De digitale reiziger (92)
‘Terug thuis als de bladeren vallen’, Lokeren


Het Vlaamse stadje Lokeren ligt al eeuwenlang mooi te wezen in een gordel van groen, aan de rivier de Durme en aan de spoorlijn Antwerpen – Gent. Alle reden om daar eens heen te gaan, en geen enkele om nog langer weg te blijven.

In het Stadsmuseum Lokeren leerde ik als Nederlander nog een lesje over de Eerste Wereldoorlog, die deze zomer een eeuw geleden is losgebarsten. ‘Wij’ hielden ons erbuiten, achteraf gezien niet onverstandig. Maar België werd in augustus 1914 overlopen door Duitse troepen en had geen keus.

Lochristi bekeek ik ook nog even; een dorp, verscheurd door een autostrade, maar wel met een bijzondere naam. Maar op een naam moet je niet altijd afgaan, als toerist.


 

Beneluxtrein

Het blijft behelpen, het treinvervoer tussen de beide Lage Landen; zie vrijwel alle voorgaande Vlaamse afleveringen van deze site. Zoals ik in de meest recente daarvan al schreef, zit de Internationale trein Den Haag – Brussel voortdurend de IC Lelystad – Vlissingen in het vaarwater. Ze rijden ongeveer gelijk op. Op sommige stations kun je met een beetje geluk van de een op de ander overstappen; op andere krijg je daar beslist spijt van.

Ik gok deze keer op Roosendaal. De IC Vlissingen, waar ik in Leiden ben ingestapt, heeft een paar minuten vertraging, maar met een sprint van spoor 4 naar 1 haal ik de Brusselaar nog net. Ik ben niet alleen, tientallen reizigers galopperen de tunnel door; sommige met zware valiezen en karbiezen. ‘Hou hem nog even voor me vast’, roep ik tegen een paar jongeren, die me voorbij hollen in de Roosendaalse catacomben.

Goed, ik zit dus uiteindelijk in de Internationale, ik zou hem bijna gaan zingen van triomf (‘Verworpen OV-reizigers aller landen’) maar bedenk nu ineens dat ik vergeten ben, uit te checken met mijn Superdagretour. Dat had in Roosendaal gemoeten, want in België kan dat niet. Dit zal me op de terugweg ongetwijfeld opbreken.

Maar waarom, in vredesnaam, dat in- en uitchecken met een internationaal vervoerbewijs? Stel, dat ik mijn reis in Rotterdam begonnen was in plaats van in Leiden. Had ik dan in Roosendaal de trein moeten verlaten, snel uit moeten checken en daarna mijn reis vervolgen? Nee blijkbaar; ik zie het niemand doen.

In de Beneluxtrein, zoals ik hem nog steeds noem, is het doorspoelmechanisme van alle toiletten defect, en dat al heel lang: er staat een laag pis in tot de rand, met drollen daarin vrolijk ronddobberend. Och, dit is toch maar goedkoop vervoer. Ik heb maar 48,80 euro neergeteld voor een Superdagretour naar Gent; wat kun je verwachten? Pas als je de woekerprijzen van Thalys betaalt, kun je aanspraak maken op enige kwaliteit.

De aansluitingen richting Lokeren / Gent zijn ook niet best, nu ik toch bezig ben. Ik mis die op een boemel, en moet nu dik 20 minuten wachten op de sneltrein. Enfin, altijd veel te zien in de Antwerpse spoorkathedraal.

Ik beland dan in de IC naar Kortrijk. Al jaren heb ik dit stuk niet meer afgelegd. De trein stopt onderweg naar Lokeren in Antwerpen-Berchem en Sint-Niklaas en rijdt door in Antwerpen- Zuid, Zwijndrecht, MelseleBeveren-Waas, Nieuwkerken-Waas, Belsele en Sinaai. Ik ben bijna overal geweest langs deze lijn, maar meestal per tram of bus.


Lokeren


Dit traject werd al geopend in 1844, als enkelsporige smalspoorlijn. Oorspronkelijk strandde de trein uit Gent aan de overkant van de Schelde, de Linkeroever. Pas in 1970 kwam de Kennedytunnel onder de Schelde gereed en kon je vanuit Gent Antwerpen Centraal bereiken.

Sint-Niklaas. Sinterklaas. In mijn tas zitten de Hollandse ochtendkranten van vandaag met alle nieuwtjes over de Zwarte-Pietendiscussie. De tijd gaat nu dringen; Iedereen gaat nu knijp zitten. De Sint is nog maar ruim 3 maanden weg, de winkelketens zijn nu hun campagnes aan het voorbereiden, en weten nu nog steeds niet of ze nog Pieten mogen etaleren, verkopen en laten opdraven. Niemand wordt graag beticht van racisme, of gezien als een kampioen der slavenhandel.

Alles in Nederland wordt meteen een kwestie. En de kwestie is dan meestal dat men - onder een vernisje idealisme en onder het mom van principes - zijn medeburgers het licht in de ogen niet gunt. Dat is de veelgeroemde NL-verdraagzaamheid. 

Er komt – of we aan Zwarte Piet onze handen al niet vol hebben! - daarnaast nog een tweede brede maatschappelijke discussie, las ik in Spits of Metro. Dat gaat dan om de vraag of een verbod gewenst is op het sissen van mannen naar aantrekkelijke vrouwen.

Sissen? Wat is er gebeurd met het aloude nafluiten? Ja, een vervelend slag haantjes die dat doet. Maar die zijn onverbeterlijk, en een verbod zal daar niets aan veranderen. Zo’n verbod, dat moet dan weer gehandhaafd worden door de al overbelaste politie, en als ze dat dan doen, roept iedereen weer van: ‘Ga boeven vangen!’

Ik had het ook nog willen hebben over de discussie, hoe vaak koning Willem-Alexander God moet noemen in zijn toespraken; ook daar staan de kranten bol van. Maar we komen nu gelukkig aan in Lokeren.

 

Verloren Bos


Lokeren heeft een eenvoudig station en een klein opgezet busstation, waar zelfs in de vakantieperiode een hoop volk in de bus stapt. Dat ben ik wel anders gewend, de afgelopen zomerweken in Nederland. Een stadsdienst houdt de 40.000 inwoners tellende gemeente er niet op na; alleen streeklijnen houden hier halt. Grote delen van de stad zijn alleen bereikbaar met een belbus.

Ik ga het groen rondom Lokeren bewandelen. Lokeren heet zo omdat het beloken is in bossen. Het Verloren Bos begint een kleine kilometer voorbij het station. Je hoeft je er echt niet verloren te voelen. Het is niet verschrikkelijk groot, eigenlijk meer een stadspark. Het is een oud moerasbos, rond 1900 omgetoverd tot landgoed door de bekende Lokerse ‘nijveraar’ (industrieel) Gonzales Cock. Speedy Gonzales was zijn bijnaam geweest, als hij wat later ter wereld was gekomen. Tegenwoordig is het landgoed eigendom van de gemeente.

Jeugdkampen, bosklassen, bezinningen, studiedagen, dagvergaderingen, vormingsweekends, die kunnen hier allemaal gehouden worden. De individuele wandelaar mag zich uiteraard ook zelf bezinnen op een onderwerp naar eigen keuze, of het Natuurleerpad volgen met overal informatieborden over wat groeit en bloeit. Je kunt er ook gewoon wandelen zonder meer.

In de verte razen treinen over het viaduct. De zon is omfloerst, de nevel van de nacht hangt nog boven de grond, het gras is bedauwd en beregend en de herfst hangt al een beetje in de lucht.




Het Verloren Bos gaat over in het Bospark. Hier geen onzichtbare, en dus ook oncontroleerbare geestelijke activiteiten als bezinning; in dit bos / park mag je fysiek flink aanpakken op een trimparcours. Het begint met ‘gaan of lopen’ (waartussen in het Vlaams wel een heel subtiel verschil zal bestaan) maar in de loop van het wel 20 items tellende parcours worden de oefeningen steeds pittiger; gewichtheffen met stukken boomstam, bijvoorbeeld. Wel wordt je aangeraden, na elk onderdeel minstens een kwartier pauze te houden. Zo neemt het afleggen van het gehele parcours toch zeker een halve dag in beslag.

Onnodig te vertellen dat ik dat allemaal niet ga doen; ik houd het bij gaan of lopen. Zo ga of loop ik langs een soort gems op een rots, een oude molensteen en het ‘kasteel’ van Gonzales, dat meer een landhuis is. Dan ben ik al weer terug in het Verloren Bos.

Aardig hoor, dit stadspark /-bos, maar het lijkt ergens vaag best wel op de Leidse Hout waar ik gisteren nog liep. Dus laat ik het stadsschoon van Lokeren gaan bewonderen; je maakt zo’n reis tenslotte om iets nieuws te zien, iets anders dan thuis.

Ik loop naar het centrum langs het riviertje de Durme, waarvan ik tot vandaag nog nooit gehoord had. Dat is een sterk kronkelende zijrivier van de Schelde; hij loopt van Daknam naar Tielrode.

Behalve aan het fotograferen herken je toeristen aan het feit dat zij echt naar dingen KIJKEN. Inboorlingen zien alles in hun stad maar één keer, of nul keer. Lokeren telt veel beelden, niet allemaal even fraai. Deze kop van Jo Don / Pater Jocqué, trekt mijn aandacht omdat de RK-kindervriend op de dag af een kwart eeuw eerder ter wereld kwam dan ik.

 

Lokeren nu



Lokeren stamt uit de 12e eeuw en al sinds 1555 is er elke woensdagmorgen markt. Nu dus ook – het is woensdag, dat had ik geloof ik nog niet gezegd. De stad heeft een lange monumentenlijst en overvloedige uitleg aan de gevel van ieder monument. Het postkantoor (linksonder op de foto) dateert van 1907 en werd oorspronkelijk ook als zodanig opgevat; ja, hoe kun je een postkantoor anders opvatten dan als een postkantoor?

Lokeren was eens industriestad, met haarsnijderijen, textielfabrieken en slachthuizen. Hazen en konijnen offerden hier onvrijwillig hun leven om te gaan dienen als vilten hoed. Tegenwoordig is Lokeren vooral een forenzenplaats. De liberale Open-VLD werd bij de recente verkiezingen verreweg de grootste partij in de gemeenteraad. ‘Lokeren, Fel Naturel’ is de slogan waarmee deze gemeente door de 21e eeuw moet; geen gemeente zonder kreet, tegenwoordig, alsof een gemeente een merk was, dat reclame behoefde. ‘Fel naturel’, dat slaat zelfs in het Vlaams nergens op, volgens mij.

Lokeren verschilt niet van opzet met de meeste Vlaamse steden. Absoluut middelpunt van alles – het openbare leven, het kerkleven, de horeca – is de markt. Daarvandaan vertakt zich een netwerk van straten, straatjes en stegen die steeds smaller en obscuurder worden, naarmate je verder van de markt verwijderd raakt. In Herentals sloeg ik laatst per ongeluk het Begijnhof over. In Lokeren zal me dat niet overkomen; Lokeren is één van de weinige Vlaamse steden zonder begijnhof.

De Donkere Wolk (een staminee) wordt geflankeerd door De Klare Hemel (een restaurant); het is symbolisch, zo niet voor het ganse bestaan, dan toch wel voor de zomer van 2014.

Specialisten houden in Vlaanderen altijd praktijk in de mooiste huizen van ’t stad, in plaats van in ziekenhuizen. Niet zelden zijn zij buurman van een kwakzalver. Wat vind je bijvoorbeeld bij een herborist? Ja, kruiden. Maar kom je er ook herboren vandaan?

Sint Laurentius (rechtsonder op de foto) is de beschermheilige van deze stad. In het jaar 258 haalde hij zich een conflict op de hals met de Romeinse keizer Valerianus. Laurentius werd levend geroosterd en vervolgens onthoofd; geen halve maatregelen!

Geroosterd, daar zeg ik zowat; het wordt nu wel eens tijd voor mijn croque Hawaii. Ik keer terug naar de markt en ga Grand Café Abazjoer binnen.

Je Hollandse haast kun je in Vlaanderen beter achterlaten aan de grens, bij de quarantainestallen van Essen. Alles gaat in dit soort lunchrooms in een bijna aangenaam laag tempo. Abazjoer heeft stoelen waar je diep in wegzinkt. Daar je voedsel wordt neergezet op een hoog tafeltje, moet je het met beleid en bedachtzaamheid naar de mond brengen, plus de neiging onderdrukken om het bord op je schoot te zetten en het leeg te schrokken, net als thuis, zondagavond, bij Studio Sport.

Mensen lopen hier niet binnen voor een snelle hap. Ik verdenk sommigen ervan, hier te zitten van 10 tot 5 uur voor in successie koffie, lunch, thee en borrel. Vlaanderen heeft meer een drink- dan een eetcultuur. Ook hier de vuistdikke drankencatalogus die je in alle Vlaamse horecagelegenheden aantreft, met als addendum nog een paar blaadjes met vast voedsel.


Stadhuis Lokeren


 

Lokeren in WO I

In het Stadsmuseum Lokeren wil ik mijn kennis wat oppoetsen over de Eerste Wereldoorlog. ‘Terug thuis als de bladeren vallen’ heet de tentoonstelling over de stad in die ellendige tijd. De titel verwijst naar het op niets gebaseerde optimisme dat heerste in de zomer van 1914: de strijd zou gestreden zijn in november. Ja, dat was ook zo, maar helaas niet in 1914, maar pas vier novembers later.

In Nederland heeft de Grote Oorlog geen plek gevonden in het collectief geheugen. De Tweede, nog grotere Wereldoorlog, daarvan heb ik soms het gevoel, hem zelf meegemaakt te hebben, zeker sinds ik mijn grootmoeders hongerwinterdagboek gelezen en gepubliceerd heb. Maar over 1914 / 1918 heeft ze me alleen maar verteld dat er schaarste was aan levensmiddelen en dat haar oudere broer, die haar altijd pestte, tot haar grote genoegen gemobiliseerd werd ('Dáár had-ie niet zoveel spatsies, die vervelende lummel!')

België was niet alleen bezet door de Duitsers, maar ook één van de belligerenten, en het front liep vier jaar lang dwars door het land. Nederland bleef buiten de strijd, ternauwernood, en met veel diplomatiek gekronkel.

Wel zagen we in die nazomer van 1914 een intocht van niet minder dan een miljoen Belgische vluchtelingen, waaronder 40.000 gedeserteerde soldaten. Uiteindelijk brachten 100.000 Belgen de hele oorlog in ons land door, waarvan de gastvrijheid tegenviel, heb ik me wel eens laten vertellen. Veel soldaten zullen ondanks dat niet naar het vaderland teruggekeerd zijn. Deserteurs, je zou ze eerder verstandig dan laf kunnen noemen, maar ze werden zonder pardon tegen de muur gezet.

Op 8 oktober 1914 nemen de Duitsers Lokeren in. De stad wordt het Duitse hoofdkwartier van deze streek, onder leiding van een wrede commandant.

Er ontplooit zich een verhaal dat grote parallellen vertoont met de bezettingsverhalen van mijn moeder en oma: ‘eenzelvigheidskaarten’ (Ausweise),  ‘opgeëisten’ (tewerkgestelden),  inkwartiering, vordering van voedsel en van materialen voor de industrie, een hongerwinter (al is die nooit zo genoemd) in 1916 / 1917, gaarkeukens, en tenslotte bijltjesdag na afloop.

De tentoonstelling is een complete eyeopener voor me. WO I heb ik altijd alleen geassocieerd met soldaten in loopgraven. Maar het leed van de burgerbevolking moet minstens even ernstig geweest zijn als in WO II.

De tentoonstelling eindigt met een hommage aan de 102 gesneuvelde Lokerse soldaten. Hun namen staan in alfabetische volgorde vermeld op een wand.

Enigszins lens en murw sta ik even later buiten, geleund tegen een muur met een gedicht van Armando, dat het publiek oproept, hier niet binnen te gaan, maar via een omweg toch ook weer wel.

Volgens sommige pessimisten staat de Derde Wereldoorlog op punt van uitbreken, een mooi, rond aantal jaren na de Eerste. Hopelijk weet Nederland ook deze keer neutraal te blijven. Dan kunnen we ons tenminste bezig blijven houden met alle kwesties in ons land die écht van wezenlijk belang zijn.


 

Lochristi



De middag is al een aardig eind op weg. Ik wil nog een stukje met een bus van De Lijn, want dit is in beginsel nog steeds een site over OV. Bovendien zou ik wel weer eens medepassagiers willen zien in een bus. Op het busstation van Lokeren zag ik vanmorgen zich al kluiten passagiers bij busdeuren verdringen. De bus is hier nog betaalbaar en je bent niet onderworpen aan de dwingelandij van een chipkaart; dat moet de verklaring zijn van het succes van De Lijn.

Ik neem lijn 78, richting het weinig aantrekkelijk klinkende Zevergem. Lochristi klinkt beter, dus daar zal ik uitstappen. De rit voert door slingerende lanen van een villapark en door gehuchten die tot de gemeente Lokeren behoren. Langs de wegen staan weer van die kasteelachtige huizen, gebouwd in een historische stijl die nooit bestaan heeft, met eeuwenoude nep-verweerde muren waarvan het cement nog nat is. De wegen zijn niet best en de bus rammelt aan alle kanten. Een gewone Vlaamse busrit, kortom.

Lochristi betekent zoiets als: open plek in het bos van de parochie. Maar het moet lang geleden zijn dat Lochristi er zo uitzag. Nu is het een dorp (althans het stuk dat ik er van zie, houd me ten goede) waarvan de hoofdstraat tevens doorgaande verkeersweg is. Mooiere stukken moeten er ook zijn; Lochristi is het centrum van de Vlaamse bloementeelt.  Het had eens een spoorwegstation, maar dat lag drie kwartier lopen van de kerk, en is al lang geleden gesloten. Dat maakt Lochristi tot het Hulshorst van Vlaanderen.

Een standbeeld van de vos Reynaert. Deze volksheld, in Vlaanderen populairder dan bij ons, komt uit deze streek, het land van Waes. Hijfte, dat hier in de buurt ligt, staat genoemd in de Reynaert (r. 2262 / 2263).

Ik vind het standbeeld weinig kunstig; alle gebeeldhouwde dieren lijken wel wat op elkaar. Maar ja, dat was ook wel de strekking van dat satirische dierenepos. Daardoor waren ze ook zo gemakkelijk beet te nemen: allemaal even ijdel, even dom, even belust op geld en macht.

Nog een ander opmerkelijk beeld: Pater Damiaan in blik. De in de Vlaamse katholieke wereld hyper-populaire priester uit Leuven werd in 2009 heiligverklaard. Hij verzorgde leprapatiënten op Hawaii, maar raakte zelf besmet met die ziekte zelf en overleed in 1889 op 49-jarige leeftijd aan de gevolgen ervan.

Een heiligverklaring krijg je pas als je een paar echte, goed gedocumenteerde wonderen verricht hebt. Damiaan kon voldoen aan die eis; niet tijdens zijn leven, maar wel postuum, alsnog. Maar Damiaans opofferingsgezindheid lijkt mij op zich al een wonder, en een heiligverklaring waard. Lochristi is ‘Sterk Damiaanactiedorp 2014’ en daarom mag men hier dat blikken beeld plaatsen. Ik meld het de lezer, zonder het zelf te begrijpen.




Ik neem plaats op het bankje aan de voet van de Sint-Nikolaaskerk en ga me hier nu eens een poosje zitten bezinnen, iets waar ik vanmorgen in het daarvoor bedoelde Verloren Bos nog geen zin in had. Ik ga me bezinnen op de vraag of het wel zin heeft, wat ik van plan ben te doen, nl. het woonzorgcentrum van mijn moeder bellen met de vraag, hoe het vandaag met haar gaat.

Dat doe ik altijd op dagen dat ik geen gelegenheid heb om haar te bezoeken. Maar het nut ervan is zeer beperkt. Als het heel erg slecht met moeder zou gaan, hadden ze me uit zichzelf wel opgebeld. Als het maar zo-zo is met haar, zullen ze me zeggen, dat het heel goed gaat, om me niet te verontrusten, en om van m’n gezanik af te zijn. Dus als ze zeggen dat het heel erg goed gaat, geloof ik ze niet, ga ik ervan uit dat het in werkelijkheid maar zo-zo gaat, en weet ik in feite nog niks. Haar zelf aan de lijn vragen zou wel het toppunt zijn van zinloosheid; ze is potdoof, en eer dat ze snapt dat IK degene ben die aan de lijn is

Dat doet me denken aan die keer op die avond, toen ze nog thuis woonde. Ik belde haar op, dat ik een uur later thuis zou komen door de zoveelste treinstremming, en zij begreep maar niet, dat IK aan de lijn was. Ik hield mijn verhaal vier keer achter elkaar, steeds in verschillende bewoordingen, maar zonder dat het kwartje viel. ‘Ik versta u echt niet, hoor meneer’, zei ze. ‘Maar weet u wat? Belt u nou over een kwartiertje nog maar een keer terug. Dan is mijn zoon thuis, en dan moet u het hém maar vertellen.’ Kreunnn!

Ondanks al die overwegingen bel ik toch. Ik krijg een melding dat het nummer niet bestaat, bedenk dat er +31 vóór had gemoeten, bel opnieuw, en hoor dat het erg goed gaat met moeder. ‘Ook geen last van misselijkheid meer?’, vraag ik, argwanend. ‘Gisteren klaagde ze namelijk steeds over misselijkheid’. Nee, nee, niks aan het handje vandaag; ze heeft goed gegeten, is heel opgewekt… Nou, een hele geruststelling!





Tijd om Lochristi te verlaten. Bussen 76, 77 en 78 onderhouden een gecombineerde kwartierdienst met Gent. Ik beland weer in lijn 78. Bij station Gent Dampoort zou ik de trein naar huis kunnen nemen. Maar ik besluit ‘even’ door te reizen naar Gent Sint Pieters. Dat ’even’ duurt een stijve 20 minuten. Ik was vergeten dat die twee stations mijlenver uiteen liggen.

‘Brei d’r maar een eind aan’, zo luidt de laatste regel van de aantekeningen die ik onderweg gemaakt heb. Bij dezen!

Frans Mensonides
7 september 2014
Er geweest: woensdag 27 augustus 2014

PS: de lezer wil natuurlijk nog weten, of ik gedonder kreeg met die vergeten incheck op de heenweg. Terug bleef ik in de Beneluxtrein zitten tot het eindpunt, Den Haag HS, daar ik bij eerdere stations geen zin had om uit te stappen. Ik checkte in Den Haag in voor het laatste stukje treinreis naar Leiden. En dat ging zowaar zonder problemen.

 


PPS: Het is in Vlaanderen geen sinecure om een broodje te trekken uit een broodautomaat, of om de sleutel van een gehuurde fiets terug te bezorgen. Verder moet het leven hier toch redelijk eenvoudig zijn, als je geen acht slaat op de overvloedige reglementen en verbodsbepalingen die je overal om je heen ziet. En als je de taal kent, natuurlijk, maar die leer je op hét school.

FM

© Frans Mensonides, Leiden, 2014