Dit is een aflevering in een miniserie over grote Nederlandse gemeenten zonder railvervoer. Eerder dit jaar gingen wij railloos naar Huizen. Onze serie van vorig voorjaar, bussen langs de Rijn, begon in het eveneens railloze Katwijk. Blijven nog staan: de spoorloze gemeenten Ridderkerk en Smallingerland, die wij in de loop van maart 2000 hopen te bezoeken - per bus, vanzelfsprekend.
Van alle railloze gemeenten in Nederland is Oosterhout niet alleen de grootste (ex aequo
met Smallingerland; 51.000 inwoners), maar tevens de zieligste. Het had maar een haar
gescheeld, of de spoorbaan Breda - Tilburg, die nu Gilze-Rijen doorklieft, zou via
Oosterhout gelopen hebben. Als we geloof mogen hechten aan hetgeen daarover
vermeld staat in het standaardwerk "De mooiste steden van Nederland", uitgegeven
door Readers Digest in samenwerking met de ANWB, ging dat als volgt in zijn werk (en
ik heb het letterlijk uit dit boek geDiekstra'd):
Daar [in Oosterhout] leeft nog altijd het verhaal van het groepje wakkere bestuurders dat zich, eind vorige eeuw, naar Den Haag begaf om te pleiten voor aansluiting van Oosterhout op het spoorwegnet. Onderweg besloot de delegatie dat het verstandiger was eerst even een hapje te eten. Toen de heren uiteindelijk in Den Haag belandden, vertrok daar juist de afvaardiging uit Gilze-Rijen. Misselijk van de honger - dat wel - maar met op zak de toezegging dat in haar gemeente een station zou komen...
Einde citaat. Mógen we hier wel geloof aan hechten? Wat weten die autokampioenen nou feitelijk van spoorwegen? Hun overheidssubsidie voor het verrichten van treinonderzoek hebben ze maar aan ROVER cadeau gedaan (dit is inside information, en dus wel echt waar). En dan Readers Digest... nou ja.
Na een blik op de ANWB-kaart wordt het verhaal nog onwaarschijnlijker. Als je van Breda een spoorlijn naar Tilburg aanlegt via Oosterhout, dan maak je een omweg van zeker 10 kilometer.
Nu houdt "De mooiste steden van Nederland" zich een slag om de arm. Ze schrijven: "Nog altijd gaat het verhaal"; hoogstwaarschijnlijk geloven ze het zelf niet. En dan de vaagheid van "eind vorige eeuw" in plaats van een jaartal; duidelijk geen archiefonderzoek verricht. Bovendien klopt de hele titel van het boekwerk niet met de inhoud: wat doen Alphen a/d Rijn, Lelystad en Zoetermeer in 's hemels naam in een opsomming van mooie steden, terwijl Veere, Edam en Brielle erin ontbreken?
Soit (dat is Frans). Hoe ging het deze eeuw verder met het railloze Oosterhout? De plaats werd aangesloten op de goederenspoorlijn Lage Zwaluwe - Geertruidenberg, die een aftakking kreeg naar een industrieterrein in Oosterhout-West. Dat is feitelijk nog het allerzieligste van Oosterhout: ze zijn niet eens echt railloos.
Zo nu en dan gingen er stemmen op voor een railverbinding Breda - Utrecht, via Oosterhout en Gorinchem, maar daarvan is nooit echt serieus werk gemaakt, al geloven ze er in Oosterhout nog steeds in.
In of rond 1990 had Oosterhout de primeur van een nieuw type openbaar vervoer: de "sneltreinbus", die de Brabantse gemeente met Utrecht verbond. Aan die benaming alleen al kun je zien, hoe zwaar de frustratie over de railloosheid de Oosterhouters nog op de maag ligt.
Want wat is een sneltreinbus? Is dit nou een trein of een bus? Het is een bus, om de knoop door te hakken; een luxe touringcar. De gemeente Oosterhout bleef railloos.
Waarom nu juist een "sneltreinbus?" In de eerste plaats was hij heel erg snel, althans voor een bus. Hij stopte na Oosterhout alleen nog in Raamsdonksveer en reed daarna non-stop via de snelweg naar Utrecht. In de tweede plaats werd deze buslijn beschouwd als een aanvulling op het railnet van NS; vandaar het tussenvoegsel -trein-. De sneltreinbus reed volgens NS-tarief en stond vermeld in het spoorboekje; de strippenkaart was er niet geldig.
Dit rijtje van eigenschappen doet sterk denken aan dat van de Interliner. Inderdaad: de sneltreinbus Oosterhout - Utrecht werd het prototype van de "groene streep". In 1994 maakte VSN zich meester van het door de BBA uitgedachte sneltreinbusconcept en doopte het om tot Interliner. Dit tot verdriet van de samensteller van de onofficiële BBA-website (zeer de moeite waard overigens, deze site; en echt niet alleen omdat De digitale reiziger enkele foto's heeft bijgedragen aan de fotogalerij).
In of rond 1990 ben ik voor het laatst in Oosterhout geweest, met die Sneltreinbus. Op maandag 28 februari 2000 keer ik terug, per Interliner. Een miezerige, gure regendag; niet ongewoon in de winter 1999-2000.
In de bus is het kokend heet. De individuele beluchting werkt niet; ik draai en ik draai, maar er komt geen luchtmolecule uit. Dan de jas maar uit, en de trui. Ik kan me helemaal installeren; de rit naar Oosterhout duurt ruim een uur.
We draaien de snelweg op (het nummer wil ik niet weten) en zetten koers naar de eerste stop, Vianen. Vandaag heb ik wat privé- schrijfwerk te doen, over de vertrouwelijke aard waarvan ik me verder niet wil uitlaten, want Feind hört mit. Ik wil het klaptafeltje uitklappen, maar dit blijkt in deze bus te ontbreken. De korte Interliners hebben dat volgens mij wel; anders is het misschien een herinnering aan het Sneltreinbus-tijdperk. Dan maar schootwerk.
Onderweg is weinig te zien; verregende auto's; nat asfalt. We stoppen bij het busstation Vianen. Daarna rijdt de lange interliner een stuk door een nieuwbouwwijk; over een te smalle weg. De wielen boemzen over de stoepranden. Zo valt er natuurlijk niet te schrijven! Gelukkig rijden we even later bij Lexmond de snelweg weer op.
Een paar kilometer verder zie ik de wonderbaarlijke potloodvormige watertoren van Meerkerk (spreek uit: M'rKERK), het hoogste punt van de Alblasserwaard en de Vijfheerenlanden. Bij Gorinchem kruisen we de Waal, die nog net niet overloopt. Het schrijfwerk wil niet echt vlotten. Landerig kijk ik naar buiten, half versuft van de hitte. Om iets te doen te hebben, tel ik de tegenliggende auto's en vrachtwagens. Gemiddeld rijdt er op elke drie à vier personenwagens één vrachtwagen; dan weten we dat ook weer.
Sedert 1990 zijn er wel wat haltes bijgekomen. De Interliner stopt nu ook in Sleeuwijk; op een
busstationnetje langs de snelweg. Er kan worden overgestapt op bus 128 naar Dussen, maar
daarvoor is weinig interesse. Weer een eindje verder verlaten we de snelweg definitief en
rijden Raamsdonksveer binnen, waar de Interliner twee haltes heeft. De eerste ligt bij het
automobielmuseum van autoboer Louman & Parqui. Ooit was dit gevestigd in Leidschendam,
vlak bij huis, maar ik ben er nooit geweest. Ook nu voel ik geen aanvechting om uit te
stappen.
Weinig dingen in Nederland zijn treuriger dan busstations in railloze plaatsen. In tegenstelling tot dat in Huizen is hier wel een informatie- en plaatskaartenloket aanwezig, inclusief overdekte wachtruimte. Ook hier ontbreekt de restauratie. Ik koop een dienstregeling van de stadsdienst Breda, die geheel vernieuwd schijnt te zijn, en pluk een paar gratis lijnfolders van streeklijnen die Oosterhout aandoen.
De stadsdienst van Oosterhout zelf, die in 1990 al zeer noodlijdend was, is ter ziele. Het noorden van de plaats wordt nu bediend door lijn 10 (Breda - Oosterhout); het zuiden door de lijnen 126 (Breda - Geertruidenberg) en 127 (Breda - Tilburg); het westen door 124 (Oosterhout - Drimmelen). 126 en 127 rijden overdag in gecombineerde kwartierdienst. Verder moet Oosterhout het doen met halfuursdienst. De busdienst is aan de karige kant, als je het vergelijkt met Huizen.
Ik loop de stad in; ondanks motregen. Een straatje, dat uitzicht biedt op de korte dikke kerktoren, is al gehuld in carnavalsversiering. Over vijf dagen breekt het voor noorderlingen onbegrijpelijke carnavalsfeest los.
Gisteren was ik met mijn moeder in 's-Hertogenbosch (of Oeteldonk, zoals deze plaats met carnaval wenst te heten) voor een bezoek aan een schilderijententoonstelling. Een pleintje vlak bij het museum stroomde vol met vreemd uitgedoste carnavalsgangers. Wel enigszins voortijdig, maar het ging dan ook om een "voorpreuversfeest", dat van 14.00 - 17.00 uur zou plaatsvinden in de stadsschouwburg. Nu associeer ik carnaval met iets feestelijks (daarom heb ik er ook zo'n hekel aan). De mensen die voor de schouwburg in de rij stonden, keken echter alles behalve vrolijk. Veeleer heerste er dodelijke ernst. Die mensen leken op weg naar een strafcorvee. Een lachwekkend gezicht, al die sombere, norse koppen onder die zotskappen met belletjes eraan. Mijn moeder en ik waren, zo op het oog, de enigen die zich werkelijk amuseerden.
Een paar uur later kwamen wij het museum uit. Ook het veurproeversfeest liep ten einde. Sommige carnavalgasten waren behoorlijk dronken, dus vrolijk. "Zijn jullie ook binnen geweest?", lalde een man, die in innige omarming verkeerde met een lantaarnpaal. Ik weet nog steeds niet, of hij het tegen ons had, of tegen die paal. Maar vele anderen waren nog nuchter, en zagen er nog beroerder uit dan eerder op de middag; alsof zij verplicht een kerkdienst hadden bijgewoond onder leiding van een straffe gereformeerde dominee. Wonderlijk volkje, daar beneden de rivieren; zo kun je in eigen land, op exact 98 kilometer van huis, een cultuurschok meemaken.
Ook Oosterhout is klaar voor vier dagen lang royaal uitzwenken; kijk maar naar de carnavalsetalages en naar de feeërieke illuminatie van de straten. Maar in dit versierde steegje is bijna geen café open. Er valt hier, maandagmiddag, 13.30 uur, niets te drinken en te eten. Oosterhouters botvieren hun vraatzucht graag buiten de gemeente. En dan missen ze in Den Haag de trein.
De vermelding van Oosterhout in "De mooiste steden van Nederland" is beslist misplaatst, als je alleen naar de binnenstad kijkt. Dit wordt gedomineerd door weer zo'n ellendig overdekt winkelcentrum, dat zich als een gezwel heeft genesteld in de min of meer historische stadskern. Er omheen staan wat monumentjes uit niet al te lang vervlogen eeuwen; over het algemeen stelt het niet veel voor. Het Prinsenhof, dat ik me van mijn vorige bezoek herinner, is met dikke ijzeren ketenen afgesloten. Zo te zien zit het "Stiltecentrum open deur voor mensen onderweg" ook dicht. Jammer, want ik ben in hoge mate "onderweg", en ik vind het vandaag echt een dag om me te bekeren tot God weet wat.
De omgeving is wel bezienswaardig. Om het centrum heen liggen kastelen en landhuizen,
omringd door rustieke wandelparken. Ik herinner me dit van 1990. Die dag heb ik ook nog
enige tijd gewandeld in het bos dat wordt aangeduid met de welluidende naam "Calix Berna".
Vandaag is het geen weer voor dergelijke escapades. Even loop ik rond in een parkje waar een
spookachtige beeldengroep te zien is, die bij dit weer extra goed tot zijn recht komt.
Ik eet een broodje in het overdekte winkelcentrum en loop terug naar het busstation, waar ik lijn 127 neem naar Breda. Zelden zat ik in zo'n oude bus. Het is een gelede; in de achterbak zijn de banken eruit gesloopt en vervangen door hardplastic stoeltjes die de moeite van het vernielen niet waard zijn. Alles, maar dan ook alles in dit afgekarde benzineblik rammelt, schudt en bonkt. Helaas heb ik het nummer van die bus niet genoteerd, anders had ik op de BBA-site kunnen lezen hoe oud hij was. Ik geef hem minstens 15 jaar.
Het wagenpark van de BBA is door de bank genomen duidelijk "nieuw gewéést". Wat zullen ze in Oosterhout een spijt hebben van die boemelende delegatie naar Den Haag, eind vorige eeuw. "Eerst even een hapje eten". Ja, ja. Zuipen, zal je bedoelen!
Bus 127 rijdt zoals gezegd door de zuidelijke wijken. Er stapt vrijwel niemand in of uit; het OV-gebruik zal per capita wel heel laag zijn in Oosterhout.
Via Teteringen rijden we Breda binnen. Het busstation Breda is verdeeld over twee lokaties.
De streekbussen halteren onder een goor, oud afdak ten westen van het station; de
stadsbussen staan vóór het station in de open lucht.
Breda kent intervallen van 30, 20 en 15 minuten, maar door het toepassen van het "twee lijnen per tak-systeem" kan de frequentie nog verder oplopen. Zo rijden in de wijk Prinsenhagen de lijnen 4 en 5 in gecombineerde 7,5 minutendienst.
Over het algemeen maken de bussen een lus door een buitenwijk; ergens midden in de wijk veranderen ze van lijnnummer, maar je kunt wel blijven zitten. Ook in dit opzicht lijkt de stadsdienst van Breda op die in Den Bosch. Hetzelfde geldt voor de bussen: ik zie ook hier van die paarse vlekkenbussen rondrijden.
Omdat ik nog wat tijd over heb, ga ik een rondje maken. Ik kies voor de uitgestrekte wijk Haagse Beemden, in het noordwesten van de stad. Er rijden twee buslijnen heen, nl. lijn 2, die halverwege overgaat in lijn 6, en lijn 6, die halverwege verandert in lijn 2. Deze lijnen rijden in gecombineerde 10-minutendienst. Een volledige rondrit Station - Haagse Beemden - Station duurt maar liefst 50 minuten, en dat voor twee strippen.
Ik neem bus 6. Deze rijdt eerst over een uitgestrekt industrieterrein met zuurtjes- en andere fabrieken. In het midden van de weg liggen tramrails. Is dit de light-railverbinding Breda - Oosterhout? Bij nader inzien is het een goederenspoor dat, te oordelen naar de roest, niet erg vaak gebruikt wordt.
Voorbij het industrieterrein begint een langdurige slingerroute door de Haagse Beemden. Bij de halte Heksenwiellaan draait de chauffeur de lijnfilm van 6 op 2. Even later komt station Breda Prinsenbeek in zicht. Op dat moment besluit ik, het railloze rijden voor gezien te houden en verder te gaan per spoor.
Station Prinsenbeek ligt op de grens van de gelijknamige gemeente met Breda. Het is zo'n standaardstationnetje zonder voorzieningen en met een minimaal aantal treinen. Zeer minimaal. Buiten de spits stopt er slecht één trein per uur per richting: de sneltrein Breda - Amsterdam. In de spits rijdt deze trein in halfuursdienst.
Verder wordt Prinsenbeek gepasseerd door de IC-treinen Heerlen / Venlo - Den Haag CS. Ik zie er juist één langs het perron razen richting Den Haag; de Franse K4-wagens in het midden.
Nog een kwartier sta ik te blauwbekken (de overdekte wachtruimte zit natuurlijk dicht); dan
loopt de sneltrein naar Amsterdam binnen. Onvoorstelbaar maar waar: vanaf dit godverlaten
perronnetje in het Brabantse land bereik ik zonder overstappen het bruisende hart van Leiden,
waar het nooit carnaval is, en waar we alleen op drie oktober uitzwenken, maar dan ook héél
royaal.
Frans Mensonides
8 maart 2000