare oude stadshart van Kampen. Tussen 1913 en 1934 lag tegenover het Lyceum het eindstation van de lokaalspoorlijn Hattem – Kampen, die een zijtak was van een ander lokaalspoor: de Baronnenlijn Apeldoorn - Zwolle; een zijlijn van een zijlijn, kortom. Op dit Lyceum (linksboven op de foto) gaf van 1939 tot 1951 de bekende dichteres Ida Gerhardt les in klassieke talen. Ze woonde in een huis ertegenover (linksmidden op de foto). Aan de gevel daarvan hangt een bordje met haar doopceel.

Ida Gerhardt heeft met Simon Carmiggelt gemeen dat je op de universiteit weinig over haar hoort, omdat ze niet onbegrijpelijk genoeg schreef. Maar haar leermeester was J.H. Leopold; ook leraar Latijn en Grieks, en wel aan het Rotterdamse Gymnasium Erasmianum waar Gerhardt haar middelbare schoolopleiding genoot. Leopold dichtte wel duister genoeg om onderwerp te zijn van een college. Het was ooit mijn eerste mastercollege in Utrecht, een avondcollege. Mag ik daar even over uitweiden?

Wij moesten een proefschrift bestuderen van een onderzoeker die Leopolds gedichten met het ontleedmes had bewerkt, met een wetenschappelijk-analytische methode die nog nooit ook maar één bruikbare interpretatie van een literair werk heeft opgeleverd. Je moet dichters in de huid kruipen; ze niet onder een microscoop leggen. Maar om daar achter te komen, moesten we wel dat hele proefschrift van 789 pagina’s doorworstelen.

Vele studenten hadden die moeite niet genomen (ik uiteraard wel, al moet ik zeggen dat ik hier en daar wel een paragraaf heb geskipt). De jonge docent - hij heeft het later nog ver geschopt – schiep aan het eind van het college adem voor een ellenlange donderspeech. Hij was een kleine twintig minuten lang aan het bulderen, waarbij hij een vuurrode kop kreeg, de ernstigste luiwammesen in de groep met borende, verwoestende blik aankeek, en waarbij de aderen op zijn voorhoofd en in zijn hals opvallend sterk opzwollen; des duvels was hij. ‘Dit is een MASTER-college, geen propedeuse! Wat dacht je: het stelt toch allemaal niks voor, dus draai ik van het weekend maar een extra dienst in mijn horeca-baantje? Er moet veel en veel harder gestudeerd worden! Hele middagen, hele dagen, hele nachten van mijn part, net zolang totdat je je de stof hebt eigengemaakt. Dan sla je maar eens een hockeytraining over! Dan laat je je maar eens een avondje níét vollopen met bier!’

Ik vat zijn filippica even heel in het kort samen. Hij liet na zijn peroratie een lange, pijnlijke stilte vallen, waarvan de Domtoren gebruik maakte om het halve uur te slaan. ‘Het is nu halftien. Dit college is beëindigd. Ik wens een ieder nog een plezierige avond!’ Bij het volgende college bleek ruim de helft van de studenten al afgehaakt. Sommige mensen laten zich toch wel heel snel ontmoedigen. Ik kreeg een 10 voor het tentamen waarmee deze cursus werd afgesloten, waarop ik met de bescheidenheid van het ware genie reageerde met de woorden: ‘Dat is echt te veel eer, hoor; met een 9+, of zo, had ik me beslist niet bekocht gevoeld.’

Een kleine herinnering die bij me boven kwam bij het lezen van de naam Leopold. Niet van Gerhardt is het gedicht op het slooppand daar vlak in de buurt (rechtsboven op de foto). Het is van de hand van een dakloze die het krot vaak als slaapplek heeft gebruikt, aldus mijn interpretatie; de dichter in de huid kruipen, nietwaar? De woorden op de planken voor de ramen zijn deels afgesleten. Het is niet helemaal leesbaar meer. Het gedicht is afgebladderd, net als het huis zelf, en dat draagt onmiskenbaar bij tot de charme en sfeer ervan.

VILLA   

De muffe geur beproeft
Zich in elk teken van het huis
De doolhof, een dimensie voor de kenner
Schuwt geen vreemde, maar
de leek verafschuwt het Mysterie
Enkel wie de schoonheid aandurft,
wordt geraakt
[???] de gewone ziel
een [???] van de kunst
tekent verhalen op de muren
tot ver terug in zijn vertelling
Over de trap en het
geheime raam
Als een Babel in het paradijs
Als een tunnel [???]
[???]
[???] meer [???]


Meer Kampense gedichten en wijsheden op de muren. Een gedicht op de voorgevel van het weeshuis prijst de heren die het in 1719 redden van de ondergang en voor een doorstart zorgden:

Dit over oud gestigt een herberg voor de weesen
Wierd met een zwaare val gedreygd, vry binnen kort.
Of was misschien nu al ten gronde neer gestort
Ten waar opziendren vlyt en vaadren zorg gepreezen
Hierin gansch tydig had door konst en kragt voorz[ien].
Men zal deez trouheid in gehuigen best bewaaren
door ’t tydmerk dat men schref was zevenhondert ja[aren]
en duizend booven het getal van negentien
Zynde toen tertyd provisooren de heeren borgem[eesters….]
[volgen nog wat namen, deels weggevallen van mijn foto]


Verder ook Kampense straatnamen op het plaveisel in stegen: ’t Achter Ummegien (Achterom).




Kampen heeft drie stadspoorten; een unicum in Nederland, bij mijn weten. Zulke poorten zijn in de 19e eeuw op grote schaal gesloopt omdat ze stadsuitbreidingen in de weg stonden. Eén Kampense poort, de Koornmarktspoort, staat aan de IJsselzijde; de twee andere, de Cellebroederspoort en de Broederpoort, staan bij het plantsoen aan de andere kant van deze smalle, langgerekte Hanzestad. Een oud dametje met een rollator strooit manna voor een menigte watervogels.

Kampen, bolwerk van orthodox Gristendom, heeft zeven kerken. Er is zelfs een punt op een brug waarvandaan je ze alle zeven ziet. Ik ben daar een keer heengevoerd door een VVV-stadswandeling, maar heb geen idee meer waar het was. Ik ga wel die drie stadspoorten fotograferen, maar niet die zeven kerken. Ik weet precies hoe het gaat: dan vind ik er maar zes, of ik maak wel zeven foto’s, maar op foto nr. 7 staat dezelfde kerk als op foto 1 van de andere kant, en ik loop dan tot ver na zonsondergang met een verbeten kop door de stad om die zevende kerk te zoeken, en daar heb ik geen zin in; ik maak dit soort reisjes voor mijn ontspanning.

In plaats daarvan dool ik gewoon maar wat door het wijdvertakte netwerk van zeer smalle steegjes. In één van die zeven kerken zit een beiaardier geweldig zijn best te doen. Een milde regen van middeleeuwse klokklanken daalt neer in de stegen en op de pleinen. Dit is waarschijnlijk hetzelfde carillon dat Ida Gerhardt inspireerde tot het bekende gedicht boven dit stukje. Maar zij hoorde die klanken onder de beklemmende omstandigheden van een oorlog.

Ik drink en eet wat bij alweer de HEMA. In dit filiaal hangen geen restricties over het gebruik van de zithoreca; die zijn vermoedelijk een stokpaardje van het Lelystadse filiaalhoofd.

Daarna de brug over, met die opvallende gouden katrollen, naar het station. Dunnetjes busvervoer op zaterdag: slechts één lijn van de stadsdienst, en de streekbus naar Urk. Ik deed 3 uur over mijn wandeling van station tot station. Het kan in een klein uur, als je de kortste weg bewandelt. Met de trein doe je het in 35 minuten, met een overstap in Zwolle.

Ik neem het Kamperlijntje, Nederlands kortste spoorlijn, Kampen – Zwolle, non stop. In 2011 schreef ik over plannen om dit diesellijntje te ver-lightrailen tot een elektrische tram. Ik hoor er niets meer over, en had ook grote twijfels over de zin en haalbaarheid van dat plan.

Vanuit dat dieseltje haal je onmogelijk je aansluiting richting Rotterdam of Groningen, maar wel op alle andere treinen die vertrekken uit Zwolle. Ik pak de Veluweboemel Zwolle – Utrecht, reis dus terug over het oude land, en dineer in Harderwijk, dat ook een Hanzestad is, en waar ik in 2012 herinneringen liep op te halen aan zomervakanties in de sixties. Nee hoor, ik dineer niet bij de HEMA, maar in een knap restaurant met uitzicht op de voormalige Zuiderzee, en eet uiteraard vis. Je kunt er ook zitten, in dit restaurant; ook dit is zithoreca.

 

Cellebroederspoort


Broederpoort



Koornmarktspoort



Drie dagen later keer ik alweer terug op de Hanzelijn. Deze keer wil ik met de boemel van Amsterdam Centraal naar Dronten, een hele zit van een dik uur in een SLT zonder plee (SLET zonder toilet). Ik heb nog opgezocht of de Drontenaren met ergens een overstap van SLT op IC misschien wat sneller in Amsterdam kunnen komen, maar dat is niet het geval. De Sprinter Amsterdam Centraal – Zwolle, met Dronten als voor-voorlaatste van 14 stations, biedt de snelste verbinding. Weinig aantrekkelijk voor forenzen, of voor een dagje winkelen. Zou je denken, maar die fietsen op station Dronten vertellen toch een ander verhaal. Och, autorijden naar Amsterdam zal wel een hel zijn, om over het parkeren nog maar te zwijgen.

Ik neem deze Sprinter een beetje voor in de middag op Amsterdam Centraal. Hij bestaat uit acht bakken SLT. De eerste stops zijn: Amsterdam Muiderpoort, Amsterdam Science Park (dat ik in 2009 feestelijk in gebruik nam), Diemen en Weesp. Het laatste station is bij alle veranderingen van de afgelopen jaren knooppunt gebleven. Onze trein geeft aansluiting op die van Leiden via Hilversum naar Utrecht. Een kwartier eerder en later geeft die van Leiden of Hoofddorp naar Almere Oostvaarders aansluiting op die van Amsterdam  Centraal naar Amersfoort Vathorst.

Dat zijn allemaal Sprinters. Een lezer heeft me eens gemaild over een door hem gemaakte opzet voor een knoop- en aansluitpunt van IC-lijnen in Weesp, een station dat dan weliswaar een extra IC-stop zou betekenen, maar heel veel nieuwe overstapmogelijkheden zou bieden. Het leek me een aardig en origineel idee, dat daarom wel niet door de beleidsmakers omarmd zal worden.

Natuurlijk stoppen we ook op het complete rijtje stations van Almere: Poort, Muziekbuurt, Centraal, Parkwijk, Buiten en Oostvaarders. Op Almere Centrum is het altijd druk; het valt me op bij iedere rit die ik de afgelopen weken gemaakt heb op de Hanzelijn. Ik heb de indruk dat Almeerders de trein vaak gebruiken voor ritten binnen de stad, als een soort stadsbus. De uiterste stations, Poort en Oostvaarders, liggen maar liefst 11 kilometer uit elkaar; een afstand die door de trein wordt afgelegd in 17 minuten.

Tussen Almere en Lelystad zie ik deze keer op de savannen naast grote grazers nu ook wat kleinere: herten.



Weerzien met Dronten. Terwijl het niet echt een stad is die uitnodigt tot een terugkeer. Weet je, dit soort plaatsen is uniek in heel het wereldrond: gelegen op de bodem van de zee, die is drooggemalen door de Hollander, die volgens Voltaire zijn eigen wereld schiep, en geen god nodig had. En ze blijven nog droog ook, die unieke polderplaatsen, in tegenstelling tot in Engeland, waar ze nu Hollandse deskundigen invliegen om het water kwijt te raken.

Dat is aardig om je te realiseren als je er loopt, maar je ziet het niet terug op de foto’s, die hier nogal doorsnee worden. Die tonen onder meer een passerende trein langs een bedrijventerrein, even ten westen van het station; een van de zeldzame plekken waar het geluidsscherm doorzichtig is.

Ik loop naar het centrum via een wijk waar de straten namen dragen van uit de circulatie geraakte munten. Er is een waterpartijtje met een aardige wandel- en fietsbrug erover. Een stuk of 25 grote, zwarte vogels vliegen krassend heen en weer over het meertje; een zwarte wolk die telkens van vorm en richting verandert. Het loopt alweer tegen het eind van een wintermiddag; de schaduwen lengen.

Op een winkelplein in het hart van Dronten staan twee overenthousiaste studenten leden te werven voor het Kankerfonds. Telkens zie ik ze op dat grote plein in gestrekte draf geëxalteerd schaterlachend op potentiële slachtoffers afrennen: ‘Hee, hoi, hallo! Mogen wij even jouw aandacht voor een volksziekte, die nu te genezen is, als daar maar voldoende geld voor op tafel komt?’, of woorden van gelijke strekking.

Ik vindt het knap opdringerig, en ook niet passen bij een ernstig onderwerp als kanker. Ik neem me voor, daar iets van te zeggen zodra ze op mij komen afrennen, maar dat gebeurt helemaal niet. Drie, vier keer steek ik het plein diagonaal over, maar ze geven geen draad sjoege, en kijken zelfs dwars door me heen. Ik denk, dat ik niet tot de doelgroep behoor van het bureau dat ze hierheen gestuurd heeft; ‘Alleen jongeren onder de 25 jaar; aan grijsaards slijt je toch nooit iets’, zoiets zullen ze wel te horen hebben gekregen. Rare wervingsmethodieken, waarvan geen patiënt beter wordt.

Ik loop terug naar het station. De avondspits is nu in volle gang. De treinen uit Zwolle en Amsterdam komen tegelijk binnen. Een dikke drom van reizigers begeeft zich naar de fietsenstallingen, waar iedereen zijn eigen karretje moet zien te vissen uit een spaghetti van staal.

Aangezien er op de terugweg niets bijzonders gebeurde, is dit het einde van deel 2 in dit reeksje over de Hanzelijn.

Frans Mensonides
27 februari 2014
Er geweest: Lelystad en Kampen: zaterdag 1 februari 2014; Dronten: dinsdag 4 februari 2014.

 

Lees ook deel 3 > > > > >

 

© Frans Mensonides, Leiden, 2014