LAATSTE
ZES AFLEVERINGEN
159. DE KUNSTMAAN TELSTAR, OF: MIK,
MAK EN MEEK (19/01/2014)
158. NIETJES TELLEN; ZUURVRIJ WERKEN
(12/01/2014)
157. JAARWISSELINGSDAGBOEK: B-KANT
EN QUIZ (05/01/2014)
156. DAGBOEK VAN EEN KERSTWEEK:
DICTEE EN DINER (29/12/2013)
155. DE BONNEFANTEN-TOP-5
(22/12/2013)
154. OPA's HONGERTOCHT, HET NOOIT
VERTELDE VERHAAL (08 en 15/12/2013)
‘Valse vrienden’, Nederlandse woorden die in het Fries iets
heel anders betekenen. Dat een luier ‘ruft’ heet in het Fries, is natuurlijk
lachen. Mijn niet-Friese moeder heeft het nog wel eens over de ‘stikkende stoel’
in het meubilair van haar schoonouders, en heeft het Frisicisme ‘slim’ in de
betekenis van ‘erg’, in haar vocabulaire overgenomen.
Op 13 september 2013 heropende het Fries Museum in Leeuwarden
zijn poorten in een geheel nieuw pand aan het Zaailand, alias Wilhelminaplein.
Het verplaatste museum belooft op zijn site een ‘Zoektocht naar het typisch
Friese’. Dat is exact waarvoor ik op deze zaterdag nog bij donker mijn
Hollandse huis en haard verlaten heb.
Zo’n zoektocht houdt me namelijk al jaren bezig. In mijn
werken is het niet minder dan een hardnekkig ‘Vatersuchemotiv’. Zoals de trouwe
lezer weet, ben ik qua komaf een halve Fries, doordat mijn vader een raszuivere
was. Maar ik heb mijn vader nauwelijks gekend en mijn vader heeft Friesland
nauwelijks gekend; hij emigreerde op tweejarige leeftijd naar de aangrenzende,
doch geheel andersoortige provincie Overijssel. Zelf ben ik een geboren en
getogen Randstedeling.
Ik heb opvallend weinig met Friesland, voor een drager van
een eeuwenoude Friese familienaam. Maar als ik er eens ben, dan ben ik wel altijd
op zoek naar mijn wortels in de Friese bodem. Zoals in dit verhaal uit 2011,
toen ik Bolsward en Longerhouw bezocht.
Het Fries Museum is een zusje van Het Glazen Ei van Zwolle
dat ik eerder in deze jaargang deed. Vanuit het deels glazen bouwwerk heb je
een pracht uitzicht over Leeuwarden. Hubert-Jan Henket tekende ervoor, dezelfde
architect als in Zwolle. Het gebouw heeft een lichte en donkere kant, zoals ook
vele Friezen hebben, en vele andere aardbewoners. Aan de glazen kant staan de
zaken tentoongesteld die in het volle licht horen; aan de zwarte kant die, die
het best tot hun recht komen in schemerduister.
De gemeente Leeuwarden kreeg in 2001 een legaat van 40
miljoen gulden (18 miljoen euro) voor de verplaatsing en herbouw van dit museum. De gulle
schenker was de befaamde architect Abe Bonnema. Maar het gebouw moest dan wel
op het Zaailand komen en ontworpen worden door Henket.
De bevolking sprak zich in 2007 bij referendum tegen het
Zaailandplan uit, maar het gemeentebestuur zette het toch door. Dat kan ik me
allebei wel voorstellen. Het gebouw, hoe mooi en doordacht het ook ontworpen
is, staat raar scheef tegenover het statige Gerechtsgebouw met zijn klassieke zuilen. En er moest
voor de commercie ook nog een kneuterig, lelijk rijtje winkels en woningen gebouwd
worden op dat plein. Maar wat kon het gemeentebestuur anders? 18 miljoen euro
in het water gooien?
Hoe je ook over die kwestie mag denken, het museum sloeg wel
aan bij het publiek, misschien zelfs ook wel bij de tegenstemmers. Na de
opening op 13 september passeerden gedurende de rest van 2013 64.000 betalende
bezoekers de digitale toegangshekken, tegen gemiddeld 55.000 in een heel jaar
in het oude museum aan de Turfmarkt.
Wie er een riks voor overheeft bovenop de entreeprijs van
een tientje, kan een audiotour nemen, waarbij de in Leeuwarden geboren
cabaretier Jan Jaap van der Wal je meeneemt langs de topstukken. Onderwijl
vertelt hij ook iets over de totstandkoming van het museum. Echt een aanrader;
je ziet aan zijn hand in een ruim uur tijd alle museumzalen, en kunt overal op
de pauzetoets drukken om zaken nader te bekijken.
Hier mijn top 5, in willekeurige volgorde. Ik heb de items mede
geselecteerd op mijn Heitelân-gevoel. Daarom heb ik twee highlights niet
opgenomen, waarop het Fries Museum zelf bijzonder groots is: de Hindelooper
stijlkamer (mijn vader hield meer van modernere meubels), en de
bustehouder van Mata Hari (tsja…).
*1* Over de kunstschilder Gerrit Benner wil ik deze keer
iets aardigs zeggen. In het Belvedère in Heerenveen las ik dat hij in 1937 al zijn
schilderijen in brand had gestoken nadat hem een bouwvergunning was geweigerd
voor een winkel om ze te verkopen. Zijn latere werken bekoorden me niet echt.
Maar dit dorpje, hoe rudimentair ook geschilderd, kan me aan niets anders doen
denken dan dat onooglijke Longerhouw, waar zoveel van mijn roots bleken te
liggen (en ook nog een voorouder, onder een steen).
*2* ‘Zo kan ik ook nog wel een paard schilderen’, ontsnapte
bijna aan de haag mijner tanden, bij het zien van deze wanstaltige knol van de
hand van Tames Oud uit 1935. Maar als je in een museum zoiets schandaligs hardop
zegt, word je door twee potige suppoosten naar een atelier gesleurd waar een leeg
doek op een ezel staat, en krijg je een kwast en een palet in de handen gedrukt:
‘Dóé het dan maar even, als het zo gemakkelijk is!’ Een paard was het kostbaarste bezit van een boer, wilde Oud maar tot
uitdrukking brengen. Het beest raakte me in al zijn onbeholpenheid. Mijn bet-bet-bet-overgrootvader,
Sjoerd Jans Mensonides, begon trouwens een jaar of 200 geleden een boerderij bij Bolsward, de Bargepels.
*3* De Friese taal (zie de taalwand boven dit stukje): zonder
twijfel het meest eigene van Fryslân. Het Fries Museum is in 1877 mede
opgericht door taalvorsers. Maar echt typerend voor Friesland is wellicht, dat
iedere streek, ja zelfs menig dorp, weer een eigen variant van het Fries heeft,
die voor mensen op een uur gaans daarvandaan niet verstaanbaar is. Schiermonnikoogs, Hylpens (uit Hindeloopen),
Stellingwerfs, Bildts, er zijn soms niet veel meer dan duizend Friezen die het
nog spreken.
*4* ‘Grutte Pier’ (Pier Gerlofs Donia, ca. 1480-1520), streed
zo’n half millennium geleden tegen de overheersing van Friesland door Holland.
Daarvoor wordt hij in Friesland nog steeds evenzeer vereerd als hij in Holland
nog steeds verguisd wordt. Ergernis heerst bijvoorbeeld bij de Friezen over hoe
hij geportretteerd werd in de gewelddadige kinderserie ‘Floris’.
Piers zwaard is niet zo zeer tweesnijdend, als wel
tweehandig; het moest met beide handen vastgehouden worden. Pier, 2,15 meter
lang, kon hiermee in één zwaai zes Hollanders tegelijk onthoofden. Zo gaat het
verhaal, maar het is evenmin geloofwaardig als het verhaal dat dit zwaard nog
van hemzelf geweest zou zijn. Evenals het enig echte ‘stokske’ van Van Oldenbarnevelt, claimen meerdere musea het
bezit ervan. Waarom ik dit brok oud ijzer genoemd heb in mijn top 5, is me een
raadsel. Als Hollander wordt ik er echt niet koud of warm van.
*5* Tot slot zag en hoorde ik nog een presentatie over de
vele emigranten uit Friesland, ooit een arme, schrale provincie. Door honger
gedreven zocht men zijn heil elders in het land of de wereld, tot in de USA aan
toe, waar ook nog enkele achterachterneven en -nichten van mij resideren. De
naam – al wordt dat er in die presentatie niet bijverteld – De Vries herinnert
nog aan de emigratiegolf. Friezen noemden zich in andere provincies hypercorrect
De Vries, omdat Friezen normaliter van een v een f maken, en sommige van hen daardoor
denken dat Friesland in het Nederlands Vriesland heet.
Alle geëmigreerde Friezen blijven naar Friesland
terugverlangen en hun afkomst koesteren. En dat doet ergens toch ook nog een
halve Fries die buiten de provincie geboren is.
FHM
26 januari 2014
Er geweest: zaterdag 18 januari 2014
Inmiddels is onder mijn alias ‘De digitale
reiziger’ een nieuw stuk verschenen over de Hanzelijn, waarmee ik hier ben gekomen.
© Frans Mensonides, Leiden, 2014