Het is vast en zeker de meest populaire NS-wandeling:
Holten – Nijverdal, over de Sallandse Heuvelrug. Niet te versmaden voor de
railhobbyist: heen met de elektrische trein via Deventer en terug met de diesel
via Zwolle. Die 14 kilometer lopen tussen beide spoorlijnen in neem je dan
graag voor lief; een mens moet er wat voor over hebben om een trein te kunnen
fotograferen!
Zeker Nijverdal is een voetreis momenteel meer dan waard.
Drie jaar lang is de spoorlijn Zwolle – Enschede onderbroken geweest ter hoogte
van deze industrieplaats die de ijver der bewoners al in zijn naam draagt. In
2010 fotografeerde ik er de tunnelwerken die geleid hadden tot opsplitsing van
de lijn in de brokstukken Zwolle – Nijverdal West en Nijverdal – Enschede. Op 1 april 2013 werd de nieuwe
spoortunnel geopend en tevens het nieuwe station Nijverdal. De wandelschoenen
aan, dus!
Het is de tweede dag van de meteorologische zomer: zondag 2
juni 2013. Goed dat ik de eerste dag niet heb uitgekozen, gisteren; ik had mijn
wandeltocht met bevriezingsverschijnselen kunnen beëindigen. Vanmorgen schijnt
er een veelbelovend zonnetje en gewagen de weerkundigen van temperaturen die
heel dicht in de buurt zouden kunnen komen van de 20 graden. Zomer! Maar hebben
we de lente dit jaar eigenlijk niet overgeslagen?
Ik moet al heel erg lang geen trein naar Utrecht meer hebben
genomen. Een maand of acht, als ik het naga. Alles is veranderd. Station Utrecht
Leidsche Rijn, bij de kruising met de A2, ziet er al aardig af uit. Je ziet in
ieder geval een perron, en een plaatsnaambord staat er ook al op. Later lees ik
dat het station op zondag 9 juni 2013 geopend zal worden.
Utrecht Centraal is onherkenbaar. De traverse naar de
Jaarbeurs (mooi woord heb ik dat altijd gevonden, ‘traverse’; volgens mij is
deze traverse naar de Jaarbeurs de enige in Nederland die zo heet, en is het
woord er speciaal voor uitgevonden), welnu, deze traverse is er niet meer. Het
woord ‘traverse’ kan geschrapt worden uit Van Dale. Op de plek waar hij was, komt
een nieuw stadskantoor.
In plaats van de traverse heeft het station voorbij spoor 19
nu een grote uitstulping van de stationshal gekregen met winkeltjes en plaatskaartenautomaten.
Daarvandaan voert een trap omlaag naar een nieuw busstation, West, waar bussen
vertrekken naar Zuid-Holland en Noord-Brabant. De bussen voor de met
opheffing bedreigde provincie Utrecht vertrekken nog van de voorzijde.
Het is stilletjes overal. Het ideale uur voor de ware
dauwtrappende wandelaars mag dan al verstreken zijn, het reizigersverkeer per
trein en bus is nog niet echt op gang gekomen. Op dit hele grote plein staan
slechts een stuk of zeven passagiers te wachten op bussen die ook nog uitblijven.
Een andere uitgang van de stationshal leidt nog steeds naar
de Jaarbeurs. Ik beland bij de Beatrixhal. Daarvoorbij is het tijdelijke eindpunt
van de sneltram uit Nieuwegein / IJsselstein, dat nu wel erg ver ligt van het
aansluitende vervoer. Manshoge hoofdletters op houten wanden wijzen de
reizigers de weg naar TRAM, BUS en STATION.
Wat heb je als Leidenaar nog te zoeken op Utrecht Centraal, tenzij
je in Utrecht zelf moet wezen? Als je naar het noorden wil, kun je natuurlijk
beter de Hanzelijn nemen. En voor Deventer en verder moet je tegenwoordig
exact een halfuur wachten op aansluiting, omdat de treinen naar Enschede een
kwartier gekanteld zijn; zie dit stukje van van de winter.
Dat ik er überhaupt op zondag op uit kan, heeft een trieste
achtergrond; mijn moeder is van de week na een valpartij tijdelijk-definitief opgenomen
in een ‘woonzorgcentrum’, zoals ik al schreef in FHM’s. Ik hoef niet meer op
haar te passen en kan dus weg wanneer ik wil. Dat neemt niet weg dat ik vandaag
tijdens de wandeling elke vijfhonderd à duizend stappen wel een keer aan haar
denk. Vanavond loop ik echt dat woonzorgcentrum nog wel weer binnen. Ik mag ook
altijd opbellen, hebben ze me verzekerd. Maar dan krijg ik toch altijd te horen
dat er geen reden is, te doen wat ik doe: me zorgen maken.
Ik loop terug naar de stationshal – en reis vandaag op een
HEMA-kaartje; geen gezanik met weten wanneer je moet in-, uit- en overchecken.
Verder met de IC naar Enschede, en in Apeldoorn
overstappen op de Sprinter daarheen.
Holten zelf heb ik in 2011 al gezien, toen ik op weg was
naar Dijkerhoek. De wandelroute voert precies de andere kant op. Vanaf het
perron loop je meteen noordwaarts richting Holterberg, vals-plat naar boven
over een asfaltpad.
Dit is tevens het Wereldtijdpad. Op tientallen kilometers
wandelroute in deze streek staat om de paar decameter een kubus met feiten uit
een bepaald jaar. In Dijkerhoek had je ze ook, al lette ik er toen niet op.
Daar zaten ze aan het eind van de middeleeuwen, maar hier tellen ze terug vanaf
2000. Ik ga ze allemaal staan lezen. Zo krijg je er natuurlijk geen tempo in,
als je nog 14 kilometer moet. Maar gelukkig slaan ze na de jaren 30 af, terwijl
ik volgens de rood-witte bordjes rechtdoor moet, heuvelop.
Nee, je loopt hier niet alleen; een populaire route, ik zei
het al. Tot overmaat is er vandaag ook nog een wielertoertocht, voor het slag
lui die vooral fietsen om den volke hun keck gekleurde wielrenpakken te tonen. Het
is geen wedstrijd, maar er wordt wel gereden om het hardst. Met verbeten, verdwaasde smoelwerken zitten ze op
hun ros. Wat zouden ze zich de afgelopen winter allemaal voor rotzooi in de aderen
gepompt hebben, om hier vandaag goed voor de dag te komen?
Misschien valt het te lezen in het zoveelste boek van Mart
Smeets. Smeets, kan een mens meer boter op zijn hoofd hebben? Jarenlang heeft
hij op de buis hysterisch lopen doen over fietswedstrijden, terwijl hij als
geen ander wist dat je ‘clean’ nog geen tussensprint wint. En nu dan weer een
mea-maxima-culpa-boek om zijn ego en bankrekening nog verder te spekken. En dan
natuurlijk weer in elk praatprogramma die kop van hem, breeduit op je
breedbeeld, om dat boek weer te promoten; Rupsje Nooitgenoeg van de NL-sportjournalistiek!
Op een splitsing staat een verkeersregelaar naar de fietsers
te brullen dat ze moeten afslaan; honderd meter terug op het parcours staat een
collega van hem een waarschuwing te brullen dat er honderd meter verder iemand
iets gaat staan brullen waar ze goed op moeten letten. Ook een manier om je
zondag door te komen!
Gemotoriseerde tweewielers laten zich evenmin onbetuigd,
getuige het geknetter dat alom weerklinkt. Uitgelezen weertje voor een
toertocht! Als je dit traject in alle rust wilt lopen, moet je inderdaad
ochtendmens zijn en om 04:30 uur de deur uit.
In het Natuurdiorama Holterberg bekijk ik alleen de
ontvangsthal, en niet de collectie opgezette dieren. Nergens om, maar aan het
begin van de tocht wil ik toch vooral meters maken, en niet te lang blijven
haken op een tentoonstelling.
Ik lees alleen iets over het ontstaan van deze heuvelrug.
Volgens een legende danken de Holterberg, de Grote Koningsbelt, de Haarlerberg
en de Noetselerberg hun bestaan aan een Hun, een reus met een enorme zak zand
op de rug, die keer op keer de rood-witte bordjes kwijtraakte, telkens verdwaalde
en overal zand verloor.
Geologen denken er anders over. In een ijstijd, een slordige
paarhonderdduizend jaar geleden, was de noordelijke helft van wat nu Nederland
is, bedekt met enorme gletsjertongen; uitlopers van ijsmassa’s in Scandinavië.
Die stuwden het landschap op, en zo ontstonden heuvelgebieden als deze
Sallandse Heuvelrug, de Veluwe, en de Utrechtse Heuvelrug.
Nadat het ijs zich had teruggetrokken, kreeg je een
gevarieerd landschap dat ideaal was voor bewoning door jagers- verzamelaars en
later ook akkerbouwers. Neanderthalers hebben hier nog achter oerossen en
mammoets aangerend. Tegenwoordig zitten ze op tweewielers.
Ik prent me goed in het hoofd, hoe een korhoen eruit ziet.
Dit is een van de weinige gebieden op aard’ waar ze nog in het wild voorkomen. Hun
baltsdans, het ‘bolderen’, schijnt heel bijzonder te zijn. Maar er zijn er ook
hier nog maar enkele tientallen, en ik zal er vandaag geen zien, noch een
korhaan, nog een korkip.
De te huur staande ‘struinstoel’ in de hal van het Diorama
is bedoeld om een invalide voort te duwen over smalle, geaccidenteerde
bospaden. Eigenlijk zou ik mijn moeder in zo’n stoel de complete heuvelrug over moeten douwen. Maximaal 180
kilo. Nou, dan kan ik wel vier moeders meenemen… Ze zal toch wel goed eten in dat woonzorgcentrum? Ze is al zo minnetjes.
Ik maak nog wel even een ommetje via de Canadese
Begraafplaats, die voorzien is van een informatiecentrum over de opmars
van de
Canadezen. In het voorjaar van 1945 wisten zij de Duitsers te
verdrijven uit Oost- en Noord-Nederland, ten koste van duizenden doden.
Die rusten nu aan de
voet van de Holterberg, in de natuur, bij bloemenheuveltjes. ‘Sag mir, wo die Blumen sind’ / ‘Where Have All
The Flowers Gone’. Soldaten worden begraven zoals zij oprukken: in
slagorde. Oorlogszerken maken mooie patronen op foto’s, maar verder is er niets
moois aan.
Die Canadezen brengen me ook alweer mijn moeder te binnen.
Regelmatig vertelt zij nog het verhaal
dat zij enkele dagen na de bevrijding met haar moeder ging kijken naar de
intocht van de Canadezen in de stad. De buurvrouw wilde niet mee, omdat zij
zich had voorgenomen, die dag de meubels in de boenwas te zetten, en dat had
toch echt voorrang boven een historische gebeurtenis. ‘Een hele vreemd mens;
altijd aan het poetsen. Ze had echt een afwijking, hoor!’
Lastig: de pijltjes voor de NS-route wijzen nu twee
verschillende kanten op. Dat is ook wel begrijpelijk, want je kunt hem beëindigen
in Holten of Nijverdal. Er staat alleen niet bij, welke pijl naar de een voert
en welke naar de ander.
Ik gebruik gewoon de zon als kompas. De zon staat ongeveer
in het zuiden en Nijverdal ligt ongeveer ten noorden van Holten. Hou ik de zon
in mijn rug, en loop ik achter mijn nu heel korte schaduw aan, dan kom ik er
vanzelf. Ik loop nu op ongebaande, stronkerige, boomwortelrijke paden. Daar ze
geen deel uitmaken van het fijne netwerk van officiële wandelwegen, loop ik er
alleen, en voel me nu pas echt één met de vrije natuur. De camera hoeft ook
niet om de honderd meter tevoorschijn; bos is overal bos; bos is bos, is bos.
Sommige bomen hebben een oranje kruis opgeschilderd
gekregen; die wachten op de maaier; die met de kettingzaag, en niet die met de
zeis, want die is er voor ons. Ik neem een verharde weg met fietspad die op het
kaartje staat dat ik heb uitgedraaid, en kom weer terug op de NS-route, net op
tijd voor het hoogste punt van de wandeling, op een niet misselijke 55 meter
boven N.A.P.
Daar heb je uitzicht op een nog hoger punt, de Grote Koningsbelt,
met 75 meter; de top van de hele Sallandse Heuvelrug. Waarom zou een
Nederlander de Elbroes of de Kilimanjaro beklimmen als hij in eigen land al
zulke duizelingwekkende bergtoppen heeft?
Een heel fraai panorama; je kijkt tientallen kilometers ver
weg. En het weer werkt ook mee, met zon en cumuluswolkjes die vandaag niet
uitgroeien tot donderwolken. Heel fotografabel.
Klik voor de schermbrede foto
Een schuin naar boven wijzend pijtje betekent niet dat je moet
opstijgen; nog hoger moet vliegen dan de grond al hoog is. Nee, je moet schuin
links aanhouden. Ik nader nu de Noetselenberg of Noetselerberg (de Wikipedia
wijkt hierover af van de borden ter plaatse) en daarmee stoffig heideterrein.
Die eenzame stammen op zo’n heideveld zijn veel fotogenieker dan die massa van
bomen waardoor je in het bos het bos niet meer ziet. Heide ontstond in de 19e
eeuw door het kappen van bossen. Rijke ondernemers kochten wat later
heidevelden op om er weer bossen te planten. Zo ontstond dit gevarieerde
landschap.
Op een B-weg hoor ik motoren knetteren en zie ik
uitwaaierende pelotons wielrenners. Hier rijdt vast ook die speciale wandelbus,
Syntus lijn 58, Nijverdal - Holten. Die kun je langs die weg overal laten
stoppen waar je er maar in of uit wil. Hij is uitgevonden voor wandelaars die
er halverwege genoeg van krijgen (zo zit déze wandelaar niet elkaar!) en rijdt
alleen in het weekend, overdag.
Ergens aan de rand van de heide eet ik mijn brood op;
proviand meenemen is het chapiter in deze horeca-arme streek. Daarna gaat het
verder door een steile, drooggevallen beekbedding met verraderlijke kiezels.
Later lees ik in Bezoekerscentrum De Sallandse Heuvelrug dat deze beken het
smeltwater van de gletsjer naar het zuiden voerden. Die stenen werden eerst
over duizenden kilometers uit Scandinavië hierheen gevoerd door het pakijs,
werden rondgeslepen door de waterstroom en bleven toen een jaar of
honderdduizend liggen. Je zou er eerbied van krijgen voor de natuur, als je
daar eenmaal bij stil gaat staan. Maar dat kan niet, want we moeten verder,
naar Nijverdal.
Voor ik het bezoekerscentrum bereik, moet ik eerst opzij
springen voor alweer een voertuig voor mensen die geen zin hebben om te lopen,
of dat niet kunnen. Het is de ‘Heideslak, een soort trammetje zonder rails of
bovenleiding.
Het Bezoekerscentrum vertoont een film over het ontstaan van
deze streek, dat me nu, met al die educatie onderweg, zo langzamerhand wel
duidelijk is. Het centrum is pas vernieuwd. Behalve leren kun je er vooral veel
kopen. Verder zijn er zeer uitlopende zaken als een volkssterrenwacht en een
restaurant.
Wederom: klik voor de schermbrede versie
‘Ja, hè, hè, thuis. Thuis!’,
hoor ik een jonge vrouw zeggen tegen haar vriend. “Thuis heb ik zelf ook gewoon de zonnebrandcrème in de douche op de
vensterbank staan!’
‘Oh, ja? Oh!’, zegt de jongen, op de toon
van een man die geconfronteerd wordt met een bijzonder naar trekje van de vrouw
die hij tot dan toe toch heel hoog had zitten.
Ik kick helemaal op dit soort soundbitejes. Ze zijn uit het leven gegrepen, ze zijn uit
het leven een greep, en toch zou geen realistische schrijver ze kunnen
verzinnen als hij ze niet zou horen. De charme van zo´n flard poëzie is dat je het
verband niet kent, zodat er nog iets te raden en te interpreteren overblijft.
Deze hele lange natuurwandeling was niet meer dan
een aanloop naar de tunnel van Nijverdal, die omgedoopt is tot Salland
Twentetunnel. De
werktitel was: Combiplan. Die eerdere naam geeft precies weer wat de
tunnel is:
een gecombineerde trein-autotunnel.
Het noodstation Nijverdal West, dat bestaan heeft van
december 2009 tot april 2013, lag vlak achter Bezoekerscentrum De Sallandse
Heuvelrug en naast zwembad Het Ravijn. Dat is dan weer genoemd naar de steile
afgraving die je hier ziet. Voor deze plek is in het begin van de 19e eeuw voor
de eerste en laatste keer in Nederland een concessie afgegeven aan goudzoekers.
Een goldrush in Nijverdal, alsof we hier in the far west van Amerika zaten, in plaats van in het oosten
van Nederland? Cowboys schietend door de straten? Nee, nee, zo’n vaart liep het
niet. Er bleek in Nijverdal niet veel meer goud aanwezig in de bodem dan
elders; hooguit sporen, de kosten van de winning niet waard. Pas in het
industrietijdperk zou Nijverdal echt tot bloei komen.
Het raarste station van Nederland, door mij drie lentes
geleden geportretteerd, is opgedoekt en al half onttakeld. Het oude station
Nijverdal, 1500 meter meer naar het oosten, staat op de nominatie voor sloop,
en zag er in 2010 al bouwvallig uit. Het nieuwe station werd precies halverwege
gebouwd, pal achter de kerk die het hart vormt van Nijverdal.
Ik loop erheen om de trein van 16:46 te halen. Nijverdal na
de goudkoorts. Onderweg zie ik de woning van een gitaarheld. Hij heeft iets met
gitaren, behalve dat hij een levensgrote houten in zijn tuin heeft; hij geeft
er les in of repareert ze; ik weet het niet meer. De Grotestraat is nog net zo
druk als voorheen (vrij rustig dus nog wel op een zondagnamiddag); het
autogedeelte van de tunnel is nog steeds niet in gebruik genomen.
Ter hoogte van de Jonckheerelaan, die over de tunnel
heenloopt, bedenk ik me. ik wil nog een foto hebben van een trein bij de
tunnelinrit, bij dat ravijn dat zijn exploitanten geen rijkdom wist te
verschaffen. Toch nog maar een kilometertje toevoegen aan deze wandeling. Ik sla
het Goudzoekerspad in ten noorden van de tunnel, langs het zwembad, en neem tot
verbazing van twee wandelende deernen een fotospot in bij de spijlen van het tunnelhek.
Daar is de trein naar Enschede (zie foto boven dit artikel), enkele minuten later gevolgd
door die naar Zwolle. De tunnel is dubbelsporig uitgevoerd, maar de Buffels
kruisen elkaar nog steeds op station Nijverdal.
Nu echt naar het station, langs een fietsstraat waar de auto
te gast is. Hoe goed dat werkt, zie ik altijd op de Dorpsstraat in Castricum.
Op weg naar mijn werk of het station word ik altijd wel een keer bijna van de
stoep gereden door een fietser die niet op straat durft te rijden omdat hij
daar op zijn beurt van de sokken gereden dreigt te worden door het
gemotoriseerd verkeer.
Nederland is gewoon te klein voor alle verkeersdeelnemers.
Vandaar tunnels. Nijverdal mag trots zijn op de zijne; doorgaans komen alleen
grotere plaatsen in aanmerking voor zulke projecten.
Klik... etc.
Het station ligt vlak voorbij de plek waar treinen en auto’s
uit de ca. 500 m lange tunnel tevoorschijn komen, en verder gaan in een
uitgraving. Nijverdal is er beslist niet op achteruit gegaan; straks verlost
van die auto’s op de Grotestraat, en een station vlakbij wat ik vorige keer
‘het bruisende hart’ ervan heb zien noemen.
De hoofdstad van Overijssel is nu gelukkig ook weer zonder
onderbrekingen verbonden met de grootste stad ervan. Een rit Zwolle – Enschede
duurt 70 minuten.
Ik denk weer aan die hier in de omgeving genuttigde kop
soep, waar ik het vorige keer over had, die bijna een schisma veroorzaakte in
de dynastie der Mensonidessen. En daardoor weer aan mijn moeder, die gisteren
zei dat ze in haar nieuwe thuis al tien keer uitleg had moeten geven over de
naam Mensonides. ‘Ja’, lachte ik, ‘maar jij had de keuze, met die naam, en ik
niet’.
De trein arriveert en vertrekt, rijdt dat stukje door de
tunnel en zet op maaiveld koers naar Zwolle. Er is daar nu aansluiting op
alles, behalve helaas de Hanzelijn. Er staat voor de overstap 33 minuten in de
reisplanner. Als de Buffel precies op tijd is, je tactisch bij de goede deur
gaat staan en een sprint trekt naar het perron van de Hanzelijn, lukt het je
nog wel. Maar ik heb het nakijken. Net als vanmorgen een halfuur overstaptijd.
Daarmee is dit verhaal ergens toch weer rond.
Frans Mensonides
13 juni 2013
Er geweest: zondag 2 juni 2013
© Frans Mensonides, Leiden, 2013