Kommer en Quelle: een dagje Buffel, Bus en LINT


"Daar benn'n wie niet voor, om ding'n aan te plakk'n"

(Syntus' informatie-filosofie, ook op Winterswijk West in praktijk gebracht)


Lees ook: De LINT in de Achterhoek (Maarten Batenburg; april 2001)
In Syntusland - deel 1; de trein (juni 1999)

HET HONDENGEVECHT

Bereisde Roel zag op zijn tochten
Geweldig veel! Twee Bullebijters vochten,
Voor 't wijnhuis, in een kleine Poolse stad,
Terwijl hij juist aan het venster zat:
'Zulk vechten, Mensen! - - Zij verslonden
Malkander letterlijk! Met iedre hap, ging oor
Of poot er áf - en glad als vet er dóór!
Ons scheiden kwam te laat! wij vonden
Het restje:- op mijn eer,
De staarten, en niets meer.'

A.C.W. Staring




Het zal geen treinenliefhebber ontgaan zijn, dat er sinds kort een nieuw type railvoertuig rond-dieselt in de Achterhoek: de LINT. Ik ben even kwijt, waar die vier letters voor staan; wie het wil weten kan het nazoeken in het verhaal van Maarten, die mij voorging naar deze landstreek.

De LINT's worden gereden door de regionale spoorweg- en busmaatschappij Syntus; je kunt ze aantreffen op de lijn Winterswijk - Zutphen, waar tot voor kort nog de walmende oude diesels uit de NS-tijd op en neer reden.

Verder zag Syntus zijn spoorwegnet op zondag 10 juni 2001 uitgebreid met een traject van 30 kilometer. Sedert 1999 rijdt dit bedrijf al op het traject Doetinchem - Winterswijk - Zutphen; deze maand mochten ze ook Arnhem - Doetinchem van NS overnemen.

Ik begaf me derwaarts, en wel op vrijdag 15 juni 2001. Uit de titel van dit artikel blijkt al, dat de reis niet geheel bevredigend verliep. Op de heenweg, via Arnhem naar Winterswijk, werd ik geconfronteerd met een opstapeling van geplande en ongeplande stremmingen, en met ernstig tekort schietende informatievoorziening daarover. De indruk van het tweede deel van de dag was beter. De LINT (concurrent van de Talent, die wij vorige zomer "deden" in Duitsland) voldeed met gemak aan onze hoge exameneisen. Echter: met de informatievoorziening was het ook hier naatje. In de LINT hoorde ik de hele middag allerlei niet-bestaande stations aangekondigd worden, waaronder "Quelle", wat ik als een kwelling begon te ervaren, en als een bron van ergernis ("Quelle" betekent "bron", dat weet ik natuurlijk óók wel). Want: waarom tientallen miljoenen investeren in nieuwe treinen, in aangepaste baanvakken en in het verhogen van de frequentie; en het dan vervolgens voor jezelf en de reiziger verpesten door niet eens even de moeite te nemen voor een fatsoenlijke informatievoorziening? Dat is de retorische vraag die als een rode draad door deze DDR-aflevering loopt - of zullen we flauw-woordspelig doen, en spreken over een rood LINT?.

Interieur LINT


Schouderduw

Het eerste halfuur vertraging loop ik thuis al op. Als ik om kwart voor negen wil vertrekken voor mijn bekende wandeling-via-de-kortste-weg naar Lammenschans, is er een wolkbreuk gaande. Een halfuur later is deze overgegaan in lichte motregen en verlaat ik alsnog het huis.

Ik ben heel benieuwd, of ik zonder problemen Arnhem zal halen. Drie dagen lang deze week heeft NS zich kunnen koesteren in het betrekkelijke succes van het nieuwe dienstrooster. Immers: het percentage vertraagde en uitgevallen treinen was weliswaar niet meteen spectaculair lager dan gedurende het afgelopen halfjaar, maar ook niet verschrikkelijk veel hoger. Woensdag ging het echter helemaal fout - al lag het misschien niet aan NS zelf; onderzoek moet dat uitwijzen. Op Utrecht CS, uitgerekend ter hoogte van Huisinga's burelen in de NS-towers, gaven twee Plan-V-treinen elkaar een incorrecte schouderduw, waarna ze beide uit de rails liepen, en een ongekende chaos veroorzaakten op het spoorwegnet (ze hadden moeten "ritsen", zoals een lezer schreef). NS-directielid Tjitte Stelwagen nam van schrik meteen ontslag; dat de rest zijn voorbeeld snel volgt! Ik kende Tjitte niet persoonlijk, maar heb hem voldoende vaak horen noemen op ROVER-vergaderingen, om alleen daardoor al een hekel aan hem te krijgen.

Het spoor in de richting Arnhem en 's-Hertogenbosch was als gevolg van de botsing geblokkeerd, maar ook in andere richtingen verliep het treinverkeer hoogst problematisch. Pas de dag daarop werden de wrakken van het spoor getakeld. Ik was net te laat om het te zien; donderdagavond (college-avond) kwam ik met bijna een half uur vertraging uit Leiden in Utrecht aan. Het treinverkeer naar Arnhem en Den Bosch zou langzaam op gang komen, werd omgeroepen. Dat was gisteren; het is nu vrijdag, zoals gezegd. Ook nu verloopt het treinverkeer naar Arnhem niet vlot; mijn trein heeft een dikke tien minuten vertraging. "Ik wil later bij de treinen werken", hoor ik een meisje van een jaar of vijf zeggen. Dat zou ik als vader toch mooi verbieden.

Station Wehl


Tunnel tegen wil en dank

Als ik in Arnhem aankom is het al kwart over elf. De Arnhemse sporen 8 en 9 liggen langs het meest noordelijke perron. Dat is wat ondergeschoven achter een hoge bakstenen muur; het station lijkt in een soort uitgraving te liggen. Spoor 8 ziet in de loop van de dag alleen stoptreinen naar Ede-Wageningen en Utrecht vertrekken, en één verdwaalde ICE; spoor 9 is in zijn geheel gereserveerd voor de Syntus-buffels naar Winterswijk. Deze vertrekken om .06 en .36, en rijden sedert 10 juni 2001 dus rechtstreeks door naar het Wladiwostok van Nederland. De overstap in Doetinchem, van NS op Syntus, vervalt. Althans, dat hopen we maar, want op de teletekstpagina 751 staat al weken vermeld dat de treindienst op dit traject is "aangepast", zonder vermelding waaruit die aanpassing bestaat. Het wordt op die manier een wat angstige verrassingstocht.

Er wordt gereden met twee gekoppelde buffels, waarvan op dit morgenuur hoogstens een derde van de plaatsen bezet is. Zij maken reclame voor hun landstreek. Precies om 11.36 klinkt er een gehoorbeschadigende sluitfluit, en zet de trein zich in beweging. Syntus kent geen fluitende conducteur, wel controleploegen, die ik vandaag niet zal tegenkomen.

Volgens een oud onderwijzers-ezelsbruggetje ligt Oosterbeek ten westen, en Westervoort ten oosten van Arnhem. Het klopt. Van Westervoort zie ik de rode daken nog net liggen achter de spoordijk. Waarom het plaatsje geen station heeft, en Duiven wel, is me al jaren een raadsel.

Bij Zevenaar blijkt een grote, kilometerslange spoortunnel in aanbouw te zijn. Hoe kan dat nou zo ineens? Ik heb er helemaal niets over gelezen. Het is schromelijk overdreven, zo'n tunnel voor die 4 Buffels per uur, en 18 internationale treinen per dag.

Pas veel later kom ik erachter wat ook gewoon in het stukje van Maarten stond, dat die tunnel behoort tot de route van de nog altijd zwaar omstreden Betuwelijn. In Delft zullen ze wel knarsetanden. Daar denderen een slordige 20 treinen per uur door de binnenstad, en haken ze al tientallen jaren naar een ondertunneling. Terwijl Zevenaar helemaal geen Betuwelijn wil, en die tunnel door de strot krijgt geramd. Je kunt een dubbeltje maar één keer over de balk smijten, voor wat de grootste financiële blunder van twee eeuwen gaat worden.

In Zevenaar stapt al een aanzienlijk deel van de passagiers uit. Dit lijntje is zo'n typische nevenlijn (al is het voor Syntus nu de hoofdlijn): druk aan de ene kant en stil aan de andere.


Drinkontbijt

Twee stations verder ligt Wehl, waar ik even wil rondkijken omdat ik er nog nooit geweest ben. Het station, waar twee Buffels elkaar passeren, verkeert in de schaduw van een hoge graansilo. Tot mijn verbazing loopt één van de twee stationsklokken ruim een half uur voor.

Hoewel het treinverkeer in Wehl tot rond het middernachtelijk uur doorgaat, is de wachtkamer slechts geopend van 5.45 tot 16.45. Om er binnen te komen, moet men op een bel drukken. De wachtkamer wordt dan geopend vanuit het aanpalende politiebureau, gevestigd in het voormalige plaatskaartenkantoor. Na 16.45 is ook de politiepost vermoedelijk onbemand; het is in Wehl zaak, vóór dat tijdstip beroofd, aangerand, gemolesteerd of vermoord te worden. 's Avonds sta je in de kou (letterlijk, als je de trein wilt nemen).

Op een plattegrond zie ik dat de gemeente Wehl bestaat uit Wehl, Nieuw Wehl en een uitgestrekt bos, waar ik straks wel even een stukje wil wandelen. Ik kan een rondje lopen, zie ik: dorp, bos en terug naar het station annex politiepost. Ik teken de route op in mijn notitieboekje; dit in de zekerheid, te zullen verdwalen.

Eerst voor de lunch zorgen. De "PLUS", een supermarktje met kleurig klaverbladlogo, verkoopt twee pakken "Mona Goedemorgen Drinkontbijt" voor een riks, maar daarvoor is het wel wat laat. Ik ga voor het brood. De mensen van de vers-afdeling dragen hier felgekleurde, artistiekerige Rembrandt-baretten; het mag van mij, al zien ze er niet uít. Zelfs een dorpssupermarkt heeft 82 soorten brood in voorraad. Met enige moeite vind ik de krentenbollen, die me altijd nog beter bevallen dan die buitenissige onzin.

Ik ben te haastig geweest met mijn bezoek aan PLUS, want om de hoek is bakkerij Son gevestigd, "the number one van Nederland". Die heeft vast nog meer soorten brood.

In het centrum van Wehl bewonder ik de oude kerk en het 19e eeuwse parochiehuis. Vervolgens loop een rondje over een mooie, door een enorme diepgroene boom gedomineerde begraafplaats, en begeef me over een asfaltweg in de richting van het bos. Er staat weer een bord met zo'n gemeenteplattegrond. Goed, dat ik er even op kijk; ik loop finaal verkeerd. Achterdochtig nagestaard door een vrouw die haar gras loopt te maaien, keer ik terug en sla rechtsaf een nieuwbouwwijk in met zogenaamd-oude nep-boerderijen. Het jaartal MM staat afgebeeld op wat van afstand op een eeuwenoude hoeve lijkt. Afgrijselijk vind ik dat. Heemschutterij, het tot in het oneindige restaureren van historische panden, heeft mijn volle sympathie. Maar wat nieuw is, moet er nieuw uitzien, naar mijn onbescheiden mening. En huizen moeten op woningen lijken, niet op een boerenbedrijf. Namaak-antieke meubels, dat vind ik ook zoiets vreselijks.

Mijn tas zit vol lunch, en dreigt op de grond te vallen. Ik hang hem om mijn nek in plaats van om mijn schouder. Nu lijk ik wel wat op zo'n ouderwetse geldophaler, met geldtas. "Goedemorgen mevrouwtje, het dooienfonds".

Daar zware wolken zich samenpakken boven Wehl, zie ik af van het bos. Het is typisch juni-weer vandaag: warm, benauwd en onbetrouwbaar. Ik wil terug naar het station, maar kan het spoor natuurlijk niet meer vinden. Het ontegenzeggelijke nadeel van een diesellijn is het ontbreken van hoogspanningsmasten, die een spoorlijn zo duidelijk zichtbaar maken in het landschap. Ik tuur de horizon af, maar ineens blijkt de baan vlak voor mijn voeten te liggen. Bij een overweg taxeer ik de afstand tot het station. De trein komt over 6 minuten; ik moet nog zeker 700 meter afleggen, maar ik verrek het om te rennen, in die zompige moerashitte. Gelukkig is de trein een par minuten te laat; als ik het station opslenter, is het nog maar een stipje in de verte.


NS-Buffel en Syntus-LINT; Zutphen

Eindpunt Deutekom

Ik installeer me helemaal in de Buffel, voor nog een kleine drie kwartier sporen naar Winterswijk; brood, frisdrank, notitieblok, potlood, boek, tas en jas uitgespreid op dat lullige kleine tafeltje, en op drie banken. Vergeefse moeite: zo'n tien minuten na vertrek uit Wehl klinkt door de microfoon de kreet: "Doetinchem, eindpunt!".

EINDPUNT? Na de doortrekking van het Syntusnet naar Arnhem zou deze overstap toch tot et verleden behoren?

Niemand is zo verbaasd als ik; de passagiers staan gelaten op en verlaten de trein. Het spoorverkeer ligt in Syntusland al maanden van tijd tot tijd lam, onder meer voor aanpassingen die de komst van de LINT mogelijk maken. Blijkbaar is dit de op teletekst aangekondigde stremming van het treinverkeer.

Ik hark mijn boeltje bijeen, en loop achter de uitgestapte reizigers aan, met een geopend blikje Cola in de hand, en de rest van mijn bezittingen onder mijn arm. Het regent.

Wat is nu verder de bedoeling? Er heerst nu toch enige verwarring. Sommige reizigers blijven op het perron staan; anderen begeven zich naar het busstation. Ik wil het mijne weten van deze folklore, en spreek de machinist aan, die zojuist uit de cabine van de Buffel is geklommen. Althans, dat probeer ik, want de man ziet net toevallig een collega, met wie dringend allerlei onbelangrijkheden uitgewisseld moeten worden, en veinst me niet te zien en te horen. Na twee nieuwe pogingen smaak ik het genoegen dat hij zijn slome, domme gezicht naar mij toedraait, met onverhulde tegenzin. Ik vraag, waarom de trein niet verder rijdt naar Winterswijk.

- "Nee, het is nog pendel'n, vandaag. Misschien morg'n; misschien gaan de trein'n morg'n wel weer naar Winterswiek"

- "En hadden jullie dat dan niet even kunnen aanplakken op de stations; dat er een pendeldienst gereden werd? Dat is wel zo duidelijk voor de reizigers; gewoon even een simpele mededeling!"

- "Ja, daar benn'n wie niet voor, meneer. Daar hem'n wie geen tied voor. Wie benn'n ervoor om trein'n te bestuur'n, niet om overal ding'n aan te plakk'n."

- "Pendelen. Er wordt dus gependeld. En waar is die pendeltrein dan wel?" [sarcastisch handgebaar mijnerzijds naar leeg perron aan overzijde].

- "Ja, da' wee'k niet, meneer."

De man wil het gesprek met zijn collega voortzetten, maar hij heeft helaas iemand getroffen die van plan is, hier eens flink over door te zagen.

"En was het erg veel moeite om het even om te roepen dat er gependeld wordt?", vraag ik. "Ik ben hier niet bekend, en moet het zeker allemaal maar raaien".

- "Luuster n's meneer, ik weet niet wat er aan de hand is. Wa'k niet weet, kan'k ook niet omroep'm."

- "Maar u wist wel dat Doetinchem het eindpunt was!"

- "Ja, da' wist ik wel, maar verder wee'k niks."

Ik loop nu weg, onder het mompelen van "stelletje stomme boerenkarhengsten", tegen niemand van de omstanders in het bijzonder, en smijt mijn bijna lege blikje met veel gekletter in een prullenmand.


Per bus

Voor het station zie ik reizigers een bus bestormen, waar Doetinchem op staat. Maar eens vragen aan de chauffeur, of deze bus misschien naar Winterswijk gaat. Ik verwacht iets als "kun je niet leez'n, jong'n?" toegesneerd te krijgen, maar de chauffeur antwoordt bevestigend. Het fortuin lacht me toe, er is nog een zitplaats vrij. Wie na me komt, moet staan, helemaal tot Winterswijk.

Uit het "gesprek" met de machinist, en uit een mededeling die ik door de mobilofoon van de bus hoor, kan ik deduceren dat er deze week in principe gependeld wordt tussen Deutekom en Winterswijk, maar dat momenteel zelfs de pendeltrein niet rijdt. Het ziektebeeld van Syntus is me duidelijk. Die stremmingen zijn de schuld van een andere organisatie. Dat ontslaat het spoorbedrijf kennelijk van zijn plicht, de reiziger erover te informeren. Syntus blijkt toch een doodgewoon OV-bedrijf te zijn, waar de NS-mentaliteit maar niet wil sterven. Tjitte is niet dood, hij leeft.

De rit naar Winterswijk, in een smoorhete bus, duurt meer dan drie kwartier. Niet bevorderlijk voor het tempo is het feit, dat de chauffeur bij elk van de drie tussenstations de bus moet verlaten, om gestrande reizigers van het perron te plukken. Hij staat te schreeuwen en te gebaren naar mensen die helemaal achteraan op het perron staan. De omroep wordt niet gebruikt, om stroom te sparen, en de tam-tam is in staking, vanmiddag in de Achterhoek.

Medereizigers in de bus kijken geërgerd, voor zover niet in slaap gevallen. Tot overmaat van Quelling geraken we vlak voor Winterswijk in een file, doordat er aan de weg gewerkt wordt. Verkeerslichten bewaken een enkelsporig baanvak, en laten steeds maar twee a drie auto's door. Tegen half drie bereik ik Winterswijk.

En daar zie ik dan het doel van mijn reis: een LINT. Met zijn snoeken-neus geeft hij een indruk van snelheid, zelfs als hij stilstaat. Hij heet Ben Jolink; alle LINTen zijn vernoemd naar beroemde Achterhoekers uit heden en verleden.


Geen reis zonder rimpels

Op het perron zie ik drie reizigers stromeloos rondlopen: een vrouw van een jaar of 65, en een jonge man met zijn zoontje aan de hand. Ze vragen me, of er nog een trein naar Arnhem rijdt, maar ik heb er een hard hoofd in. Even later komt een Syntus-medewerker iedereen vertellen dat wie naar Arnhem wil, vandaag via Zutphen moet reizen. "Er is tegenwoordig altijd wat met die treinen, hier", zegt de oude dame tegen me.

Winterswijk is eindpunt van twee spoorlijnen, maar telt slechts één perronspoor, waar de treinen uit Arnhem en Zutphen elk halfuur met de neuzen tegen elkaar staan te bokken.

Alvorens naar Zutphen te gaan, doe ik eerst de ronde door het Winterswijkse centrum. Op de Stationsweg of zo, zijn drie jongens aan het bravoure-rijden op bromfietsen. Eén van hen slipt, en teert keihard met zijn smoel op de keien, tot jolijt van de anderen.

Winterswijk zou je een pittoreske plaats kunnen noemen. Maar dat is het niet. De omgeving, dié is mooi, maar beviel me toch ook niet zo. Ik heb eens een dag rondgedoold in het niemandsland tussen Winterswijk en de grens met Opper-Germanië, over een gedeelte van een lange-afstand-wandelpad. Het was me er te stil. Je komt er geen sterveling tegen, zelfs geen lange-afstand-wandelaar, en hoort alleen het vage gedreun van de steengroeve, en het vijandige gehuil van wolfshonden in de verte. Niets voor een stadsmens. Na een uur of drie kreeg ik er genoeg van, en begon te speuren naar een bushalte. Maar nog geen buurt- of belbus. Ik liep terug naar Winterswijk, en was dolblij het station te zien.

Het is vanmiddag carillonconcert, maar de klokken beieren meer hard dan zuiver. Bij de makelaar hangt Immobilienangebot in de etalage. En wie genoeg heeft van zijn of haar rimpelkop kan terecht bij de Beauty-parlour. Unieke revolutionaire methode om uw rimpels snel voor goed te laten verdwijnen. Door pijnloze stimulatie van het rimpelgebied wordt jong bindweefsel aangespoord tot het ontwikkelen van collageen en elastische vezels. Mensen denken op die manier Magere Hein om de tuin te leiden, vermoed ik. "Díe heeft nog zo'n gladde huid; díe zetten we maar helemaal onderaan op de wachtlijst."


www.winterswijkwest.nl

Dan de LINT. Tegen kwart over drie, redelijk op rijd, loopt hij het station binnen. Hij gaat naar Halle in Westfalen, maar dat kan ik niet geloven. Ik stap in. De kou slaat me tegemoet; de LINT heeft airco, wat wel aangenaam is op een dag als deze. Slechts twee andere reizigers volgen mij na. Winterswijk moet er nog aan wennen: sedert de 10e juni rijdt de trein óók om kwart over.

Het interieur van de Lint mag je sober noemen. De trein, zonder WC, en met nogal krappe bankjes, lijkt op een ordinaire tram. Die bankjes zitten wel redelijk comfortabel. Deze trein heet Ernst Daniël Smit, die ook zingt, zij het minder mooi dan Jolink. De LINT is enkelgeleed, en heeft twee gedeelten met lage vloer, bij de deurpartijen.

De deuren klappen dicht en de trein komt in beweging. Geen geronk; geen gewalm: je zou niet zeggen dat je in een bezineblik zat. Vrijwel meteen remmen we weer. De microfoon kondigt het volgende station aan, ergens in Duitsland. Der Zug endet dort. Ik stap dus maar uit, en beland op het nieuwste station van Nederland: Winterswijk West, ofwel WWW, in de OV-wereld die verzot is op afkortingen. Denk aan het opstapje; de vloer van de LINT is lager dan het perron, en er blijft ook een flinke kier open tussen trein en vaste wal.

Station WWW is kaal en ledig. Tijdstaten zijn hier niet bekend; achter de daarvoor bestemde ruit is niets te zien. In de stalling staan 12 fietsen geparkeerd. Het station kijkt uit over sportvelden, braakland en een brandweerkazerne. Wie zal hier in een trein stappen?

Ik verlaat het perron en ga wat rondlopen. Voorbij het sportterrein begint wel degelijk een woonwijk. Hij bestaat grotendeels uit kleine huizen met tuintjes eromheen. Overal hangt de vlag uit. Een kinderrijke buurt, en de eindexamens zijn dit jaar erg goed gemaakt.

Ik loop terug naar het station (al sla ik eerst vier verkeerde straten in) en zie, bij een in mijn Randstedelijke ogen niet al te druk kruispunt, een protestbord: Aan belastinggeld betalen we vele duiten / maar naar een veilige oversteek kunnen we fluiten.

Winterswijk West. Nu ik dit stukje schrijf, kan ik me niet meer herinneren of er een kaartjesautomaat was. Bij de brandweer is een oefening gaande. Ze steken onophoudelijk dingen in de brand om ze vervolgens meteen weer te blussen met poedersneeuw. Enthousiaste uitroepen klinken op. Brandweermannen zijn latente pyromanen, zouden psychologen zeggen (die zelf latent gek zijn). Een jongetje van een jaar of acht draait op zijn mountainbike fraaie pirouettes over het perron. Eerbiedig ga ik voor hem opzij. Verder weinig kans dat hij iemand omver rijdt. De LINT richting Zutphen komt de bocht om.



Achteruitkijken

Deze treinen hebben een pittig acceleratievermogen, waarbij diverse keren naar een hogere versnelling geschakeld wordt. Binnen een minuut of 7 bereikt de LINT het station Lichtenvoorde-Groenlo, waarvan men overweegt, het te herdopen in Lievelde. Hier, op een kwartiertje lopen van dit punt, bevindt zich mijn stam-restaurant: ruim tweehonderd kilometer van huis; ik ben er vier keer geweest in zeven jaar tijd. Ik had er willen lunchen, maar ik heb vandaag hier en daar wat vertraging opgelopen; het is vier uur. Helaas; volgende keer beter; ik blijf in de trein.

De LINT kent, evenals de Syntusbuffels op Arnhem - Winterswijk, de attractie van in de cabine te kunnen kijken, en daarmee op de spoorbaan. Ik loop naar achteren, en zie het spoor onder me vandaan schieten. De snelheidsmeter klimt en klimt. Zodra de 120 bereikt is, klinken er toeters en bellen in de cabine. Dit is het maximum. De maximumsnelheid van het baanvak, wel te verstaan; de LINT, daar zit veel meer in. De snelheidsmeter loopt maar liefst tot 200.

Het spoor tussen Lievelde en Ruurlo is langs een liniaal getrokken. Twee ijzeren staven lopen naar de einder. Zo nu en dan kruisen we een overweg. Dit is het werkelijke treinreizen. Voor het eerst vandaag heb ik het gevoel dat ik mijn vrije dag op een echt-aangename manier passeer. Ik zie wat een machinist acht uur per dag ziet, zij het in omgekeerde volgorde. Toch moet dat wel gaan vervelen; dag-in, dag-uit. En dan krijg je natuurlijk dat gezeur over... We horen de laatste weken - het valt me op, nu ik er zelf over begin - weinig meer over dat rondje rond de kerk.

Staring

Nächste Halt: Quelle, kondigt de microfoon aan. Ruurlo ziet er niet appetijtelijk uit, in de motregen. Ik blijf in de trein, die genoemd is naar A.C.W. Staring. Staring (1767-1840) is in deze regio geboren, in Gendringen, welhaast het tegendeel van een poëtisch oord, zoals ik vorig jaar gemerkt heb, en vulde vele bundels met luimige en meer serieuze poëzie.

Je kunt jarenlang Nederlands studeren, zonder de naam Staring zelfs ook maar te horen noemen. Met hem is namelijk iets verschrikkelijk tragisch aan de hand: hij valt tussen twee tijdperken. Zijn arbeidzaam leven wordt doormidden gesneden door de Franse Tijd, door de overgang van de verlichte 18e, naar de knusse doch duistere 19e eeuw, en - wat nog veel erger is - ook door de huidige tijdperkindeling van de literatuurhistorici. De beoefenaren van de historische letterkunde rekenen A.C.W. Staring tot de modernen, maar de moderne letterkundigen zien hem als historisch. Treurig is het lot des dichters, maar Staring wordt ruimschoots gecompenseerd door de straatnaamcommissies; hij behoort zeker tot de top-vijf van dode schrijvers waarnaar straten genoemd zijn. Bijna iedere gemeente heeft wel een Staringlaan, Staringstraat of Staringkade. Verder kan de dichter bogen op een standbeeld in Vorden, zoals ik straks zal zien, en nu zelfs ook op een eigen trein.

In Vorden stap ik dus uit. Het standbeeld van Staring is het enige wat ik me na afloop nog van deze plaats kan herinneren. Ik heb op de heenweg de route van het station naar de stad goed in mijn hoofd geprent, maar kan toch de spoorbaan niet meer vinden. Op een gegeven moment zie ik de trein van 16.45, die ik had willen nemen, in de verte passeren. Gelukkig, nu kan ik tenminste het spoor terugvolgen naar het station, en ben ik ruim op tijd voor de volgende.

Op station Vorden, waar evenals in Lievelde, elk halfuur twee LINTen elkaar passeren, wacht ik op de trein van 17.15 naar Winterswijk. Inderdaad, ik ga terug naar het oosten, want etenstijd nadert, en ik vond het niet aardig van mezelf, mijn stamkroeg voorbij te rijden. Die extra passage overigens (in de tijd van de uurdienst was er alleen een in Vorden) stelt Syntus voor grote problemen met de punctualiteit. Vorden - Lievelde is net niet te doen in een kwartier. Vandaag valt het mee; er is steeds slechts enkele minuten vertraging. De treinen rijden dan ook stiekem 125, i.p.v. 120.



Pannenkoeken en lijtreel

Een (ruim) kwartier later stap ik uit op station Lichtenvoorde-Groenlo, dat ligt in de bebouwde kom van Lievelde. Bij de spoorovergang hangt, zoals overal langs deze spoorlijn, een groot aannemersbord, dat de LINT met bazuinende letters op de kaart zet als "eerste lightrailproject van Nederland". Dat lijkt me volstrekte willekeur. Het hangt er maar vanaf, hoe je light-rail definieert. Als het ontbreken van een plee het criterium is, dan had de City-pendel, voorheen het sprinter-tweetje, de primeur van light-train te zijn, en is de Zoetermeerlijn (1977) het echte oer-light-railproject.

Dit alles overdenk ik tijdens de wandeling van ca. een kwartier naar Openluchtmuseum en pannenkoekenrestaurant De Erve Kots, waar de beste pannenkoeken van Nederland vervaardigd worden. Mijn vorige bezoek is alweer 2,5 jaar geleden, maar ze zijn het bakken hier nog niet verleerd. Geen magnetron-keuken, waar ze twee minuten na je bestelling een naar piepschuim smakend stuk koek op je tafel sodemieteren. Nee, hier wordt nog ouderwetse zorg besteed aan je maaltijd. Ik verzwijg de vriendelijke ober dat ik helemaal uit Leiden kom, en dat De Erve Kots de eerste horeca-onderneming is in de geschiedenis van De digitale reiziger, die een goede pers krijgt. Ze zouden verlegen worden onder zo veel lof, want als alle ware genieën zijn ze hier hoogstbescheiden.

Als ik om halfacht bij het station terugben, rijdt er alleen een trein naar Winterswijk; de uurdienst is ingegaan. Ik maak dus een extra slag naar Winterswijk, in de Hans Kemper (Kemper, Kemper, who the fuck is Kemper? Zeker een plaatselijke held). De LINT heeft opvallend grote ramen, die panorama bieden op groen, groen en nog eens groen. Het land is lichtgroen, bomen zijn donkerder. Ik wist niet, dat er zoveel kleuren groen bestonden.

In Winterswijk heb ik zeven minuten voordat de Kemper terugrijdt. Ik wil een flesje frisdrank kopen in Het Station, maar de lokaliteit is geheel en al leeg; geen personeel en geen klanten. "Volluk", roep ik, maar dat heeft geen effect. Ik keer dus ongelaafd terug naar de Kemper, die me in 35 minuten naar Zutphen rijdt. Daar ik onderweg al diverse conclusies heb getrokken, laat ik het hierbij, en is het verhaal over Syntus en de LINT nu afgelopen. Vroeger mocht ik nooit "EINDE" onder een opstel zetten, dus dat laat ik na.

Voltooid op de dag van de zomerzonnewende 2001
Frans Mensonides