De vaderlandse geschiedenis van onderaf bekeken. Dat zou je de rode draad kunnen noemen van een heel aparte en zeer aardige toneelvoorstelling die ik onlangs zag. Theater Nomade van acteur en auteur Ab Gietelink brengt deze herfst Neerlands Trots in Barre Tijden.
Gietelink en zijn sidekick Rop Severien loodsen de toeschouwers in ruim vijf kwartier tijd chronologisch door de eerste 25 vensters van de veelbesproken en –bekritiseerde Canon van Nederland (de rest, nr. 26 t/m 50, hopen ze volgend jaar af te werken). Ze leggen daarbij het perspectief vaak bij de slachtoffers, de losers en de antihelden, het bezinksel der eeuwen, dat door ware geschiedschrijvers meestal wordt overgeslagen. Maar de acteurs waken voor een al te zware toon en een al te dik erop opgelegde Boodschap; hun humor is vaak gewoon pretentieloos absurdistisch, alleen maar grappig, een tikje Monty-Pytonesk.
Waarom ze het doen, is henzelf niet al te duidelijk. De scholieren die de doelgroep vormen van de Canon van Nederland, wonen hun voorstellingen niet bij. Hun publiek bestaat uit grijze intellectuelen, die het allemaal wel weten – of niet? Wie weet bijvoorbeeld wat Hugo de Groot allemaal nog meer heeft gedaan in een arbeidzaam leven, behalve in een boekenkist ontsnappen uit Slot Loevestein? De voorstelling van Theater Nomade is ‘een soort inburgeringscursus voor de hoog opgeleide, blanke Nederlandse burger’, liet Gietelink aantekenen in onder andere het Leidsch Dagblad van 8 september 2009.
Ik ging kijken, en wel op een zeer passende historische locatie: een sfeervol zaaltje in het Hof in Dordrecht. De opstandelingen tegen de koning van Hispanje hielden er in 1572 hun eerste vrije Hollandse Statenvergadering en 47 jaar later vond er de roemruchte Synode plaats waar de preciezen de godsdiensttwisten wonnen van de rekkelijken. Maar voor we met Gietelink de geschiedenis induiken, eerst een paar woorden over de Canon die het onderwerp vormt van Neerlands Trots in Barre Tijden.
Hof
Die Canon van Nederland weerspiegelt een kleine eeuw worsteling, niet zozeer met onze vaderlandse geschiedenis, maar wel met het onderwijs erin. Toen mijn moeder (geboren in 1928) schoolging, bestond de geschiedenisles voornamelijk uit jaartallen stampen. Er waren zelfs hele boekjes met rijtjes jaartallen, herinnert zij zich, die je stomweg uit je kop moest leren.
Het ontegenzeggelijke voordeel daarvan was dat je een mooi chronologisch overzicht kreeg van de historie; het nadeel, dat je nauwelijks snapte wat er nou eigenlijk precies gebeurd is. Zo kun je een lid van de oudere generatie ’s nachts wakker maken voor de Slag bij Nieuwpoort (1600), maar je moet er dan niet bijvragen, waarom die gevoerd werd, en zeker niet, wie hem won.
Die jaartallenmanie moet heel lang zijn doorgegaan. Laatst vroeg ik in het archief waar ik mijn brood verdien aan een iets oudere collega om archiefdoos nummer 1566, en hij riep meteen: ‘Beeldenstorm!’ Op de progressieverige openbare lagere school waar ik zelf zat in de jaren 60, werd het jaartallendenken echter losgelaten. We moesten alleen nog weten, in welke eeuw zaken zo ongeveer gebeurd waren, om te voorkomen dat we bijvoorbeeld Karel de Grote aan één tafel lieten plaatsnemen met Karel de Stoute plus Karel V.
Wij hadden een top-ondewijzer in de vijfde klas. Goed, er waren een paar schroefjes aan hem los – onder andere blijkend uit het gooien van krijtjes en soms ook zwaardere voorwerpen naar leerlingen die niet zaten op te letten - maar dat is het kenmerk van alle mensen die boven het maaiveld uitsteken. Hij eiste van iedereen kadaverdiscipline; het was niet altijd aangenaam, maar je leerde wel wat.
En hij kon vertellen over geschiedenis! Je hing aan zijn lippen. Zijn uitgebreide behandeling van de Tachtigjarige Oorlog heeft bij mij een levenslange belangstelling gewekt voor die cruciale periode – al bleek veel van wat ze me op school geleerd hadden, achteraf niet helemaal waar of helemaal niet waar. Iémand moet het je toch bijbrengen: een basis voor culturele interesse; goedschiks of desnoods tegen je zin. Je kunt heel goed en heel gelukkig leven zonder, maar je bestaan wordt dan wel erg schraal.
Het nadeel van de grote aandacht voor de Tachtigjarige Oorlog was wel, dat we de geschiedenis niet afkregen. Helemaal aan het eind van de zesde klas waren we pas in 1940, bij de Grebbeberg, waar ‘onze jongens zo dapper hebben gevochten voor onze vrijheid’, zoals het geschiedenisboek dat formuleerde.
Dat boek was zo chauvinistisch als de pest. Het liet ons geloven dat watergeuzen, kapers als Piet Hein en stadhouders allemaal leeuwen waren van dapperheid en engelen van deugd. Dit terwijl de successievelijke vijanden waarmee 'wij' in de loop der eeuwen te kampen hadden, monsters waren van wreedheid. Onze onderwijzers wezen ons wel op het zwartwitkarakter van deze geschiedenismethode, maar konden blijkbaar geen betere vinden.
Kort daarop raakte het geschiedenisonderwijs uit de gratie. Ik vermoed door modernismen als het kringgesprek, waarbij je naar het gesnap van je makkertjes moet luisteren, in plaats van naar een leerkracht die iets te vertellen had. Een generatie later wisten de onderwijzers natuurlijk even weinig van geschiedenis als hun leerlingen; wie zou hen er nog iets over bij kunnen brengen?
Toen kwam de canon: 50 vensters op onze geschiedenis, van de hunebedden tot de euro; 50 zaken waar iemand die van school komt, over mee moet kunnen praten of ten minste één keer in zijn leven van gehoord moet hebben. Een commissie onder leiding van literatuurhistoricus Frits van Oosterom riep deze canon in de wereld.
Er kwam een website met beeldmateriaal en video’s voor leerlingen in verschillende leeftijdsklassen. Een en ander werd gelardeerd met nuttige wenken voor de onderwijzers voor wie de geschiedenis ook iets heel erg nieuws was, in plaats van iets ouds. De Canon biedt verder chronologie zonder dat dat leidt tot jaartallen stampen, en biedt ook de samenhang die moderne kinderen niet meekrijgen als ze hun werkstukken overtikken uit de Wikipedia. Wat wilde men nog meer?
Een hele hoop. Geen onderwijzer of leraar bleek erg met de Canon ingenomen. Hij zou chauvinisme in de hand werken. Hij was te lang; hoe moesten ze het in een overvol lesrooster proppen? Maar hij heeft dan wel weer met alle canons gemeen dat hij tegelijkertijd te kort is: er staat ook een hele hoop NIET in. Er staat te weinig christendom in, te weinig Limburg, te veel Holland juist, te weinig vrouw; je kunt zo wel door blijven gaan.
Dé Canon van Nederland bleek een enorme inspiratiebron voor het samenstellen van allerlei regionale en thematische canons over steden en streken, wetenschap, religie, film, waterstaat, etc. Dank zij de Canon is iedereen ineens bezig met geschiedenis. Maar de onderwijswereld blijft zich uitputten in kritiek die wat vitterig en zeurderig bij me overkomt. Probéér het nou eerst maar eens een paar jaar, zou ik denken; dat is altijd nog beter dan helemaal niets doen aan geschiedenisonderwijs.
Ab Gietelink toont zich in zijn proloog op Neerlands Trots in Barre Tijden een warm voorstander van de Canon. Het is zonde, dat ze hem losgelaten hebben bij het opzetten van het Nationaal Historisch Museum in Arnhem. Dat wordt nu weer een versnipperde bedoening met losse thema’s.
Dat kan beter, zoals Gietelink en Severien laten zien. In 25 korte sketches voor twee heren (met soms een travestierol) ontrolt zich de periode van de hunebedbouwers tot Eise Eisinga. Met snel wisselende kleding, met tientallen rekwisieten en met op de achterwand van het zaaltje geprojecteerde videobeelden zien we de geschiedenis zich voltrekken. Het geheel wordt opgeluisterd met originele historische teksten: soundbites van toenmalige politici, getuigenverklaringen van mensen die erbij waren en fragmenten uit literaire werken van weleer, zoals Karel ende Elegast en Huygens’ Scheepspraat, waar ik onlangs een pagina aan wijdde.
In de eerste scène zal Gietelink uit de doeken doen, hoe de hunebedbouwers die keien eigenlijk opstapelden. Maar met kiezelsteentjes is het een stuk gemakkelijker dan met echte.
Sommige scènes, zoals deze beginscène, zijn wat melig. Bij het venster Hanze zien we alleen maar wat scheepjes varen over de kaart van Europa. Maar valt er nou wel zoveel meer te vertellen over dit tijdvak? Mensen reisden, handelden en sommigen werden er rijker van dan anderen. So what?
‘De geschiedenis herhaalt zich’, dat klopt natuurlijk niet. Maar bepaalde thema’s komen wel altijd terug. In Neerlands Trots in Barre Tijden zien we nogal eens mensen die aan of op de grond zitten. Zoals de Saks in het derde venster moet knielen voor Bonifatius die hem met de wijwaterkwast bespet, zo moet een paar vensters verder een vrouw bukken voor een man met geile lusten, Johan van Oldenbarneveldt weer even later voor zijn beul en ten slotte een slaaf voor een regen van zweepslagen. Dat venster over slavernij is tussen haakjes zeer geschikt om kritische noten te plaatsen over de rol van Nederland in de historie. Hoezo is de Canon chauvinistisch?
Ook keert steeds een arme sukkel met een bezem terug op het toneel. Hij / zij symboliseert het grauw, dat je in elke tijd hebt gehad en door contemporaine machthebbers evenzeer werd vergeten als latere geschiedschrijvers.
Een andere rode draad is het verenigd Europa, dat werd nagestreefd door de Romeinen, Karel de Grote en de Vijfde, Hitler en de EU.
Anachronistische grappen doen het ook altijd aardig. Ik meen de bekeerde Saks ‘Allah akhbar’ te horen mompelen. Enkele malen rinkelt Gietelinks mobieltje. Zijn zoon, die een werkstuk moet maken over geschiedenis, maar er met alleen Wikipedia toch niet uitkomt.
Deze voorstelling dient ook om iets van te leren. We vernemen, waarom Christiaan Huygens is gekozen voor het venster over de 17e-eeuwse wetenschap, en niet Anthoni van Leeuwenhoek. Dat laatste had maar geleid tot gegniffel over het door hem onderzochte sperma en hoe hij dan wel aan het onderzoeksmateriaal gekomen was (Ja, hoe ánders?).
De scène over Rembrandt, die vergeefs subsidie aanvroeg voor zijn Nachtwacht, lijkt ingegeven door de problemen van Theater Nomade met hun eigen subsidieverleners. Gietelink, die al 25 jaar theater brengt over politiek en geschiedenis, heeft onlangs een harde strijd moeten voeren (en na veel gedoe gewonnen) met het Nederlandse Fonds voor de Podium Kunsten. Het gevolg daarvan is dat zijn voorstelling dit jaar kariger was dan anders; slechts twee man (waarbij Severien Danny van Leeuwen vervangt, die het oorspronkelijk zou doen). Het is spijtig voor Theater Nomade. Maar deze eenvoud vormt wel de kracht van de voorstelling Neerlands Trots in Barre Tijden; steeds dezelfde twee man, net als Fokke en Sukke die bij elk luik in de Canon hun eigenzinnige commentaar hebben.
Ik ga natuurlijk niet alle grappen uit die 25 luiken verraden; de lezer moet de voorstelling zelf maar gaan bekijken. Hij wordt in november en december 2009 nog gespeeld op diverse locaties in Holland en de buitengewesten (zie deze lijst). Ook de pointe ga ik niet verraden, want die is er niet; de geschiedenis heeft zoiets natuurlijk ook niet.
Gietelink houdt nog een uitleiding, waarin hij even terugkomt op wat hij in de inleiding al gezegd heeft: wij zijn eigenlijk het verkeerde publiek. Inderdaad zie ik me omringd door een ruim dertigtal gegoede en goedopgeleide hoogbejaarden, die tegen iemand als ik (1956) geneigd zouden zijn om ‘jongeman’ te zeggen. Eén van hen bezit zelfs een decimeters lange, sneeuwwitte, historische baard en kijkt om zich heen alsof hij overal zelf nog bij is geweest.
Toch zijn wij natuurlijk uiteindelijk wél het juiste publiek. Je moet iets van de Canon weten om het te kunnen begrijpen. Dit is vooral voer voor ingewijden, vol insiders-grappen. Twee bejaarde zussen naast me stoten elkaar telkens aan: 'Oh, ja, de boekenkist, oh ja, het Rampjaar'.
Halfvier in Dordrecht, een mooie herfstmiddag die nog niet voorbij is. In dit decor is dit wat vaagomlijnde reeksje over (literatuur)historie ook begonnen. In deel 1 bezocht ik Dordt voor die tendentieuze tentoonstelling over Calvijn (die gelukkig geen apart venster heeft gekregen in de Canon). In deze contreien moet ook ergens nog de email rondzwerven die ik in mei schreef aan de organisatoren. Ik wees hen daarin op de foute informatie die ik in bovengelinkt stukje geconstateerd had. Maar Calvijn gaf geen antwoord.
De voorstelling van Neerlands Trots in Barre Tijden was natuurlijk ook tendentieus, maar een stuk aardiger. Ik kijk uit naar deel 2 in 2010.
Frans Mensonides
24 oktober 2009
Gezien op donderdag 8 oktober 2009 in het Hof in Dordrecht
Eerder verschenen in dit reeksje over de Gouden Eeuw:
* ‘Brand je niet!’; Quincampoix en Arlequyn actionist (1720) van Pieter Langendijk (september 2009)
* David Beck: verliefdheid en pest in 1624 (augustus 2009)
* Ondergedoken in Beverwijk: Vondels Beeckzang en Palamedes (augustus 2009)
* De echo van P.C. Hooft Deel 1 (Geeraerdt van Velsen) en deel 2 (Warenar) (juni / juli 2009)
* Calvijn, laat-ie fijn zijn! Imago van kerkhervormer opgepoetst (mei 2009)
© Frans Mensonides, Leiden, 2009.