Het Vlaamse stadje
Lokeren ligt al eeuwenlang mooi te wezen in een gordel van groen, aan
de rivier
de Durme en aan de spoorlijn Antwerpen – Gent. Alle reden om daar eens
heen te
gaan, en geen enkele om nog langer weg te blijven.
In het
Stadsmuseum Lokeren
leerde ik als Nederlander nog een lesje over de Eerste Wereldoorlog,
die deze zomer
een eeuw geleden is losgebarsten. ‘Wij’ hielden ons erbuiten, achteraf
gezien
niet onverstandig. Maar België werd in augustus 1914 overlopen door
Duitse
troepen en had geen keus.
Lochristi bekeek ik ook nog even; een dorp, verscheurd door een autostrade, maar wel met een bijzondere naam. Maar op een naam moet je niet altijd afgaan, als toerist.
Het blijft behelpen, het treinvervoer
tussen de beide Lage
Landen; zie vrijwel alle voorgaande Vlaamse afleveringen van deze site.
Zoals
ik in de meest recente
daarvan al schreef, zit de Internationale trein Den
Haag – Brussel voortdurend de IC Lelystad – Vlissingen in het
vaarwater. Ze
rijden ongeveer gelijk op. Op sommige stations kun je met een beetje
geluk van
de een op de ander overstappen; op andere krijg je daar beslist spijt
van.
Ik gok deze keer op Roosendaal. De IC
Vlissingen, waar ik in
Leiden ben ingestapt, heeft een paar minuten vertraging, maar met een
sprint
van spoor 4 naar 1 haal ik de Brusselaar nog net. Ik ben niet alleen,
tientallen reizigers galopperen de tunnel door; sommige met zware
valiezen en karbiezen.
‘Hou hem nog even voor me vast’, roep ik tegen een paar jongeren, die
me
voorbij hollen in de Roosendaalse catacomben.
Goed, ik zit dus uiteindelijk in de
Internationale, ik zou
hem bijna gaan zingen van triomf (‘Verworpen OV-reizigers aller
landen’) maar
bedenk nu ineens dat ik vergeten ben, uit te checken met mijn
Superdagretour. Dat
had in Roosendaal gemoeten, want in België kan dat niet. Dit zal me op
de
terugweg ongetwijfeld opbreken.
Maar waarom, in vredesnaam, dat in-
en uitchecken met een
internationaal vervoerbewijs? Stel, dat ik mijn reis in Rotterdam
begonnen was
in plaats van in Leiden. Had ik dan in Roosendaal de trein moeten
verlaten,
snel uit moeten checken en daarna mijn reis vervolgen? Nee blijkbaar;
ik zie
het niemand doen.
In de Beneluxtrein, zoals ik hem nog
steeds noem, is het
doorspoelmechanisme van alle toiletten defect, en dat al heel lang: er
staat
een laag pis in tot de rand, met drollen daarin vrolijk ronddobberend.
Och, dit
is toch maar goedkoop vervoer.
Ik heb
maar 48,80 euro neergeteld voor een Superdagretour naar Gent; wat kun
je
verwachten? Pas als je de woekerprijzen van Thalys betaalt, kun je
aanspraak
maken op enige kwaliteit.
De aansluitingen richting Lokeren /
Gent zijn ook niet best,
nu ik toch bezig ben. Ik mis die op een boemel, en moet nu dik 20
minuten
wachten op de sneltrein. Enfin, altijd veel te zien in de Antwerpse
spoorkathedraal.
Ik beland dan in de IC naar Kortrijk.
Al jaren heb ik dit
stuk niet meer afgelegd. De trein stopt onderweg naar Lokeren in
Antwerpen-Berchem
en Sint-Niklaas
en rijdt door in Antwerpen- Zuid, Zwijndrecht, Melsele, Beveren-Waas,
Nieuwkerken-Waas, Belsele en Sinaai. Ik ben bijna overal geweest langs
deze
lijn, maar meestal per tram of bus.
Lokeren
Dit traject werd al geopend in 1844, als enkelsporige
smalspoorlijn. Oorspronkelijk strandde de trein uit Gent aan de
overkant van de
Schelde, de Linkeroever. Pas in 1970 kwam de Kennedytunnel onder de
Schelde gereed
en kon je vanuit Gent Antwerpen Centraal bereiken.
Sint-Niklaas. Sinterklaas. In mijn tas zitten de Hollandse
ochtendkranten van
vandaag met alle nieuwtjes over de Zwarte-Pietendiscussie. De
tijd gaat
nu dringen; Iedereen gaat nu knijp zitten. De Sint is nog maar ruim 3
maanden
weg, de winkelketens zijn nu hun campagnes aan het voorbereiden, en
weten nu
nog steeds niet of ze nog Pieten mogen etaleren, verkopen en laten
opdraven.
Niemand
wordt graag beticht van racisme, of gezien als een kampioen der
slavenhandel.
Alles in Nederland wordt meteen een kwestie. En de kwestie is dan meestal dat men - onder een vernisje idealisme en onder het mom van principes - zijn medeburgers het licht in de ogen niet gunt. Dat is de veelgeroemde NL-verdraagzaamheid.
Er komt – of we aan Zwarte Piet onze
handen
al niet vol hebben!
- daarnaast nog een tweede brede maatschappelijke discussie, las ik in
Spits of
Metro. Dat gaat dan om de vraag of
een
verbod gewenst is op het sissen van mannen naar aantrekkelijke vrouwen.
Sissen? Wat is er gebeurd met het
aloude nafluiten? Ja, een
vervelend slag haantjes die dat doet. Maar die zijn onverbeterlijk, en
een
verbod zal daar niets aan veranderen. Zo’n verbod, dat moet dan weer
gehandhaafd worden door de al overbelaste politie, en als ze dat dan
doen,
roept iedereen weer van: ‘Ga boeven vangen!’
Ik had
het ook nog
willen hebben over de discussie, hoe vaak koning Willem-Alexander God
moet
noemen in zijn toespraken; ook daar staan de kranten bol van. Maar we
komen nu gelukkig
aan in Lokeren.
Lokeren heeft een eenvoudig station en een klein opgezet
busstation, waar zelfs in de vakantieperiode een hoop volk in de bus
stapt. Dat
ben ik wel anders gewend, de afgelopen zomerweken in Nederland. Een
stadsdienst
houdt de 40.000 inwoners tellende gemeente er niet op na; alleen
streeklijnen
houden hier halt. Grote delen van de stad zijn alleen bereikbaar met
een belbus.
Ik ga het groen rondom Lokeren
bewandelen. Lokeren heet zo
omdat het beloken is in bossen. Het Verloren Bos begint een kleine
kilometer
voorbij het station. Je hoeft je er echt niet verloren te voelen. Het
is niet
verschrikkelijk groot, eigenlijk meer een stadspark. Het is een oud
moerasbos,
rond 1900 omgetoverd tot landgoed door de bekende Lokerse ‘nijveraar’
(industrieel)
Gonzales Cock. Speedy Gonzales was zijn bijnaam geweest, als hij wat
later ter
wereld was gekomen. Tegenwoordig is het landgoed eigendom van de
gemeente.
Jeugdkampen, bosklassen, bezinningen,
studiedagen,
dagvergaderingen, vormingsweekends, die kunnen hier allemaal gehouden
worden.
De individuele wandelaar mag zich uiteraard ook zelf bezinnen op een
onderwerp
naar eigen keuze, of het Natuurleerpad volgen met overal
informatieborden over wat
groeit en bloeit. Je kunt er ook gewoon wandelen zonder meer.
In de verte razen treinen over het viaduct. De zon is omfloerst, de nevel van de nacht hangt nog boven de grond, het gras is bedauwd en beregend en de herfst hangt al een beetje in de lucht.
Het Verloren Bos gaat over in het Bospark. Hier geen onzichtbare,
en dus ook oncontroleerbare geestelijke activiteiten als bezinning; in
dit bos
/ park mag je fysiek flink aanpakken op een trimparcours. Het begint
met ‘gaan of
lopen’ (waartussen in het Vlaams wel een heel subtiel verschil zal
bestaan)
maar in de loop van het wel 20 items tellende parcours worden de
oefeningen
steeds pittiger; gewichtheffen met stukken boomstam, bijvoorbeeld. Wel
wordt je
aangeraden, na elk onderdeel minstens een kwartier pauze te houden. Zo
neemt
het afleggen van het gehele parcours toch zeker een halve dag in beslag.
Onnodig te vertellen dat ik dat
allemaal niet ga doen; ik
houd het bij gaan of lopen. Zo ga of loop ik langs een soort gems op
een rots, een
oude molensteen en het ‘kasteel’ van Gonzales, dat meer een landhuis
is. Dan ben ik al weer terug in het Verloren Bos.
Aardig hoor, dit stadspark /-bos,
maar het lijkt ergens vaag
best wel op de Leidse Hout waar ik gisteren nog liep. Dus laat ik het
stadsschoon van Lokeren gaan bewonderen; je maakt zo’n reis tenslotte
om iets
nieuws te zien, iets anders dan thuis.
Ik loop naar het centrum langs het
riviertje de Durme,
waarvan ik tot vandaag nog nooit gehoord had. Dat is een sterk
kronkelende zijrivier van
de
Schelde; hij loopt van Daknam naar Tielrode.
Behalve aan het fotograferen herken
je toeristen aan het
feit dat zij echt naar dingen KIJKEN. Inboorlingen zien alles in hun
stad maar
één keer, of nul keer. Lokeren telt veel beelden, niet allemaal even
fraai. Deze
kop van Jo Don / Pater Jocqué, trekt mijn aandacht omdat de
RK-kindervriend op
de dag af een kwart eeuw eerder ter wereld kwam dan ik.
Lokeren stamt uit de 12e eeuw en al sinds 1555 is er elke
woensdagmorgen markt. Nu dus ook – het is woensdag, dat had ik geloof
ik nog
niet gezegd. De
stad heeft een lange
monumentenlijst en overvloedige uitleg aan de gevel van ieder monument.
Het
postkantoor (linksonder op de foto) dateert van 1907 en werd
oorspronkelijk ook
als zodanig opgevat; ja, hoe kun je een postkantoor anders opvatten dan
als een
postkantoor?
Lokeren verschilt niet van opzet met
de meeste Vlaamse
steden. Absoluut middelpunt van alles – het openbare leven, het
kerkleven, de
horeca – is de markt. Daarvandaan vertakt zich een netwerk van straten,
straatjes en stegen die steeds smaller en obscuurder worden, naarmate
je verder
van de markt verwijderd raakt. In Herentals
sloeg ik laatst per ongeluk het Begijnhof
over. In Lokeren zal me dat niet overkomen; Lokeren is één van de
weinige
Vlaamse steden zonder begijnhof.
Specialisten houden in Vlaanderen
altijd praktijk in de
mooiste huizen van ’t stad, in plaats van in ziekenhuizen. Niet zelden
zijn zij
buurman van een kwakzalver. Wat vind je bijvoorbeeld bij een herborist?
Ja,
kruiden. Maar kom je er ook herboren vandaan?
Sint Laurentius (rechtsonder op de
foto) is de
beschermheilige van deze stad. In het jaar 258 haalde hij zich een
conflict op de
hals met de Romeinse keizer Valerianus. Laurentius werd levend
geroosterd en vervolgens
onthoofd; geen halve maatregelen!
Geroosterd, daar zeg ik zowat; het
wordt nu wel eens tijd
voor mijn croque Hawaii. Ik keer terug naar de markt en ga Grand Café
Abazjoer
binnen.
Je Hollandse haast kun je in
Vlaanderen beter achterlaten
aan de grens, bij de quarantainestallen van Essen. Alles gaat in dit
soort
lunchrooms in een bijna aangenaam laag tempo. Abazjoer heeft stoelen
waar je diep
in wegzinkt. Daar je voedsel wordt neergezet op een hoog tafeltje, moet
je het
met beleid en bedachtzaamheid naar de mond brengen, plus de neiging
onderdrukken om het bord op je schoot te zetten en het leeg te
schrokken, net
als thuis, zondagavond, bij Studio Sport.
Mensen lopen hier niet binnen voor een snelle hap. Ik verdenk sommigen ervan, hier te zitten van 10 tot 5 uur voor in successie koffie, lunch, thee en borrel. Vlaanderen heeft meer een drink- dan een eetcultuur. Ook hier de vuistdikke drankencatalogus die je in alle Vlaamse horecagelegenheden aantreft, met als addendum nog een paar blaadjes met vast voedsel.
Stadhuis Lokeren
In het Stadsmuseum Lokeren wil ik mijn
kennis wat oppoetsen
over de Eerste Wereldoorlog. ‘Terug thuis als de bladeren vallen’ heet
de
tentoonstelling over de stad in die ellendige tijd. De titel verwijst
naar het
op niets gebaseerde optimisme dat
heerste in de zomer van 1914: de strijd zou gestreden zijn in november.
Ja, dat
was ook zo, maar helaas niet in 1914, maar pas vier novembers later.
In Nederland heeft de Grote Oorlog
geen plek gevonden in het
collectief geheugen. De Tweede, nog grotere Wereldoorlog, daarvan heb
ik soms
het gevoel, hem zelf meegemaakt te hebben, zeker sinds ik mijn grootmoeders
hongerwinterdagboek gelezen en gepubliceerd heb. Maar over
1914 / 1918 heeft ze
me alleen maar verteld dat er schaarste was aan levensmiddelen en dat
haar
oudere broer, die haar altijd pestte, tot haar grote genoegen
gemobiliseerd
werd ('Dáár had-ie
niet zoveel spatsies, die vervelende lummel!')
België was niet alleen bezet door de
Duitsers, maar ook één
van de belligerenten, en het front liep vier jaar lang dwars door het
land. Nederland
bleef buiten de strijd, ternauwernood, en met veel diplomatiek
gekronkel.
Wel zagen we in die nazomer van 1914
een intocht van niet
minder dan een miljoen Belgische vluchtelingen, waaronder 40.000
gedeserteerde
soldaten. Uiteindelijk brachten 100.000 Belgen de hele oorlog in ons
land door,
waarvan de gastvrijheid tegenviel, heb ik me wel eens laten vertellen.
Veel
soldaten zullen ondanks dat niet naar het vaderland teruggekeerd zijn.
Deserteurs, je zou ze eerder verstandig dan laf kunnen noemen, maar ze
werden
zonder pardon tegen de muur gezet.
Op 8 oktober 1914 nemen de Duitsers
Lokeren in. De stad wordt
het Duitse hoofdkwartier van deze streek, onder leiding van een wrede
commandant.
Er
ontplooit zich een
verhaal dat grote parallellen vertoont met de bezettingsverhalen van
mijn
moeder en oma: ‘eenzelvigheidskaarten’ (Ausweise),
‘opgeëisten’ (tewerkgestelden), inkwartiering,
vordering van
voedsel en van materialen voor de industrie,
een hongerwinter (al is die nooit zo genoemd) in 1916 / 1917,
gaarkeukens, en
tenslotte bijltjesdag na afloop.
De tentoonstelling is een complete
eyeopener voor me. WO I
heb ik altijd alleen geassocieerd met soldaten in loopgraven. Maar het
leed van
de burgerbevolking moet minstens even ernstig geweest zijn als in WO
II.
De tentoonstelling eindigt met een
hommage aan de 102
gesneuvelde Lokerse soldaten. Hun namen staan in alfabetische volgorde
vermeld op
een wand.
Enigszins lens en murw sta ik even
later buiten, geleund
tegen een muur met een gedicht van Armando, dat het publiek
oproept, hier
niet binnen te gaan, maar via een omweg toch ook weer wel.
Volgens
sommige pessimisten staat de Derde Wereldoorlog op
punt van uitbreken, een mooi, rond aantal jaren na de Eerste.
Hopelijk weet
Nederland ook deze keer neutraal te blijven. Dan kunnen we ons
tenminste bezig
blijven houden met alle kwesties in ons land die écht van wezenlijk
belang
zijn.
De middag is al een aardig eind op weg. Ik wil nog een stukje
met een bus van De Lijn, want dit is in beginsel nog steeds een site
over OV.
Bovendien zou ik wel weer eens medepassagiers willen zien in een bus.
Op
het
busstation van Lokeren zag ik vanmorgen zich al kluiten passagiers bij
busdeuren verdringen. De bus is hier nog betaalbaar en je bent niet
onderworpen
aan de dwingelandij van een chipkaart; dat moet de verklaring zijn van
het
succes van De Lijn.
Ik neem lijn 78, richting het weinig
aantrekkelijk klinkende
Zevergem. Lochristi klinkt beter, dus daar zal ik uitstappen. De rit
voert door
slingerende lanen van een villapark en door gehuchten die tot de
gemeente
Lokeren behoren. Langs de wegen staan weer van die kasteelachtige
huizen,
gebouwd in
een historische stijl die nooit bestaan heeft, met eeuwenoude
nep-verweerde
muren waarvan het cement nog nat is. De wegen zijn niet best en de bus
rammelt
aan alle kanten. Een gewone Vlaamse busrit, kortom.
Lochristi betekent zoiets als: open
plek in het bos van de
parochie. Maar het moet lang geleden zijn dat Lochristi er zo uitzag.
Nu is het
een dorp (althans het stuk dat ik er van zie, houd me ten goede)
waarvan de
hoofdstraat tevens doorgaande verkeersweg is. Mooiere stukken moeten er
ook
zijn; Lochristi is het centrum van de Vlaamse bloementeelt. Het had eens een
spoorwegstation, maar dat
lag drie kwartier lopen van de kerk, en is al lang geleden gesloten.
Dat maakt
Lochristi tot het Hulshorst
van Vlaanderen.
Een standbeeld van de vos Reynaert.
Deze volksheld, in Vlaanderen populairder dan bij ons, komt uit deze
streek,
het land van Waes. Hijfte, dat hier in de buurt ligt, staat genoemd in
de
Reynaert (r. 2262 / 2263).
Ik vind het standbeeld weinig
kunstig; alle gebeeldhouwde dieren
lijken wel wat op elkaar. Maar ja, dat was ook wel de
strekking van dat satirische dierenepos.
Daardoor waren ze ook zo gemakkelijk beet te nemen: allemaal even
ijdel, even
dom, even belust op geld en macht.
Nog een ander opmerkelijk beeld:
Pater Damiaan in blik. De
in de Vlaamse katholieke wereld hyper-populaire priester uit Leuven
werd in
2009 heiligverklaard. Hij verzorgde leprapatiënten op Hawaii, maar
raakte zelf
besmet met die ziekte zelf en overleed in 1889 op 49-jarige leeftijd
aan de
gevolgen ervan.
Een heiligverklaring krijg je pas als je een paar echte, goed gedocumenteerde wonderen verricht hebt. Damiaan kon voldoen aan die eis; niet tijdens zijn leven, maar wel postuum, alsnog. Maar Damiaans opofferingsgezindheid lijkt mij op zich al een wonder, en een heiligverklaring waard. Lochristi is ‘Sterk Damiaanactiedorp 2014’ en daarom mag men hier dat blikken beeld plaatsen. Ik meld het de lezer, zonder het zelf te begrijpen.
Ik neem plaats op het bankje aan de voet van de Sint-Nikolaaskerk
en ga me hier nu eens een poosje zitten bezinnen, iets waar ik
vanmorgen in het
daarvoor bedoelde Verloren Bos nog geen zin in had. Ik ga me bezinnen
op de
vraag of het wel zin heeft, wat ik van plan ben te doen, nl. het
woonzorgcentrum van mijn moeder bellen met de vraag, hoe het vandaag
met haar
gaat.
Dat doe ik altijd op dagen dat ik
geen gelegenheid heb om
haar te bezoeken. Maar het nut ervan is zeer beperkt. Als het heel erg
slecht
met moeder zou gaan, hadden ze me uit zichzelf wel opgebeld. Als het
maar zo-zo
is met haar, zullen ze me zeggen, dat het heel goed gaat, om me niet te
verontrusten, en om van m’n gezanik af te zijn. Dus als ze zeggen dat
het heel
erg goed gaat, geloof ik ze niet, ga ik ervan uit dat het in
werkelijkheid maar
zo-zo gaat, en weet ik in feite nog niks. Haar zelf aan de lijn vragen
zou wel het
toppunt zijn van zinloosheid; ze is potdoof, en eer dat ze snapt dat IK
degene
ben die aan de lijn is
Dat doet me denken aan die keer op
die avond, toen ze nog
thuis woonde. Ik belde haar op, dat ik een uur later thuis zou komen
door de
zoveelste treinstremming, en zij begreep maar niet, dat IK aan de lijn
was. Ik
hield mijn verhaal vier keer achter elkaar, steeds in verschillende
bewoordingen, maar zonder dat het kwartje viel. ‘Ik versta u echt niet,
hoor meneer’,
zei ze. ‘Maar weet u wat? Belt u nou over een kwartiertje nog maar een
keer
terug. Dan is mijn zoon thuis, en dan moet u het hém maar vertellen.’
Kreunnn!
Ondanks al die overwegingen bel ik toch. Ik krijg een melding dat het nummer niet bestaat, bedenk dat er +31 vóór had gemoeten, bel opnieuw, en hoor dat het erg goed gaat met moeder. ‘Ook geen last van misselijkheid meer?’, vraag ik, argwanend. ‘Gisteren klaagde ze namelijk steeds over misselijkheid’. Nee, nee, niks aan het handje vandaag; ze heeft goed gegeten, is heel opgewekt… Nou, een hele geruststelling!
Tijd om Lochristi te verlaten. Bussen 76, 77 en 78
onderhouden een gecombineerde kwartierdienst met Gent. Ik beland weer
in lijn
78. Bij station Gent Dampoort zou ik de trein naar huis kunnen nemen.
Maar ik
besluit ‘even’ door te reizen naar Gent Sint Pieters. Dat ’even’ duurt
een
stijve 20 minuten. Ik was vergeten dat die twee stations mijlenver
uiteen
liggen.
‘Brei d’r maar een eind aan’, zo
luidt de laatste regel van
de aantekeningen die ik onderweg gemaakt heb. Bij dezen!
Frans Mensonides
7 september 2014
Er geweest: woensdag 27 augustus 2014
PPS: Het is in Vlaanderen geen sinecure om een broodje te
trekken uit een broodautomaat, of om de sleutel van een gehuurde fiets
terug te
bezorgen. Verder moet het leven hier toch redelijk eenvoudig zijn, als
je geen
acht slaat op de overvloedige reglementen en verbodsbepalingen die je
overal om
je heen ziet. En als je de taal kent, natuurlijk, maar die leer je op
hét
school.
FM
© Frans Mensonides, Leiden, 2014