Jaargang 5 Aflevering 6 WOENSDAG 5 JUNI 2002
Deze column is afkomstig uit het archief van REFLEXXIONZZ!
Klik hier voor de meest recente aflevering.

OV-reisverhaal

Rinkelbommen - historie en heden van HTM-lijn 11

De historie

Waarom de ene wel, en de andere niet? Het 25-jarig bestaan van de Zoetermeerlijn is onlangs gevierd met veel luister, en een prijsvraag, maar over het 75-jarig jubileum van HTM-lijn 11 (Den Haag HS - Scheveningen Strand) heb ik nog geen syllabe gelezen. Misschien komt het nog; de officiële openingsdatum van deze lijn was 15 juli 1927.

In driekwart eeuw tijd is het eindpunt van lijn 11 bij Hollands Spoor enkele malen verplaatst.Ook is de verbinding met Scheveningen enige tijd verbroken geweest doordat de tram tankwallen op zijn weg vond; we schrijven dan natuurlijk 1944-1945. Afgezien daarvan: 75 jaar trammen onder hetzelfde lijnnummer en via dezelfde route. Het is uniek, zeker binnen een trambedrijf dat elk jaar, niet altijd om overduidelijke redenen, lijnstukken verwisselt en lijnnummers dooreengooit.

Lijn 11 is enig in zijn soort, en misschien daarom al die tijd onaangetast gelaten door verander-zieke planologen. Neem alleen het uitzicht. Waar de meeste trams in ons land zich manifesteren in winkelstraten en kaarsrechte, saaie buitenwijk-lanen, slingeren die van lijn 11 zich langs achtertuinen, volkstuincomplexen, een zeehaven, speelplaatsen en grimmig beschoorsteende fabrieksgebouwen. En dat alles over een geheel vrije baan; soms lijkt het alsof je een heuse spoorlijn berijdt, in plaats van een doorsnee-stadstramlijntje. Dat is ook zo, feitelijk.

Om het bijzondere karakter van lijn 11 te verklaren, moeten we terug in de geschiedenis, nog verder dan 1927. De voorloper van lijn 11, een stroomtramlijn van de HSM (Hollandsche IJzeren Spoorweg Maatschappij), werd geopend in 1886.

Het 8 kilometer lange railtraject tussen Den Haag en Scheveningen vervulde de dubbelrol van tramlijn en goederenspoorbaan. Je kon binnen een halfuur tijd van HS naar het strand trammen; een hoog tempo voor het stoomtijdperk. De stoomtrams reden in halfuurdienst (later zelfs elk kwartier). Tot 1915 heeft de tramlijn een kort zijtakje gehad dat, achter de bebouwing van de Laan van Meerdervoort langs, naar de Anna Paulownastraat voerde.

Het goederenvervoer op deze HSM-lijn bestond vooral uit fruit- en groentekisten, die op weg waren van het Westland naar de Scheveningse Haven. Op de terugweg zullen de goedrenwagens vast wel haring landinwaarts vervoerd hebben; ik heb het nergens kunnen vinden in de boeken, maar het ligt voor de hand.

De tram-/spoorlijn volgde nauwkeurig de grens van de Haagse bebouwing, en dat verklaart het uitzicht op onder andere achtertuinen, waarvan ik zoëven gewag maakte. Als je in 1886 naar Scheveningen spoorde, zag je aan je linkerhand slechts weilanden en kassen, maar dat zou niet lang zo blijven, want de grens tussen stad en (West)land zou zich de eeuw daarop 5 kilometer naar het Zuidwesten verplaatsen.

In de jaren 20 vond een grootscheepse uitbreiding en reorganisatie plaats van het tramvervoer in en om Den Haag. De HSM-stoomtramlijn naar Scheveningen werd voor reizigersverkeer gesloten in 1925, geëlektrificeerd, en twee jaar later heropend als lijn 11 van de HTM. Lijn 11 was toentertijd de enige tramlijn op straatniveau in Europa die geheel op vrije baan lag. Tot in de jaren 70 zou over deze lijn incidenteel ook nog goederenvervoer plaatsvinden, in samenwerking tussen NS en HTM.

Snelheid was het handelsmerk van lijn 11. Het Den Haag van net-na-Couperus moest daar wel aan wennen. Kwiek in- en uitstappen was het chapiter. Zodra de conducteur constateerde dat alle passagiers in de tram geklommen waren, gaf hij een vinnige ruk aan het bellekoord; voor de bestuurder het signaal om ervandoor te jakkeren. Er werd dan niet gelet op deftige dames en heren die, zwaaiend met aktetassen en paraplu’s, nog kwamen aanrennen.

De vierkanterige trams, meestal bestaande uit een 800-motorwagen plus een bijwagen, ontwikkelden een voor die tijd bloedstollende snelheid. Bestuurders namen op elke kruising voorrang op het wegverkeer, hetgeen ook weer gepaard ging met driftig gebel. “Rinkelbommen”, zo luidde al spoedig onder Hagenaars de spotnaam voor de wagens op deze lijn.

De tramreizigers van 1927 hadden niet in de gaten, wat wij inmiddels weten: dat zij het eerste Nederlandse light-railproject aller tijden bereisden. Een vrije baan en hoge snelheid, daar draait toch immers de complete light-rail-retoriek om (behalve dan bij de Rijn-Gouwelijn, die zich straks door de smalle Leidse binnenstad mag wringen)? 20 minuten stond er indertijd voor het ritje van spoorwegstation naar strand, een rijtijd die door de gezwinde spoed van bestuurder en conducteur meestal wel gehaald werd. Tegenwoordig klok je op lijn 11 meestal 21 à 24 minuten. De huidige trams kunnen niet veel harder dan de 800-en van weleer, de bestuurders mogen zich niet meer haasten van hun vakbonden, en het verkeer op wegkruisingen is, om het eufemistisch uit te drukken, een tikje drukker dan in the roaring twenties.

In de jaren 80 was ik vaak te gast op lijn 11. Ik had elke vrijdagmiddag vrij van mijn werkzaamheden in Rijswijk, en wist zelden een betere vrijetijdsbesteding te bedenken dan naar Scheveningen te gaan, eventueel met ruime omweg, en op heen- of terugreis die curieuze tram 11 te nemen. Week na week na week na week reisde ik op dat lijntje. Ik bezat toen een bezadigd levenspatroon en een - noem het maar gerust saaiheid - die niet bij mijn jaren paste. De onrust en de gedrevenheid zijn later pas ontstaan.

Indertijd werd gereden met die donkergele, korte PCC-wagentjes van de 1300-reeks, vaak versterkt door een gemotoriseerde, onbemande bijwagen onder nummer 21-zoveel. De laatste wagens vervielen kort daarna in ongenade, omdat er door sommige passagiers, bij gebrek aan toezicht, volop gerookt, geblowd, verbouwd en gemolesteerd werd (al heb ik dat op lijn 11 natuurlijk zelf nooit gezien). De 2100-en werden gesloopt (door een sloopbedrijf, bedoel ik, niet door de passagiers); de overige PCC’s deelden spoedig dat lot, op de draaistellen na, die zich nu onder sommige trams van de blauwe 3100-serie bevinden.

In die tijd was de spoorse voorgeschiedenis van deze lijn nog duidelijker te zien dan nu. Bij de Haagse Markt lag een klein rangeeremplacementje, met maar twee sporen, voor zover ik me kan herinneren, maar met echte handbediende wissels. Ook lag er pakweg om de 2 kilometer een overloopwissel (vroppp, vrappp! als de tram eroverheen reed). Met éénrichtingstrams had je daar niet veel meer aan, en ze zijn dan ook verwijderd.

De laatste tien jaar ben ik over de wijde wereld uitgezworven, en heb lijn 11 nooit meer genomen. Dat is niet helemaal waar, maar ik schrijf het toch maar op, vanwege de emotionele lading, want de rest van dit artikel beschrijft een roerend weerzien.


Het heden

Al een man of dertig staan klaar op de Stationsweg bij Hollands Spoor, als de blauwe tram van lijn 11 de hoek om komt knarsen, op zijn van de PCC’s gestolen onderdanen. Het is vrijdagmiddag, als vanouds. Tegenwoordig rijdt lijn 11, na aankomst bij HS, een rondje langs het Rijswijkseplein en door de Oranjelaan, om met zijn neus weer in de richting van het strand te komen. In de jaren 70 ‘driehoekten’ de trams daartoe in de Jan Blankenstraat, 100 meter van hier. In die jaren nam ik op zomerdagen ook al vaak de 11 naar Scheveningen; niet om aan het strand te liggen, maar om de hele hete middag lang mijn zakgeld te verflipperen bij Hommerson.

Meteen na vertrek de klim naar het spoortalud langs de Parallelweg. Rechts de Schilderwijk, 15 jaar geleden nog oud en vervallen; nu keurig netjes gerenoveerd. De tram deelt hier de baan met de lijnen 8, 9 en 12. De eerste twee takken bij de Wouwermanstraat af in de richting Vrederust. Tussen de sporen in bevindt zich een groot perron, dat zwart staat van de passagiers. Mijn tram krijgt een nieuwe injectie overstappers.

Verder gaat het, langs volkstuinen. Even later komt de Haagse Markt in zicht. Deze strekt zich over 500 meter uit langs de trambaan, tussen de haltes Hoefkade en Hobbemaplein. Het is de grootse markt van de melkweg, en vermoedelijk de enige warenmarkt in Nederland, of de enige wat-dan-ook, die geopend is op maandag, woensdag, vrijdag en zaterdag. Al die dagen trekt de markt tienduizenden bezoekers, waarvan velen per tram komen. In het PCC-tijdperk kende lijn 12 een speciale dienstregeling, met extra-hoge frequentie, die alleen geldig was op marktdagen.

Bij het Hobbemaplein kruisen we lijn 6, en even verderop raken we lijn 12 kwijt. Vanaf hier kan nummer 11 zijn eigenwijze zelf zijn. Het is druk; de tram is bij de markt vrijwel compleet leeg- en weer volgelopen.

Naast me zit dé Hagenaar; ruim 55 jaar oud, en met en door het leven getekende, gegroefde kop. Een leren jekkertje, een lawaaierig overhemd, plakkerig zwart matje in de nek, spogtschoenen, en veel te grote namaak-gouden oorbellen zijn zijn rekwisieten. Hij laat zich vergezellen van een hond met bepaald ongunstige gelaatstrekken. Haagse Harry is een cliché, maar overal in het Haagse wordt hij nagevolgd, zodat hij steeds cliché-matiger wordt.

Een paar haltes verderop kruist lijn 11 nummer 2 naar Kraayenstein. Hier stapte ik vaak over, op mijn omzwervingen. De halte bevond zich bij de Mackaystraat, een rijtje wrakke huizen, die elkaar schouder aan schouder overeind hielden, en beslist de stoomtram nog hadden zien rijden. Deze straat, het verbaast me niet, is nu in zijn geheel verdwenen; we hebben uitzicht op een grote zandvlakte. De energiefabriek, een paarhonderd meter verder, is er nog wel.

Voorbij de Laan van Meerdervoort begint de tocht langs de achtertuinen. Hier is weinig veranderd. Zwish-Zwish-Zwish hoor ik weer, als de tram langs de schuurtjes scheert, die kleurrijk beschilderd zijn met graffiti. De halte Groot Hertoginnelaan ligt nog steeds op twee stappen afstand van een kroegje. Het pandje ernaast, wat het ook maar geweest is, is voorgoed gesloten met een zwaar ijzeren rolluik; op de stoep ervoor groeit het gras tussen de tegels. Het is er nog, die zweem van mild verval, die altijd rond deze tramlijn hing.

We passeren de Houtrusthallen. Nu zijn we door de volkswijken heen en begint het meer gegoede gedeelte van Den Haag. Statig zoeft de tram over de brede van Boetzelaerlaan, met plantsoenen en kinderspeelplaatsen langs de baan. Na een doorkijkje op de Scheveningse haven volgt een slalom langs opnieuw achtertuinen. Maar dan komt, ruim 20 minuten na het vertrek van HS, het moment waarop klassiek geschoolden “thalassa, thalassa” kunnen uitroepen.

Met geen enkele raillijn in Nederland kom je zo dicht bij zee. Vanaf de keerlus van lijn 11, onder het wakend oog van de vuurtoren, stap je meteen de boulevard op, en het strand.

Bij Pier en Kurhaus ligt een groot OV-knooppunt, met 6 bus- en tramlijnen. Alleen die eigenwijze lijn 11 heeft natuurlijk weer iets bijzonders, en eindigt 1200 meter ten zuidwesten daarvan, nabij de vuurbaak, het standbeeld van het vissersvrouwtje en het monument voor een door zinloos geweld gevelde uitgaander. In de jaren 20 hebben ze gedacht over doortrekken van lijn 11 naar het Kurhaus, maar het is er niet van gekomen.

Ik loop in de richting van de pier. Deze laatste dag van de meteorologische lente is een twijfelgeval. De zon schijnt, en op het terras van Bora-Bora worden de eerste bleke blote borsten zichtbaar, maar de wind op het strand is fris; de kleren blijven daar aan.

Ter hoogte van de Palacepromenade maak ik rechtsomkeert; ik voel niets voor het normale tramvervoer, vandaag, en loop terug naar lijn 11, het apartje in het Haagse tramnet: de kortste, de raarste.

Er is er net één weg, maar lijn 11 is de wachttijd van 10 minuten zeker waard. Ik stap in de volgende. De eerste halte, in de eerste bocht, heet Vuurbaakstraat en ligt te midden van wat vroeger de Woeste Hoogte genoemd werd. Hier woonden lieden met een kwalijke reputatie; terecht of niet. Vooral met Kerstbomentijd en oudjaar schijnt het er gespookt te hebben. Er stonden kleine flatjes op een soort duin, herinner ik me vaag, maar er is flink gesloopt, zo te zien; ik weet niet goed meer hoe het er vroeger uitzag.

Deze trambestuurder is lid van de vakbond. Hij heeft zeker nooit het verhaal gehoord van de Rinkelbommen. Het gedeelte langs de energiefabriek wordt genomen met een gangetje van 25 km/uur, op die mooie lightrail-baan, die in drie eeuwen geleefd heeft. Natuurlijk: 400 meter verder, bij de McKaystraat zal ik maar zeggen, staat het negenoog toch maar op rood, dus waarom zou je je haasten?

Ik word dat geteut snel zat, en stap uit bij het Hobbemaplein om nog even over de markt te lopen. Zo tegen het eind van de middag is het er wat je noemt: gezellig druk.

De Haagse Markt is een instituut, en heeft zelfs een website. Je gaat er niet heen om snel-snel even je boodschappentassen te vullen met koopwaar. Gezien het opvallend grote aantal eet- en drinktenten, en toiletvoorzieningen, zullen de meeste kopers er wel uren en uren zoekbrengen.

Het beeld van vele autochtone Hagenaars, dat er “alleen maar van die buitenlanders” rondlopen, klopt niet. Integendeel: als ergens het begrip “integratie” in praktijk wordt gebracht, is het hier wel. Turken en Marokkanen, sommigen in zwart pak met das, staan in de rij voor iets oer-Hollands als een lekkerbekje, maar bij de Döner Kebabzaak tref je mening Nederlander aan. De sfeer is overal gemoedelijk.

Een geheel in zwarte sluiers gehulde vrouw probeert af te dingen bij een Hollandse koopman in stoffen.
-”Eén meter, één euro; elf meter, elf euro”, zegt hij in telegramstijl.
-”Tien!” [zonder veel hoop]
-”Elf!”

Deze transactie gaat niet door. In het kraampje ertegenover kun je voor 7 uro een kwaliteitshorloge kopen. Zou het dan toch waar zijn, dat op de markt 45 eurocent 68 eurocent waard is (een gulden een daalder, zoals ooit de leuze luidde)?

Ik mis iets, zonder het echt te missen: marktmeesters, en het leger stadswachten dat in grote mensenmenigten tegenwoordig vrijwel onvermijdelijk is. Pas na lang speuren vind ik het gezag: twee politieagenten, die in het midden van het marktterrein kalm met elkaar staan te kouten. Het handhaven van de wet lijkt geen reuzentoer, op een mooie meidagmiddag op de Haagse Markt.

- - -

Ik verlaat de markt via de uitgang Hoefkade en stap in de tram voor de laatste 1,5 kilometer naar Den Haag HS. Sorry, lijn 11, van die tien jaar; zo’n gat in de frequentie zal niet meer voorkomen. Je bent nog altijd de uniekste tramlijn van Nederland, al zijn alle herinneringen aan het goederentijdperk weggewist. “Uniekste”, het is slecht Nederlands, maar een beter woord om je te karakteriseren kan ik niet bedenken.

Frans Mensonides

- - -

PS: historische gegevens werden ontleend aan het boek ‘Allemaal voorzien? De Haagse tram in woord en beeld’ van Ron de Bock, en vele andere naslagwerken, waarvan ik geen zin heb, de titels op te sommen. Je vindt ze in de rubrieken 657.82 en 657.83 op de vijfde etage van de Haagse Bibliotheek, en kunt ze raadplegen met uitzicht op het tramkruispunt Spui - Kalvermarkt - Grote Marktstraat, waar bijna alle tramlijnen van Den Haag (maar niet lijn 11) langskomen.

- - - -

PPS: HTM heeft onlangs de ROVER Reizigersprijs 2002 gewonnen, niet voor snelheid, maar wel voor uitmuntende digitale reisinformatie.


Aflevering gemist? Kijk in het overzicht van recente REFLEXXIONZZ! In de rechterkolom.

Daar is ook te zien: Fris Spr!ts, een mededeling van de directie, en alweer een voetbal-gouwe-ouwe

Pasfoto Frans Mensonides

foto: Wim Scherpenisse


Colofon

Deze rubriek verschijnt onregelmatig, maar gemiddeld twee keer per week, en maakt deel uit van de sluimerende site De digitale reiziger.
Teksten: Frans Mensonides en/of Fris Spr!ts, tenzij anders vermeld.

Wie op de hoogte gehouden wil worden van alle updates, kan zich aanmelden voor de nieuwsbrief Reiziger.

Op- of aanmerkingen, opbouwende of afbrekende kritiek, benevens suggesties zijn welkom in mijn brievenbus. Vrijwel alle brieven worden door mij beantwoord, zij het meestal niet per kerende post.


Overzicht meest recente REFLEXXIONZZ!

Euro, Teuro, zeuro Is het leven nu zo duur, of lijkt dat maar zo? - Zo. 02.06.2002
- - - -
Heel erg enge professor Het wetenschappelijk bewijs van charisma - Do. 30.05.2002
- - - -
Te denken geven Filosofieën rond de Intertraffic beurs - Za. 25.05.2002
- - - -
Je weet dat je 'uit' bent, als... ...je favoriete winkels altijd gesloten worden - Di. 21.05.2002
- - - -
REFLEXXIONZZ! terug! Waarin opgenomen de column: De 100 dagen van Pim Fortuyn - Vr. 17.05.2002
- - - -

Overzicht van ALLE verschenen afleveringen; 1998 - heden


Mededeling van de directie

Terwijl je deze rubriek leest, gebeurt het soms, dat er plotseling een grote advertentie in beeld verschijnt. Soms gebeurt dat ook niet. In beide gevallen: gebeuren of niet-gebeuren, kunnen wij daar niets aan doen. Het heeft te maken met het feit, dat Lycos een gratis provijder is. Die grote lappen van advertenties zijn de opvolgers van de beschaafde, maar minstens even hinderlijke smalle reclame-windowtjes, die je had toen Lycos nog Tripod heette. Maar laten we wel wezen: ook aan betaalde provijders kleven bezwaren, zoals we met Planet wel gezien hebben.

De directie


Gouwe Ouwe

Volgende keer zijn we er weer bij. Tot dan zullen er het moeten doen zonder voetbalgekte en zonder oranje geverfde volkswijken; heerlijk! Deze column van 11 juni 2000 beschrijft wat sommigen zo pijnlijk moeten missen.

Sjonnie, de protagonist uit deze REFLEXXIONZZ!, spreekt, als ik het verhaal teruglees, een raar allegaartjesdialect, met Leidse en Haagse invlooeden. Laten we er maar vanuitgaan, dat het verhaal in Leidschendam speelt; waarom niet?


De uitsmijter, door Fris Spr!ts

Het beoogde kabinet Balkenende stapt af van Pronk-doctrines op milieu-gebied

Ze PRONKen liever met eigen veren!

Ha, ha, hi, hi, ho, ho: allemaal even lachen om alweer zo'n flauwe, smakeloze woord-bak van Hollands kortste en kleinste columnist, ingehuurd van de goedkoopste krant van ons land: uw aller Fris Spr!ts.


© 2002, Frans Mensonides, Leiden


23/155/287