Babylon per bus

Deel 2: Slot zonder deur of kamer


Rotterdam CS: heden geen treinen op de Hoekse lijn


Vorige week deed ik verslag van mijn omzwervingen per bus tijdens de tweedaagse treinstaking op donderdag 5 en vrijdag 6 april 2001. Deze week een ruime toegift, want ook op donderdag de 12e was er op het spoor een werkonderbreking te betreuren, en ook op donderdag de 12e moest ik in Utrecht zijn voor een college.

Drie stakingsdagen dus binnen twee weken. Het viel voornamelijk te wijten aan de onderlinge vijandschap tussen de twee populairste vakbonden onder het spoorpersoneel: FNV en VVMC. De FNV was verantwoordelijk voor de 48-uursstaking in week 15, en schijnt ook de hoofdschuldige te zijn van het mislukken van het overleg met de NS-directie na het weekeind ("schijnt"; De digitale reiziger zit er niet bij; er zit geen enkele reiziger bij, en we moeten het allemaal maar reconstrueren aan de hand van krantenverslagen, geschreven door journalisten die er ook niet bij hebben gezeten).

Inmiddels had de VVMC, om niet achter te blijven bij concullega FNV, werkonderbrekingen aangekondigd voor woensdag de 11e en donderdag de 12e. Die van woensdag werden op het laatste nippertje afgeblazen; een streek die VVMC ook enkele weken eerder al had uitgehaald. Aangezien er diezelfde dag weer één of ander ultimatum afliep, en de vakbonden het, mede door de starre houding van FNV, niet allemaal eens konden worden met NS-opperhoofd Huizinga, riep VVMC woensdagavond alsnog op tot een 24-uurstaking, ingaande om 4.30 uur, donderdagnacht. Dit tot onaangename verrassing van vele treinreizigers, die stiekem gehoopt hadden dat het ook deze keer wel met een sisser af zou lopen.


Boterdorp

Donderdagmorgen laat teletekstpagina 751 hetzelfde beeld zien als 168 uur eerder: een handjevol stoptreinen op de belangrijkste railverbindingen, en dat is alles. Ik neem niet eens meer de moeite om naar station Leiden Centraal te gaan, en begin mijn busreis tegenover het Leidse Stadhuis, even na het middaguur, na een bezoek aan de Leidse openbare bibliotheek.

Ik heb besloten, er maar een middagje-uit van te maken, niet de kortste weg via Gouda te nemen, en in plaats daarvan te reizen via Rotterdam. Daartoe neem ik bus 170 van 12.06, een moderne groene Connexxion, met maar liefst 47 zitplaatsen, die tijdens deze rit hard nodig zijn, ook.

In de spits reis je in een dik uur van Leiden naar Rotterdam; ik heb het traject vorige zomer, in de omgekeerde richting, afgelegd in gezelschap van Maarten Batenburg. Tussen de middag kost de rit je bijna anderhalf uur. De stopbus rijdt door typisch Zuid-Hollandse dorpen, met lange vaarten, huisjes daarlangs en bruggetjes eroverheen. Het grootste van die dorpen heet Zoetermeer, en is gedurende de afgelopen 30 jaar gegroeid van 10.000 naar 120.000 inwoners. Het heeft een stadshart, een ziekenhuis, een meubelboulevard, een eigen spoorlijn en verder alle problemen van de grootstad, maar de oude dorpskern is toch ook nog steeds intact. Deze steenklomp in de polder wordt bereikt via Zoeterwoude Dorp en Stompwijk.

Lijn 170 is voor een normaal mens geen alternatief voor een treinreis Leiden - Rotterdam. Dat de bus toch vol is, komt door het feit, dat de verbinding Leiden - Zoetermeer erg populair is; ook op dagen dat de treinen rijden. De bus is op dit traject so wie so sneller dan de trein.

Van het busstation Centrum-West bij het stadshart (hieronder afgebeeld op archieffoto uit de winter van 1999, toen ik de "krakeling" deed) vertrekken vrijwel alle bussen om .05 of .35, zodat je in alle richtingen aansluiting hebt. Onze bus dreigt te laat te komen. De chauffeur vraagt via de mobilofoon of lijn 173 nog even wil wachten op een paar overstappers. 173 rijdt ook naar Rotterdam, maar via Bleiswijk in plaats van Berkel.

Als we met een paar minuten vertraging het busstation naderen, zien we een stuk of twaalf bussen uitwaaieren over alle windrichtingen. Alleen de 173 staat, overeenkomstig de afspraak, nog bij de halte.



Na het busstation maakt bus 170 een paar in mijn ogen volkomen overbodige slingers door Zoetermeer, waar mijn toch al zo gebrekkige oriëntatievermogen me ogenblikkelijk in de steek laat. Het loopt al tegen één uur als de bus eindelijk koers zet naar het volgende dorp, het langgerekte Berkel, dat ergens voorbij het midden plotseling overgaat in Rodenrijs. Daarna steekt de bus het toekomstige tracé van de HSL over en belanden we in Bergschenhoek. Langs dat HSL-tracé hebben we vorige nazomer nog gefietst.

Bergschenhoek is een groeigemeente met twee grote nieuwe wijken: Oosteindse Acker en Boterdorp Zuid-West, respectievelijk bereikbaar met buslijnen 173 en 170. De bus doorkruist even later Hillegersberg, een dorpje dat bij de gemeente Rotterdam is ingelijfd. Op de Straatweg, langs de Bergse Plassen, rijden de bussen van Connexxion parallel met RET-tramlijn 4. Tram en bus hebben elk hun eigen haltes, die soms honderden meters uit elkaar liggen. Zo wordt het vervoersaanbod eerlijk verdeeld, maar voor reizigers moet het irritant zijn, de bus langs te zien stuiven als je bij de tramhalte staat, of andersom.

Op de Bergweg komen we muurvast te zitten in een file waarvan ik niet weet of hij "normaal" is, dan wel veroorzaakt door de NS-staking. Kruipend van kruispunt tot kruispunt bereiken we Rotterdam CS, met een vertraging van tien minuten. Onze bus rijdt meteen verder; hij verandert in lijn 129 (Rotterdam - Zweth - Delft - Rijswijk - Wateringen - Den Haag ZW - Kijkduin) en wordt bestormd door circa 60 stakingsslachtoffers, die naar Delft willen.




Slot

Het plaatje van de hemelsblauwe treinaanwijzer completeert het fotodrieluik dat ik vorige week begonnen ben op Utrecht CS en heb voortgezet op Den Haag CS. In Rotterdam zijn zelfs complete perrons afgesloten voor het reizigerspubliek, waaronder spoor 3 / 4 voor de treinen naar Maassluis / Hoek van Holland. Het wordt tijd, dat de Hoekse Lijn wordt overgedragen aan RET; weer een traject waar NS-ellende tot het verleden behoort.

De Thalys en de "Brusselaar" rijden vandaag of er niets aan de hand is. Afgezien daarvan kun je niet ver komen vanuit Rotterdam. Stoptreinen naar Dordrecht, Den Haag CS en Gouda Godverwelle, dat is het enige wat de CTA's momenteel te bieden hebben. In de brede doorgang onder de sporen, waar zelfs vandaag nog redelijk veel mensen lopen, staat een railcateraar namens NS gratis koffie uit te delen aan gestrande reizigers. Maar van mij mag NS die koffie helemaal zelf opzuipen; ik ben niet meer in de stemming om kraaltjes, spiegeltjes en zilverlingen aan te nemen. Bovendien ben ik geenszins gestrand, maar op doorreis per bus. Als er iéts gestrand is, is het NS zelf; laat ik dat even vaststellen.



Grand Café Engels, waar ik een broodje kroket verorber, is de meest ideale tram-spotplek van Nederland (ex aequo met de Haagse openbare bibliotheek): alle lijnen, met uitzondering van nummer 2, passeren dit punt. Ondanks de staking is het even druk als anders op het stationsplein. Het uitzicht op die jachtige wereldstad vol wolkenkrabbers werkt - het lijkt tegenstrijdig - uitermate ontspannend, en ik blijf hier dan ook ruim drie kwartier plakken.

Achter me zitten twee handelsreizigers te praten over elektronische cijfersloten. Daar zij Frans spreken, versta ik het niet, maar ik zié het, want ze hebben elk een demonstratiemodel bij zich. Je kent die sloten wel: je moet een cijfercombinatie intypen, en als je dat foutloos doet, springt als beloning de deur voor je open. Die deur hebben ze vanzelfsprekend niet bij zich; het demonstratiemodel bestaat alleen uit het toetsenbord, het slot en ook nog de deurklink, om het echt overtuigend te maken. Ze praten maar en ze praten maar; drie kwartier lang over die sloten. Ik durf te wedden dat ze helemaal geen oog hebben voor wat mij mateloos fascineert: hun slot geeft toegang tot Niets. Een slot zonder deur, en zonder af te sluiten ruimte. Je zou het diep-ziembolisch moeten opvatten, wist je niet dat de schrijver een realist is, die het alleen zo heeft opgeschreven omdat het echt zo gebeurd is.


Laat-ie klein zijn!

Kwart voor drie, op naar Utrecht. Dat betekent: twee korte metroritten, en een heel lange busreis. Op Beurs stap ik over van metro op metro/sneltram. In de metro/sneltram naar Capelsebrug loopt een schooier langs de banken met een verfomfaaid, leeg pakje Caballero, dat hij de passagiers onder de neus duwt. De mensen kijken eerst niet-begrijpend, maar ik hoor hem "gulden, gulden" mompelen. Als hij bij mijn zetel is aangekomen, veins ik hem niet te verstaan, lach hem vriendelijk toe en zeg: "nee dank u, ik rook niet".

Om 15.05 kom ik aan op Capelsebrug, dat geteisterd wordt door hevige slagregens. Hoe lang moet ik hier staan te verkleumen? Ik heb geen benul wanneer bus 195 naar Utrecht vertrekt (vergeten op te zoeken), maar dat blijkt precies om 15.05 te zijn. Een man of 50 staan te wachten. Er komt een standaardbus aanrijden, helaas geen gelede. Ik wring me naar binnen, en vind nog een zitplaats. Veel reizigers hebben Utrecht als eindbestemming. Als we vertrokken zijn, hoor ik een studente vertellen dat zij helemaal naar Amersfoort moet. Het laatste stuk kan zij meerijden met haar vader, die vandaag een vergadering in Utrecht heeft. Er moet, dank zij NS en de vakbonden, een hoop geregeld worden, vandaag.

Deze route heb ik al eens afgelegd, en wel in een aflevering van september 1998, toen ik lange lijn 154 naar Utrecht had genomen, langs de Lek, en vervolgens lijn 195 terug, aan de andere kant van de rivier. Om de tijd tot Utrecht te vullen, ga ik, net als vorige week, maar weer eens wat filosoferen over het arbeidsconflict op de spoorwegen. Wat is er deze week precies gebeurd? Zoals gezegd moet de krantenlezer de feiten maar zien te reconstrueren uit het weinige wat de onderhandelaars na afloop willen loslaten.

Het meest verbijsterende dat ik de afgelopen dagen gelezen heb, was het volgende: de delegaties van de drie onderhandelingspartijen: NS, FNV en VVMC, hebben 21 uur in successie doorgebracht in de conferentiezaal, maar de onderhandelingen zelf duurden slechts één uur. De rest van de tijd werd besteed aan overleg binnen de delegaties, en aan ruggespraak met de respectieve achterbannen. VVMC en FNV hebben elk een paarduizend leden onder het murmurerende rijdend personeel van NS, en het lijkt erop dat al die duizenden eerst hoogstpersoonlijk hun fiat moeten geven, wanneer de onderhandelaars van plan zijn, weer enkele micrometers op te schuiven in de richting van NS. "Zoeken naar de opening"; slechts één op tienduizend cijfercombinaties doet het slot openklikken.

Paranoia heerst endemisch binnen de kringen van het NS-personeel, en richt zich niet alleen op hun natuurlijke vijand (de baas) maar ook op hun vakbondsvertegenwoordigers. Op de discussielijst OVL onderschepte ik laatst een vermoedelijk schromelijk overdreven scheldkanonnade van een chronisch overspannen machinist, gericht tegen vakbondskaderleden, die nog maar één dag per twee weken "op de bok" zitten, gedurende de rest van de tijd vrijgemaakt worden voor het vakbondswerk, en daardoor eigenlijk geen weet hebben van wat zich op de werkvloer afspeelt.

Ook tussen de vakbonden onderling heerst ziekelijk wantrouwen. Ik las een artikel over het "vijanddenken" dat een rol gespeeld zou hebben bij het escalerende conflict op de spoorwegen (let wel: men bedoelde het vijanddenken tussen beide vakbonden FNV en VVMC, die eigenlijk aan dezelfde kant zouden behoren te staan). In dat artikel heb ik vergeefs gezocht naar woorden als "machinist", "conducteur", "reiziger", "trein", "dienstrooster", "RRRDK". Die stonden er niet in. Gáát dit nog wel ergens over?, dacht ik na lezing. In ieder geval niet meer over spoorwegen.

Inmiddels blijkt uit alles wat ik deze week gehoord, gezien en gelezen heb, dat ik niet de enige Nederlander ben die schoon genoeg heeft van al dit gelazer. Naar mijn schatting wenst 95% van onze landgenoten alle vakbonden, alsmede het voltallige personeel, de OR en directie van NS, collectief naar de verdommenis. Elk naar hun eigen verdommenis, natuurlijk, want veronderstel dat ze in de hel nog verder blijven redekavelen!

Zelfs Kok werd er van de week helemaal emotioneel van; ik had het niet voor mogelijk gehouden. Hij noemde het spoorwegconflict "on-Nederlands", maar voor mij is de hele tragikomedie juist super-Hollands; een uitwas, en tevens het failliet van ons ooit zo bewonderde poldermodel.

De laatste weken komt regelmatig het volgende visioen bij me op. Op het Malieveld in Den Haag verzamelen zich alle strijdende partijen in het spoorwegconflict: de directie, de vakbonden, de OR, de collectieven, noem maar op. Elk factie is vertegenwoordigd door een legertje stoere knapen, die tot de tanden bewapend zijn met pijlen, knotsen, speren, blijden, hellebaarden, goedendags en wat verder maar aan Middeleeuws wapentuig bijeen geraapt kon worden uit het Legermuseum te Delft. En het vervolgens, tijdens een nationale life-TV uitzending, gewoon maar uitknokken; net als in de tijd van de Hoekse en Kabeljauwse twisten. Gerrit Komrij, als nationale dichter, staat op de eerste rang, en schrijft er een fraai episch dichtwerk over, in het Middel-Nederlands.

Wel wat primitief natuurlijk, maar deze methode heeft twee duidelijke voordelen boven het óverlegritueel. Eén: er komt tenminste een beslissing. Twee: de belligerenten hebben alleen zelf last van hun strijd, en slepen niet heel Nederland mee in de narigheid.

Ik vergat ROVER bijna - het beste wat je met deze club kunt doen. De afgelopen week heeft ROVER zichzelf opnieuw overtroffen in lulligheid en kleingeestigheid. ROVER-hoofdman Rudy Schoonveld doet op Internet een oproep tot een "reizigersstaking": treinpassagiers moeten weigeren hun kaartje te tonen, en afzien van deelname aan reizigersonderzoeken.

Deelname aan een dergelijke protestactie moet krachtig worden ontraden (temeer daar ik Rudy goed genoeg ken om te weten dat hij er zelf niet aan mee durft te doen, in de trein). Ik heb niets tegen het gallen van OV-personeel; sterker: ik pas dit strijdmiddel zelf regelmatig toe, maar dan wel ten opzichte van mensen die het ernaar gemaakt hebben. De ROVER-actie treft het hele NS-personeel, en is misselijk ten opzichte van de conducteurs die niet meegestaakt hebben, geen lid zijn van een collectief, en de reiziger gewoon de service geven die hem toekomt. De tijden van 1983 zijn voorbij: toen waren stakingsbereide conducteurs zo vriendelijk, in de coupé te verschijnen met een duidelijk zichtbare protest-sticker ("Boos op Koos", was in die herfst de slogan). Die conducteurs werden flink getreiterd door verbolgen treinpassagiers - terecht, laten we wel wezen - en sedertdien heb ik nooit meer een actiebutton gezien op de revers van een NS-personeelslid.

Vee

We komen om 16.25 aan in Utrecht, 5 minuten te vroeg. In de stationshal is het betalende NS-vee samengestroomd (weergegeven in zwart-wit, om die afgrijselijke groene kleur niet te hoeven zien). Men werpt verlangende blikken op de ook vandaag weer onbeschreven centrale halaanwijzer (inderdaad: zo heet dat blauwe ding). Geen postende stakers; vandaag. De VVMC heeft afgezien van zichtbare aanwezigheid in de hal; het lijkt me een wijs besluit.

Ik bezoek een paar perrons; op Utrecht CS is niets afgesloten. Veel treinen vertrekken er niet. De 16.39 naar Leiden is zojuist via de stationsomroep gecanceld, maar de passagiers blijven vol hoop en verwachting op de treeplank staan, om er meteen in te kunnen springen als de fluit klinkt. Een paar perrons verderop staat een plan-T gereed met de deuren uitnodigend open, maar de koersrol is blanco. Ik denk terug aan dat slot zonder deur of kamer; ik kan er weinig aan doen.


Bestand

Op college gaat het deze keer over het modernisme, dat in heldere taal toch soms nog verrassend onbegrijpelijk is. Wat moet ik ook met poëzie? Ik ben zo langzamerhand de enige Nederlandstalige, ouder dan 9 jaar en de kunst van het lezen en schrijven machtig, die zelf geen gedichten schrijft.

Om kwart voor elf wordt ik afgezet bij Voorburg Station. Mij rest nu nog een ritje in een vrijwel lege bus 48, die van Voorburg (overdag vanaf Delft) naar Leiderdorp rijdt. Rond 23.10 stap ik uit bij de halte Sweelincklaan in Leiden Zuid West. Einde van de derde stakingsdag, en daarmee van deze riante toegift op het artikel van vorige week.

Na thuiskomst lees ik op teletekst, dat er een Zevendaags Bestand is afgekondigd in de Tachtigjarige Oorlog op het NS-net. Dit betekent, dat ik in de loop van deze week in ieder geval geen derde artikel hoef toe te voegen aan deze wat treurige Babylonreeks. En zo krijgt dit verhaal toch nog een min of meer positief slot.

Frans Mensonides
Tweede Paasdag 2001