Stadsdienst 's-Hertogenbosch

Heel gewoon - doodgewoon



Een nieuwe herfst; een nieuwe reeks op De digitale reiziger. Het is alweer enige tijd geleden dat wij systematisch aandacht hebben besteed aan de stadsbus. Twee jaar geleden, om precies te zijn, want rond de jaarwisseling 1997 / 1998 bezochten wij zeven stadsvervoerbedrijven in middelgrote steden, uiteenlopend van Gorinchem tot Eindhoven, en deden daarvan kond onder de titel "Kijk op de bus".

De komende maanden reizen we naar vier provinciehoofdsteden met elk ca. 100.000 inwoners. Maastricht, Leeuwarden en Zwolle staan nog op ons programma, maar we beginnen dit onderzoek in de hoofdstad van de Provincie Noord-Brabant: 's-Hertogenbosch.

De dag: maandag 8 november 1999, toevalligerwijze één dag na het ingaan van de nieuwe stadsdienstregeling. De weersomstandigheden: mist en motregen.


Bollen en Bokhoven

Ik zit wat chagrijnig in de trein naar Den Bosch, en overdenk wat ik allemaal voor nuttigs had kunnen doen (en moéten doen, en wíllen doen) als ik vandaag was thuisgebleven. Het hele weekend mijn verjaardag gevierd en nu alweer op pad, alsof er geen bureau's vol werk op me liggen te wachten. Het kan weer niet op. Bovendien snijdt het mes nog eens aan twee kanten ook, want deze trip naar 's-Hertogenbosch brengt vanzelfsprekend de plicht met zich mee, er verslag van uit te brengen op DDR. Ik moest die cursus time-management maar weer eens opzoeken.

Eén keer eerder in de geschiedenis van deze site heb ik aandacht besteed aan het Bossche stadsvervoer. Het gebeurde in de zomer van 1997, op een reisdag vol tegenslagen. Ik nam de bus naar het Bollenveld, waar ik de bolwoningen fotografeerde. Je ziet ze hiernaast op de archieffoto; het enige zonnige plaatje bij dit artikel.

Veel eerder nog, in een vorig leven anno 1991, werd ik in de veehallen achter het station samen met zo'n 1600 anderen geëxamineerd in het IT-vak, waarvan ik toen nog hoge verwachtingen koesterde. Na gedane zaken reisde ik naar Engelen, een dorpje aan de Maas, dat eens per uur bereikbaar is per stadsbus. Daarvandaan liep ik in drie kwartier tijd naar het nog kleinere Bokhoven, waar de bus slechts eens per twee uur stopt.

Die twee zaken: de bollen en Bokhoven, kunnen we deze keer dus overslaan.

Klokkenluider

"Kijk op de bus" grijnst me een keer of twaalf toe, als ik om kwart over elf de hal van het nieuwe station 's-Hertogenbosch verlaat. Vorig jaar oktober, tijdens "NS zet bussen in", zag ik die kreet hier ook al. Ben ik erg onredelijk als ik veronderstel, dat het Dynamisch Reizigers Informatie Systeem ook in de tussentijd niet gefunctioneerd heeft? Het elektronische scorebord met vertrektijden en vertrekperrons is wél in werking, al berust elke overeenkomst met de werkelijkheid op toeval.

"Hoe gaat het eigenlijk met het Leidse DRIS?", hoor ik een trouwe lezer vragen. Nou, uitstekend hoor; dank je. Het bedrijf dat het onderhoud had moeten uitvoeren, is failliet. Kinderziekten zijn daardoor nooit opgelost en hebben gezelschap gekregen van allerlei andere mankementen. Eén voor één vallen de subsystemen uit. De juffrouw van de spraakgenerator zwijgt in alle talen; zelfs in het Rotterdams. Het display op de Stationsweg met informatie voor buschauffeurs, is van de zomer door een vrachtwagen half omver gereden en is gerepareerd noch vervangen; de geknakte paal heeft nog maandenlang het straatbeeld ontsierd. Ondanks al dat leed slaagt DRIS-Leiden er nog in, 80% van de bussen op min of meer juiste wijze aan te kondigen. Ik zei het al: het gaat uitstekend met DRIS.

Voor slechts vijf gulden (hetgeen overeenkomt met 10 minuten surfen op OVR) koop ik een glossy magazine dat de gisteren van kracht geworden dienstregeling bevat. Ik lees, dat de speciale koopavond- en woensdagmiddagdiensten zijn opgeheven. Daarentegen heeft de citybus (lijn 60, een pendelbusje naar de binnenstad), een afzonderlijke maandagochtenddienst gekregen. Altijd iets bijzonders, in Den Bosch.

Ik stap aan boord van lijn 61 naar het Provinciehuis. Het is een bus van het type dat ik vandaag vaker zal tegenkomen: van buiten het befaamde vlektyfus-logo van BBA, dat hier en daar flink begint door te lopen en af te bladderen; binnenin van die halfversleten dunne stoeltjes, waarop je tegen alle verwachting in, nog best comfortabel zit.

We volgen een ingewikkelde route langs havens, singels en door de binnenstad. Daarna wordt koers gezet naar het Grootziekengasthuis, wat me een beetje driedubbelop in de oren klinkt. In de glossy heb ik inmiddels opgezocht dat deze bus, met zijn frequentie van 3 ritten per uur, de enige stadslijn is die het provinciehuis op zijn route heeft. Verder komen er twee streekbuslijnen met gecombineerde halfuursdienst. In de spits zijn er vier stadsbusritten per uur naar de provinciale griffie, en wel met bus 64 i.p.v. 61. Die rijdt via een andere route en doet er ook ongeveer een kwartier over.

Het Provinciehuis is een lelijke grijze betonkolos van om en nabij 20 verdiepingen hoog, die - een geluk bij een ongeluk - half aan het oog wordt onttrokken door mistflarden. Het huis van de provincie Zuid-Holland is van buiten lekker veel mooierder, al wordt er binnen voornamelijk gemonopolied en gefraudeerd. En gelezen in de DDR, natuurlijk; gniffelende ambtenaren geven de uitdraai in de kantine stiekem onder de tafeltjes door, zo vertelde mij laatst een klokkenluider.

De bus terug zie ik net wegrijden; daarom neem ik een streekbus (nr. 136) naar het station.

Stijlfiguren

's-Hertogenbosch heeft een uitgestrekt stadsnet. Ook de randgemeenten Rosmalen, Vught en Vlijmen zijn er in opgenomen. Ik stap aan boord van lijn 67 naar Rosmalen. "Maar de hoeveelste halte moet ik er dan uit?", vraagt een wanhopig meisje aan de knorrige chauffeur. "Weet ík veel!" luidt het antwoord.

Een Leidse buschauffeur heeft eerder dit jaar een rake kaakslag gekregen voor zo'n soort repliek. Een pijnlijke les in klantgerichtheid. De dader kreeg later een taakstraf opgelegd, zodat ook híj iets van het incident geleerd heeft.

Eerlijkheidshalve moet worden gezegd, dat dit de enige klantvriendeloze chauffeur is die ik vandaag tegenkom. Ook de rijstijl is aangepast aan de rust en vree, die het leven van de Brabander schijnt te kenmerken.

De bus is druk. We rijden weer door de binnenstad, ongeveer dezelfde route als daarnet. Twee scholieren zitten bonkig en ongeïnteresseerd op de bank voor me; poten op de bekleding. Het gaat niet best op school, maar: "die leraren zijn allemaal kankerlijers". De oorzaak van het falen is tenminste duidelijk. Het bebrilde burgpiepertje naast me is ernstig aan het studeren in een taalboek, wat mij herinnert aan het feit, dat ik nu eigenlijk thuis zou moeten zitten blokken. Het hoofdstuk dat de jongen bestudeert, handelt over stijlfiguren. "Eigenlijk zou jij ook eens wat meer stijlfiguren moeten gebruiken in je artikelen", zeg ik tegen mezelf.

Lijn 67 rijdt in kwartierdienst, beurtelings naar de Aawijk en naar Rosmalen. Lang voordat de bus de gemeentegrens van Rosmalen overschreden heeft, is de overgrote meerderheid van de reizigers al uitgestapt. Slechts vier gaan er door tot het villadorp.

Op de Schoolstraat in het centrum van Rosmalen, komen de lijnen 66 en 67 bijeen en is er onderlinge aansluiting. Beide lijnen rijden in halfuursdienst. Er staat een bus klaar met een werkelijk affreuze totaalreclame. Het most niet maggen!

Aangezien het droog is, ga ik het dorpje verkennen. Het wordt gedomineerd door een kolossale kerk met een hectarengroot kerkhof. Verder is de dorpskern volledig verziekt door overdekte winkelcentra in de "copy and paste"-stijl, die we over 25 jaar zo kenmerkend zullen vinden voor het treurige era rond de eeuwwisseling. Rosmalen moet ooit, lang geleden, een gezellig dorp geweest zijn; het is hier en daar nog te zien. Toch nog iets bijzonders: de Rosmalense supermarkt is uitgeroepen tot "versmarkt van het jaar".

Ik stap in bus 66 (details over vertrektijden etc. aan de onderzijde van dit artikel). We rijden door een grote jaren zeventig-wijk; een kronkelroute door woonerven en over een vrije busbaan langs een sportveld. Valpartijen dreigen, maar de chauffeur wacht netjes totdat de ingestapte reizigers zijn gaan zitten.

In Rosmalen mag de bus zich niet in een erg grote populariteit verheugen. Ook dit exemplaar is bijna leeg. Behalve per bus is het forenzendorp ook per trein bereikbaar; 2 keer per uur stopt hier de stoptrein 's-Hertogenbosch - Nijmegen.

Deze keer volgen we zo te zien een andere route door de binnenstad. Voor mij als vreemdeling, is 's-Hertogenbosch een verschrikkelijk ingewikkelde stad, met gecompliceerde busroutes. Thuis probeer ik mijn reis aan de hand van een stadsplattegrond te reconstrueren. Ik ben er een dik uur mee bezig. Bij die reconstructie ontdek ik, dat er twee hoofdroutes door het centrum lopen (het kaartje in de glossy is zo petieterig, dat ik het daar niet uit op kan maken). De lijnen 61, 66 en 67 rijden door het oosten van de binnenstad, langs de Sint Jan; de nummers 62, 68 en 69 nemen de westkant voor hun rekening en stoppen op het Marktplein, in het hart van het winkelgebied. Dan hebben we 61 nog; die houdt de kerk in het midden en doet van allebei wat.

Meierijsch

Ik stap uit bij de Sint Jan, die zich al eeuwen niets staat aan te trekken van het menselijk gedoe, en loop in de richting van de Markt. Een paar stadswachten, gestoken in blauwe doorwerkpakken, spreken de burgers aan op hun wangedrag. Tenminste: dat denk ik, maar als ik dichterbij gekomen ben, zie ik dat het Telegraafmannen zijn die bij het winkelend publiek om een abonnement bedelen. Ik probeer zo ongenaakbaar mogelijk te kijken en het werkt: ik word niet aangehouden.

Het is al lang lunchtijd geweest. Ik loop De Meierijsche Kar binnen, een gezellig donkerbruin eethuisje, waar ik me een pannenkoek laat serveren. Het publiek zowel als de bediening bestaat uit grijsaards. Een rustige plek in een rustige stad. Twee vrouwen aan het tafeltje achter me bespreken recente kwalen; ze hebben een complete waslijst voorradig. "Wie is er het ergst aan toe", heet dit spelletje; beiden lijken me rijp voor een complete check-up in het Grootziekengasthuis. De bestelde pannenkoek arriveert; hij komt van een fornuis en niet uit de magnetron.

De Telegraafmannen kijken begerig naar de gevel van "De Meierijsche Kar". Iets warms zou er best ingaan op zo'n klamme dag, maar ze blijven hun plicht getrouw en zwaaien in de rondte met hun kwaliteitsarme krant, die door redelijk denkende mensen alleen bij de kapper of bij de afhaalchinees wordt gelezen.

Ik blijf een hele tijd zitten in het rustige café, maar dan lokt toch de bus. Op het marktplein neem ik lijn 62. Deze bus rijdt naar Hambaken / De Reit, om daar te veranderen in lijn 63.

Millenniumnagels

Ook De Reit bestaat uit smalle straatjes. Met fantasievolle namen: Eerste Reit, Tweede Reit, etc. etc. etc. tot en met Negende Reit. De andere wijken in het noordoosten van Den Bosch: De Haren, De Donk, De Morgen, De Rompert, De Slagen en De Hambaken, hebben een vergelijkbare nomenclatuur.

Saaie wijken, saaie huizen, een saaie rit waar geen einde aan komt. 's-Hertogenbosch lijkt heel erg uitgestrekt, als je de stad ziet vanuit lijn 62/63. De busroute slingert als de rivier de Meander: op elke straathoek is een halte. Prettig voor de wijkbewoners, maar erg veel doorstroming komt er zo niet in.

's-Hertogenbosch heeft gekozen voor wat in verkeerstechnische termen een "ontsluitend busnet" heet. Behoudens een paar spitsritjes kent de stad geen snelbussen. Onverstandig kan dit beleid niet genoemd worden. In steden die experimenteren met differentiatie tussen ontsluitende lijnen en snelvervoer, gaat binnen één a twee jaar ófwel het snelnet ófwel de stopbus naar de bliksem. En het driebussensysteem dat in Dordt zo grandioos gesjeesd is: het zou voor iedere stad een afschrikwekkend voorbeeld moeten zijn.

Om de tijd te doden, ga ik de lichtkrant maar lezen. In elke Bossche stadsbus draait een newsreel met reclame. Het sauna- en thalasso-centrum bevindt zich naast het gemeentehuis, lees ik. (Thalasso-centrum? Wat is dat nu weer voor nieuwlichterij? Klassiek opgeleid, weet ik dat het iets met de zee te maken heeft, maar ik krijg er geen duidelijk beeld bij). "Manicure. Wij verzorgen ook al uw millenniumnagels". Nagels aan mijn doodskist, zul je bedoelen. Verder wat aankondigingen voor popconcerten en theatervoorstellingen in de inmiddels voorbije maand oktober.

Bij winkelcentrum De Rompert gaat lijn 62 over in 63. Deze rijdt rechtstreeks naar het station, zonder nieuwe omwegen door het centrum.

In genen dele

Hoewel het pas drie uur is, donkert het al. Het busstation bestaat uit een tiental met letters aangeduide perrons. Overdekte zitgelegenheid is niet voorhanden. Je kunt schuilen in de minimale betonnen abri-tjes op de busperrons, of in de nabijgelegen vreethal vol vet-tenten.

Snel neem ik de volgende bus: de 69 naar Vught. Lijn 68 en 69 nemen in gecombineerde kwartierdienst de noord-zuid as voor hun rekening. Beide lijnen rijden, via iets verschillende routes, van Maasoever in het uiterste noorden, naar Vught.

Op een verkeersplein staan we een eeuwigheid voor een rood negenoog. De stroom auto's mag gewoon doorrijden. Het veelvuldig oponthoud drukt de toch al niet zo hoge gemiddelde snelheid.

Op de Vuchterweg, in de nabijheid van een korte, dikke kerktoren, staat de bus opnieuw stil voor een verkeerslicht. Plotseling zie ik op het fietspad een bromfietser een angstwekkende schuiver maken. Die is wel mortibus, denk ik met mijn gebruikelijk pessimisme. Het is nog deels mijn schuld ook, want ik heb net zitten bedenken dat er tijdens deze rit niets gebeurt om over te schrijven. Maar gelukkig, de jonge bromfietser is ongedeerd. Tot zijn schaamte en ergernis wordt hij overeind geholpen door een tweetal oude dametjes. "Heb je je niet bezeerd, jongeman?"

Langs de spoorbaan rijden we naar het zuiden. Het centrum van Vught lijkt wel aardig, maar ik wil door naar het eindpunt, aan de Hertoglaan.

Tegelijk met mij stapt een deftig bejaard heertje uit, gekleed in regenjas. Ik zie het al: een dure buurt. Ik zie de bus wegrijden (hij is zojuist veranderd in lijn 68) en ik moet een half uur wachten. Het is klam, mistig en halfdonker. Ik vraag me vertwijfeld af of er een redelijke verklaring valt te bedenken voor mijn aanwezigheid alhier, maar moet het antwoord schuldig blijven.

Evenmin vind ik een redelijke verklaring voor het kabaal, veroorzaakt door een ploeg van vijf gemeentemannen in de verte. Ja, de óórzaak is wel duidelijk: gewapend met luchtkanonnen blazen de mannen het gevallen herfstgebladerte voor zich uit. Van stoepen, straten, plantsoenen en zelfs grasvelden worden de boomblaren op één grote hoop gedreven. Maar ik bedoel: waarom laten ze ze niet gewoon liggen? Die bladeren verteren vanzelf wel. Tot de dag dat het zover is, bieden zij onderdak aan honderden nuttige insekten en miljarden micro-organismen; daarna dienen zij als humus voor nieuw planteleven. Zoveel weet ik nog wel te vertellen over alles wat groeit en bloeit en mij doorgaans in genen dele boeit. Maar nee: de Vughtse wethouder van Welzijn en Gekte (VVD, ongetwijfeld) heeft bepaald dat in deze wijk al die slordige bladeren nog voor valavond weggeblazen moeten worden.

Ik loop een rondje om een vijver. In beginsel is deze wijk zeer rustig, maar overal hoor ik het gedruis waarmee de ontbladeringactie gepaard gaat.

Als ik de halte nader, staat daar weer zo'n grijs heertje in regenjas; volgens mij dezelfde als net. De plantsoenmannen hebben het blazen gestaakt en verkeren nu in de zuigfase: de berg bladeren wordt onder hels geslorp en gesis opgezogen door een gifgroen gemeentekarretje. Ook deze werkdag zit er bijna op.

Bus 68 is rustig, totdat hij plotseling volloopt met mensen wiens wieg in zonniger streken stond. Een vage herinnering. Vught, was dit niet het dorp waar boze buurtbewoners een oud landhuis opkochten om te voorkomen, dat er nog meer asielzoekers in hun woonplaats gevestigd zouden worden? Ik weet het niet meer, maar het lijkt me typisch iets voor Vught (Het klopt, zie ik later tijdens een speurtocht op Internet. Het landhuis heette Steffenberg).

Spruitjesgeluk

Omdat de middag nog niet helemaal om is, stap ik bij het station opnieuw in een bus, en wel in lijn 69 naar Maaspoort. Deze wijk is, gemeten langs de spoorbaan, nog geen 6 kilometer van het station verwijderd. De bus legt echter een zigzag-route af van bijna tien kilometer, heeft daarvoor volgens dienstregeling een halfuur nodig, en stopt onderweg niet minder dan 30 keer bij een halte. Ontsluitend vervoer: prachtig, maar een halfuur voor een stadsritje; daarvan gaat geen wervende werking uit. Op de racefiets doe je het in de helft van de tijd. De bus - hartje spits - zit nog niet eens half vol.

Het wordt een lang halfuurtje. Op de Bruistensingel staat een file. Daarna begint de bus aan een route door de wijk Maaspoort, die een nachtmerrie moet zijn voor iedereen met een gebrekkig oriëntatievermogen. Het is dat ik de kaart en het busboekje erbij heb, anders had ik nooit geweten dat ik de Bossche Bollen passeerde, die ik in 1997 op de foto heb gezet.

Enkele haltes verderop stap ik als bij impuls uit. Nu moet deze stad toch zo langzamerhand wel ten einde zijn. Op de stadsplattegrond zie ik echter, dat ik nog drie haltes van het eindpunt verwijderd ben. Ik loop naar de wijk Maasoever. Daar zal ik om 17.52 lijn 79 nemen naar het station; één van de weinige spits-snelritten in Den Bosch.

Maasoever loopt dood op de spoorbaan 's-Hertogenbosch - Utrecht. Enkele hectometers verder kruist de trein de Maas en rijdt hij Noord-Brabant uit en Gelderland binnen. Zou er al eens een pleidooi gehouden zijn voor een spoorwegstation ter hoogte van dit punt? Buurtbewoners die per OV naar Utrecht willen, reizen eerst een dik half uur met de stadsbus naar het station, om vervolgens met de trein hun woonwijk te passeren. Hun buurman, die met de auto is gegaan, staat dan al lang en breed in de file voor de Lekbrug Vianen.

Ik ijsbeer wat heen en weer langs de singel bij het buseindpunt. Een moderne wijk, met kastelen van huizen. De vraag, die ik mijzelf in Vught al stelde, prangt hier des te meer. Opnieuw geen antwoord.

Nergens zijn de gordijnen gesloten. Tijdens het ijsberen gluur ik telkens naar binnen bij een jong gezin, dat aan de maaltijd zit. Een meisje van ca. anderhalf krijgt spruitjes gevoerd. De meeste kinderen hebben er een hekel aan, maar zij laat het zich opperbest smaken. Een vredig tafereeltje. Is dit nu levensgeluk: een jong gezin te zijn in Maasoever, 's-Hertogenbosch? Met een torenhoge hypotheek, een nare baan voor zowel man als vrouw, en dan nog problemen met de sociale veiligheid op de koop toe? "Hè jesses, Hans, er loopt steeds een hele enge vent naar binnen te kijken!".

De snelbus nadert. Ik zit er een hele tijd alleen in. Dank zij verkeerslichten en opstoppingen doet de bus nog bijna twintig minuten over zijn rit naar het station.

Spaan

"Heel gewoon - doodgewoon". Met die onsterfelijke regels van Spaan en Vermeegen kunnen wij de stadsbus van 's-Hertogenbosch wel typeren. Heel gewone bussen, die vanuit randgemeenten en buitenwijken naar centrum en station rijden. Soms druk, soms rustig, soms oud, soms nieuw, soms snel, meestal langzaam. Een stadsdienst zoals er tientallen zijn in ons taalgebied. Dat ik er nog ruim 3000 woorden over heb kunnen schrijven!



DE LIJNEN

Achtereenvolgens vermeld: nummer, route, frequentie in min. (maandag - vrijdag overdag) - lengte in kilometers, duur van de rit; bijzonderheden

NB: spits-sneldiensten niet vermeld
freq km duur
60 Parkeerplaats Vlijmenseweg - Station - Centrum / Stoofstraat 20 2 13 Citybus. Tijdens opening winkels
61/64 Kruiskamp - Station - Centrum - Provinciehuis - Aawijk 20 8 35 Spits: lijn 64
62 Kruiskamp - Station - Centrum - Rompert 20 10 38 Gekoppeld aan lijn 63
63 Rompert - Station 20 5 14 Gekoppeld aan lijn 62
65 Centrum - Station - Engelen - Bokhoven 60/120 9 28
66 Vlijmen - Station - centrum - Rosmalen 30 15 57
67 Station - Centrum - Aawijk / Rosmalen 15/30 8 * 31
68/69 Vught - station - Centrum - Maasoever 15 17 50
80 Provinciehuis - Centrum 10 2 8 Parkeerbus
zaterdag en op koopavonden




DE SPOTTERSSTATISTIEKEN


Inmiddels ook verschenen in deze reeks:

MAASTRICHT