Kleurrijke gelede bussen van
stadsvervoerder AVL (Autobus de
la Ville de Luxembourg). Het stadsbusnet van Luxemburg bestaat uit 25
lijnen en
de stad heeft op vrijwel elke straathoek een bushalte. Enkele lijnen
worden
gereden door particuliere vervoersbedrijven.
CFL-bus
in Echternach
Ik verbleef eind juni 4 dagen in het
Groothertogdom
Luxemburg, en deed de afgelopen weken al verslag van mijn omzwervingen
in Luxemburg
City. Deze keer door het land(je) Luxemburg met trein en bus.
ZUCH & BUS,
zoals de bussen van CFL (Société Nationale des Chemins de Fer
Luxembourgeois;
Luxemburgse Spoorwegen) soms filmen.
Want inderdaad: de spoorwegen rijden
ook met streekbussen. Het
streekvervoer wordt, behalve door CFL, verzorgd door een aantal
particuliere
vervoersbedrijven, die daarvoor een contract hebben afgesloten met het
Ministerie
van Transport.
In de bussen zie ik nog
chipkaartlezers, maar die zijn
buiten werking. Relieken uit de tijd van vóór de schrikkeldag van 2020,
toen het
openbaar vervoer in het hele land gratis werd.
Mijn eerste streekbusrit voert op
zaterdagmorgen naar
Echternach, welbekend van de spring- of dansprocessie, waarover straks
meer.
Echternach, gesticht in 698 door de
Engelse prediker Willibrord,
is de oudste stad van Luxemburg, maar lang niet de grootste, met
slechts 5600
inwoners. Maar dan wel weer een van de meest fotogenieke en
aantrekkelijkste
voor toeristen. Hij ligt in het oosten van het land, aan de Duitse
grens, een
kilometer of 30 ten noordoosten van de stad Luxemburg.
Tot in de jaren 50 was het stadje een
spoorwegknooppunt. Er voerde
een smalspoorweg heen uit Luxemburg Stad, die in Echternach uitkwam bij
een
lokaalboemellijntje: Ettelbrück – Grevenmacher. Maar beide spoorlijnen
zijn
opgedoekt.
De bus koerst eerst naar Luxexpo, via
een andere route dan
de tram, en kiest daarna een snelweg door de bossen, met alweer een
brug over een
kloof. We hebben 20 mensen aan boord, voornamelijk toeristen.
De dorpjes Gonderange en Junglinster
liggen te stoven in de
zon. Er staan veel kasten van villa’s met lappen grond eromheen.
Een rijkdom die wel een schaduwkant
heeft. Veel werknemers
in Luxemburg wonen in Wallonië, Duitsland of Frankrijk, waar de
woningen betaalbaarder
zijn. Niet minder dan 160.000 internationale forenzen komen elke
ochtend het
land binnen, en kunnen aansluiten bij de files. Ze kunnen niet ten
volle profiteren
van het gratis OV in Luxemburg, want moeten het traject in hun eigen
land
vanzelfsprekend wél betalen. Of de files echt wel korter zullen worden
door
gratis OV, is nog een open vraag.
Voorbij Junglinster komen er weinig nederzettingen meer, en weinig
haltes. We
rijden over 3-baanswegen. In het Vlaamse Strombeek
was dat een openbaring, dat
je wegen ook kunt uitvoeren met 3 banen in plaats van 2 of 4, maar in
dit stuk
van Luxemburg zie je het overal, om een of andere reden.
Zo’n 3 kwartier na vertrek van de
halte Theater komen we aan
op het busstation van Echternach aan de rand van het stadje.
Eergisteren, bij mijn aankomst in
Luxemburg, stuitte ik meteen
op het belangrijkste evenement van Groothertogsdag, zoals verhaald in
de vorige
aflevering, en bijna op de groothertog zelf. Dan zal ook de
Echternachse
processie misschien wel uitgerekend van start gaan op het moment dat ik
mijn
neus laat zien in die stad. Maar dat is toch niet het geval; hij wordt
al sinds
de middeleeuwen gehouden op de dinsdagmorgen na Pinksteren.
Die processie staat erom bekend dat
de deelnemers daarbij 3
stappen naar voren doen, 2 achteruit, 3 naar voren, 2 achteruit, et
cetera. Per
saldo komen ze dus maar één stap vooruit als ze er 5 gezet hebben. De
Echternachse
processie is daarom zinnebeeldig voor zaken waar geen schot in wil
komen en die
gekenmerkt worden door tegenslagen.
Maar in die vorm wordt de processie
al sinds WO II niet meer
uitgevoerd. Bij telkens groeiende deelnemersaantallen ontaardde die
steeds meer
in een rommelzooitje. Tegenwoordig lopen de deelnemers in rijen van 5,
en gekleed
in witte shirts of truien. Ze zijn met elkaar verbonden door witte, op
slipjes gelijkende
doekjes die ze in de hand houden, en maken nu alleen nog sprongetjes
voorwaarts, beurtelings op het linker- en rechterbeen.
Er lopen elk jaar meer dan 10.000
mensen mee. De mars gaat
gepaard met hoempamuziek. Als ik het zie op YouTube, doet het me ineens heel
sterk denken aan de Jenka,
die Finse polonaise waarover ik het laatst had, die
de hitparade aanvoerde toen ik daarnaar in 1965 begon te luisteren. Die
pasjes;
die muziek…
Het is allemaal ter ere van Sint
Willibrord, die de stad
gesticht heeft en er begraven ligt. Maar wat dat loopje nou te maken
heeft met
het RK-geloof, dat ziet ondergetekende ketter er niet echt aan af.
Evenveel als
de paashaas en de kerstboom, vermoed ik. Er wordt hier liever niet
hardop over
gesproken, maar de processie gaat vermoedelijk terug op duistere
heidense
rituelen uit heel lang vervolgen tijden.
Het brengt wel een tof sfeertje met
zich mee, zo te zien op
het filmpje; dat zeker! De processie staat op de UNESCO-lijst van
immaterieel erfgoed.
En hij helpt tegen epilepsie; dat mag ik beslist niet onvermeld laten.
De abdij met aanpalende basiliek is
gesticht door Willibrord,
maar is een aantal malen herbouwd. Wat je nu ziet, dateert grotendeels
van na
WOII: wederopbouw nadat het gebouwencomplex zwaar beschadigd was door
oorlogshandelingen. In de abdij huist tegenwoordig een gymnasium.
Echternach ligt aan de rivier de
Sauer (Sûre), die hier de
grens vormt tussen Luxemburg en Duitsland. Er staat nog een voormalige
douanepost, die na ‘Schengen’ in 1992 zijn functie verloor (rechtsonder
op de collagefoto).
In juli 2021 werd Echternach zwaar
getroffen door de
overstromingen in dit deel van Europa. Het park langs de Sauer en
enkele
woningen en bedrijven werden zwaar beschadigd. Er staan hijskranen. De
herstelwerkzaamheden zijn nog in volle gang.
In Echternach is het heerlijk rustig op dagen dat er geen processie is en nog geen zomervakantie. In het hoogseizoen lopen er volgens de Wikipedia meer bezoekers rond dan inwoners – wat ook al gauw het geval zal zijn, gezien het bevolkingsaantal van slechts 5600.
Dom
Stadhuis
Mijn wandeling heeft ook iets weg van
een Echternachse
processie. Nee, ik loop geen stappen achteruit, of zo, maar al dwalend
passeer
ik toch de meeste straten en pleinen wel een keer of 2 à 3. Op een
terrasje eet
ik de volgens mij het vaakst in Europese cafés genuttigde lunch, de
croque
monsieur (tosti).
Dan wordt het tijd voor de terugreis.
Bus 110 zal om 14:05
vertrekken van het busstation, dat op GoogleMaps Gare Echternach Centre
heet.
Maar verblind door de zon, of zo’n soort smoes, wend ik bij vergissing
de
steven naar Rue de la Gare die ook op de plattegrond staat. Maar die
leidt naar
de plek waar bijna een mensenleven geleden het spoorwegstation stond.
Kortom: ik ben weer eens verdwaald.
Ik moet een ruime
kilometer teruglopen. Over een Echternachse processie gesproken! Als ik
het
busstation eindelijk hervind, is bus 110 al lang weg. Ik besluit er een
verrassingstocht van te maken en gewoon de eerste bus te pakken die
vertrekt.
Dat blijkt lijn 109 die met enige
omwegen zal rijden naar
het busstation bij Luxexpo, via een heel andere route dan de heenweg
met 110.
Bech ligt op onze weg, en heel veel andere dorpjes.
Er volgt een rit van bijna een uur
over provinciale wegen, met
zicht op schaduwen van wolken op groene hellingen. Als abri’s dienen
hier
stenen bouwsels en een soort houten vogelhuisjes.
Dat de bus gratis is betekent nog
niet dat hij altijd vol
zit, en deze doet dat zeker niet. We belanden weer in Junglinster, maar
zetten
nog geen koers naar Luxemburg stad. Er volgt nog een nieuwe omweg via
Ernster, Rameldange
en Senningerberg, plaatsen waarvan ik voortaan kan zeggen dat ik er in
ieder
geval doorheen ben gekomen.
Dan bereiken we Luxexpo, en eindigt
het hoofdstuk: bus in
Luxemburg. Nu dan de trein.
Centraal station Luxemburg
De Luxemburgse spoorwegmaatschappij
CFL bezit 275 km spoor, waarvan
ongeveer de helft bestaat uit dubbelspoor en de rest enkel-. De
overgrote
meerderheid van die 275 km is geëlektrificeerd. 8 trajecten voeren naar
het
buitenland: 3 naar Wallonië, 4 naar Frankrijk en 1 naar Duitsland.
Luxemburg telt 66 stations, en dat is
veel voor een land met
het oppervlak van Drenthe en maar iets meer inwoners dan die
Nederlandse
provincie. Drenthe heeft maar 9 stations… In Luxemburg stopt de trein
soms in
de meest onooglijke dorpjes met hooguit 400, 500 inwoners. Ook daar kun
je elk
halfuur instappen.
Bijna alle spoorwegen leiden naar
Luxemburg Stad. 70.000
treinritten per dag worden er gemaakt met CFL, waarvan er 80.000
eindigen of
beginnen in het hoofdstation van Luxemburg. Dat lijkt tegenstrijdig,
maar het
klopt echt wel: 40.000 instappers in Luxemburg op die 70.000 ritten en
40.000
uitstappers, dat moet het zijn. Cijfers van vóór corona en vóór gratis
OV.
Pétange
De meeste treinen van CFL zijn
moderne 3-baks dubbeldekkers
van Alstom, met 339 zitplaatsen en een als heel knusse huiskamer
ingerichte 1e
klas. In de trein naar Trier zag ik een fietsenruimte, maar ik weet
niet of die
meerijdt in alle treinen.
Een groot deel van de 4 miljard euro
die is uitgetrokken
voor OV-projecten gaat naar de spoorwegen. Momenteel wordt dubbelspoor
aangelegd tot Sandweiler ten oosten van Luxemburg Stad. Ook is er een
extra,
directere route in aanleg op het drukke traject naar Bettembourg, ten
zuiden
van Luxemburg.
Wij van De digitale reiziger
bezochten het Duitse Trier in
de zomer van 1999, met het doel, daar in de buurt een zonsverduistering
te
zien. Dat lukte ook, en daar het net op dat moment suprême onweerde,
werd het
echt verschrikkelijk donker.
Indertijd bezat ik een
voorwereldlijke digitale camera
waarmee je niet echt topfoto’s kon maken; zie het gelinkte stukje met
veel
informatie over Trier. Ik ga die foto’s van Trier
op deze vrijdagmiddag even
overdoen met een betere camera; het ligt maar 15 km over de grens.
Hoe kom je aan een treinkaartje
(billjee in het Luxemburgs) in
een land waar OV in principe gratis is? In de hal van Gare Central (een
hal als van een kathedraal!) is een
plaatskaartenloket. Het is er druk. Er staan 2 bewakers voor de deur,
die
mensen tegenhouden omdat het binnen te vol is. Er komen natuurlijk
voornamelijk
mensen die heel ingewikkelde kaartjes voor buitenlandse reizen willen
kopen.
Dit gaat lang duren. Maar ik ontwaar
een kaartjesautomaat op
het perron, voor 1e-klaskaartjes en plaatsbewijzen naar buitenlandse
bestemmingen die rechtstreeks bereikbaar zijn vanuit Luxemburg.
Net heb ik mijn billjee gekocht, of
ik hoor dat de sneltrein
naar Trier van 14:33 is uitgevallen. Er is een storing op het Duitse
deel van
het traject. Het valt niet te verwijten aan CFL, en ik hoef mijn beeld,
dat het
OV hier perfect is, niet bij te stellen.
De stoptrein van 15:13 rijdt wel. We
verlaten de stad met alweer
een adembenemende blik op een kloof. Er volgt een rit met op elke 2 à 3
kilometer een station. Het traject totaan de grensplaats Wasserbillig
is
grotendeels enkelsporig.
Totaan die plaats met goedkoop water
rijdt er, behalve de
stop- en sneltrein naar Trier, ook nog een stoptrein die de grens niet
overschrijdt. In Wasserbillig, met zijn 2500 inwoners, kun je 3 keer
per uur de
trein nemen naar Luxemburg Stad. Ik kan me niet voorstellen dat hier
ooit
iemand klaagt over de bereikbaarheid per OV.
Deze spoorlijn voert door een
bosrijke, heuvelige streek met
vanmiddag vette regenwolken boven de boomkruinen. Vanaf Mertert volgt
de trein
tot Trier de kronkels van de rivier de Moezel.
Tegen de tijd dat we aankomen in
Wasserbillig, begint het
verschrikkelijk hard te plenzen. Ja, hemelwater is goedkoop, of
eigenlijk: net
zo gratis als zonlicht en Luxemburgs OV. En het stroomt ook allemaal
hierheen:
Wasserbillig is, met een hoogte van 130 meter boven zeeniveau, het
laagste punt
van het land, het afvoerputje. Maar ik zou er niet de hand voor in het
vuur
durven steken dat de naam Wasserbillig naar dit feit verwijst.
Als we Wasserbillig naderen, wordt er
iets omgeroepen over
mondneusmaskers. Duitsland is het enige land in Europa waar deze nog
verplicht
zijn in het OV, nog na de vorige coronagolf, of alvast voor de
volgende, of misschien
zelfs wel – in Nederland ondenkbaar - ter voorkoming daarvan. Als ik
niet in
een lege 1e klas zat, zou ik nu in de 2e iedereen zuchtend zijn masker
tevoorschijn zien halen.
We bereiken Trier, waar ik eerst een
halfuurtje schuil en
daarna mijn weg zoek door een stad waar de regennevel nog hangt. De
foto’s die
ik maak, zien er niet veel beter uit dan die uit 1999; excuses voor het
ongemak!
Collage van foto’s uit 1999
Karl Marx is geboren in Trier, waar
ze hier niet weinig
trots op zijn. Hij is geëerd met een monstrueus groot standbeeld. De
uitleg
erbij stelt dat zijn 19e-eeuwse ideeën helaas in de 20e eeuw misbruikt
zijn
door vele dictatoriale (lees: communistische) regimes.
Maar daar kon Marx toch niks aan
doen, nee zeg! Wie had er nou
kunnen denken dat de weg naar de hel geplaveid was met idealen?? Ik
dacht er in
’99 al het mijne van. We hebben toen nog wel het Museum Karl-Marx-Haus
gedaan,
maar dat lag ons erg zwaar op de maag.
‘Waar Lenin en Marx nog steeds op een voetstuk staan’. Ik
moet niet zo overdrijven; Lenin heb ik niet gezien.
Op de terugweg neem ik de sneltrein
uit Koblenz. Die stopt
in Luxemburg na Wasserbillig alleen nog in Sandweiler. Deze rit duurt
exact 3
kwartier. In Wasserbillig zou ik, als ik niet weer alleen in de 1e klas
zat,
iedereen vol opluchting zijn MNM kunnen zien afrukken. Het coronavirus
is in Duitslands
buurlanden veel minder gevaarlijk dan in Duitsland zelf; dat weet
iedereen.
Naar
station Bettembourg met vervangend busvervoer (dat
rijmt)
Deze
geveltoerist-auto wordt in Esch-sur-Alzette ingezet bij
het transport van goederen naar hogere etages, en is ook in gebruik bij
glazenwassers en gevelreinigers.
Grapje!; hij maakt deel uit van een kunstproject.
Er blijkt er een stremming wegens
gepland onderhoud te zijn
tussen Luxemburg en Bettembourg, halverwege Esch. Ja, ook in Luxemburg
moet
zo’n spoorbaan van tijd tot tijd onderhouden worden.
Het vervangende busvervoer is dan wel
weer perfect geregeld.
Duidelijke pijlen in de stationshal verwijzen naar de plek aan de
zijkant van
het station waar een hele rij bussen klaarstaat. Ze rijden af en aan;
onderweg
kom je er om de paar minuten wel een tegen.
We rijden een stukje langs de
trambaan in aanleg door de
wijk Bonnevoie, en verder door het zuidelijke gedeelte van de stad.
Daar heb je
de wijken Gasperich en Cloche-d’or, waar de Luxtram in 2024 heen gaat
rijden. Er
zijn veel kantoren, er is een pas voltooide watertoren die je niet over
het
hoofd ziet, en er is ook het fonkelnieuwe Stade de Luxembourg, het
grootste stadion
van het land. Aan de voet daarvan komt de eindhalte van de Luxtram.
De treinen die naar het zuiden
rijden, hebben vandaag Bettembourg als
beginpunt, in plaats van Luxemburg. Waaronder de TGV die 4 keer per dag
naar
Paris Est rijdt, via Metz.
Na een ritje van nog geen kwartier
bereiken we
Esch-sur-Alzette. Er gaan, als er geen stremming is, minimaal 2 treinen
per uur
van Luxemburg naar Esch; op werkdagen in de spits en op zaterdag de
hele dag 4 treinen
per uur.
Het is knap druk, behalve in ‘mijn’
1e klas. Op zaterdag
gaat vermoedelijk heel Esch winkelen in Luxemburg en heel Luxemburg in
Esch.
Esch, met 35.000 inwoners de 2e stad van Luxemburg, gaat prat op de
langste
winkelstraat van het land en is hét winkelhart.
Aparte loopbrug over de sporen van station Esch
Ik loop een rondje door het centrum.
Veel statige gebouwen uit
de periode rond 1900, de bloeiperiode van deze streek. Die stond lang
bekend om
zijn ijzererts en om de hoogovens waarin het verwerkt werd. Na de olie-
en
staalcrisis van de jaren 70 was het daarmee gedaan.
In het westelijke stadsdeel Belval,
waar ik met de trein
naar Pétange langs kom, heeft de staalindustrie plaatsgemaakt voor een
centrum
van cultuur en wetenschap (en nog veel meer winkels, uiteraard). De
bètafaculteiten van de universiteit van Luxemburg hebben hier hun
campus.
In deel 1
schreef ik dat de Luxtram vermoedelijk in 2028 doorgetrokken
gaat worden naar het noorden van Esch-sur-Alzette, het gedeelte van de
stad dat
het verst afligt van het station. Ze kijken nu al verder, de jaren 30
in. Berval
wordt genoemd als eindpunt van een nieuwe doortrekking van de tramlijn,
die dan
een kleine 35 km lang zal zijn.
Ik stond deze zaterdag al aan de
Duitse grens, bijna aan de
Franse, maar het overstapstation Pétange ligt niet ver van de
Belgische. Ik
reis terug naar Luxemburg met de trein uit het Waalse Athus, waarmee ik
de
stremming tussen Luxemburg en Bettembourg omzeil.
Pétange
Belgische trein naar Luik op station Luxemburg
Zondag de thuisreis. Als ik met mijn
rolkoffer mijn hotel
uitkom en post vat bij de tramhalte Paräisser Plaz, lees ik op de
display een
mededeling over rituitval wegens een technische storing.
Nee, hè, NEE, hè, niet dit, op de
valreep! Ik heb vanmorgen
bij het ontbijt nog wel zo hard geduimd dat er op mijn laatste dag in
Luxemburg
niets verkeerd zou gaan, waardoor ik niet meer zou kunnen beweren dat
het OV
hier perfect is.
Ik maak al aanstalten om te gaan
lopen naar het station; nog
geen 10 minuten; ik heb er nog heel ruim de tijd voor. Maar de tram
komt er
toch nog aan in de verte, en arriveert met 2 of hooguit 3 minuten
vertraging.
Mijn plan is: terugreizen via Luik,
omdat ik ook de
noordelijke tak van het Luxemburgse spoorwegnet, Luxemburg –
Troisvierges, gedaan
wil hebben, de langste lijn van CFL. Daarvoor heb ik thuis al een
kaartje
Luxemburg – Maastricht gekocht en uitgeprint. Vanuit Maastricht zou ik
voor
niks kunnen terugreizen naar Leiden, op mijn Weekend Vrij.
Maar later kwam ik er pas achter dat
er dit weekend een
stremming is tussen Sittard en Roermond. Vervangend busvervoer, zeulend
met
zo’n koffer, daar heb ik helemaal geen zin aan. Enfin, eerst toch maar
naar
Luik. En daar dan kijken of er geen alternatief is om thuis te komen
met onze
geliefde NS, waar de helft van de treinen uitvalt door werkzaamheden,
en de
andere helft door personeelsgebrek.
De trein naar Luik is Belgisch. De 1e
klas stelt niet veel voor:
een hok aan de kop van de trein met 16 stoelen en geen groots uitzicht
uit de
ramen, die net verkeerd staan ten opzichte van de stoelen.
Dit zou je kunnen zien als een
internationale boemel. Hij
rijdt om het uur, op zondag maar om de 2 uur, en stopt onderweg tussen
L en L
welgeteld 19 keer. Ik ga niet al die 19 namen onthouden, maar vermoed
dat Wilwerwiltz,
in noord-Luxemburg, wel blijft hangen in mijn geheugen. Gelukkig slaat
de trein
tot Ettelbrück, halverwege Troisvierges, de meeste stations over. Hij
doet dan
toch nog 2¾ uur over de 160 km naar Luik.
We rijden langs dorpjes vol zondagsrust met natgeregende perrons. Na
Ettelbrück
berijden we enkelspoor, een kronkelig traject met tunnels onder
heuvels. Een
aardige rit.
Het Japanse gezin, vader, moeder en
volwassen dochter, met
wie ik de 1e klas deel, ondergaat de reis zwijgend en met
ondoorgrondelijke
gelaatsuitdrukking. Onmogelijk te zeggen of ze de vakantie van hun
leven
beleven of te kampen hebben met loodzware psychische problematiek.
We stoppen in de grensplaats
Troisvierges. Ik heb nu in 4
dagen tijd ca. 85% gedaan van het Luxemburgse spoorwegnet. Het hele net
in één
dag zou misschien ook wel haalbaar zijn. Zie dat maar eens voor elkaar
te
krijgen in Duitsland of het VK!
In Troisvierges vindt uitgebreid
werkoverleg plaats tussen
de Luxemburgse machinist en zijn Waalse collega, die het roer gaat
overnemen.
Het duurt en het duurt; is er iets, nu echt een malheur op mijn
aller-allerlaatste
kilometer in Luxemburg?
Nee, het oponthoud van 9 minuten is
volgens dienstregeling.
We rijden uiteindelijk verder naar Gouvy, de grensplaats aan de andere
kant. De
2 machinisten zitten op dit grenstraject beide in de cabine. Het zal
wel
voorschrift zijn. Misschien dragen ze de stuurknuppel over exact op het
moment
van grensoverschrijding.
In matig tempo gaan we verder
noordwaarts. Deze lijn, van
Gouvy tot Rivage, zo’n 20 km onder Luik, heeft een dienstsnelheid van
90
km/uur. De Japanners nemen nu toch het woord. ‘Dit is geen shinkansen’,
fluisteren
ze vermoedelijk tegen elkaar. Maar het uitzicht vanuit de trein was
ooit goed
voor een aflevering van RailAway, terecht.
We bereiken Liège Guillemins, het
modern vormgegeven hoofdstation
van Luik. Hier heb ik 2 uur pauze gepland, voor een lunch, om uit te
zoeken hoe
verder, en ook nog iets anders: is er al iets te zien van de Luikse
tram in
aanleg?
Nu de stad Luxemburg zich bezitter
kan noemen van het 10e
trambedrijf in de Benelux, is Luik gaan bouwen aan het 11e. Als ik het
Luikse
tramplan bekijk (zie deze pagina over het project),
krijg ik de indruk dat
‘LeTram’, zoals hij in Luik heet, de Luxtram aardig nageaapt heeft.
Waartegen
natuurlijk geen enkel bezwaar bestaat: goed voorbeeld doet goed volgen.
Look alikes: Luxtram en Le Tram
Kaartje links overgenomen
van Wikipedia Engels, Trams in Luxembourg, kaartje rechts van Information Liège
Net als Luxemburg, was Luik sinds de
60’s tramloos, maar wordt
het vervoermiddel nu gerehabiliteerd om verkeerscongesties terug te
dringen.
Net als in Luxemburg komt er één lange lijn (die zich in Luik wel
splitst in 2
takken). Hij gaat lopen van Seraing, een stad ten zuidwesten van Luik,
naar
Bressoux en Herstal in het noordoosten. Bressoux is een deelgemeente
van Luik;
Herstal een voorstad. De tram rijdt parallel aan de linker (westelijke)
oever
van de Maas, het stuk stad waar de files het langst zijn.
Over het 19 km lange traject gaan, je
raadt het nooit, Urbos-trams
rijden. Momenteel is het middenstuk van de lijn in aanleg, een afstand
van 11
km. Dat deeltraject loopt van Sclessin, bij het stadion van Standard
Liège, naar
Herstal / Bressoux. Men hoopt het in het voorjaar van 2024 in gebruik
te kunnen
nemen.
De overeenkomsten tussen de
Luxemburgse en Luikse tram
worden bijna griezelig als je beide lijnen naast elkaar ziet. Het lijkt
alsof
ze in Luik zelfs de route van Luxemburg op hun eigen plattegrond
geprojecteerd
hebben. Ook de Luikse tram begint in het zuiden van de stad bij een
voetbalstadion. Ook de Luikse tram gaat daarna met een slinger naar het
noorden, doet daarna het hoofdstation van de stad aan en zoekt
vervolgens met een
flauwe S-bocht zijn weg door het centrum.
Ook de Luikse tram rijdt daarna
verder in noordoostelijke
richting. En waar de Luxtram zijn (voorlopige) eindpunt vindt bij
Luxexpo,
eindigt Le Tram straks in Bressoux bij de nieuwe locatie van Liège
Expo.
Even mijn koffer stallen. Op moeilijk
verstaanbare
aanwijzingen van een francofone spoorwegfunctionaris vind ik met enige
moeite het
bagagedepot, honderden meters bij de stations-uitgang vandaan.
Die bagagekluizen werken in België -
ik zag het laatst ook
in Brugge
- met een 6-cijferige code die je moet intoetsen en een symbool dat
je moet kiezen. Uit 20 beschikbare symbolen kies ik het busje. Daarna
springt
er een kluis open en kan ik mijn koffer kwijt.
Je krijgt geen kaartje meer mee, laat
staan een sleutel. Je
hoeft ook geen kluisnummer te onthouden, maar wel die combinatie van 6
cijfers plus
symbool. En die in de eerste plaats al perfect ingetoetst hebben. Als
je die
bij terugkomst weer net zo intoetst, springt de kluis open.
Wat er gebeurt als je de combinatie
vergeten bent, ik durf
er niet over door te denken. En wat gebeurt er als iemand anders exact
dezelfde
combinatie kiest als ik? Een kans van 1 op 20 miljoen, maar er gebeuren
hier in
de omgeving wel meer onwaarschijnlijke dingen; zie die
tram-overeenkomsten met
Luxemburg.
Ik wandel een wijde cirkel rond het
station. In een
groezelig straatje zie ik groezelige Walen op een groezelige bus staan
te wachten.
In 2016 heb ik nog eens een redelijk knappe fotowandeling gemaakt door Luik.
Maar je moet hier geen zijstraten inslaan. Wat ik vanmiddag wél doe,
alleen om
die trambaan in aanleg te zien. Zowel ten zuiden als ten noorden van
het spoor
wordt er gewerkt aan de Luxtram-lookalike (Luik-alike?). Die rijdt hier
niet
echt door heel brede lanen.
Ik heb ook een alternatief opgezocht
voor mijn thuisreis. Ik
reis eerst naar Leuven, neem daar de trein naar Antwerpen, en daar de
IC Direct
die vandaag wordt omgeleid via Roosendaal en niet verder rijdt dan
Rotterdam.
Tussen Roosendaal en Leiden rijden vandaag zowaar gewoon rechtstreekse
IC’s.
Dit bespaart me 3 kwartier reistijd,
één overstap en een rit
met een vervangende bus. Het ritje Luik-Leuven van een half uur is
bovendien
nieuw; nooit eerder gedaan, als mijn geheugen me niet in de steek laat.
Hij
voert over vlak land; de heuvels hebben we achter ons gelaten. Ik heb
net als laatst tussen Brussel en Brugge
de IC Eupen - Oostende genomen, en die rijdt ook tussen Luik en Leuven
over een spoorlijn met een dienstsnelheid van 160 km en zonder
tussenstations, de HSL 2.
Ik heb het ticket Luik-Roosendaal
online geregeld met mijn
smartphone; gelukkig niet in een rij staan bij een loket en het
uitleggen in
het Frans.
Op deze spontaan uitgestippelde reis
valt niets opmerkelijks
voor. Maar wat er me ooit in de toekomst nog mag voorvallen aan
rampspoed op
reis: ik weet nu, dat er één land op deze wereld bestaat waar het OV zo
goed
als ideaal is! Dat zou een goede reden zijn om er nooit meer terug te
keren, om
het ideaalbeeld niet onderuit te halen; hoe leuk het land Luxemburg ook
is.
Frans Mensonides
24 juli 2022
©
Frans Mensonides, Leiden, 2022