Dronten
HET CARILLON
Ik
zag de
mensen in de straten,
Want
boven
in de klokketoren
De
treinreiziger heeft de Hanzelijn
een jaar na de opening
toch nog in het hart gesloten. Het 50 km lange nieuwe spoortraject
tussen
Lelystad en Zwolle wordt nu goed gebruikt, zowel de IC-treinen als de
Sprinters.
Ik maakte deze winter wat
ritten op de
Hanzelijn en de
uitlopers daarvan, die helemaal reiken tot Amsterdam en Den Haag in het
westen en
Groningen en Leeuwarden in het noorden. Daarbij stapte ik uit de trein
in
Grou(w), waar ik het wereldkampioenschap klunen had kunnen zien,
Leeuwarden,
waar ik het Fries Museum
zag (zie de aflevering van FHM’s), Lelystad,
waar ik
Lely zag, Kampen, waar kerken, poorten en teksten strijden om
de
blik van de
bezoeker, Dronten, waar ik weinig nieuws zag (en ook weinig ouds),
Assen, waar de mummies terugkeken, en nog
even
Almere, waar 's avonds meer te zien is dan overdag.
Dit verhaal verschijnt in 3 afleveringen, maar is zelf feitelijk al deel 4 over de Hanzelijn. In maart 2011 deed ik hem per bus, uit voorpret, in augustus 2012 was ik bij de grote Hanze-buitendienststelling op station Zwolle en in december van dat jaar nam ik de Hanzelijn op de eerste serieuze werkdag na de opening.
Op zaterdag 1 februari deed ik Lelystad en Kampen en drie dagen later Dronten; het laatste vooral om te zien of de Drontenaren echt wel dankbaar zijn voor de Hanzelijn die speciaal voor hun is aangelegd. De foto boven dit artikel laat het antwoord eigenlijk al zien. Te oordelen naar het aantal gestalde of neergekwakte fietsen, zijn er dinsdagmorgen heel wat reizigers ingestapt op dit stoptreinstation. Die lijn ligt er echt niet voor niks.
Maar
eerst de zaterdag. Ik reis minder ver dan twee weken
geleden, en kan dus twee uur later op pad. Wederom neem ik de trein
naar
Groningen. Op deze lange Intercitylijn is deze keer opeens railcatering
aanwezig, een werkstudent met een groot dienblad om zijn middel vol
koolhydraatrijke eterij, en met blikjes en koffie- en theekannen op de rug gebonden. Ook
deze trein, midden op
de morgen, is nog redelijk goed bezet, al trekt de cateraar in mijn
coupé geen
klanten. Niemand verwacht meer horecaservice aan boord van een trein,
en daarom
stopt iedereen zich voor het vertrek op het station al vol.
Een verder heel normaal uitziende
jongeman tegenover me zit
in hoog tempo met zijn voeten op de grond te trappelen, als een
zeemeeuw die
wormen omhoog wil lokken uit een grasveld, minuut na minuut, kilometer
na
kilometer. Vergeten zijn Ritalin in te nemen, vanmorgen, denk ik.
Eerst een verzuim goedmaken. Tijdens
mijn vuurdoop op de
Hanzelijn, in december 2012, vergat ik uit te stappen op station
Lelystad. Dit
moet nu op de foto; het kreeg bij invoering van die nieuwe lijn een
tweede
perron. Lelystad Centrum (het enige station van Lelystad) werd van
eindstation
tussenstation. Wat hier per uur passeert aan treinen is snel opgesomd:
één IC
Den Haag – Groningen, één IC Den Haag – Leeuwarden, twee Sprinters
Amsterdam –
Zwolle, en dat alles natuurlijk vice versa. Lelystad Centrum is verder
ook nog het
beginstation geworden van de lange IC-verbinding met Vlissingen, via
Amsterdam
Centraal en Schiphol.
Rondom het station staan veel, soms
wat aparte, kantoorgebouwen,
waaronder de griffie van de Provincie Flevoland. Of Plasterk er nog in
zal
slagen, de jongste van alle twaalf Nederlandse provincies de nek om te
draaien?
De minister komt de komende weken te bungelen, na zijn uitglijer over
de
telefoonspionage, en zal zijn loopbaan moeten voortzetten in de rol van
aangeschoten wild. Ik heb geen idee, waarom ik aan deze man een nog
veel grotere
hekel heb dan aan de gemiddelde politicus, maar abnormaal lijkt het me
ook weer
niet.
Het centrum van Lelystad is vergeven
van de stalletjes en
zelfs een caravan waarin politieke partijen zich aanprijzen voor de
naderende
gemeenteraadsverziekingen. ‘Gemraadverk. Bedenk iets hatelijks’, staat
in mijn
aantekeningen. Iets hatelijks? Bijvoorbeeld dat de eerste twee partijen
die ik
tegenkom, PvdA en VVD, die ons land naar de gallemiezen aan het helpen
zijn, misschien
wél goed zijn in het besturen van een kleine stad.
Op een wijd plein staat een man op
een zeer hoge zuil. Hij
heeft een beetje een Lenin-profiel, maar het zal Cornelis Lely
(1854-1929) wel wezen,
uitkijkend over wat hij tot stand heeft gebracht. Toen had je nog
politici die
meer nalieten dan ellende.
Lelystad mag dan pas een halve eeuw
oud zijn, piepjong voor
een stad, maar er is toch ook al een hele boel gerenoveerd. Het centrum
is
daardoor een raar allegaartje van stijlen uit uiteenlopende tijdperken.
Aan
vrijwel alles hier is af te zien dat enkele generaties van planologen
in ieder
geval goede bedoelingen hebben gehad met Lelystad.
Een vreemd standbeeld van een homoseksueel standje, bij de Blokker-vestiging, zou onmogelijk de goedkeuring hebben kunnen wegdragen van Poetin, als Lelystad in Rusland had gelegen. In een soort wintertuin, die ook al gerenoveerd wordt, is een ongezellige kroeg en tjilpen vogels. Het enige kleurrijke gebouw in de grijsheid die hier de overhand heeft, herbergt momenteel een congres van de Chistenunie. Alles is politiek, op deze zaterdag. ‘Eigenlijk had Almere de hoofdstad moeten zijn van Lelystad’, hoor ik een winkelende man van een jaar of 60 zeggen tegen zijn echtgenote. Ik sluit me hier gaarne bij aan.
Ik moet niet te lang blijven hangen in Lelijkstad. De HEMA
heeft als voordeel dat hij er in ieder geval niet beroerder uitziet dan
HEMA’s
in andere steden. Alleen koffie kan deze wandeling nog redden. ‘Het is
niet toegestaan
in de zithoreca vanuit de winkel meegebrachte eetwaren te nuttigen’,
zegt een
bordje. Je houdt het toch niet voor mogelijk! Laten ze g.v.d. blij zijn
dat er
nog klanten in hun winkel komen, in plaats van ze allerlei beperkingen
op te
leggen! Verkoop dan geen eetwaren, of open geen zithoreca. Of maak er
een
stahoreca van, dan leren klanten het wel af om er binnen te lopen.
Als mijn koffie op is, keer ik snel
terug naar het station. De
stoptrein naar Zwolle nu, waarover hieronder nog iets meer. Deze keer
gaan we
met zeer matige snelheid door de Drontermeertunnel, alsof de machinist
ons die
knal op onze trommelvliezen wil besparen. We arriveren daardoor een
minuutje te
laat in Dronten en ook op Kampen Zuid.
Voor een beschrijving
van de desolate stationsomgeving hier moge
ik kortheidshalve linken naar mijn stukje van 14 maanden geleden; er is
niets
veranderd. Er zouden allerlei dingen gaan komen, maar die dingen staan
er niet,
en voorbereidingen tot de bouw zijn ook nog niet in gang.
De laatste twee keren dat ik in
Kampen was, had ik te kampen
met regen. Nu is het droog, en ga ik de wandeling doen van Kampen Zuid naar
Kampen-zonder-meer; twee stations
waartussen geen rechtstreekse treinverbinding mogelijk is.
Het stadsvervoer van Kampen bestaat
op zaterdag uit één
achtpersoonsbusje dat ik bij het station zie staan. Bij gebrek aan
voet- en
fietspaden loop ik langs een autoweg en over een autorotonde in de
richting van
de bewoonde wereld. Automobilisten staren me medelijdend aan: die arme
drommel
staat vast met motorpech en moet nu verder lopen!
Ik spring ook nog over een greppel
heen, en zie aan de
andere kant daarvan pas het bord: ‘Oversteken !levensgevaarlijk!’ Kom,
kom, dat
valt allemaal best mee, als iedereen, automobilist en voetganger,
gewoon goed
uit zijn doppen kijkt! Ik ben hier tenslotte ook zonder kleerscheuren
beland. Ik
heb een illegale wandelroute gebruikt en had het station blijkbaar aan
de
andere kant moeten verlaten, de kant waar niet Kampen ligt.
Om in het hart van die stad te komen,
moet ik door de wijk Onderdijks
lopen, waar ik drie winters geleden was, en daarna de IJsselbrug
onderdoor,
waarvan de tuien van grote afstand het landschap domineren. Dat ik toch
een
foto bezit van bovenop die brug, komt doordat ik verkeerd ben gelopen,
gedachteloos de brug op, over een ventweg, annex fiets- en voetpad.
Twaalf
meter onder me loopt het pad langs de IJssel, waar ik had moeten
wandelen. De
kortste weg erheen leidt via een ook alweer officieuze afrit, die steil
en
modderig is. Die lijkt me pas echt levensgevaarlijk, en ik loop dan
liever
welgemoed twee kilometer om, die brug weer af, via Onderdijks, waarvan
me
vorige keer al de rare straatnamen opvielen, terwijl ik het Onland toen
niet
eens gepasseerd ben.
Op speelterreinen in heel Kampen is
vrijwel alles verboden,
inclusief alléén spelen. Goed dat ik, als eenzelvig jongetje, niet hier
ben
opgegroeid.
Over de dijk langs de IJssel maak ik
dan met enige vertraging
dan toch nog mijn opwachting in het fraai bewandelbare oude stadshart
van
Kampen. Tussen 1913 en 1934 lag tegenover het Lyceum het eindstation
van de
lokaalspoorlijn Hattem – Kampen, die een zijtak was van een ander
lokaalspoor:
de Baronnenlijn
Apeldoorn - Zwolle; een zijlijn van een zijlijn, kortom. Op
dit
Lyceum (linksboven op de foto) gaf van 1939 tot 1951 de bekende dichteres Ida Gerhardt les in
klassieke
talen. Ze woonde in een huis ertegenover (linksmidden op de foto). Aan de gevel daarvan hangt
een bordje
met haar doopceel.
Ida Gerhardt heeft met Simon Carmiggelt gemeen dat je
op de
universiteit weinig over haar hoort, omdat ze niet onbegrijpelijk
genoeg
schreef. Maar haar leermeester was J.H. Leopold; ook leraar Latijn en
Grieks, en
wel aan het Rotterdamse Gymnasium Erasmianum waar Gerhardt haar
middelbare schoolopleiding
genoot. Leopold dichtte wel duister genoeg om onderwerp te zijn van een
college. Het was ooit mijn eerste mastercollege in Utrecht, een
avondcollege. Mag
ik daar even over uitweiden?
Wij moesten een proefschrift
bestuderen van een onderzoeker
die Leopolds gedichten met het ontleedmes had bewerkt, met een
wetenschappelijk-analytische methode die nog nooit ook maar één
bruikbare
interpretatie van een literair werk heeft opgeleverd. Je moet dichters
in de
huid kruipen; ze niet onder een microscoop leggen. Maar om daar achter
te
komen, moesten we wel dat hele proefschrift van 789 pagina’s
doorworstelen.
Vele studenten hadden die moeite niet
genomen (ik uiteraard
wel, al moet ik zeggen dat ik hier en daar wel een paragraaf heb
geskipt). De
jonge docent - hij heeft het later nog ver geschopt – schiep aan het
eind van
het college adem voor een ellenlange donderspeech. Hij was een kleine
twintig
minuten lang aan het bulderen, waarbij hij een vuurrode kop kreeg, de
ernstigste luiwammesen in de groep met borende, verwoestende blik
aankeek, en
waarbij de aderen op zijn voorhoofd en in zijn hals opvallend sterk
opzwollen; des
duvels was hij. ‘Dit is een MASTER-college, geen propedeuse! Wat dacht
je: het
stelt toch allemaal niks voor, dus draai ik van het weekend maar een
extra dienst
in mijn horeca-baantje? Er moet veel en veel harder gestudeerd worden!
Hele
middagen, hele dagen, hele nachten van mijn part, net zolang totdat je
je de
stof hebt eigengemaakt. Dan sla je maar eens een hockeytraining over!
Dan laat je
je maar eens een avondje níét vollopen met bier!’
Ik vat zijn filippica even heel in
het kort samen. Hij liet na
zijn peroratie een lange, pijnlijke stilte vallen, waarvan de Domtoren
gebruik
maakte om het halve uur te slaan. ‘Het is nu halftien. Dit college is
beëindigd. Ik wens een ieder nog een plezierige avond!’ Bij het
volgende
college bleek ruim de helft van de studenten al afgehaakt. Sommige
mensen laten
zich toch wel heel snel ontmoedigen. Ik kreeg een 10 voor het tentamen
waarmee
deze cursus werd afgesloten, waarop ik met de bescheidenheid van het
ware genie
reageerde met de woorden: ‘Dat is echt te veel eer, hoor; met een 9+,
of zo,
had ik me beslist niet bekocht gevoeld.’
Een kleine herinnering die bij me
boven kwam bij het lezen
van de naam Leopold. Niet
van Gerhardt
is het gedicht op het slooppand daar vlak in de buurt (rechtsboven op de foto). Het is van de
hand van een
dakloze die het krot vaak als slaapplek heeft gebruikt, aldus mijn
interpretatie; de dichter in de huid kruipen, nietwaar? De woorden op
de planken
voor de ramen zijn deels afgesleten. Het is niet helemaal leesbaar
meer. Het
gedicht is afgebladderd, net als het huis zelf, en dat draagt
onmiskenbaar bij tot
de charme en sfeer ervan.
VILLA
De
muffe geur beproeft
Zich in elk teken van het huis
De doolhof, een dimensie voor de kenner
Schuwt geen vreemde, maar
de leek verafschuwt het Mysterie
Enkel wie de schoonheid aandurft,
wordt geraakt
[???] de gewone ziel
een [???] van de kunst
tekent verhalen op de muren
tot ver terug in zijn vertelling
Over de trap en het
geheime raam
Als een Babel in het paradijs
Als een tunnel [???]
[???]
[???] meer [???]
Meer Kampense gedichten en wijsheden op de muren. Een gedicht op de
voorgevel
van het weeshuis prijst de heren die het in 1719 redden van de
ondergang en
voor een doorstart zorgden:
Dit
over oud gestigt een herberg voor de weesen
Wierd met een zwaare val
gedreygd, vry binnen kort.
Of was misschien nu al ten
gronde neer gestort
Ten waar opziendren vlyt en
vaadren zorg gepreezen
Hierin gansch tydig had door
konst en kragt voorz[ien].
Men zal deez trouheid in
gehuigen best bewaaren
door ’t tydmerk dat men schref
was zevenhondert ja[aren]
en duizend booven het getal van
negentien
Zynde toen tertyd provisooren
de heeren borgem[eesters….]
[volgen nog wat namen, deels
weggevallen van mijn foto]
Verder ook Kampense straatnamen op het plaveisel in stegen:
’t Achter Ummegien (Achterom).
Kampen heeft drie stadspoorten; een unicum in Nederland, bij
mijn weten. Zulke poorten zijn in de 19e eeuw
op grote schaal gesloopt
omdat ze stadsuitbreidingen in de weg stonden. Eén Kampense poort, de
Koornmarktspoort, staat aan de IJsselzijde; de twee andere, de
Cellebroederspoort en de Broederpoort, staan bij het plantsoen aan de
andere
kant van deze smalle, langgerekte Hanzestad. Een oud dametje met een
rollator strooit
manna voor een menigte watervogels.
Kampen, bolwerk van orthodox
Gristendom, heeft
zeven kerken. Er is zelfs een punt op
een brug waarvandaan je ze alle zeven ziet. Ik ben daar een keer
heengevoerd
door een VVV-stadswandeling, maar heb geen idee meer waar het was. Ik
ga wel
die drie stadspoorten fotograferen, maar niet die zeven kerken. Ik weet
precies
hoe het gaat: dan vind ik er maar zes, of ik maak wel zeven foto’s,
maar op
foto nr. 7 staat dezelfde kerk als op foto 1 van de andere kant, en ik
loop dan
tot ver na zonsondergang met een verbeten kop door de stad om die
zevende kerk
te zoeken, en daar heb ik geen zin in; ik maak dit soort reisjes voor
mijn
ontspanning.
In plaats daarvan dool ik gewoon maar
wat door het
wijdvertakte netwerk van zeer smalle steegjes. In één van die zeven
kerken zit
een beiaardier geweldig zijn best te doen. Een milde regen van
middeleeuwse
klokklanken daalt neer in de stegen en op de pleinen. Dit is
waarschijnlijk hetzelfde
carillon dat Ida Gerhardt inspireerde tot het bekende gedicht boven dit
stukje.
Maar zij hoorde die klanken onder de beklemmende omstandigheden van een
oorlog.
Ik drink en eet wat bij alweer de
HEMA. In dit filiaal
hangen geen restricties over het gebruik van de zithoreca; die zijn
vermoedelijk een stokpaardje van het Lelystadse filiaalhoofd.
Daarna de brug over, met die
opvallende gouden katrollen,
naar het station. Dunnetjes busvervoer op zaterdag: slechts één lijn
van de
stadsdienst, en de streekbus naar Urk. Ik deed 3 uur over mijn
wandeling van
station tot station. Het kan in een klein uur, als je de kortste weg
bewandelt.
Met de trein doe je het in 35 minuten, met een overstap in Zwolle.
Ik neem het Kamperlijntje, Nederlands
kortste spoorlijn,
Kampen – Zwolle, non stop. In 2011 schreef ik over plannen om dit diesellijntje
te ver-lightrailen tot een elektrische tram. Ik hoor er niets
meer over, en had
ook grote twijfels over de zin en haalbaarheid van dat plan.
Vanuit dat dieseltje haal je
onmogelijk je aansluiting
richting Rotterdam of Groningen, maar wel op alle andere treinen die
vertrekken
uit Zwolle. Ik pak de Veluweboemel Zwolle – Utrecht, reis dus terug
over het
oude land, en dineer in Harderwijk, dat ook een Hanzestad is,
en waar ik in
2012 herinneringen liep op te halen aan zomervakanties in de sixties.
Nee hoor,
ik dineer niet bij de HEMA, maar in een knap restaurant met uitzicht op
de
voormalige Zuiderzee, en eet uiteraard vis. Je kunt er ook zitten, in
dit
restaurant; ook dit is zithoreca.
Drie dagen later keer ik alweer terug op de Hanzelijn. Deze
keer wil ik met de boemel van Amsterdam Centraal naar Dronten, een hele
zit van
een dik uur in een SLT zonder plee (SLET zonder toilet). Ik heb nog
opgezocht
of de Drontenaren met ergens een overstap van SLT op IC misschien wat
sneller
in Amsterdam kunnen komen, maar dat is niet het geval. De Sprinter
Amsterdam
Centraal – Zwolle, met Dronten als voor-voorlaatste van 14 stations,
biedt de
snelste verbinding. Weinig aantrekkelijk voor forenzen, of voor een
dagje
winkelen. Zou je denken, maar die fietsen op station Dronten vertellen
toch een
ander verhaal. Och, autorijden naar Amsterdam zal wel een hel zijn, om
over het
parkeren nog maar te zwijgen.
Ik neem deze Sprinter een beetje voor
in de middag op
Amsterdam Centraal. Hij bestaat uit acht bakken SLT. De eerste stops zijn:
Amsterdam Muiderpoort, Amsterdam
Science Park (dat ik in 2009 feestelijk in gebruik nam),
Diemen en
Weesp. Het laatste station is bij alle veranderingen van de afgelopen
jaren knooppunt
gebleven. Onze trein geeft aansluiting op die van Leiden via Hilversum
naar Utrecht.
Een kwartier eerder en later geeft die van Leiden of Hoofddorp naar Almere Oostvaarders aansluiting
op die van Amsterdam Centraal
naar
Amersfoort Vathorst.
Dat zijn allemaal Sprinters. Een
lezer heeft me eens gemaild
over een door hem gemaakte opzet voor een knoop- en aansluitpunt van
IC-lijnen
in Weesp, een station dat dan weliswaar een extra IC-stop zou
betekenen, maar heel
veel nieuwe overstapmogelijkheden zou bieden. Het leek me een aardig en
origineel
idee, dat daarom wel niet door de beleidsmakers omarmd zal worden.
Natuurlijk stoppen we ook op het
complete rijtje stations
van Almere: Poort, Muziekbuurt, Centraal, Parkwijk, Buiten en
Oostvaarders. Op
Almere Centrum is het altijd druk; het valt me op bij iedere rit die ik
de
afgelopen weken gemaakt heb op de Hanzelijn. Ik heb de indruk dat
Almeerders de
trein vaak gebruiken voor ritten binnen de stad, als een soort
stadsbus. De
uiterste stations, Poort en Oostvaarders, liggen maar liefst 11
kilometer uit
elkaar; een afstand die door de trein wordt afgelegd in 17 minuten.
Tussen Almere en Lelystad zie ik deze keer op de savannen naast grote grazers nu ook wat kleinere: herten.
Weerzien
met Dronten. Terwijl het niet echt een stad is die uitnodigt
tot een terugkeer. Weet je, dit soort plaatsen is uniek in heel het
wereldrond:
gelegen op de bodem van de zee, die is drooggemalen door de Hollander,
die
volgens Voltaire zijn eigen wereld schiep, en geen god nodig had. En ze
blijven
nog droog ook, die unieke polderplaatsen, in tegenstelling tot in
Engeland,
waar ze nu Hollandse deskundigen invliegen om het water kwijt te raken.
Dat is aardig om je te realiseren als
je er loopt, maar je
ziet het niet terug op de foto’s, die hier nogal doorsnee worden. Die
tonen onder
meer een passerende trein langs een bedrijventerrein, even ten westen
van het
station; een van de
zeldzame plekken
waar het geluidsscherm doorzichtig is.
Ik loop naar het centrum via een wijk
waar de straten namen
dragen van uit de circulatie geraakte munten. Er is een waterpartijtje
met een
aardige wandel- en fietsbrug erover. Een stuk of 25 grote, zwarte
vogels vliegen
krassend heen en weer over het meertje; een zwarte wolk die telkens van
vorm en
richting verandert. Het loopt alweer tegen het eind van een
wintermiddag; de
schaduwen lengen.
Op een winkelplein in het hart van
Dronten staan twee overenthousiaste
studenten leden te werven voor het Kankerfonds. Telkens zie ik ze op
dat grote
plein in gestrekte draf geëxalteerd schaterlachend op potentiële
slachtoffers
afrennen: ‘Hee, hoi, hallo! Mogen wij even jouw aandacht voor een
volksziekte,
die nu te genezen is, als daar maar voldoende geld voor op tafel
komt?’, of
woorden van gelijke strekking.
Ik vindt het knap opdringerig, en ook
niet passen bij een
ernstig onderwerp als kanker. Ik neem me voor, daar iets van te zeggen
zodra ze
op mij komen afrennen, maar dat gebeurt helemaal niet. Drie, vier keer
steek ik
het plein diagonaal over, maar ze geven geen draad sjoege, en kijken
zelfs dwars
door me heen. Ik denk, dat ik niet tot de doelgroep behoor van het
bureau dat
ze hierheen gestuurd heeft; ‘Alleen jongeren onder de 25 jaar; aan
grijsaards
slijt je toch nooit iets’, zoiets zullen ze wel te horen hebben
gekregen. Rare
wervingsmethodieken, waarvan geen patiënt beter wordt.
Ik loop terug naar het station. De
avondspits is nu in volle
gang. De treinen uit Zwolle en Amsterdam komen tegelijk binnen. Een
dikke drom
van reizigers begeeft zich naar de fietsenstallingen, waar iedereen
zijn eigen
karretje moet zien te vissen uit een spaghetti van staal.
Aangezien er op de terugweg niets
bijzonders gebeurde, is
dit het einde van deel 2 in dit reeksje over de Hanzelijn.
Frans Mensonides
27 februari 2014
Er geweest: Lelystad en Kampen: zaterdag 1 februari 2014; Dronten:
dinsdag 4
februari 2014.
© Frans Mensonides, Leiden, 2014