1e klas OV in Luxemburg
Het is een grote zeldzaamheid op deze site dat ik terugkom van een reis zonder dat ik ook maar íéts had aan te merken op het openbaar vervoer. Maar het Groothertogdom Luxemburg heeft dat voor elkaar gekregen.
In 4 dagen tijd geen trein, tram of bus uitgevallen. Liften, roltrappen, automaten en displays dóén het in Luxemburg, conducteurs in treinen zijn zichtbaar aanwezig, het fenomeen vertraging is er geloof ik geheel onbekend, personeelsgebrek niet aan de orde, en bij geplande spoorwegwerkzaamheden stáán de vervangende bussen er gewoon.
En waarvoor? Voor niks! Sinds 29 februari 2020 is het complete OV in het mini-landje gratis voor iedereen, inwoner of bezoeker. Eén uitzondering: de zonderlingen zoals ik die er prijs op stellen om in de 1e klasse te reizen in de trein. Daarvoor betaal je het ook nog erg schappelijke bedrag van 3 euro per rit of 6 euro voor een dagkaart.
Ik viel wel op, in een verder zo goed als lege 1e klas, en trok daardoor in elke trein waarin ik zat, de aandacht van de conducteur, die dan meteen mijn kaartje kwam controleren. Zwartrijden is vrij lastig, in een land waar je sowieso in principe gratis reist.
Ik was in Luxemburg van donderdag 23 tot en met zondag 26 juni 2022; mijn eerste kennismaking met dit peervormige landje in het hart van Europa.
De eerste dag de heenreis via Brussel en Arlon, een stadswandeling over de door kloven doorsneden stad Luxemburg en vanzelfsprekend een eerste ritje met het paradepaard van het Luxemburgse OV: De Luxtram.
De dag daarop deed ik het in een fort gevestigde Museum Dräi Eechelen over de geschiedenis van het land, dat door de eeuwen heen vooral de kluif was waar de omringende honden om vochten. Een klein wonder dat Luxemburg als onafhankelijke natie de 21e eeuw gehaald heeft! Die middag ook nog een wandeling in Trier (Duitsland; buitenland is nergens ver weg in Luxemburg).
Op zaterdag was ik ’s morgens in Echternach, de oudste stad van Luxemburg en welbekend van de processie, en in de late middag in Esch-sur-Alzette, Luxemburgs 2e stad. Zondags de thuisreis, deze keer via Luik.
Tot zover de chronologie. Ik doe er thematisch verslag van in een stuk of 4 wekelijkse, rijk geïllustreerde afleveringen. En begin dan toch weer chronologisch met de heenreis.
Brussel-Noord
Ik vertrek op donderdag 23 juni kort na de ochtendspits uit Leiden. Ik laat een Nederland achter dat balanceert op het randje van een boerenburgeroorlog. Tenminste dat zou ik kunnen denken als ik de woorden van een christenpoliticus zou geloven, die gisteren nog wat olie op het vuur gooide van de in dit land alom om zich heen grijpende polarisatie.
En ik laat een Randstad achter die momenteel dé coronabrandhaard is van Europa. Voor het eerst sinds het begin van de crisis lijkt de reiziger veiliger dan de blijver. Toch reis ik ook buiten de muren van het krankzinnigengesticht dat Nederland heet, liever maar in de eerste klas, met het verder door vrijwel iedereen in Europa afgezworen mondneusmasker.
Na overstappen op Rotterdam Centraal en Brussel-Noord beland ik in de internationale sneltrein die me naar Luxemburg Stad zal brengen. Die trein rijdt elk uur en doet ruim 3 uur over zijn rit. De Hafas-planner wilde me erop laten overstappen op Brussel-Zuid, en meldde me dan wel waarschuwend, dat ik een (niet nader genoemd) station 2 maal zou passeren.
Het lijkt mij handiger om dáár dan maar over te stappen. Zo houd ik nog tijd over voor een broodje, want het lunchuur is alweer aangebroken. Goed, Brussel Noord is niet het meest gezellige station van de Benelux, maar een half uurtje houd ik het er nog wel uit.
Als ik daar ben ingestapt in de trein naar Luxemburg, stoppen we na een minuut of 10 al op een station dat Luxemburg heet. Een Amerikaan zou nu vermoedelijk meteen hals over kop de trein verlaten, denkend dat de bestemming bereikt was, iets eerder dan verwacht. Maar ik weet beter. Dit Luxemburg is een station in Brussel.
Voordat ik in het land en ten slotte ook in de stad Luxemburg beland, zal ik ook eerst nog de Belgische provincie van die naam doorkruisen. Dat is een heel grote lap grond die de Belgen een keer hebben afgetroggeld van het groothertogdom Luxemburg; zo zal ik morgen leren in museum Dräi Eechelen.
Tot Ottignies is het sukkelen met deze trein; vaak
stilstaan en langzaam rijden. Totaan Namen
kan ik nog zeggen dat ik op bekend terrein ben. Ik heb de hoofdstad van
Wallonië een keer bezocht in 2016, op een HEMA-retourtje dat helaas de
jaren daarop niet meer verkrijgbaar was.
Oh ja, hier heb je van die ‘bloembakken’ langs het spoor, waarvan ik
later gehoord heb dat het geluidschermen zijn.
Niet ver voorbij Namen begint het landschap heuvelachtig te worden. De Ardennen! Al over geleerd op school, maar vandaag zie ik ze voor het eerst met eigen ogen.
De Ardennen beslaan 11.000 vierkante kilometer, en daarmee een groot deel van Wallonië en een puntje van Vlaanderen, Frankrijk en Luxemburg. De hoogste toppen reiken tot bijna 700 meter boven zeeniveau. De trein slingert zich om de hoge heuvels heen in dalen en uitgravingen. Er zijn doorkijkjes op dorpjes in de verte. Het telefoonbereik valt soms weg; dat geeft een soort avontuurlijk extra vakantiegevoel.
Deze 225 km lange verbinding Brussel – Luxemburg dateert al uit de jaren 50 van de 18e eeuw en was in de 70’s van die eeuw al geheel dubbelsporig uitgevoerd. Elektrificatie volgde in 1956. Op de lijn geldt over het algemeen een dienstsnelheid van 130 km/uur. Op de 30 km tussen Namen en Ciney gaat het met 160 km/uur, maar het valt me helemaal niet op dat we daar zo hard gingen, eerlijk gezegd.
De treinen naar Luxemburg heetten ooit in de Vlaamse volksmond: couponnekestreinen. Veel Belgen sluisden zwart geld, niet aan de belasting opgegeven inkomsten, weg naar Luxemburgse banken. Ze belegden ze daar in obligaties en ‘kasbons’, wat dat ook maar wezen mogen. De jaarlijkse rente, of dividend, of hoe dat ook heet, konden ze bij de bank in Luxemburg afhalen op vertoon van een coupon, en vandaar de bijnaam van de trein.
Een coupon, is dat nou ongeveer hetzelfde als een talon? Allemaal termen uit het pre-digitale tijdperk. In 2005 kwam er door nieuwe Europese wetgeving een einde aan de witwaspraktijken in Luxemburg. Maar de couponnekes waren toen vast al lang vervangen door iets elektronisch, dat je kon innen achter je PC in plaats van in Luxemburg zelf.
We stoppen in Libramont, op het hoogstgelegen station van België, 485 meter boven zeeniveau.
Een half uur later bereiken we Arles (Aarlen), de hoofdstad van de Waalse provincie Luxemburg. Aarlen is de kleinste provinciehoofdstad van België, maar wel grootste plaats tussen Namen en Luxemburg.
De laatste plaats in Wallonië die je ziet vanuit deze trein, is Sterpenich, en de eerste in Luxemburg Kleinbettingen. Dit is een grens die echt een grens is. Ik zie opeens weinig heuvels meer, maar weilanden met hier en daar Hollands aandoende koeien. Alles staat hier weer strak in de lak, vooral stations, en is niet meer Waals afgetrapt.
Niet lang daarna rijden we het centraal station van Luxemburg binnen, het centrale station van de stad maar ook van het hele land. Vrijwel alle treinen in Luxemburg hebben hier hun begin- of eindpunt. Ik heb 6½ uur gedaan over de treinreis Leiden – Luxemburg van ca. 420 km, geen HSL-tempo, maar wel een relaxt vakantietempo.
Echternach, Streekbus van CFL, de Luxemburgse spoorwegen. ZUCH
& BUS, zoals hun devies luidt: trein en bus
Waarom gratis OV in Luxemburg? Om automobilisten het openbaar vervoer in te lokken, want in dit vrij dunbevolkte land loopt het toch een beetje uit de hand met de files. Het land Luxemburg heeft een oppervlak van 2600 km2, is dus ongeveer even groot als Drenthe, en telt 630.000 inwoners, iets minder dan de gemeente Rotterdam. Luxemburg Stad heeft er 120.000, evenveel als Leiden. Maar van de 510.000 Luxemburgers die niet in Luxemburg Stad wonen, wil een belangrijk daar wel elke morgen in de ochtendspits naartoe.
De allerpopulairste bestemming in Luxemburg is het Kirchberg-plateau in het noordoosten van de stad. Op die hoogvlakte van een paar vierkante kilometer vind je, te midden van parken, zo ongeveer alles waar werknemers, zakenlui, toeristen en recreanten op afkomen: gebouwen van de Europese Unie, congrescentra, sporthallen, musea, de universiteit, een enorm overdekt winkelcentrum, een muziektempel, de nationale bibliotheek.
Er werken nu 30.000 mensen in (op?) Kirchberg, en dat aantal zal in de loop van dit decennium nog oplopen tot 60.000. Alle reden om het openbaar vervoer te stimuleren en het autogebruik te ontmoedigen.
Maar er was ook nog een andere reden om het OV helemaal gratis te maken. Voordat die maatregel genomen werd, mochten kinderen en jongeren onder de 20 jaar al voor niks reizen. En voor volwassenen kostte een enkeltje slechts 2 euro. Daarmee mocht je 2 uur lang in het hele land onbeperkt gebruik maken van bus, tram en de 2e klasse in de trein. Binnen die tijd kon je in dat kleine landje vrijwel overal komen.
Er was een enorme organisatie nodig om die armetierige 2 euro te innen: verkooppunten, chipkaarten en -lezers, controleurs, etc., etc. Het kostte allemaal bijna net zoveel als dat het opbracht. De opbrengst uit die kaartjes was 41 miljoen euro per jaar, en dat was maar een heel kleine fractie van de ruim een half miljard euro per jaar die benodigd is voor de exploitatie van het OV in Luxemburg.
Wat was simpeler dan het OV helemaal gratis te maken? - of anders gezegd: geheel op kosten van de staat te laten plaatsvinden, of nog anders gezegd: te laten betalen door de belastingbetaler, want vanzelfsprekend is ook in Luxemburg alleen zonneschijn écht gratis.
Luxemburg is wel een van de rijkste landen ter wereld. De regering besloot flink te investeren in het OV. Voor de periode 2020-2027 is in totaal de somma van 4 miljard euro uitgetrokken. Men hoopt het autoverbruik met 15% terug te dringen en 50% meer reizigers naar het OV te lokken.
Er wordt wel beweerd dat gratis OV vooral bewerkstelligt dat FIETSERS de overstap maken naar trein, bus en tram, in plaats van automobilisten. In Luxemburg maakt stimuleren van het fietsen juist deel uit van het mobiliteitsbeleid. Met tot nu toe erg weinig succes. In de stad Luxemburg zijn de belangrijkste boulevards voorzien van fietsstroken. Maar ik zie er vrijwel geen sterveling fietsen, en zie hoogstens een enkeling op een step.
Ook op het platteland kom je bijna geen fietsers tegen, en als je er toch eens een ziet, is het meestal een toerist.
Heeft verder 2 jaar gratis OV de files nu echt wel korter gemaakt? Ik heb er nergens gegevens over kunnen vinden. Corona zal het beeld ook wel vertroebelen.
Zelf kom ik hier net in de verkeerde periode, waarin Luxemburg niet in zijn gewone doen is. Donderdag 23 juni, de dag van mijn aankomst, is een nationale feestdag, met parades en kermissen en algemene feestvreugde in de straten. Een soort Koningsdag, maar dan met een groothertog in plaats van een koning; Groothertogsdag, zal ik maar zeggen. De vrijdag daarna is vermoedelijk een nationale snipperdag; het is verdacht stil in de werkgebieden en bij de universiteit.
Ik wist het niet; ik las het pas toen ik de reis al geboekt had. Ik zou het verkeer in Luxemburg wel eens willen meemaken op een regenachtige werkdag in november. Maar wat let me om nog een keer terug te gaan?
Het voelt raar, een tram of bus in te stappen zonder gewapend te zijn met een chipkaart. Ieder moment verwacht ik dat een controleploeg het voertuig komt binnenstormen om iedereen op de bon te slingeren. ‘Zwartrijden, hè, doe je dat thuis ook, in je eigen land??’
Nog een voordeel van gratis OV: de doorstroming in de voertuigen is optimaal als niemand hoeft in- en uit te checken. In bussen kun je door alle deuren instappen. Die lange Luxtrams zag ik bij de halte Hamilius, in het hart van de stad, een paar keer helemaal leeg lopen en weer vol, in nog geen halve minuut tijd.
Tijd om kennis te maken met de nu al een paar keer genoemde Luxtram.
Luxemburg kende van 1875 tot 1964 een net van stadstrams. Evenals in honderden andere steden ter wereld werd de tram in de naoorlogse periode gezien als hinderpaal voor het autoverkeer en uiteindelijk vervangen door de bus. En evenals in honderden andere steden klonk aan het eind van de eeuw de roep om terugkeer van het eens verguisde vervoermiddel, dat toen ineens hip, blits, sexy en modern was. Grotere capaciteit, beter voor het milieu, moderne uitstraling…
En evenals in honderden andere steden volgde in Luxemburg een slepend besluitvormingsproces. De eerste opzet voor een nieuwe tramlijn werd geschetst in 1991, maar pas in 2014 nam D’Chamber, het parlement van het Groothertogdom, de beslissing om hem daadwerkelijk te realiseren.
Als je echt het naadje van de kous wil weten over die 23 jaar gepalaver, lees dan dit artikel in de Wikipedia. Het is weliswaar in het Lëtzebuergesch (Luxemburgs), de moedertaal van vele Luxemburgers, maar dat lijkt zoveel op Duits dat zelfs ik het, met mijn 2 jaar schoolduits, redelijk kan volgen.
Wat eruit rolde, zie je op het kaartje. De eerste tram ging rijden in december 2017, toen nog slechts op de Avenue J.F. Kennedy, het 4 km lange traject op de Kirchberg. In juni 2018 volgde de verlenging naar Étoile (Stäreplaz), in december 2020 die naar het centraal station, het huidige eindpunt.
Op het moment is de helft van de geplande lijn in gebruik, van Luxexpo the Box, het nieuwe congressen- en beurzencomplex op Kirchberg, naar het station. Het traject van 7½ km wordt afgelegd in 24 minuten en telt 15 haltes. De tram rijdt op werkdagen overdags elke 4 minuten en tot vrij laat in de avond nog om de 10 minuten.
Als de lijn, die T1 heet, in 2024 helemaal voltooid is, ligt er in Luxemburg City een trambaan op maaiveld van 16 km die loopt van vliegveld Findel ten noordwesten van Kirchberg, naar het zakencentrum Cloche d’Or in het zuiden van de stad. De teller van de aanlegkosten staat dan op 800 miljoen euro, 50 miljoen per kilometer. Dat is niet veel minder dan wat de Uithoftram en de tram van Edinburgh gekost hebben, die gelden als de duurste ter wereld.
Dat bedrag stáát er blijkbaar voor, en daar hééft Luxemburg dan ook wel wat voor! Als je het kaartje bekijkt – dat ook afgebeeld staat op de elektriciteitshuisjes van de tram – valt op hoe uitgekookt ze die lijn getrokken hebben. Als hij af is, verbindt hij vrijwel alle belangrijke attractiepunten in de stad met 3 spoorwegstations, diverse busknooppunten en het vliegveld. Het is dé as van het OV in de stad Luxemburg.
Dienstregelingstabellen of vertrekstaten heb ik nergens gezien in een abri, noch op Internet. Misschien zijn die bij die hoge frequenties ook niet echt nodig. Wel heeft elke halte een display met de te verwachten wachttijd totdat de volgende tram komt. En dan kómt hij ook; op de Luxtram kun je echt bouwen!
Deze Urbos-tweerichtingstrams van de Spaanse fabriek CAF hebben een lengte van 45 meter, tellen 7 geledingen en hebben aan beide zijden 8 deuren. Er kunnen 75 mensen zittend in vervoerd worden, en nog 350 verticaal, volgens de officiële cijfers. Maar ik vraag me af, of ze er ooit wel eens zoveel mensen in hebben gepropt; het lijkt me erg sterk.
Aan het design is echt zorg besteed. Die lange wagens zijn werkelijk een pláátje voor de OV-fotograaf, met hun spitse snuit die zowel snelheid als élégance uitstraalt, hun gekleurde deuren en hun zitjes met verlichting in de rug. Zelfs de stangen waar staande reizigers zich aan vast kunnen klemmen, zien er anders uit dan in doorsnee-tramsteden. Als ik één klein minpunt mag noemen: het zitcomfort van de bankjes stemt iets minder vrolijk dan het design.
In de binnenstad van Luxemburg rijdt die tram niet onder een bovenleiding – die ze echt veel te lelijk vonden voor in zo’n mooie stad – maar op een accu, die wordt opgeladen op trajecten die wél voorzien zijn van een stroomdraad. Het viel mij niets eens op, en ik ben er pas op gaan letten toen ik het ergens las.
Een ‘hodologische’ fotorapportage, in volgorde van de lijn dus, die nu begint bij het halte Gare Centrale. Maar achter mijn rug ligt al het spoor voor de eerstvolgende - korte - verlenging, naar de wijk Bonnevoie (Bouneweg) in het zuiden. De testritten beginnen binnenkort, en straks met het nieuwe studiejaar heeft de technische hogeschool in die wijk een tramhalte voor de deur.
Bij
het station en bij de eerste halte, Place de Paris (Paräisser Plaz), is
het in deze nationale feestweek kermis. Ik zie dan ook alleen maar
blije mensen in de tram, en vooral veel blije kinderen. Ook hier zijn
de kinderen alweer zo rustig en bedaard, net als in Vlaanderen.
Het feestje kon de afgelopen 2 jaar niet doorgaan wegens corona. Heel Luxemburg is zichtbaar opgetogen dat het dit jaar weer wel kan. Luxemburgers lijken me sowieso niet de meest chagrijnige mensen op deze wereld.
De krijsende, halfnaakte bedelaar die ik op zaterdag in een overvolle tram zie tussen Place de Metz en Hamilius, is een uitzondering, en valt aardig uit de toon. ‘Tabanaaaa!’, brult hij, ‘Tabanaaaa!’. In Luxemburg worden vele talen gesproken. Misschien is er wel een bij waarin Tabanaaaa iets betekent.
De volgende morgen, vlak voor mijn terugreis, zie ik hem opnieuw, deze keer op het tramperron van Gare Central. Zijn woedende gegil kaatst tegen de muren van het station. De opbrengst van zijn bedelarij valt hem misschien tegen. Er wordt besmuikt gelachen. Mogelijk is het de enige bedelaar die de Luxtram frequenteert, dé bedelaar van de tram. Iedereen zal hem wel kennen.
Ook van de invoering van gratis OV op schrikkeldag 2020 hebben ze indertijd een nationale feestdag gemaakt. Helaas verging het lachen de mensen daarna snel: pandemie. De Luxtram vervoerde toen slechts 1200 passagiers per dag en reed dus inderdaad zo goed als voor niks.
Mijn
hotel ligt op een paar stappen van de eerste halte na het station:
Place de Paris (Paräisser Plaz). Ik gebruik die tram voor vrijwel elk
uitje dat ik onderneem, en ben in die 4 dagen goed voor 24 ritten.
Op
een steenworp van de halte Hamilius vind je de regeringsgebouwen (het
parlement en het paleis van de groothertog), een fraai stadspark en een
knus horecaplein in het winkelhart.
Halte
Theater, waar behalve een schouwburg, ook een busstation is. Nee,
inderdaad, nou je het zegt: geen bovenleiding. De tram gaat hier met
een snelheid van 10 km/uur door een scherpe z-bocht.
De halte Rout Bréck – Pafendall is een heel bijzondere. Er is hier aansluiting op de trein, bij het in 2017 geopende station Pafendall-Kierchbierch aan de spoorlijn naar het noorden. Maar het station ligt 40 meter lager dan de trambaan.
Om dat hoogteverschil te overbruggen, gaat er een kabellift: een funiculaire, ofwel Standseilbahn. Of eigenlijk gaan er 2, waarvan de ene alleen wordt ingezet tijdens drukke uren. Of eigenlijk gaan er 4, want 2 aan 2 vormen ze elkaars tegengewicht. Zoals gewoonlijk bij funiculaires komen ze elkaar halverwege tegen.
De funiculaires gaan volautomatisch. En ook dit vervoermiddel is gratis.
Wil je vanaf het perron van Pafendall-Kierchbierch verder met de bus, dan moet je nog eens 20 meter naar beneden, en daarvoor kun je gebruik maken van een lift, roltrappen of een heleboel traptreden.
Op de foto o.a. de Rout Bréck, de rode brug tussen de
binnenstad en Kirchberg, waarover ook de Luxtram rijdt.
Ik vraag me af, waarom de trams naar Luxexpo ook in de late avonduren nog zo vol zitten; is er een drukbezocht nachtcongres of zo? Nee, er is daar een busstation waar bussen vertrekken naar omringende plaatsen. En Kirchberg is nooit bedoeld als alleen maar een kantorenwijk, anders dat de NAVO-wijk Bordet in Brussel, waar na 20:00 uur en in het weekend geen trams rijden.
Kantoor in de buurt van de halte Nationalbibliothéik
De haltes worden in de tram aangekondigd in het Frans en Lëtzebuergesch, en die aankondigingen weer door een stemmige muziekriedel. Bij de nadering van het eindpunt klinkt ook nog wat pianomuziek erbij. Stijl, klasse, cachet, dat kenmerkt de Luxtram.
Het eindpunt, Luxexpo. Voorbij de eindhalte ligt de tramremise. Hiervandaan zal de tramlijn nog over een afstand van 4 km worden doorgetrokken naar de luchthaven. De tram stopt dan tussen Luxexpo en de vertrekhal alleen nog bij een P&R-terrein, en niet bij elke hangar, zoals de Ringtrambus van De Lijn, die ik laatst nam.
Dat laatste is toch wel een project dat een stuk minder intelligente indruk op me maakte dan de Luxtram. Je hebt prestigeprojecten en projecten waarmee een prestatie geleverd wordt, een heel verschil.
De ambities met de Luxtram zijn niet gering. Als hij in 2024 voltooid is van de luchthaven tot Cloche d’Or, zal hij volgens de ramingen maar liefst 110.000 passagiers vervoeren per werkdag. De Luxemburgse stadsbussen verplaatsten overigens al bijna dat aantal al voordat ze de tram naast zich zagen opduiken als concullega. Om die 110.000 mensen te verslepen zal de tram in 2024 op werkdagen overdags elke 3 minuten gaan rijden.
Een getal van 6 cijfers zie ik ze wel halen. Bij mijn 24 ritten zag ik maar zelden lege stoelen. Met een beetje rekenen en extrapoleren en plussen en minnen kwam ik nu al op een passagiersaantal van 50.000 à 60.000 per dag; dat zoals gezegd wel in een periode die niet maatgevend is.
Het is al bijna zeker dat de tramlijn na 2024 nog doorgetrokken gaat worden van het zuidelijke eindpunt Cloche d’Or helemaal naar Esch-sur-Alzette, de 2e stad van Luxemburg. De lijn wordt daardoor nog eens 2 keer zo lang. Er rijdt al heel lang een trein van Luxemburg naar Esch, maar de tram gaat wijken bedienen die veraf gelegen zijn van het station.
Esch wordt dan bereikt langs een snelweg, en de tram zal op dat traject gaan rijden met een snelheid van 100 km/uur. Snelheid, gepaard aan élégance, maar dat zei ik daarnet geloof ik al.
Zou je geloven dat ik direct bij mijn eerste stadwandeling in Luxemburg, kort na mijn aankomst, de groothertog van Luxemburg bijna tegen het lijf ben gelopen? Groothertog Henri van Luxemburg, de enige groothertog in de wereld die zich staatshoofd mag noemen?
Hoe ik het doe, doe ik het, maar ik heb er blijkbaar een talent voor. Toen ik een paar jaar geleden voor het eerst na ruim een half mensenleven weer voet aan de grond zette in de City of Westminster in Londen, zag ik vrijwel meteen de dienstauto langs stuiven van (toen nog) premier Boris Johnson, die luid werd toegejuicht door het dankbare volk (‘You wanker, you bastard!’).
Nu loop ik hier in Luxemburg langs de Cathédrale Notre-Dame, net als er een hele kluit deftige hotemetoten naar buiten komt zetten. En in een straat achter de kathedraal is ook iets aan de hand: ook daar schrijden lieden naar buiten. Niet de eersten de besten, blijkbaar, want er staat een hele oploop van Luxemburgers te wachten in de bloedhitte om een glimp van hen op te vangen.
Geen wanklanken en scheldpartijen, hier. Het is feest! Aan vrijwel iedere gevel in de stad wappert de driekleur. Rood-wit-blauw, net als in Nederland, maar wel met een frisser soort blauw dan wat bij ons aan de vlaggenmasten hangt. In Luxemburg is het hemelsblauw, omdat de bomen er tot in de hemel groeien, en bij ons steeds meer het blauw dat we ons aan elkaar ergeren.
Eén van die bezoekers van de kathedraal moet wel groothertog Henri zijn. Jammer dat ik niet weet hoe die goeie man er eigenlijk uitziet, anders had ik hem kunnen spotten in de menigte. Staat zijn auto hier ook niet ergens? Die zal wel nummerbord 1 hebben.
Er is een viering geweest in het kader van wat ik hierboven Groothertogdag genoemd heb, maar in het Luxemburgs National Feierdaag heet. Op 23 juni vieren ze de verjaardag van groothertog Henri van Luxemburg – die geboren is op 16 april 1955. Maar zijn grootmoeder, groothertogin Charlotte, was jarig op 23 januari, dus vandaar. Zij regeerde het land van 1919-1964, in WO II in ballingschap.
Het kapitaal van groothertog Henri wordt geschat op
4 miljard euro. Als hij dat zou verdelen onder zijn onderdanen, beurt
iedereen zo’n 6000 euro. Maar waarom zou hij, in een land waar bijna
iedereen puissant rijk is?
Tegenover
de Notre-Dame staat de Gëlle Fra op een zuil, de Gouden Vrouw. Deze
gouden, of eigenlijk: bronzen dame stelt de Griekse godin Nikè voor, de
godin van de overwinning. Ze houdt een lauwerkrans boven de Luxemburgse
natie. Het monument is opgericht in 1923 ter nagedachtenis van de 2000
Luxemburgse soldaten die in WO I gesneuveld zijn in de strijd tegen de
Duitsers.
Er gapen diepe kloven in Luxemburg stad. Geografische kloven, bedoel ik dan; ik heb het niet over sociale kloven, die je er misschien ook wel hebt, al kan ik het me op National Feierdaag niet voorstellen.
De rivieren Pétrusse en Alzette hebben diepe voren getrokken door het landschap. In het hartje van Luxemburg stad stromen ze samen. Luxemburg is een stad van hoogteverschillen, een stad op etages, een stad met bruggen over ravijnen en met hyper-steile straatjes waar je moet uitkijken om niet hals over kop naar beneden te buitelen.
Op de smalle Chemin de la Corniche loop je aan de voet van indrukwekkende rotswanden, met aan de andere kant een gapende diepte. Ik snap niet dat ik het niet enger vind; mijn hoogtevrees heeft ook vakantie genomen, zo lijkt het wel. Vliegtuigen scheren laag over mijn hoofd; het vliegveld ligt erg dicht bij de stad.
Helemaal in de kelder van de stad, waar de Pétrusse in de Alzette stroomt, ligt de wijk Grund (Gronn). Het een oud, middeleeuws stadskwartier dat bekend staat om zijn nachtleven en overdags om zijn goede restaurants. Eeuwenoude gevels spiegelen zich in de Alzette. Schuin boven me zie ik een spoorviaduct. De wijk staat op de werelderfgoedlijst van UNESCO.
Na een paar uur dwalen door Luxemburg heb ik geen moed meer voor de klim terug naar mijn hotel. Ik neem een stadsbus, die in die smalle straten bijna de verf van de gevels schraapt en ook hier zijn klanten gratis dropt en ophaalt.
Oh ja, de titel van dit hoofdstuk, Hei elei, kuck elei, betekent in het Luxemburgs: Héé, kijk eens even! En dat brengt me bij…
Luxemburgers
zijn de ware polyglotten van de wereld. Wie hier van de middelbare
school komt, wordt geacht, Luxemburgs (Lëtzebuergesch), Duits, Frans en
Engels te beheersen. In hotels en restaurants kun je bijna overal
terecht met Engels.
Een opmerkelijk weetje over Luxemburg is het feit dat slechts de helft van de bevolking de Luxemburgse nationaliteit heeft. Er wonen veel expats die werken in de Europese instellingen; er wonen veel immigranten, vooral uit Portugal. Wie wil naturaliseren tot Luxemburger, moet een Sproochentest, taaltest, afleggen om aan te tonen dat hij het Luxemburgs beheerst.
Ongeveer de helft van de inwoners heeft Luxemburgs als moedertaal, 1/5 Portugees en 1/6 Frans. In tegenstelling tot bijvoorbeeld het Limburgs, wordt Luxemburgs ook nog veel gesproken door jongeren. Duits is naast Luxemburgs en Frans een officiële taal, maar is moedertaal van weinigen. In Luxemburg City hoor ik voornamelijk Frans spreken.
Als je je hier impopulair wilt maken, moet je beweren dat Luxemburgs een Duits dialect is. Het wordt gezien als aparte taal. Ze hebben na de oorlogen zelfs de officiële spelling aangepast om die minder Duits te laten lijken.
In 1989 maakte heel televisiekijkend Nederland kennis met het Lëtzeburgisch. Het was in de oertijd van de commerciële televisie in Nederland. Het in Luxemburg gevestigde RTL-Véronique begon met op Nederland gerichte commerciële uitzendingen. Maar door een rare kronkel in de wet konden ze alleen toegelaten worden op de kabel als ze ook programma’s uitzonden, gericht op hun land van herkomst.
En dat deden ze dan maar; uitzendingen in het Lëtzebuergisch, ’s morgens heel vroeg en na middernacht. Vaste programmaonderdelen waren de actualiteitenrubriek Hei elei, kuck elei en De Journal.
Ik zapte na middernacht wel eens langs dat Journal. In een klein land als Luxemburg gebeurt zo goed als nooit iets. Het journaal ging vrijwel elke dag over een officiële ontvangst of het openen van een tentoonstelling door de toenmalige groothertog Jean. Hij werd altijd vergezeld door zijn eega, die daarbij keek of ze zojuist een grote pot met zure bommen had geledigd.
Op mijn hotelkamer zie ik nu De Journal terug. Het wordt tegenwoordig in het Frans ondertiteld. En gevolgd door het weerbericht door een dame die opvallend schaars gekleed is, om te onderstrepen dat het ook morgen weer zomerweer zal worden. De dagen dat ik hier ben, schijnt overdag de zon en gaat het pas tegen middernacht regenen en onweren. Alleen vrijdagmiddag werd ik getrakteerd op een zware regenbui – toevalligerwijze toen ik me net buiten de grenzen van het groothertogdom bevond, in Trier.
De eerste dag gaat De Journal als vanouds voor 100% over de groothertog, die ik nu terugzie in de kathedraal waar ik hem vanmiddag uit zag komen. Maar goed, het is Groothertogdag; mág de groothertog misschien één dagje per jaar centraal staan in het journaal!
Op de vrijdag, de dag van de nationale kater na de nationale feestdag, is er weer eens helemaal niets gebeurd in Luxemburg. Er is voornamelijk buitenlands nieuws in het journaal.
Wel zie ik nog een item over de corona-zomergolf, die ook in Luxemburg aardig om zich heen grijpt. 4000 nieuwe besmettingen in één week; het is een fors aantal voor zo’n klein land. Maar ook hier trekt niemand zich er nog iets van aan en doet iedereen alsof het voorbij is.
Op zaterdag is er een diepte-interview met
Jean-Claude Juncker, de ex-voorzitter van de Europese Commissie, die
onder sterkte verdenkingen stond van alcoholisme. Hij spuugde er in
ieder geval niet in. Maar daar gaat het interview niet over. Waarover
dan wel? Ik kan er weinig van maken, noch van het gesproken Luxemburgs,
noch van de Franse ondertitels, en ik schakel de tv uit.
Museum Dräi Eechelen is gevestigd in het 18e-eeuwse fort Thüngen, dat een paar decameter lager ligt dan het Kirchberg-plateau. 3 eikels, dan denk ik meteen aan Akersloot, waar dat drietal voorkomt in het wapen. De 3 torentjes van fort Thüngen worden elk bekroond door een eikel, en dat verklaart de naam.
Fort Thüngen maakte deel uit van de vesting Luxemburg. Die was schier onneembaar, mede door de geografische omstandigheden in en om de stad, en stond bekend als het Gibraltar van het noorden. De naam Luxemburg betekent etymologisch ‘kleine burcht’, een benaming uit de 10e eeuw, toen de stad ontstaan is.
Museum Dräi Eechelen moet liggen op loopafstand van de Luxtram-halte Philharmonie–MUDAM. Maar ik kan het eerst niet vinden, en dwaal een heel stijf kwartier langs museum MUDAM voor moderne kunst, langs hoge, glazen Europese congresgebouwen en het Luxemburgse Ministerie van Transport, waar al die mooie OV-plannen worden gesmeed en de miljarden worden uitgedeeld.
Een onheilspellende stilte heerst hier op deze morning after, maar op een groot plein staat iets te gebeuren. Er worden tafels gedekt en glazen gevuld. Komt hier straks misschien een gezamenlijke vrijdagmiddagborrel voor de weinige werknemers die op deze brugdag de klim naar Kirchberg gewaagd hebben?
Uiteindelijk ontdek ik het pad nog dat afdaalt naar Museum Dräi Eechelen. Dit museum is net zo gratis als het OV, als je je beperkt tot de vaste collectie, die de geschiedenis van de Luxemburgse natie behandelt.
Daar
kom ik eigenlijk voor. Maar ik heb daarbij meer houvast aan de
uitvoerige verklarende teksten in elke zaal (in Luxemburgs, Duits,
Frans en Engels) dan aan de tentoongestelde zaken. Je ziet hier
voornamelijk wapentuig, honderden haakbussen en hellebaarden,
portretten van koningen en generaals, en militaire stafkaarten. Niet
echt boeiend, maar wel wat je kunt verwachten in een fort,
ergens.
Dit is toch wel een tekenend kaartje. Landjepik. Luxemburg verloor in de loop de eeuwen ongeveer 2/3 van zijn land: in 1659 aan Frankrijk (bruin), in 1815 aan Pruissen (Duitsland; geel) en in 1839 aan België (groen).
De stad en het land kennen ook een lange timeline van buitenlandse overheersing. Dat begon in 1443 toen de hertog van Luxemburg, die geen mannelijke troonopvolger had, heel het hertogdom verkocht aan Filips de Goede.
Tot 1555 zat Luxemburg daardoor onder de Bourgondiërs, waarbij de Fransen een paar vergeefse pogingen ondernomen hebben om het land in te lijven. Daarna was het een van de 28 provinciën van de Nederlanden, onder de Spaanse koning Filips II, de schurk en kwaaie pier uit onze geschiedenislessen van vroeger.
In 1659 dan de eerste ‘landsdeling’, een mooi eufemisme: het zuiden van Luxemburg valt bij een vredesverdrag toe aan Frankrijk.
In 1684 gebeurt wat niemand voor mogelijk had gehouden: de vesting wordt veroverd. Na een beleg door de Fransen, geven de Luxemburgers zich over en wordt de stad grotendeels verwoest. Maar het land verkeert niet lang onder Franse heerschappij. In 1714 komt het, na de Spaanse Successieoorlog, onder de Oostenrijkse Nederlanden en dus onder keizerin Maria Theresia.
Die doet
me denken aan Innsbruck, waar je de Maria-Theresien-Straβe hebt, en dat
weer aan dat reisje
naar Oostenrijk dat ik al jaren van plan ben, maar
tot nu toe gedwarsboomd is door corona. Hopelijk komt het er deze
herfst van.
Totaan
de Franse Revolutie heerst er betrekkelijke rust in Luxemburg. Dan
wordt het land weer eens ingelijfd bij Frankrijk. Als Napoleon in 1815
verslagen is, gaat er een flink deel van Luxemburg naar Pruisen, de 2e
landsdeling. In de blauwe maandag die verstrijkt tot de Belgische
Opstand maakt de rest van Luxemburg deel uit van Nederland.
In 1839 dan de 3e landsdeling: afsplitsing van wat nu de provincie Belgisch Luxemburg is. De koning van Nederland is in die tijd tevens groothertog van Luxemburg. Maar in praktijk hebben de Pruisen het voor het zeggen in het land, dat nu op de landkaarten zijn huidige vorm heeft aangenomen.
In 1867, in de aanloop naar de Frans-Pruisische
oorlog, wil koning Willem III Luxemburg ‘overdragen’ (verkopen) aan
Frankrijk. Maar daar steekt de Tweede Kamer een stokje voor. Voor het
eerst in de Nederlandse geschiedenis valt er een kabinet.
Na enig
internationaal heen-en-weer-gepraat wordt de vesting van Luxemburg
ontmanteld, en blijft Luxemburg neutraal in de oorlog tussen Pruisen en
Frankrijk.
Er komt een einde aan de persoonlijke unie. Na de dood van Willem III in 1890 krijgt Luxemburg een eigen groothertog, Adolf van Nassau, bet-overgrootvader van de huidige groothertog.
Daarna worden er geen stukken meer afgesnoept van het groothertogdom, maar het wordt nog wel door Duitsland bezet in zowel WO I als WO II.
Na al die eeuwenlange beroeringen is het geen wonder dat het Luxemburgse motto luidt: ‘Mir wëlle bleiwe wat mir sinn’ (we willen blijven wat we zijn). Sinds WO II is het land nu het kloppende hart van Europa, eerder dan de twistappel ervan. Luxemburg City is een van de 4 hoofdsteden van de EU, die er aan één blijkbaar niet genoeg heeft. De andere 3 zijn Brussel, Straatsburg en Frankfurt.
Het land werd in de 19e eeuw rijk door de staalindustrie, en is dat nu door telecommunicatie en nog steeds het bankwezen, al zijn de mogelijkheden om zwart geld wit te wassen, tegenwoordig beperkt. Het roerige verhaal van Luxemburgs geschiedenis heeft dus al met al een happy ending!
In een volgende aflevering: door het land met zuch &
bus (trein en bus).
Frans Mensonides
10 juli 2022
Er geweest: 23 t/m 26 juni 2022
Stad met etages
©
Frans Mensonides, Leiden, 2022