Boemelen met NS (5a)

De lijn naar Baarn en opnieuw de Kippenlijn


De stoptrein uit Utrecht nadert station Baarn

In de vorige aflevering van dit feuilleton belandde ik na een flink aantal gemiste aansluitingen in Baarn, met het plan, verder te reizen naar Soestdijk. We schrijven nog steeds maandag 31 juli 2000; het loopt tegen halfzes.

Baarn - Utrecht

Een bezoek aan Bernhard en Juul in Paleis Soestdijk, zo'n 20 minuten wandelen van hier, zet ik maar uit mijn hoofd. Het is eigenlijk al te laat voor de thee, en voor een etentje ten paleize ben ik op deze redelijk zomerse dag wel wat underdressed . Ik ben feitelijk al niet eens voldoende dressed om op overtuigende wijze te kunnen aanzitten bij een diner of high tea op het terras van De Generaal, het restaurant bij de spoorwegovergang. Daar zit de sjiek van Baarn en omstreken te nippen van zijn aperitiefje. Geen OV-reizigers, zo te zien: alle parkeerplaatsen rond het restaurant zijn bezet.

Toch is er een tijd geweest dat zelfs personen van koninklijken bloede interesse hadden in het openbaar vervoer. Baarn dankt zijn huidige positie van spoorwegknooppunt(je) aan Prins Hendrik, die "op" Soestdijk woonde; zoon van koning Willem II, also known as Hendrik De Zeevaarder, die in Leiden aan het Noordeinde de Zeevaartschool gesticht heeft, waar thans het Modelbouwmuseum gevestigd is, waar poppenhuizen en modeltreintjes te bewonderen zijn. Ik heb dit museum nooit bezocht, maar uit berichten die ik van verschillende zijden gehoord heb, blijkt het een pure afrader te zijn voor iedereen die enige smaak en cultureel besef bezit - ik dwaal af.

Op instigatie van Hendrik werd in Baarn in 1874 een spoorwegstation geopend aan de pas voltooide spoorlijn Amersfoort - Amsterdam.

24 jaar later begon het bestaan van het 23 kilometer lange spoorlijntje Utrecht - Baarn. Evenals de Kippenlijn was dit een locaalspoorlijn, geëxploiteerd door de Nederlandsche Centraal Spoorwegmaatschappij (NCS). Het station Baarn van de NCS werd gebouwd op een paar honderd meter afstand van het bestaande station aan de spoorlijn naar Amsterdam.

In die tijd - even een zijsprong - kon je niet alleen reizen met enkeltjes en retours. NCS verkocht ook 500- en 1000-kilometerboekjes. Voordat de houder van zo'n boekje aan een treinreis begon, werd aan het loket of door de conducteur het aantal af te leggen kilometers van het saldo afgeschreven.

Ook concurrerende spoorwegmaatschappijen hadden dergelijke boekjes. Ze waren erg populair bij de vaste klanten. Na een eeuw afwezigheid zitten we eigenlijk te gillen om terugkeer ervan. Met de moderne chip-technologie moet het toch een peulenschilletje zijn om zoiets te regelen - althans in België, Frankrijk en Duitsland. Bij ons zie ik het nog niet gebeuren.

Twee stations dus in Baarn. Deze voor overstappers wat lastige situatie heeft een halve eeuw voortgeduurd. Toen waren alle spoorwegconcurrenten inmiddels opgegaan in de NS. Na de elektrificatie van het lijntje naar Utrecht kregen de treinen een ereplaats op spoor 1 van station Baarn.

Om het perron te bereiken moeten de treinen de drukke spoorlijn Amersfoort - Amsterdam, met 8 IC's en 4 dubbeldekkers per uur, oversteken. De treinen uit Utrecht komen aan om .10 en .40, drie minuten voor vertrek van de kruisende sneltrein naar Amersfoort, en vlak nadat de IC's naar Amsterdam en Schiphol langsgeraasd zijn; het kan allemaal net.

Ik zie de trein van 17.40 aankomen; twee plan V's. Ik loop terug naar het station, en stap in. Om 17.53, precies op tijd, vertrekken we. Met veel geschok en geknars van wielen kruisen we de sporen 2 en 3. Daarna buigt de trein af naar zijn eigen enkelsporige baan.



Een paar minuten later wordt Soestdijk bereikt. Na alle vertragingen en gemiste treinen vanmiddag, besluit ik mijn verblijf in de geboorteplaats van Koningin Beatrix en Chris Turskma te beperken tot een halfuur. Ik ben er al eens eerder geweest, en kan me herinneren dat er fraaie oude hoeven te bewonderen en te fotograferen waren.

Eerst loop ik door een stille, saaie wijk, waar men aan de avondboterham zit. Later fotografeer ik een kerk, die op het eerste gezicht best een waterstaatkerk zou kunnen zijn. Het zomeravondlicht strijkt langs de gevel; het is in realiteit een mooier gezicht dan blijkt uit de foto die je nu bekijkt in cyberspace. Het dijkje met de hoeven, plaatselijk bekend als het Kerkpad (NZ en ZZ), bereik ik even later. De boerderijen zijn minder mooi dan ik me kon herinneren (dat heb je soms) en zijn niet fotografabel, door een verkeerde stand van de zon.

Het Kerkpad loopt onder een smal tunneltje door. Daarboven ligt de spoorbaan. Ik keer terug naar het station en passeer Residence De Batenburg. Een handjevol mensen staat te wachten op de trein naar Utrecht.

In het stationsgebouw, waar al eeuwen geen kaartjes meer verkocht worden, is een softwarebedrijf gevestigd. De naam staat slordig vermeld op een kartonnen bordje; daaronder heeft men voor de duidelijkheid geschreven: "dus geen NS-station". Geen NS-station; wat doe ik hier dan als reiziger? En waarom liggen er dan sporen, en hangt er een "waslijn", en staat er een kaartjesautomaat? Ben ik hier zojuist niet uitgestapt?

De trein maakt aan alle onzekerheid een einde; hij komt, en stopt. Evenals op de Kippenlijn wordt er vandaag gereden met twee gekoppelde plan V'tjes, waar één ruimschoots genoeg zou zijn geweest. De tegentrein, die we passeren bij Soest, is ook niet erg druk. Wanneer is het wèl druk op deze noodlijdende lijntjes? In de ochtendspits, op wintermorgens, denk ik; en dan alleen nog richting Utrecht. Hoe zijn deze twee lijnen ooit aan opheffing ontsnapt?

Soest is een gemeente met ca. 40.000 inwoners (inclusief Soestdijk). De spoorbaan slingert zich langs de oude wijken van het dorp. Station Soest-Zuid ligt ook redelijk dicht bij Overhees, de grootste nieuwbouwwijk.

Door het bos rijden we Utrecht-waarts. Het gaat niet bepaald snel. "Kedeng-kedeng, kedeng-kedeng", doen de treinwielen, net als in dat zeldzaam irritante liedje van Guus Meeuwis. Een ouderwets geluid. Op de meeste spoortrajecten in Nederland is het aloude spoorritme niet meer hoorbaar, maar tussen Baarn en Den Dolder nog wel; tot de volgende spoorrenovatie. Het heeft te maken met een technisch verhaal omtrent de rail-lassen, die nu anders uitgevoerd worden dan vroeger, of zoiets.

Bij Den Dolder takken we aan op de spoorlijn Amersfoort - Utrecht. Meteen houdt het kedeng-kedeng op. De trein rijdt nu weer over een moderne spoorbaan.

Tegen halfzeven rijden we Utrecht binnen. De weinige passagiers stappen uit. Aan de overkant van het perron komt de dubbeldekker uit Zwolle binnenrijden. Deze trein zit mudjevol, wat vooral te danken zal zijn aan het Dolfinarium in Harderwijk.

Hier zou dit vervolgverhaal over de Kippenlijn en de Baarnse lijn kunnen ophouden, ware het niet, dat ik de lezers dan ernstig tekort zou doen. Een stukje van amper 1200 woorden, met nauwelijks gekanker en veel te weinig uitweidingen; dat kan ik niet verkopen aan mijn publiek. Daarom gaat dit verhaal gewoon verder.

Intermezzo: Den Haag

De zaterdag daarop breng ik een stijf uurtje door op de vijfde verdieping van de openbare bibliotheek in Den Haag, om de spoor-historische gegevens te verzamelen waarmee dit artikel is gelardeerd (jullie dachten misschien, dat ik dat alles uit mijn hoofd wist, of uit mijn duim zoog. Geen mens weet wat er allemaal aan vast zit, aan iedere week zo'n Digitale reiziger uitbrengen. Dat mag ook wel eens gezegd. Het is overigens nog steeds niet verboden, eigen reisverhalen in te zenden). De Haagse bibliotheek is uitstekend gedocumenteerd over de geschiedenis van de spoorwegen; dit in tegenstelling tot die in Leiden.

20 meter beneden me zie ik rode en blauwe trams de bocht om gaan. Het lek in de tramtunnel is provisorisch gedicht door de Fa. H. Brinkers (met zo'n typisch-Haags opgestoken wijsvingertje in het gat); de Kalvermarkt is sinds gisteren (vrijdag 4 augustus 2000) weer open voor tramverkeer. Die tunnel, over een Kippeneindje van 1200 meter, wordt verder gewoon afgebouwd, zo heeft de gemeenteraad in zijn onmetelijke wijsheid beschikt.

Intussen wordt in de Grote Marktstraat op maaiveld ook weer tramspoor aangelegd. Dit wordt in november 2000 geopend; de tramlijnen 2 en 6 zullen er gebruik van maken.

Pessimisten beweren, dat deze trams nooit door de tramtunnel zullen rijden. Die is voorbestemd voor RandstadRail; ze zullen het - volgens genoemde pessimisten - in Den Haag wel weer zó regelen, dat er niet zowel Randstadrailvoertuigen als stadstrams door die tunnel kunnen rijden.

Neo-lelijk in Putten

Toegift: Arboreta, pineta en robaria

We laten Den Haag weer alleen met zijn railperikelen. Twee dagen later reis ik opnieuw richting Veluwe; deze maal in het gezelschap van mijn moeder. De reis gaat naar Putten, waar wij in de jaren zestig de meeste van onze zomervakanties hebben doorgebracht.

In Amersfoort nemen we buslijn Connexxion 101. In 1998 was dit nog een lange lijn (gereden door Midnet); hij liep helemaal door tot Zwolle. Met ingang van de dienstregeling 2000-2001 is hij ingekort tot Harderwijk. Niet eens Harderwijk centrum, maar zuinigjes tot aan het station, zodat de reizigers voor de laatste 2 kilometer van hun reis nog moeten overstappen, ook. De verfrissende aanpak van Connexxion is meteen te merken; ook op de Veluwe.

Wie reist er nog met zo'n geamputeerde lijn? Niemand. Bij mijn vorige bezoek zaten er ter hoogte van Hoevelaken 45 passagiers in de bus; nu nog maar 3 (geen helemaal eerlijke vergelijking, maar alles wat je tegen Connexxion kunt aanvoeren, moet je gebruiken).

In Nijkerk staan we 7 minuten te wachten ter hoogte van een beeldje van de vier Heemskinderen, maar meer passagiers dienen zich niet aan. We rijden verder, en passeren de buurtschappen Diermen, Hoef en Bijsteren. Dan rijdt de bus Putten binnen, via een nieuwbouwwijk, die er toen nog niet was.

Voor mijn moeder is het een weerzien na 29 jaar. Een weerzien, dat niet erg meevalt. Putten is zo'n gemeente, die je toch al bezocht om het natuurschoon, en niet om het dorpsgezicht. Maar de dorpskern is er niet mooier op geworden. Ik zie dat niet zo, omdat ik nog niet zo lang geleden in Putten geweest ben, onder andere met lange lijn 107, die dit jaar ook is ingekort.

Mijn moeder herkent niets meer. Ja, het 16e eeuwse kerkje; dat hebben ze, in deze gemeente die sinds mensenheugenis zucht onder het juk van een gristelijke raadsmeerderheid, nog net laten staan. Maar verder is het dorp bedolven onder de producten van architectenbureau Eenheidsworst, die bezig is alle Nederlandse plaatsen, van Appingedam tot Aardenburg, te uniformeren. En waarom alles in dat sombere donkerrood? Waren de andere stenen op? Als het dorp Putten ooit een eigen karakter gehad had, zouden we op deze plaats hartgrondig moeten jeremiëren over de teloorgang ervan.

Na de lunch begeven we ons naar het doel van onze reis: het landgoed Schovenhorst. Dit 2 km2 grote boscomplex bevat één arboretum en maar liefst twee pineta ('pineta' is het meervoud van pinetum; een pinetum is hetzelfde als een arboretum, maar dan met louter dennenbomen).



Van alle arboreta en pineta in Nederland, zijn die van Schovenhorst beslist de meest onbekende. Het landgoed is sedert 1948 opengesteld voor het publiek. Maar tijdens onze vakanties in Putten hebben we er nooit iets over gehoord of gelezen, hoewel we overstelpt werden met folders over elke toeristische attractie en bezienswaardigheid binnen een straal van 15 kilometer (bijvoorbeeld het "Robarium" in Harderwijk, waar een bejaarde zeeman met een buitenmodel-kapiteinspet vis verstrekte aan een aantal zeeleeuwen, die in ruil daarvoor enkele kunstjes vertoonden; de voorloper van het Dolfinarium).

Schovenhost bestaat al een eeuw langer. Het is in 1848 opgericht door Johan Schober, en kreeg meteen de functie, die het nu al anderhalve eeuw heeft: een proeftuin voor de bosbouw. In die tijd was de Veluwe een wat schraal, armoeierig gebied, met heide en zandverstuivingen. Op ontgonnen heidevelden begon men aarzelend te pionieren met commerciële bosbouw.

Schober was één van die pioniers, en één van de oprichters van de Heidemaatschappij. Wat je ook van Schober zou kunnen zeggen; in ieder geval niet dat hij een luie slampamper was. Door de week dreef hij in Utrecht een advocatenkantoor én een houtzagerij. Op zaterdag en zondag werkte hij in Putten aan de ontginning van Schovenhorst; toen nog een stuk heide. Zijn ritjes Utrecht - Putten v.v. maakte hij per rijtuig; althans totdat in 1863 de spoorlijn Utrecht - Hattem openging.

Na de dood van Johan Schober in 1901 werd zijn werk voortgezet door familieleden, tot Schovenhorst in 1967 werd omgezet in een stichting.



Op de website van Schovenhorst staat een vaag kaartje, zonder het adres (waarvan ik kan onthullen, dat het Garderenseweg 93 luidt). Voor de zekerheid vragen we het nog even na bij de VVV in Putten. Ja, er bestaat echt een landgoed Schovenhorst.

Met enige moeite vinden we de ingang. De zon is weg; het wordt vervaarlijk donker.

Op maandag is alleen het grote pinetum geopend. Het kleine pinetum en het arboretum zitten van maandag t/m woensdag dicht; daardoor is ook de beeldententoonstelling ontoegankelijk. Wonderlijk: is het nu zo'n toer om even het hek open te zetten voor die anderhalve man en een paardenkop die dit terrein bezoeken?

De "reis om de wereld" in het grote pinetum moet sterk ontraden worden aan mensen met een slecht functionerend oriëntatievermogen. Als je de officiële pijlen volgt, kom je er nóóóóit meer uit, en maak je in de meest letterlijke zin een reis om de wereld (rond en rond en rond en rond). Als we voor de vierde keer een bemoste, en volkomen onleesbare gedenksteen passeren, begint het feit tot ons door te dringen, dat we in een kringetje rondlopen. We slaan op de bonnefooi een zijpad in, en nog een zijpad, en nog een, en bereiken per ongeluk de uitgang. Door al dat gedoe vergeet ik helemaal te letten op hoe mooi het hier is.

Bij de ingang van Schovenhorst kun je een folder uit een kastje pakken (en twee gulden in een gleuf werpen) met een wandelroute. In dit geval geven ze zelf al toe dat hij niet klopt; een bordje deelt ons mede, dat we beter zelf onze weg over het terrein kunnen bepalen.

De folder belooft ons uitleg op 16 plaatsen over welke bomen er te zien zijn ("Number one. The larch. The larch. The... larch", fluister ik; als verstokte Monty Pythonfan). Op die zestien plaatsen staan bordjes met een nummer, maar niet heus: alleen bordje nummer 7 blijkt min of meer intact. Ook de aangekondigde grafheuvels zijn niet te zien. Op landkaarten van de Veluwe ritselt het altijd van de grafheuvels, maar in het veld zie je er nooit een.

Mijn moeder brengt nog een ander bezwaar naar voren tegen Schovenhorst: er staan nergens zitbanken. Schovenhorst doet zijn best, zo weinig mogelijk wandelaars te trekken. Een beleid dat werkt: het is hier heerlijk rustig. Dat moet zo blijven, vind ik. Ik had dus niet over Schovenhorst moeten beginnen; vergeet maar wat ik erover gezegd heb.

We lopen over de Schoberlaan, een prachtige donkere laan, die al donkerder en donkerder wordt. Even later begint het te plenzen. Dank zij de goede werken van de heer Schober blijven we droog. Was het hier nog steeds een heideveld, dan waren we zeiknat geworden.

Op de Garderenseweg worden automobilisten gemaand, hun lichten te ontsteken. Het is wel nodig. Enigszins verplukt lopen we Putten weer binnen, juist op tijd om de bus van 15.02 naar Barneveld voor onze neus te zien wegrijden. Dan maar een croissantje gegeten in Croissanterie Het Puttertje. We nemen plaats op het terras; de zon laat zich weer zien.

Het Puttertje was in de jaren zestig een degelijk dorpscafé-restaurant, met dikke tafelkleden, zwartgerokte obers, koffie voor 75 cents, en een gokautomaat die kwartjes toegediend kreeg via een handig schuifje. Ik denk aan de bejaarde Puttenaren die er de hele middag zaten te bomen, op één kop koffie en één gevulde koek, en die nu allen al lang weten of God écht gereformeerd is.

Het Puttertje werd gemoderniseerd, en verlelijkt tot Croissanterie. Een heel bijzondere: ze serveren er geen croissants. Thee hebben ze ook niet. We krijgen elk een glas warm water voorgezet, zonder theezakje. Gelukkig hebben we zelf altijd Darjeeling, suiker, melkpoeder, ontbijtkoek, roerstaafjes en koffiebonen bij ons, voor het geval dat we in een fase-drie etablissement belanden.

Putten wens ik een bezoek toe van de dames Reiziger, die elke week in het Algemeen Dagblad één of meer gerenommeerde restaurants door de zeik halen. Ik lees die stukjes graag - hoewel niet geïnteresseerd in culinaire praat - want er wordt altijd lustig op los gekankerd. Geruchten, dat ík de dames Reiziger ben, moet ik met klem tegenspreken. Wel is het me zonneklaar, dat de dames Reiziger bestaan uit één man; een jónge man met laptop, vermoedelijk, waar alle tweederangs restauranthouders verdacht zijn op twee ouwe taarten met opschrijfboekjes.

Wat is er gebeurd met Putten? Is het denkbaar, dat een compleet toeristendorp belandt in fase drie of erger? Thuis bekijk ik voor alle zekerheid de gemeentelijke website. Ik word beslist niet teleurgesteld: De gemeente Putten is een waar Sodom en Gomorra, vergeleken waarmee Ter Aar een Aards paradijs is. Namen van wethouders worden er openlijk in verband gebracht met de Puttense moordzaak.

Dit overdenkende, zien wij de bus van 15.32 naar Ede passeren. Ik zou gezworen hebben, dat bus 105 om het uur reed; zeker in het vakantieseizoen. Later zal ik op de vertrekstaat zien, dat buiten de vakantieperioden de uurdienst in de middaguren wordt aangevuld tot een halfuurdienst. Om 14.32, 15.32 en 16.32 rijdt er een extra bus. In de zomervakantie rijden de bussen van 14.32 en 16.32 niet, maar die van 15.32 als enige wel. Connexxion-logica.

Bijgaande tekst, bij een voetgangersoversteekplaats, neemt ons weer helemaal in voor Putten en zijn bewoners. Het dorpsgezicht mag dan veranderd zijn; de Veluwenaar is Godlof zijn eigen sympathieke zelf gebleven. Wie in de naam van de HEERE schrijft toch zo'n tekst? Ik denk: een plaatselijke paranoïcus, met een ook voor zijn behandelend arts onverklaarbare afkeer van tweewielers, maar ik acht het ook geenszins onwaarschijnlijk dat het bord van gemeentewege of door de politie is aangebracht.

****

Lijn 105 van Harderwijk naar Ede rijdt nog bijna precies dezelfde route als in 1961. Wij nemen de bus van 16.02 en laten afstempelen tot Barneveld. Even buiten de bebouwde kom van Putten stopt de bus voor bungalowpark "De Heihaas", dat nog "Vakantieverblijf de Heihaas" heette, toen wij er in 1961 voor het eerst een huisje huurden.

De eenvoudige houten kantine voor de gasten heeft plaatsgemaakt voor een uitgebreid restaurant, waar ook buitenstaanders welkom zijn. Misschien kan ik hier een keer gaan eten, denk ik, maar meteen verwerp ik die gedachte weer. Niet nog meer sentimental journeys. Een mens moet niet omkijken, zeker niet op het moment dat hij de bebouwde kom van Sodom-en-Gomorra verlaat (Genesis 19:26). Ik blijf voortaan altijd vooruit kijken, al was het maar tot de volgende verschijningsdatum van De digitale reiziger.

In Voorthuizen geeft bus 105 bij hotel De Punt aansluiting op lijn 102 (Apeldoorn - Amersfoort). Dit was 40 jaar geleden ook al het geval, al hadden die lijnen toen de nummers 5 en 2.

Tien minuten later stappen we uit in het centrum van Barneveld, op de dominee Gowthorpestraat. Gowthorpe was misschien de op één na de beroemdste Barnevelder, al had ik nooit van hem gehoord. De allerberoemdste was Jan van Schaffelaar. In 1482 schreef hij geschiedenis tijdens een episode uit de Hoekse en Kabeljauwse twisten, een langlopende soapserie die zo'n beetje de hele eeuw geduurd heeft.

Van Schaffelaar was de aanvoerder van een legertje huursoldaten, ingehuurd door bisschop David van Bourgondië (Kabeljauws), die mot had met de stad en de Staten van Utrecht (Hoeks). De mannen van v. Schaffelaar veroverden Barneveld, maar werden daar later belegerd door Hoeken uit Nijkerk en Amersfoort. De Kabeljauwen trokken zich terug in de kerk, en werden geprest tot overgave; dan zouden ze een vrijgeleide krijgen.

Om zijn mannen het lot van een afslachting te besparen, capituleerde v. Schaffelaar. Hij wilde echter niet, dat de vijand hem levend in handen zou krijgen. De dappere huurling sprong van de ca. 30 meter hoge toren; zijn dood - en eeuwige roem - tegemoet.



Even buiten het niet al te interessante centrum van Barneveld ligt landgoed De Schaffelaar. Het kasteel doet dienst als congrescentrum. De tuinen eromheen worden momenteel gerenoveerd.

Op station Barneveld Centrum nemen we de de trein van 17.21 naar Utrecht. Bij Barneveld Noord loopt de trein naar verhouding vol. Forenzen, die er weer een dag op hebben zitten bij Baan, of bij Viergranen-ei. Langzaam en kreunend gaat de trein de haarspeldbocht door. Einde van een reisfeuilleton, waarin we niet helemaal vonden wat we zochten: het Middelpunt van Nederland, en die vakantievreugde uit de jaren zestig.

Frans Mensonides
15 augustus 2000


Verantwoording: dit stukje werd vrijwel in één ruk geschreven op de avond van dinsdag 15 augustus 2000 (platte tekst, zonder links, foto's, tabel, spellingcorrectie etc.) en is sedertdien nauwelijks gewijzigd, laat staan verbeterd. Mochten er door het hoge tempo slordigheden in geslopen zijn (bijv. verwisseling van Hoeken en Kabeljauwen), aarzel dan niet, mij daarvan onkundig te laten.


"Het wordt een hele aardige dag", bauwen alle weermannen en -vrouwen Erwin Krol na, als het in de lijn der verwachtingen ligt, dat het minder dan 24 uur zal regenen. Ook wij beleefden een heel aardige dag; ondanks neerslag en andere ongemakken.


UTRECHT - BAARN
Stations Utrecht CS - Utrecht Overvecht - Bilthoven - Den Dolder - Soest Zuid - Soest - Soestdijk - Baarn
Openingsjaar 1898
Lengte 23 kilometer
Ritduur 31 minuten
Materieel Plan V
Frequentie 30'
eerste trein 5:53 (Baarn - Utrecht)
Laatste trein 0:23 (Baarn - Utrecht)
Strippen en sterren geldig? Alleen tussen Utrecht CS en Overvecht
Toekomst: Vage verhalen over sternet rond Utrecht