Beginpunt van lijn 10 op de Beneluxlaan
In plaats daarvan schrijven we dan maar een artikel over de Utrechtse ringlijn. Die wordt verreden door bussen met lijnnummer 10 en 20, waarbij de eerste met de klok mee rijden, en de laatste tegen de wijzers van de klok in. Binnen anderhalf uur kun je een complete rondrit maken door alle buitenwijken van de stad Utrecht.
De ringlijn is een overblijfsel uit een voorbij tijdperk. In vrijwel alle steden is hij wegbezuinigd, om de eenvoudige reden dat hij over het algemeen veel minder passagiers vervoert dan een normale lijn die van buitenwijk naar centrum loopt. De enige mij bekende stad die er ook nog een heeft, is de vestigingsplaats van De digitale reiziger: Leiden.
Ik zal op deze plaats geen poging doen, de historie van GVU-lijnen 10 en 20 te reconstrueren. De route en de frequentie zijn ontelbare malen gewijzigd, en de ringlijn is een jaar of zeven geleden zelfs helemaal opgeheven, om niet lang daarna opnieuw zijn opwachting te maken in de dienstregeling.
Ik werd aan het bestaan van de Utrechtse ringlijn herinnerd, toen ik enkele maanden geleden op het Kanaleneiland werkte, en ik de bussen elk halfuur zag langsrijden over de Beneluxlaan. Het lijkt me het beste, mijn rondrit in die wijk te beginnen. Want - en dat is iets om diepzinnig over door te denken - ook een ringlijn moet een begin- en eindpunt hebben. Voor de Utrechtse lijnen ligt dat punt bij de halte Struijckenlaan, tegenover het winkelcentrum Kanaleneiland, waar een bescheiden wachthuisje staat voor het rijdend personeel.
Beginpunt van lijnen 2 en 5 achter het winkelcentrum Kanaleneiland
Op een netkaart, die bij het stadsbusstation hangt, kijk ik wel even naar de zone's. Naast de centrumzone 5000 heeft Utrecht er nog vier, die er allemaal aan grenzen: 5010 (Uithof en Rijnsweerd), 5011 (Leidse Rijn - waar lijn 10/20 helemaal niet komt; álle buitenwijken? Nee dus), 5014 (bedrijventerrein Lage Weide) en 5015 (de noordelijke wijken Overvecht en Zuilen). Drie strippen is dus altijd genoeg voor een rit met de ringlijn, zolang je je tijd niet overschrijdt.
Ik pak de tram, alsof ik gewoon naar mijn werk ga. "Weet u misschjien hoeveel strips het is noar Nieuwechjain?", vraagt me een dame van middelbare leeftijd in algemeen beschaafd Utrechts. Ik antwoord naar waarheid dat het er vier zijn. "Het zijn vier strips", brult zij naar een vergelijkbare dame, die belast is met het stempelen. Er zijn vier van die dames; dat maakt totaal 16 strips. Ze gaan gezellig tegenover elkaar zitten in zo'n zitje voor vier, maar nog niet is de tram vertrokken, of er wordt gegild van: "we zitten oan de verkeerde káájnt!". Nu rijzen ze weer op, om aan de overzijde van het gangpad neer te strijken. De verkeerde kant? Veronderstellen ze misschien dat de tram straks overlangs doormidden splijt, als een rits, en het ene gedeelte naar IJsselstein, en het andere naar Nieuwegein Zuid rijdt? Nee, het gaat om de zon. Ze willen niet in de zon zitten.
Ik kies wel de zonzij, maar op de Graadt van Roggenweg valt er toch een slagschaduw over de tram; van een groengesluierd kantoor-in-aanbouw, dat er vorige maand volgens mij nog niet stond. Er wordt snel en veel gebouwd, hier.
Op de halte Vijfmeiplein stap ik uit. Ik doorkruis het overdekte winkelcentrum Kanaleneiland
(vulgo: K'noalayláájn), net als ik de afgelopen maanden heb gedaan in de pauze. Je hoeft hier
niet van honger om te komen, met om het andere pand een eettent. De ruimbemeten en
dikbelegde boterhammen van de Boterham Expres kan ik van harte aanbevelen. En nog een vriendelijke bediening ook; waar vind je het nog?
In een zijstraatje naast het winkelcentrum is een moskee, die altijd veel publiek trekt; meer dan een Gristelijke kerk in de huidige tijd. Niet alleen op zondagmorgen, maar ook doordeweeks, tussen de middag. Ik heb een verre kennis, die zich zorgen maakt over het oprukken van de Islam in Nederland. Onze cultuur komt daardoor onder druk te staan, vind hij. "Och, het zal zo'n vaart niet lopen. We hebben in dit land tenslotte ook 13 eeuwen Katholicisme overleefd, en 4 eeuwen Calvinisme", sprak ik luchthartig, maar mijn verre kennis bleef hoogst bekommerd kijken, en vond dat ik de zaken niet ernstig genoeg opneem ("Welke cultuur?", had ik ook kunnen vragen). Hij moest eens weten, dat sommige NS-ers tegenwoordig al praten over "een rondje rond de moskee", in plaats van één rond de kerk.
De 20 etages hoge kantoorflat op één van de hoekpunten van het winkelcentrum heet "van Dommelen gebouw". Er staat een grote auto voor de deur van Scherpenzeel Archiefvernietiging. Deze mensen zitten in dezelfde branche als schrijver dezes; ik zorg er altijd voor, zoveel mogelijk archief te vernietigen, om Scherpenzeel en hun concurrenten aan het werk te houden. Uit de ingewanden van de wagen komen geluiden die erop duiden dat de papiervernietiging al tijdens het transport plaatsvindt. Het heeft iets wreeds: al die stukken, met zoveel zorg geconcipieerd, getypt, vermenigvuldigd, verzonden, gelezen, afgehandeld en weer opgeborgen, door generaties en generaties van kantoorbedienden, zonder pardon prijs te geven aan de papierversnipperaar. Maar bij dat soort emoties kun je niet stilstaan in ons vak; je hebt een harde plicht te vervullen, anders komt de wereld om in het papier.
Achter het winkelcentrum Kanaleneiland is het eindpunt van de buslijnen 2 en 5. Ook lijn 7 en
14 hebben er een halte. Het eindpunt is opgesierd met een regenboogkleurig fallisch symbool,
dat in het grauwe zwerk priemt. Freud, die ouwe vuilak, zou ervan gesmuld hebben.
Om 12.06 vertrekken we. De bus rijd de jaren-vijftig wijk Oog in Al binnen. Hier ontrolt zich meteen al het beeld dat ik gedurende de hele rit zal zien: overvolle abri's met passagiers, die onze bus doorwuiven. Bewoners van buitenwijken willen altijd naar het centrum; niet naar de aangrenzende buitenwijk; een natuurwet in het OV. In de loop van de middag zal ik ook tientallen verkeerslichten zien (waarvan de meerderheid rood) en kruisen we een stuk of zeven keer een spoorlijn. Laat ik niet vergeten, op te merken, dat de ringlijn slechts rijdt van maandag tot / met vrijdag, van 07.00 tot 19.00 uur.
Na Oog in Al volgt de Schepenbuurt, ingesloten door rivieren, kanalen en spoorwegen. De wijk had ooit een rechtstreekse busverbinding met de binnenstad, maar moet het nu doen met lijn 10/20. Niet lang daarna komt mijn favoriete Utrechtse haltenaam in zicht: de Vlampijpstraat.
Op de Marnixstraat in Zuilen staat het natuurlijk weer muurvast. Een vrouw geeft de wens te
kennen, verder maar te gaan lopen, en mag uitstappen; in de berm. Ik maak hiervan een
aantekening in mijn notitieboekje. Zoals gewoonlijk houd ik alle in- en uitstappers zorgvuldig
bij. Maar mijn administratie klopt niet: volgens mijn berekeningen moet een saldo van 5
passagiers bereikt zijn, maar ik tel er slechts 3, inclusief uw dienaar. Nu moet ik de rest van de
rit hier en daar smokkelen, om de totalen weer kloppend te krijgen; wat een last. Láásjtichj,
woar!
Mijn doel is het winkelcentrum Overvecht. Ik doorkruis de overdekte winkelgalerijen, die niet spectaculair verschillen van die op het Kanaleneiland.
Mijn lichamelijke conditie is vandaag sub-optimaal, stel ik vast. Ik draag een Rennie-gevoel met me mee in mijn maag, kamp met een hinderlijk gegons in het rechteroor, en merk dat de minste inspanning gepaard gaat met hijgerigheid en een onaangenaam bonkend hart.
De ouderdom komt te paard, en met gebreken. Toch ben ik nog lang, bij lange na niet toe aan
het ultieme paardenmiddel: de zelfmoordpil van Drion en Borst. Niet dat ik daar in principe
tegen ben - al geeft het te denken dat noch Drion, noch Borst er zelf al mee op zak lopen. Aan
de twee mogelijkheden die de mens altijd al had om deze wrede wereld te verlaten: een
plotselinge dood of een langdurig en moedig gedragen lijden, wordt straks een derde
toegevoegd. Een vergroting van de keuzemogelijkheden, waar de consument-patiënt alleen
maar gelukkig mee kan zijn. Maar we mogen natuurlijk niet op een hellend vlak raken. Als we
in dit land iedereen preventief zouden ruimen die ondraaglijk lijdt, geen zin of doel meer ziet in
het leven, zichzelf en zijn omgeving tot last is, of zich alleen maar te pletter verveelt, dan
hielden we niet veel belastingbetalende burgers meer over. Maar ik geef Borst nog wel zoveel
krediet, dat ze zulke drastische maatregelen niet overwogen heeft. Erg veel heeft ze in mijn
ogen niet miszegd, maar iedereen valt nu over haar heen, en schrijft haar boze bedoelingen toe die ze nooit gehad heeft.
Vooral bij de Gristenen heeft de
bewindsvrouwe het verkorven. Dan had ze maar niet zo triomfantelijk "het is volbracht!" moeten roepen, en dat
nog wel met Pasen. Het is een keurige Nederlandse zin, hij staat zelfs in de bijbel (Johannes
19:30) maar daar waren ze juist zo kwaad om. (Ik besef dat deze alinea volkomen
onbegrijpelijk is voor de lezers uit het buitenland, die de Nederlandse actualiteit niet
bijhouden).
Juridisch hebben ze in gelegenheden als Mistral geen poot om op te staan, zo heeft een meester in de rechten me eens uitgelegd. Het behoort tot de onvervreemdbare grondrechten van iedere passant, een kroeg, café of restaurant te betreden, louter met het doel om er te pissen of zelfs te poepen. Daar is ampele jurisprudentie over, tot de Hoge Raad van State aan toe. Wel is de uitbater van de Horeca-gelegenheid gerechtigd, een kleine vergoeding te vragen voor het gebruik van wat in het Duits het "Abort" heet (waar we op vakantie in Oostenrijk altijd erg om moesten lachen). Maar daar zit hem net nou de kneep, want dan moet je er een retiradejuffrouw (m/v) neerzetten met een schoteltje, of zo'n kwartjesautomaat installeren, en wat dat niet kost!
"Auw, Jezus, nét gehaald!", zegt de serveerster die het hete bord kletterend op mijn tafel laat
vallen. De pannenkoek komt linea recta uit de magnetron, en smaakt dienovereenkomstig. En
godallejezus, wat een geschreeuw, hier! Roare jongens, die Utrechters; als hun intellect gelijk
opging met hun stemvolume, zou de universiteit misschien wat meer mensen trekken van
binnen de gemeentegrenzen. In Brallerie Mistral is mobiel telefoneren verboden. Zo probeert
de directie de zaak het cachet te geven, dat het voedsel niet weet af te dwingen. Maar hoe zou
een mens zich met dit gebrul per telefoon verstaanbaar kunnen maken? Wegwezen, is het
devies. Ik schrok mijn pannenkoek op, verzoek te mogen betalen (hetgeen me wordt
toegestaan), en loop naar de bushalte. Onderweg hoest ik nog wat schillen op. Zelf schíl ik de
appels altijd van te voren, als ik appelpannenkoeken maak, maar daarover zijn de culinaire
meningen verdeeld.
De bus komt aanrijden, deze keer op tijd. Het is nummer 97, ook met houtvergasser op het dak. We volgen een rare, zwalkende route door Overvecht, die ik niet graag op een blinde kaart zou natekenen. Je kunt van ringlijnen alleen een succes maken door zoveel mogelijk bejaardenhuizen, verpleeghuizen, ziekenhuizen en scholen op te nemen in de route. Dit verklaart het grote aantal bochten, en het ontbreken van passagiers van middelbare leeftijd.
Tot zover de nieuwbouwwijken. Voorbij station Overvecht rijden we het oudere Utrecht weer in. Ik hoop nog steeds dat de bus zal afbuigen naar de bibliotheek, waar ik die vijf boeken wil lozen, en meen me te herinneren dat ik daar in de buurt eens ben opgestapt op de ringlijn. Maar dat was alweer een paar wijzigingen geleden. De bus komt nu zelfs niet meer in de buurt van het centrum, maar rijdt helemaal buitenom, in de richting van het verkeersplein Berekuil.
Op een pleintje bij een school zie ik witgejaste figuren lopen. Even denk ik aan een bijeenkomst van de Ku Klux Klan, alsof de stad, met Leefbaar Utrecht in B&W, nog niet diep genoeg is gezonken. Dan schiet me te binnen dat hier de Slagersschool gevestigd is. De Slagersvakschool op de Pompelaan. Ik heb het duizend keer staan lezen, op het perron, als de trein weer eens te laat was. Een jaar of twintig geleden was er een schrijnend slagerstekort, en voerde de slagersbond, of zoiets, elk jaar een grote propagandacampagne met posters op alle stations, om jongeren naar die vakschool te lokken. Een stripverhaal met een wervende tekst, geheel afgestemd op de leeftijd van de doelgroep.
- "Wat ga jij doen als je van school af komt?"
- "Ik ga voor slager leren op de slagersvakschool in Utrecht."
- "Zo héé, slager!"
SLAGER, EEN MOOI VAK; EEN ECHT VAK!
Menig maal heb ik me na een onbevredigende werkdag voorgenomen, zelf dan maar slager te worden: lekker als een bezetene met een kapmes inhouwen op aan vleeshaken bungelende dierenkarkassen, onder leiding van een soort opperbeul. Maar ik behoor tot de miljoenen laffe carnivoren in dit land, die helemaal niet eens willen wéten hoe het vlees vanaf de wei via-via op ons bord belandt. We zijn met zijn allen hardhandig met de neus op de feiten gedrukt, door het huidige vee-drama. Eigenlijk, "eigenlijk" herhaal ik, zou je vegetariër moeten worden in plaats van slager; het is nog gezonder ook. Maar ik word ervan weerhouden door een flauwe mop die ik eens gehoord heb: "Vegetariërs worden niet ouder dan vleeseters. Ze lijken alleen maar ouder".
Hoewel ik evenzeer een Utrechtse student ben als het jonge volkje dat ik hier rond zie lopen,
kom ik praktisch nooit op de Uithof. Alleen om tentamen te doen; tot dusverre altijd met
succes, zeg ik niet zonder trots. Het gebouw waar de tentamens plaatsvinden heet
Educatorium, en staat hierboven op foto afgebeeld. Nee, de vloeren in het Educatorium lopen
niet scheef. En nee, ik heb mijn camera zorgvuldig rechtgehouden; ook daar ligt het niet aan.
Een ander opmerkelijk gebouw is onlangs neergezet aan de andere kant van de Uithof. De architect heeft erg, érg goed gekeken naar de Grande Arche van de extravagante Deense bouwmeester Spreckel Spreckelsen, die wij onlangs bewonderd hebben in Parijs. Maar deze Arche is vertaald naar het poldermodel. Hij is wat grauwer, en wat kleiner en wat lager-bij-de-grond dan die op La Defense, en er is geen gezellig zitje waar je je brood kunt opeten.
Is er hier op de Uithof geen dependance van de bibliotheek? Ik loop nu al de godganse middag met die zes zware rotboeken te zeulen. Ineens krijg ik een Aha-Erlebnis: dát zou wel eens de oorzaak kunnen zijn van mijn uitputting. Gelukkig; ik ga nog lang niet dood, en haal voorlopig nog geen recept voor de Pil.
Het halfuur is om. Ik neem opnieuw lijn 10. Het is alweer de 98, maar de chauffeuse van net in inmiddels afgelost. We rijden naar het Academisch Ziekenhuis Utrecht, het eindpunt aller lijnen. Hier stapt mijn laatste medepassagier uit, alsmede de chauffeur. Gedurende zes minuten zit ik alleen in de stilstaande bus, van welke gelegenheid ik gebruik maak door het interieur van alle kanten te fotograferen.
Uiteindelijk verschijnt er een nieuwe chauffeur. Hij vertrekt nog niet meteen; eerst moet het sigaretje op.
Petite Arche
We nemen dezelfde weg terug door de Uithof. Via de Weg tot de Wetenschap en langs het stadion Galgewaard rijden we in de richting van het centrum. We scheren erlangs; de bus heeft een halte op het Ledig Erf, vlak buiten de singels. Maar ook hier is nauwelijks belangstelling voor de ringlijn.
Nu zakken we af naar het zuiden: de wijk Lunetten, een compact huizendoolhof waarin je je zonder stadsplattegrond niet kunt wagen. Overal in Nederland heb ik zuur-realistische herinneringen liggen, meestal uit mijn IT-tijd, die voorbij is, en mijn ROVER-tijd, die feitelijk nog steeds doorloopt, al weet ik niet waartoe. In Lunetten kan ik zelfs twee anekdoten opdissen, over elk levensterrein één. In de bus zit ik alvast te bedenken, welke van de twee ik zal kiezen: die werkgroep ter hervorming van de ROVER-organisatie, of de testdag voor millenniumbug-programmeurs.
De eerste kwam altijd bijeen ten huize van ROVER-bestuurslid Kees Rotteveel, die hier ergens woonde. Die hervorming van ROVER is niet geheel gelukt. Officiële ruzie heb ik er met Kees nooit over gekregen, hoogstens een diep verschil van inzicht.
De tweede vond plaats in zalencentrum Aristo, op het stationsplein van Utrecht Lunetten, waar de bussen van lijn 10/20 een rondje rijden. Het was op een herfstdag in 1997, toen ik tevens GVU lijn-3 "deed", voor De digitale reiziger. Ik wilde omgeschoold worden van systeembeheerder tot millenniumprogrammeur. Mijn intelligentie bleek daartoe ruimschoots toereikend. Deze keer kwam ik zelfs door de psychologische stabiliteitstest; het zal verwondering wekken bij iedereen die me wat beter kent, maar ik weet voldoende van psychologie om zo'n vragenlijst met overtuigingskracht te kunnen saboteren. Na het vernemen van het testresultaat verkeerde ik een dag lang in euforie, maar de nacht daarop besloot ik plotseling - over stabiliteit gesproken - dat ik beslist geen millenniumprogrammeur wilde worden. "Wat moet ik dan beginnen in 2001?", vroeg ik me af. Met een bus door Lunetten rijden, en herinneringen ophalen aan het verleden, dat is het antwoord.
Kees Rotteveel kwam ik laatst nog tegen. Hij heeft het geschopt tot beleidsambtenaar bij de gemeente Leiden. Ik zat te vergaderen in het projectbureau Rijn Gouwelijn op het Stationsplein, en toen kwam-ie binnen. We deden net of we elkaar niet zagen; zo is hij wel.
De bus rijdt via de wijk Hoograven - die me niet helder meer voor ogen staat - terug naar de Beneluxlaan. Ik reis niet mee tot aan het winkelcentrum Kanaleneiland en die moskee. Gehoorgevend aan een impuls stap ik een halte te vroeg uit, ter hoogte van het park Transwijk, een hectarengrote blubberpoel, waarvan ik me niet kan voorstellen dat iemand zijn hond er wil uitlaten.
Ik heb 23 kilometer afgelegd met de ringlijn (voor zover ik de route op de stadsplattegrond
kan reconstrueren) en heb in totaal 82 minuten doorgebracht in de bus. Op het vertrekstaatje
zie ik dat de bus deze halte 7 minuten te vroeg bereikt heeft; om 14.54 in plaats van 15.01,
hoewel we niet echt hard gereden hebben, tussen De Uithof en hier. Punctualiteit is altijd het
sterkste punt van het GVU, naast asociale chauffeurs die achter het stuur zitten te roken. Ik
ben er nog steeds niet helemaal uit, wat écht het allerslechtste busbedrijf van Nederland is,
maar GVU staat heel hoog op de kandidatenlijst.
Ik stap over op lijn 2 naar de binnenstad, nu het nog kan, om eindelijk die stapel van zeven boeken te dumpen. Deze chauffeur is bereid, zijn sigaret uit het raam te werpen, na dreiging mijnerzijds met een klacht.
Met dit wapenfeit eindigt deze aflevering. Het was een mager verhaaltje deze week, zeker als je de uitweidingen hebt overgeslagen, en ook de foto's zijn het vertonen nauwelijks waard (met uitzondering van die boterham), maar wat kan het me bommen: het is weer volbracht.
Frans Mensonides
27 april 2001