De digitale reiziger presenteert:

Openbaar vervoer in Midden Amerika


Sjoerd Mensonides en Frank Bennis reizen gedurende een halfjaar door Midden-Amerika. Zij zijn nu bezig aan de laatste loodjes. Op vrijdag 3 april 1998 arriveren Frank en Sjoerd om 12.30 op Schiphol met vlucht MP 0830 uit Cancun.

Hieronder volgt het verhaal van Frank Bennis.


deel 3 al gelezen?

Mérida (México), do 26 maart 1998

Tela - Isla de Utila - Trujillo (17.2 - 26.2)

In Tela scheiden onze wegen tijdelijk omdat ik wil gaan duiken in Utila terwijl Sjoerd liever wat rond de kust van het vasteland wil rondzwerven. Nadat we afscheid hebben genomen neem ik een bus naar La Ceiba en vervolgens een naar het vliegveld van La Ceiba. Bij het overstappen wordt ik aangesproken door iemand die me een verfrommelde traveler cheque van 500 dollar (!) laat zien en mij vraagt hoe het nu moet met het verzilveren er van. Nadat ik het hem snel heb uitgelegd vraagt hij mij of ik niet even met hem mee naar de bank wil lopen om te ondertekenen - dan mag ik 100 dollar zelf houden. Aardig van hem, hè! Toch maar niet gedaan dus.

Het vliegtuig zou eind van de middag vertrekken en daarom rij ik nog een keer naar de stad om die te bekijken. Er is iets in de sfeer van La Ceiba dat me aan Amsterdam doet denken. Ik weet niet precies waardoor, maar zeker niet door de vijver met schildpadden en krokodillen op het centrale plein. De vlucht is zoals altijd weer een leuke ervaring. Bij het aanvliegen van Utila is al het koraal al uitnodigend te zien. De landingsbaan is er angstig kort, de volle lengte is nodig. Later zou ik tijdens een slapeloze nacht de baan aflopen en kwam ik uit op 600m. Het hotelletje dat Sjoerd me aangeraden had ziet er inderdaad zeer goed uit. maar is vol, zodat ik met een veel mindere genoegen moet nemen.

De eilanders spreken een taal die officieel voor Engels doorgaat, maar toch moeilijk te verstaan is. De volgende ochtend kies ik een duikschool, eigenlijk vooral vanwege de accommodatie die ze er bij aanbieden. De komende drieëneenhalve dag was er weinig tijd voor andere dingen dan duiken. Als we niet met een duik bezig zijn dan zitten we wel in het leslokaal of wordt er individueel gestudeerd. De instructeur is een Duitser, inclusief Schwarzenegger-accent. En zo gaat het bij alle duikscholen op dit eiland; het hele duikgebeuren is in buitenlandse handen. De oefeningen onder water zijn erg leuk, en ook het zien van het bonte zeeleven. Wel krijg ik het steeds bere-koud de tweede helft van een duik, en daar is niet veel aan te doen want ze hebben alleen mouwloze wet-suits. Na de duikcursus kan ik verder gaan voor een vervolgcursus maar twijfel en doe het uiteindelijk toch niet. Ik krijg daar spijt van als m´n vroegere cursusgenootjes van hun nachtduik terugkomen. Een goede reden om weer eens terug te gaan.

Vrijdag ontmoet ik Sjoerd weer en dan blijkt dat ik me vergist had in het hotel. Het door hem aanbevolen was dat waar ik in zat! Hij vind ook dat het niet meer is wat het geweest was. Op Utila treffen we ook een bekende, Zahra. Zij was op het eiland aangespoeld! De avond er voor was zij op het naburige eiland Roatán en had ze om het behalen van haar duikdiploma te vieren een boottochtje willen maken met een bevriende eilandbewoner. Op zeil voeren ze bij rustig weer voorbij het rif toen het weer verslechterde en de wind oppikte. Op de motor terug lukte niet, die was kapot. Het zeil scheurde. Stuurloos dreven ze de hele nacht op de oceaan rond, al die tijd water makend. Pas bij zonsopgang was er weer land in zicht, gelukkig in de richting waar in ze afdreven: Utila. Volgens mij is ze er zich niet van bewust in welk gevaar ze was; misschien nog wel meer dan tijdens haar beroving op een Salvadoreens strand. In vergelijking daarmee is onze reis tot nu toe een veilig uitstapje.

Woensdag vlieg ik terug naar La Ceiba.. of eigenlijk toch niet, want ik wordt niet wakker van mijn wekker maar van het geluid van een taxiënd vliegtuig. Dat is jammer, want ik heb met Zahra in La Ceiba afgesproken om dan samen naar Trujillo te gaan, waar ik met Sjoerd heb afgesproken. Daarom maar de boot genomen en dat is eigenlijk ook niet verkeerd. Talloze vliegende visjes zie ik voor de boot uitvliegen. Na een lange busrit en veel later dan afgesproken tref ik Sjoerd en Zahra in Trujillo. Trujillo heeft een museum dat zelfs bij Sjoerd goed in de smaak valt. Het is een soort schuur van een dwangmatig verzamelaar maar dan met keurig overal bordjes er bij. Er staan Maya-beeldjes naast een rode Engelse brievenbus, verderop staat een verzameling kolenstrijkijzers naast een oude IBM kaartlezer en een collectie vogelkooien, netjes bij de waterflessen gebruikt door de Amerikanen tijdens de golfoorlog. Buiten staat het onderstel van een neergestort transportvliegtuig.

Chiquimula - Livingston - Mariscos - Cobán - Lanquín - Santa Elena/Flores (4.3 - 14.3)

Nadat ik Sjoerd had gewekt om hem een plezierige reis en vooral nog een goede nachtrust te wensen, neem ik de bus van 7am naar Puerto Barrios. De boot in Puerto Barrios zou veel later vertrekken dan ik verwachtte zodat ik me met een ´lancha´, een snelle motorboot laat overzetten. Dat gaat veel sneller, maar ik kom ook helemaal nat van het opgespatte zeewater aan, in Livingston. Dit is zo´n Caribisch kustplaatsje waar je voortdurend wordt aangesproken door loslopende negers. ¨Where are you going so fast, man?´, ´Can you give me a few Quetzales, friend, so I can buy a smoke? I can get you some good stuff too, man´. Na vanuit het dorp zes km langs het strand te lopen en een rivier door te waden kom ik bij een stroom die uitkomt bij een cascade (reeks watervalletjes) midden in dicht begroeide jungle. Het heeft een behoorlijk hoog Tarzan-gehalte, en dat is ook niet zo verbazend want vroegere Tarzan-films zijn hier opgenomen. Mijn camera heb ik niet bij me (daarvoor is het gevaar van diefstal langs het strand te groot) dus ik moet bij thuiskomst maar snel naar de videotheek om te kunnen laten zien hoe mooi het hier is.

Met een andere lancha door prachtig natuurgebied naar Río Dulce. Vanaf dat moment gaat het met busverbindingen erg voorspoedig. Uit de lancha kan ik als enige door m´n kleine rugzak zo een langsrijdende bus in rennen. Overstappen gaat ook snel, en het laatste stukje naar de tempels van Quiriguá kan ik met een schoolbus meerijden. De tempels zelfs zijn niet zo bijzonder, maar wel zijn er veel hiërogliefen te zien. Terug kan ik meerijden met het busje van een Nederlandse touroperator, vol met landgenoten die de Maya-route in een paar weken doen.

Een halve dag vóór op schema ben ik in Mariscos aan het meer van Izabal, waar ik met de boot overheen wil om mijn weg naar het noorden voort te zetten. Iedereen in het dorp vertelt me dat de ferry niet meer gaat omdat er een nieuwe snelle wegverbinding is en dat ik dus een lancha moet nemen. Geen haast, denk ik, mischien gaat er morgen wel een vrachtbootje of zo. Ik heb er prettig gezelschap van een Amerikaanse dichteres die erg in spoorwegen geïnteresseerd blijkt, want als ik vertel over onze treintochtjes is het meteen: ´Frank..., we have to talk´. De volgende dag blijkt dat alleen de man van de ferry zélf wel wil vertellen dat die nog dagelijks op werkdagen op en neer gaat. Maar het is zaterdag en ik neem diverse bussen op weg naar Cobán. De laatste bus rijdt vreselijk snel over een goede, maar bochtige weg de bergen in. Bij elke klim loopt de ´cobrador´ naar achteren, pakt een jerrycan met water, gaat uit het achterste raam hangen en schud de jerrycan leeg over de radiator totdat hij van de chauffeur en sein krijgt dat de temperatuur weer in orde is.

In Cobán blijf ik door darmproblemen 4 nachten, dat zijn er drie te veel. Daarna met een bus van 6am door mooi berglandschap naar Lanquín, een rit van 61km die ruim drie uur duurt. Ik bezoek er de grotten (stalactieten en zo) en het dorpje (kerkjes en zo). De volgende dag loop ik 10 km naar een brede natuurlijke brug, waar ook óp de brug water stroomt en enkele vijvers zijn. Heerlijk zwemmen. Die avond ga ik met een Amerikaanse reiziger nogmaals naar de grotten zo rond de avondschemering om vleermuizen uit te zien vliegen. Dat blijkt een aardige ´trip´ te zijn. De grotten zijn groot, maar de opening naar buiten is smal en dat is precies waar wij zitten. Aanvankelijk zien wij zo nu en dan een vleermuis uitvliegen en zijn we een beetje teleurgesteld, maar en half uur later zijn ze overal. Tienduizenden vliegen vlak langs ons. Ik heb alleen maar een zwak zaklantaarntje bij me en maak in het wilde weg foto´s in de hoop dat een paar goed slagen. Bij elke flits blijft er op onze netvliezen een indruk van tientallen langsvliegende vleermuizen achter.

In een poging de in Cobán verloren tijd weer in te halen neem ik een vroege bus (5am) in de richting van Flores, waar ik Sjoerd weer zou treffen. Ik heb weer veel geluk met de aansluitingen en ook met het weer. De hele rit valt erg mee en is helemaal niet de verschrikking die het heet te zijn. Wel zijn de drie uur achter in een pick-up over keiwegen door de bergen wat pijnlijk, maar dat wordt grotendeels goedgemaakt door ongehinderd uitzicht over een wonderschoon, diepgroen en mysterieus bewolkt berglandschap. Tegen verwachting hoef ik niet te overnachten halverwege in de Petén, maar kom ik met zelfs nog bijna twee uur daglicht over aan in Santa Elena. Daar ontmoet ik de volgende dag Sjoerd weer.

Zondag bezoek ik de ruïnes van Tikal. Weer neem ik een bus van 5am. Van alle tempels heeft Tikal de beste oerwoud-sfeer. Apen en talloze vogels zijn vanaf de tempels, die boven het bladerdak van het bos uitsteken, te zien. Het is de hele dag regenachtig, maar ik vind dat ik geluk heb; een week er vóór was het er boven de 40 graden. Tot zo ver.

Groeten,

Frank


Avonturen van Sjoerd al gelezen?


Ga terug naar:

EERSTE deel openbaar vervoer in Midden Amerika
TWEEDE deel openbaar vervoer in Midden Amerika
DERDE deel openbaar vervoer in Midden Amerika
Homepage De digitale reiziger
openbaar vervoer in ZUID-Amerika