Nr. 160 - zondag 26 januari 2014
'Zoektocht naar het typisch Friese'; Fries Museum





LAATSTE ZES AFLEVERINGEN

159. DE KUNSTMAAN TELSTAR, OF: MIK, MAK EN MEEK (19/01/2014)
158. NIETJES TELLEN; ZUURVRIJ WERKEN (12/01/2014)
157. JAARWISSELINGSDAGBOEK: B-KANT EN QUIZ (05/01/2014)
156. DAGBOEK VAN EEN KERSTWEEK: DICTEE EN DINER (29/12/2013)
155. DE BONNEFANTEN-TOP-5 (22/12/2013)
154. OPA's HONGERTOCHT, HET NOOIT VERTELDE VERHAAL (08 en 15/12/2013)







‘Valse vrienden’, Nederlandse woorden die in het Fries iets heel anders betekenen. Dat een luier ‘ruft’ heet in het Fries, is natuurlijk lachen. Mijn niet-Friese moeder heeft het nog wel eens over de ‘stikkende stoel’ in het meubilair van haar schoonouders, en heeft het Frisicisme ‘slim’ in de betekenis van ‘erg’, in haar vocabulaire overgenomen.

 


Op 13 september 2013 heropende het Fries Museum in Leeuwarden zijn poorten in een geheel nieuw pand aan het Zaailand, alias Wilhelminaplein. Het verplaatste museum belooft op zijn site een ‘Zoektocht naar het typisch Friese’. Dat is exact waarvoor ik op deze zaterdag nog bij donker mijn Hollandse huis en haard verlaten heb.

Zo’n zoektocht houdt me namelijk al jaren bezig. In mijn werken is het niet minder dan een hardnekkig ‘Vatersuchemotiv’. Zoals de trouwe lezer weet, ben ik qua komaf een halve Fries, doordat mijn vader een raszuivere was. Maar ik heb mijn vader nauwelijks gekend en mijn vader heeft Friesland nauwelijks gekend; hij emigreerde op tweejarige leeftijd naar de aangrenzende, doch geheel andersoortige provincie Overijssel. Zelf ben ik een geboren en getogen Randstedeling.

Ik heb opvallend weinig met Friesland, voor een drager van een eeuwenoude Friese familienaam. Maar als ik er eens ben, dan ben ik wel altijd op zoek naar mijn wortels in de Friese bodem. Zoals in dit verhaal uit 2011, toen ik Bolsward en Longerhouw bezocht.

Het Fries Museum is een zusje van Het Glazen Ei van Zwolle dat ik eerder in deze jaargang deed. Vanuit het deels glazen bouwwerk heb je een pracht uitzicht over Leeuwarden. Hubert-Jan Henket tekende ervoor, dezelfde architect als in Zwolle. Het gebouw heeft een lichte en donkere kant, zoals ook vele Friezen hebben, en vele andere aardbewoners. Aan de glazen kant staan de zaken tentoongesteld die in het volle licht horen; aan de zwarte kant die, die het best tot hun recht komen in schemerduister.

De gemeente Leeuwarden kreeg in 2001 een legaat van 40 miljoen gulden (18 miljoen euro) voor de verplaatsing en herbouw van dit museum. De gulle schenker was de befaamde architect Abe Bonnema. Maar het gebouw moest dan wel op het Zaailand komen en ontworpen worden door Henket.

De bevolking sprak zich in 2007 bij referendum tegen het Zaailandplan uit, maar het gemeentebestuur zette het toch door. Dat kan ik me allebei wel voorstellen. Het gebouw, hoe mooi en doordacht het ook ontworpen is, staat raar scheef tegenover het statige Gerechtsgebouw met zijn klassieke zuilen. En er moest voor de commercie ook nog een kneuterig, lelijk rijtje winkels en woningen gebouwd worden op dat plein. Maar wat kon het gemeentebestuur anders? 18 miljoen euro in het water gooien?

Hoe je ook over die kwestie mag denken, het museum sloeg wel aan bij het publiek, misschien zelfs ook wel bij de tegenstemmers. Na de opening op 13 september passeerden gedurende de rest van 2013 64.000 betalende bezoekers de digitale toegangshekken, tegen gemiddeld 55.000 in een heel jaar in het oude museum aan de Turfmarkt.

Wie er een riks voor overheeft bovenop de entreeprijs van een tientje, kan een audiotour nemen, waarbij de in Leeuwarden geboren cabaretier Jan Jaap van der Wal je meeneemt langs de topstukken. Onderwijl vertelt hij ook iets over de totstandkoming van het museum. Echt een aanrader; je ziet aan zijn hand in een ruim uur tijd alle museumzalen, en kunt overal op de pauzetoets drukken om zaken nader te bekijken.

Hier mijn top 5, in willekeurige volgorde. Ik heb de items mede geselecteerd op mijn Heitelân-gevoel. Daarom heb ik twee highlights niet opgenomen, waarop het Fries Museum zelf bijzonder groots is: de Hindelooper stijlkamer (mijn vader hield meer van modernere meubels), en de bustehouder van Mata Hari (tsja…).

*1* Over de kunstschilder Gerrit Benner wil ik deze keer iets aardigs zeggen. In het Belvedère in Heerenveen las ik dat hij in 1937 al zijn schilderijen in brand had gestoken nadat hem een bouwvergunning was geweigerd voor een winkel om ze te verkopen. Zijn latere werken bekoorden me niet echt. Maar dit dorpje, hoe rudimentair ook geschilderd, kan me aan niets anders doen denken dan dat onooglijke Longerhouw, waar zoveel van mijn roots bleken te liggen (en ook nog een voorouder, onder een steen).

*2* ‘Zo kan ik ook nog wel een paard schilderen’, ontsnapte bijna aan de haag mijner tanden, bij het zien van deze wanstaltige knol van de hand van Tames Oud uit 1935. Maar als je in een museum zoiets schandaligs hardop zegt, word je door twee potige suppoosten naar een atelier gesleurd waar een leeg doek op een ezel staat, en krijg je een kwast en een palet in de handen gedrukt: ‘Dóé het dan maar even, als het zo gemakkelijk is!’ Een paard was het kostbaarste bezit van een boer, wilde Oud maar tot uitdrukking brengen. Het beest raakte me in al zijn onbeholpenheid. Mijn bet-bet-bet-overgrootvader, Sjoerd Jans Mensonides, begon trouwens een jaar of 200 geleden een boerderij bij Bolsward, de Bargepels.

*3* De Friese taal (zie de taalwand boven dit stukje): zonder twijfel het meest eigene van Fryslân. Het Fries Museum is in 1877 mede opgericht door taalvorsers. Maar echt typerend voor Friesland is wellicht, dat iedere streek, ja zelfs menig dorp, weer een eigen variant van het Fries heeft, die voor mensen op een uur gaans daarvandaan niet verstaanbaar is. Schiermonnikoogs, Hylpens (uit Hindeloopen), Stellingwerfs, Bildts, er zijn soms niet veel meer dan duizend Friezen die het nog spreken.

*4* ‘Grutte Pier’ (Pier Gerlofs Donia, ca. 1480-1520), streed zo’n half millennium geleden tegen de overheersing van Friesland door Holland. Daarvoor wordt hij in Friesland nog steeds evenzeer vereerd als hij in Holland nog steeds verguisd wordt. Ergernis heerst bijvoorbeeld bij de Friezen over hoe hij geportretteerd werd in de gewelddadige kinderserie ‘Floris’.

Piers zwaard is niet zo zeer tweesnijdend, als wel tweehandig; het moest met beide handen vastgehouden worden. Pier, 2,15 meter lang, kon hiermee in één zwaai zes Hollanders tegelijk onthoofden. Zo gaat het verhaal, maar het is evenmin geloofwaardig als het verhaal dat dit zwaard nog van hemzelf geweest zou zijn. Evenals het enig echte ‘stokske’ van Van Oldenbarnevelt, claimen meerdere musea het bezit ervan. Waarom ik dit brok oud ijzer genoemd heb in mijn top 5, is me een raadsel. Als Hollander wordt ik er echt niet koud of warm van.

*5* Tot slot zag en hoorde ik nog een presentatie over de vele emigranten uit Friesland, ooit een arme, schrale provincie. Door honger gedreven zocht men zijn heil elders in het land of de wereld, tot in de USA aan toe, waar ook nog enkele achterachterneven en -nichten van mij resideren. De naam – al wordt dat er in die presentatie niet bijverteld – De Vries herinnert nog aan de emigratiegolf. Friezen noemden zich in andere provincies hypercorrect De Vries, omdat Friezen normaliter van een v een f maken, en sommige van hen daardoor denken dat Friesland in het Nederlands Vriesland heet.

Alle geëmigreerde Friezen blijven naar Friesland terugverlangen en hun afkomst koesteren. En dat doet ergens toch ook nog een halve Fries die buiten de provincie geboren is.

FHM
26 januari 2014
Er geweest: zaterdag 18 januari 2014

Inmiddels is onder mijn alias ‘De digitale reiziger’ een nieuw stuk verschenen over de Hanzelijn, waarmee ik hier ben gekomen.




VOLGENDE AFLEVERING:
ONDERGANG VAN EEN ARCHIEFBEDRIJF (1)  02/02/2014

© Frans Mensonides, Leiden, 2014