Bevrijdingsdag: een beetje onduidelijke en vage feestdag. Veel feestelijks gebeurt er in de meeste gemeenten niet, en verder heerst er verwarring alom.
Verscheidene winkels zijn open; sommige andere zijn dicht. Menige winkel heeft een compromis gevonden tussen open- en dichtzijn en is slechts geopend tot het middaguur.
Daarbij komt, dat bij bepaalde bedrijven in zekere bedrijfstakken gewoon gewerkt wordt, terwijl anderzijds verschillende fabriekspoorten gesloten blijven. Dat schijnt dan weer af te hangen van de CAO: er bestaan CAO's die geen rekening houden met het feit dat we op 5 mei bevrijd zijn.
In jaren, deelbaar door 5, is het allemaal weer anders; soms eenvoudiger, maar doorgaans nog veel ingewikkelder.
Moet dat nou zo? Kunnen we voortaan, in dit kruideniersland, niet gewoon één lijn trekken, en simpelweg alles dichtdoen en platgooien, op bevrijdingsdag? Desnoods, als dat te duur is, alleen in jaartallen die niet deelbaar zijn door 2, 3 of 5?
Hoe dan ook: zowel bij de HHS als de RUU waren de collegezalen op 5 mei gesloten; daarover bestond tenminste duidelijkheid. Maarten Batenburg en ik besloten tot een OV-reis door Noord-Brabant.
Ook in het openbaar vervoer heerst bevrijdingsverwarring. Diverse busmaatschappijen rijden als op een normale vrijdag; vele anderen als op zaterdag, maar sommigen als op feestdagen. Er bestaat zelfs nog een vierde mogelijkheid: vakantiedienst. Bij Conniksion maken ze het helemaal bont: daar is het per district verschillend. Over een paar weken, op de vrijdag na Hemelvaartsdag, krijgen we dat hele gesodeju opnieuw.
Maarten had een reisschema uitgestippeld, rekening houdend met alle mitsen en maren van 5 mei. Niet met behulp van die dure OVR-reisplanner, maar in de openbare bibliotheek Zoetermeer, waar ze alle busboekjes van heel Nederland ter inzage hebben. Daar moet ik ook maar eens heen. Zo'n OVR kan soms wel handig zijn voor mensen die van A naar B moeten reizen op tijdstip C, maar voor het uitzoeken van een leuke bevrijdingstocht is het aloude busboekje toch veel geschikter.
We spraken af, elkaar te ontmoeten in de sneltrein Den Haag - Nijmegen, die om 10.01
zou aankomen in Utrecht. Maarten zou in Zoetermeer in die trein stappen; ik in
Woerden.
In de trein naar Woerden zit een krijgshaftige oude baas tegenover me, met een vechtpet en
met een borst vol medailles. Hij beleeft dé hoogtijdag van het jaar; het is hem aan te zien. 364
dagen per jaar moet hij zwijgen over de oorlogstijd ("dát weten we nou wel, opa") maar
vandaag is het zijn dag.
Na aankomst in Woerden ren ik naar de Wizzl om wat frisdrank in te slaan (we hebben vandaag de eerste zomerse dag van 2000) en een paar broodjes, want in Brabant zijn vandaag vast alle bakkers om 12.00 uur dicht. Het schiet niet echt op bij de Wizzl: een passagier vóór me in de rij koopt een heel ingewikkeld kaartje; de spullenbaas van de winkel heeft te weinig Wizzl-geld in voorraad, zodat iedereen zo gepast mogelijk moet betalen. Om 9.49 ren ik naar spoor 5, waar ik de trein net binnen zie lopen. Ik ontmoet Maarten; dat is in ieder geval al weer een zorg minder.
In Utrecht zien we meer van die martiale mannen; ze stappen allen in de trein naar Nijmegen, die wij zojuist verlaten hebben. Die avond zal ik ze terugzien op het journaal: zij mochten in Wageningen, waar op 5 mei 1945 de capitulatie van Duitsland werd getekend, deelnemen aan een parade langs Prins Bernhard.
Wij nemen de trein naar 's-Hertogenbosch. Tijd om uit het raam te kijken hebben we
nauwelijks. Maarten heeft een rugzak vol informatie bij zich over verschillende
infrastructuur-projecten. Onderweg buigen wij ons over de routekaart van de Zuid-Tangent,
de busverbinding tussen Haarlem en Amsterdam Zuid-Oost, die in 2002 van start moet gaan.
Alleen in Houten werpen wij een korte blik naar buiten, op het korte pendelspoortje dat daar
wordt aangelegd.
De Langstraat, de streek rond Waalwijk, leeft al eeuwen van de leerindustrie; er waren (en er zijn nog steeds) veel schoenenfabrieken gevestigd. Schoenen hebben zolen; en zolen bestaan, zoals de meeste dingen, uit twee halve. In de jaren tachtig van de 19e eeuw werd er door de Langstraat een spoorlijn aangelegd. Deze liep van Lage Zwaluwe via Made, Raamsdonksveer, Geertruidenberg, Waalwijk en Drunen naar 's-Hertogenbosch. De bijnaam Halve zolenlijn lag voor de hand.
Er is nog maar een klein stukje over van de Halve zolenlijn; het maakt nu deel uit van de goederenlijn Moerdijk - Geertruidenberg, met een zijtak naar Oosterhout.
Wij nemen bus 137, de snelbus naar Tilburg. Als wij laten afstempelen voor Kaatsheuvel, zegt de chauffeur, dat we beter de snelbus kunnen nemen. Maar dit weigeren we resoluut; dan zitten we straks tussen de schreeuwende Efteling-kinderen, en dat kun je mensen van onze leeftijd niet meer aandoen. Bovendien hebben we geen haast.
De bus verlaat Den Bosch en kiest een hobbelige snelweg met betonplaten. Deze weg is vermoedelijk aangelegd langs de voormalige Halve Zolenlijn; hier en daar zien we iets wat best een ex-spoordijk zou kunnen zijn.
We passeren Vlijmen. Een stuk of vijf medepassagiers hebben we, waaronder twee Japanse toeristen die het vandaag ook kalm-aan doen.
Lijn 137 is niet echt een serieuze sneldienst; hij rijdt tot voorbij het Land van Ooit weliswaar over de snelweg, maar kiest daarna toch de boemelroute door de dorpen. Ook de S-met-vleugels, het sneldienstsymbool, staat niet op elke halte en lijnfilm afgebeeld. Lijn 136 is een duidelijker geval: dit is een echte stopbus.
Drunen is een rustig Brabants dorp. Er staan hier nog van die ouderwetse gietijzeren abri's;
tweezitsbanken. Op het uitgestorven dorpspleintje is een bevrijdingsmarkt, of de gewone
vrijdagsmarkt.
Maarten volgt de route op de kaart. Tussen Drunen en Waalwijk staat een oud spoorwegviaduct ingetekend; even later gaan we er inderdaad onderdoor.
Het is wel zonde dat de Halve zolenlijn is opgeheven: de Waalwijkse fabrieken trekken per dag heel wat forensen, en ook het uitgaande woon- werkverkeer zal wel zeer omvangrijk zijn. Bovendien had - maar dat is nakaarten - gemakkelijk een zijlijntje naar de Efteling aangelegd kunnen worden.
Waalwijk is een groot en uitgestrekt dorp. Later zoek ik het na: het telt 45.000 inwoners, en hoort daarmee thuis in de top 5 op de ranglijst van railloze gemeenten. Hetzelfde geldt voor de gemeente Heusden, waar we net doorgereden zijn, en waarvan o.a. Drunen deel uitmaakt. Ik heb ze over het hoofd gezien bij het samenstellen van de reeks railloze verhalen op DDR; er zal ook niemand van de lezers eens even waarschuwen: "je vergeet Waalwijk", nee hoor.
De gemeentepolitiek van Waalwijk zal wel heel erg boeiend zijn, met raadsfracties als Gemeentebelangen, Algemeen Belang, De Acht Kernen, Groen Linksaf, Lijst Brouwer en tenslotte de ene overgebleven arrebeider in de gemeenteraad, die zichzelf verenigd heeft onder de naam Werknemers Belang. Toch: er zit geen DEL (De Echte Liberaal) in de Waalwijkse raad; daarvoor moet je in Ter Aar zijn.
Waalwijk heeft een nieuw busstation, voorzien van een opvallend witte overkapping. Een jaar of zes geleden, toen ik hier voor het laatst was, was het niet meer dan een verzakt pleintje met een paar haltes. Indertijd reed hier nog de "sneltreinbus" Dordrecht - Waalwijk, de voorloper van de Interliner, die op dit traject ook al weer is opgeheven. Er rijdt nu in de spits nog wel een sneldienstje naar Dordrecht.
Zelden zagen we zo'n rustig busstation. De bus blijft hier zeven minuten staan, maar vergeefs: passagiers dienen zich niet aan.
Als de bus Waalwijk uitrijdt, zien we een reclamebord voor goedkope schoenen; rechtstreeks af-fabriek. Een ex-collega van mij, die in Den Haag woonde, propte zo'n twee, drie keer per jaar vrouw en kinderen in de auto, en reed naar Waalwijk om schoenen te kopen voor het hele spul. De benzine haalde hij er makkelijk uit, zoals hij me voorrekende op de achterkant van een archief-tabstrookje. Een calculerende burger; kaas kocht hij altijd in Edam.
Behalve schoenen, zijn in Waalwijk ook meubelen te koop. Aan de rand van het dorp ligt een
enorme meubelboulevard (al is die van Zoetermeer volgens Maarten groter, en is tegenover de
Haagse Hogeschool kort geleden de grootste gebouwd van de Benelux: The Megastores. Er is
veel belangstelling; het is vandaag echt zo'n typische meubelkijkdag.
Door een nieuwbouwwijk lopen we in de richting van de Efteling. Aan de overkant van de straat neemt een jongetje van een jaar of zes zijn kleine zusje onder vuur met een fonkelnieuwe speelgoedrevolver, die hij gisteren van zijn ouders heeft gekregen voor dodenherdenking. "Pauw, pauw, pauw!", roept het joch. Hij kijkt zijn zusje verwachtingsvol aan, maar het meisje weigert mee te spelen, en valt vooralsnog niet dood op de grond.
Het enorme parkeerterrein voor de Efteling staat nog niet eens helemaal vol. Misschien moeten er vandaag toch meer mensen werken dan je zou verwachten op een bevrijdingsdag die deelbaar is door vijf.
Bij het busstationnetje stoppen de snel- en stopbussen 's-Hertogenbosch - Tilburg, en lijn 181 en 182, de speciale sneldiensten naar de Efteling. Op het moment dat wij het busstation oversteken, komt bus 137 het terreintje oprijden. Er stapt niemand in of uit. 12.00 uur is te laat voor een dagje Efteling. Je haalt dan de hoge toegangsprijs er niet meer uit. Het schijnt hier een half uur voor openingstijd al zwart te zien van de mensen.
Wij lopen een rondje om Nederlands populairste pretperk heen. Ik ben er één keer binnengeweest. Dat was in 1964, toen het nog een sprookjesbos was, en de meeste dingen nog een kwartje kostten. Een sprookjesbos schijnt het nog steeds te zijn.
Aan de achterzijde is een fraai bospad, met mooie doorkijkjes op het Brabantse akkerland. Door de spijlen van een dik hek zien wij een stoomtreintje rijden. Ik ben te laat om het te fotograferen, en we besluiten te wachten op een volgende doorkomst.
Op een houten bankje eten we onze lunch op. We hebben uitzicht op de Python, een achtbaan die rijdt met metrofrequentie (ongeveer eens per 2 minuten). Met veel geratel worden de wagentjes omhoog getrokken. Vervolgens duiken ze, onder invloed van de nimmer falende zwaartekracht, steil naar beneden. Regelmatig horen wij het gekrijs van de inzittenden.
Ik voel geen enkel verlangen om aan de andere kant van het hek te vertoeven en mee te doen met die pretparklol. Eén keer in mijn leven een dag Efteling, en één keer eromheen lopen, dat is wel genoeg. Ook in 1964 al maakte de trein- en busreis naar Kaatsheuvel meer indruk op me dan het verblijf. Wij (mijn moeder, broertje en ik) reisden met een "NS-Vakantiedagtocht", de voorloper van "Er op Uit". Vanaf station Tilburg werden we vervoerd met een gelede bus; de eerste keer dat ik zoiets zag. Het bestaan van zo'n lange bus had ik niet voor mogelijk gehouden. Zoiets onthoud je 36 jaar lang, als OV-hobbyist.
Een fietsende autochtoon stap af en komt naast ons staan. Hij heeft mijn gedachten blijkbaar geraden, want hij begint aan een lange klaagzang op pretparken in het algemeen en de Efteling in het bijzonder. "Je tikt veertig gulden neer, en wat krijg je ervoor? De halve dag in de rij staan. Voor de Python; bij het restaurant; als je naar de WC moet".
Er klinkt gerammel en gepuf: het stoomtreintje komt de bocht om. Ik ben nog net op tijd voor een foto, maar thuis zal blijken dat hij mislukt is; de groene locomotief zinkt weg in de niet minder groene achtergrond.
De fietser neemt afscheid ("nou, houdoe, hè"), en ook wij vervolgen onze weg; de
doodskreten van de Python-passagiers nog in onze oren.
In het bos staat een curieus oorlogsmonument. Volgens een uitvoerige toelichting symboliseert het de vijf oorlogsjaren; maar de beschouwer mag er ook gewoon een monument in zien; zonder meer. Wij lopen er enkele malen omheen, maar kunnen er desondanks niet omhéén; het ding lijkt op een granaat, en niets anders. Bizar.
Voorbij het granaat-monument begint een natuurpad, denken we. Het staat aangegeven met onbegrijpelijke symbolen, waarin wij pas de wielen van een fiets herkennen als wij gepasseerd worden door een horde mountainbikers. Nu begrijpen we ook, waarom de grond hier bezaaid ligt met geplette zwart-blauwe reuzentorren; die zijn allen overreden door zo'n snelheidsmonster. Er zijn er overigens nog genoeg over. Een nog levende tor is bezig een reeds overleden soortgenoot op te eten. Gevoelig voor de bevrijdingssymboliek van eten en gegeten worden, neem ik een makro-foto, maar ook deze blijkt bij thuiskomst mislukt.
Loon op zand is een plaats met ca. 10.000 inwoners. De streekbus heeft er slechts één halte; bij de grote weg aan de westkant van het dorp. Om de rest van Loon op Zand ook toegankelijk te maken, is kort geleden een taxibusje geïntroduceerd. Dit maakt vier keer per uur een lus door het dorp. De vertrektijden zijn: 05, 17, 35 en 47 minuten na het hele uur. De tijden zijn zo gekozen, dat het busje soms aansluiting geeft op de streeklijnen, lijn 136 en 137 's-Hertogenbosch - Tilburg, maar soms ook niet. Helemaal begrijpelijk is het systeem niet.
De chauffeuse van het busje, ingehuurd van een plaatselijk taxibedrijf, begrijpt niet dat wij eerst een rondje door het dorp willen maken, en daarna willen doorreizen naar Baarle. Ze stempelt het verkeerde aantal zone's op Maartens kaart af. Na herstel van deze fout, maak ik kenbaar, dat ik ook eerst een rondje door het dorp wil maken. Nu blijkt dat de chauffeuse mij voor de vader van Maarten houdt; zij ziet het maken van rare OV-reizen blijkbaar als een erfelijk overdraagbare afwijking.
Het busje heeft geen automatische deurbediening; de laatste passagier trekt de deur dicht. Een stopknop is er ook niet; wie eruit wil, moet een brul geven.
De Loon op Zandse nieuwbouw bestaat uit een lange ringweg, de Ecliptica, met woonerven aan weerszijde. Het rondje met de achttax wordt plankgas gereden; bij elke verkeersdrempel bonzen de passagiers met hun hoofd tegen het dak van de auto. Vermoedelijk begint de chauffeuse 's-morgens met een heel rustig ritje, en voert zij het tempo in de loop van de dag op, om telkens een nieuw persoonlijk record neer te kunnen zetten.
Amper zeven minuten na vertrek staan we opnieuw bij de streekbushalte. We zien het blauwe busje nog een paar keer vertrekken, op tijdstippen die niet overeenkomen met die in de dienstregeling. Misschien is dit ook een sport van de chauffeuse: zoveel mogelijk ritjes maken per uur. Eén keer keert het busje meteen na vertrek weer terug: er komt een streekbus aan met mogelijke overstappers.
Niet veel later komt ook onze bus eraan: de 137 naar Tilburg. Het blauwe taxibusje is alweer
te vroeg weggereden, maar het wacht honderd meter verderop nog even op overstappers.
Ook in deze bus zit geen kip; bij de BBA zijn ze vanavond gauw klaar met het tellen van de dagopbrengst. We zijn vandaag over het algemeen vervoerd in nieuwe bussen; de ouwetjes houden ze gereserveerd voor het lijnnennet rond Oosterhout.
Deze chauffeur rijdt veel rustiger dan de dame van het Loon op Zandse taxibedrijf. Stapvoets gaan wij door Goirle, waar ik in 1997 gelovik nog een paar stappen heb gezet, toen ik de Tilburgse stadsdienst deed.
Daarna volgen we een andere ex-spoorroute, het Belse lijntje, dat ooit Tilburg verbond met Turnhout. Het is nu een fietspad, met aan weerszijden heggen en bomen. Met enige fantasie kun je boven het groen uit, nog steeds stoomwolkjes zien puffen.
We kruisen het lijntje twee keer, bij Riel en bij Alphen-niet-aan-den-Rijn; Brabantse dorpjes met een kerk, een kroeg en een zaal-annex-café. Ook hier is het glazen Publex-hok nog niet doorgedrongen: ik zie een houten abri langs de weg staan,
Om 15:03, precies op tijd, komen we aan bij het busstation van Baarle. Ik zal Maarten wel eens even wijzen, wat hier zoal te zien is, maar binnen een periode van nog geen jaar blijk ik toch wel erg veel vergeten te zijn/hebben (onder meer mijn plattegrond van Baarle, die ik hier vorig jaar gekocht heb bij de VVV). Het pleintje met de grenspaal en met de mozaïeken weet ik met enige moeite nog te vinden. Maar de straat, waar de grens over het midden van de weg loopt, blijkt verdwenen, evenals het standbeeld van de smokkelaar. Ook de boerderij met de grens dwars door de voordeur, is niet meer te vinden.
Al dwalend zien we een paar dingen, die me vorig jaar ontgaan zijn: een fraaie dorpsgezicht op dit door landsgrenzen verscheurde plaatsje, en een gebouw dat in beter jaren dienst heeft gedaan als station. Dat is toch wel een voordeel van het lijden aan oriëntatiestoornissen. Je ziet uiteindelijk veel meer dan mensen die uitgerust zijn met een perfecte radar.
In Breda stappen we in de sneltrein van 16.26 naar Amsterdam, die een kwartier te laat is. Voorbij Lage Zwaluwe zien we in de diepte het restant van het Halve Zolenlijntje. Bij de Moerdijkbrug verlaten wij het Brabantse Land. De brug is één van de meest populaire objecten voor treinspotters (die daar er natuurlijk per auto heenrijden).
Onze sneltrein wordt in Zwijndrecht ingehaald door de IC naar Den Haag CS, die we eigenlijk hadden willen nemen. De rest van de rit verloopt met veel stoppen en weer optrekken. Daardoor kunnen we in de buurt van Barendrecht rustig en uitgebreid kijken naar alle infrastructurele werken die hier in gang zijn. Er worden aftakkingen gemaakt voor de Thalys, die na 2000-zoveel Dordrecht links zal laten liggen, en voor de Betuwelijn, die persé schijnt te moeten.
Maarten doet weer een greep in zijn rugzak. Deze keer komen er nota's te voorschijn over de talloze varianten van de Randstadrail. Er wordt momenteel druk gestudeerd op mogelijkheden van een ZORO-lijn; een rechtstreekse light-railverbinding tussen Rotterdam en Zoetermeer.
Ook maken we plannen voor volgende busreizen. De volgende keer gaan we in ieder geval naar Willemstad, op de grens van Brabant en Holland, dat voor vandaag niet meer in het reisschema kon worden opgenomen. Ons Brabantse duet is zeker voor herhaling vatbaar!
Bij gebrek aan een ZORO-boog moet Maarten omreizen via Den Haag. Op Den Haag HS nemen we afscheid; onze bevrijdingsdag zit er op.
Frans Mensonides