De digitale reiziger (83)
Na de goudkoorts; Holten - Nijverdal



Nijverdal; Buffel op weg naar de Salland Twentetunnel (klik op de foto voor schermbrede versie)


Het is vast en zeker de meest populaire NS-wandeling: Holten – Nijverdal, over de Sallandse Heuvelrug. Niet te versmaden voor de railhobbyist: heen met de elektrische trein via Deventer en terug met de diesel via Zwolle. Die 14 kilometer lopen tussen beide spoorlijnen in neem je dan graag voor lief; een mens moet er wat voor over hebben om een trein te kunnen fotograferen!

Zeker Nijverdal is een voetreis momenteel meer dan waard. Drie jaar lang is de spoorlijn Zwolle – Enschede onderbroken geweest ter hoogte van deze industrieplaats die de ijver der bewoners al in zijn naam draagt. In 2010 fotografeerde ik er de tunnelwerken die geleid hadden tot opsplitsing van de lijn in de brokstukken Zwolle – Nijverdal West en Nijverdal  – Enschede. Op 1 april 2013 werd de nieuwe spoortunnel geopend en tevens het nieuwe station Nijverdal. De wandelschoenen aan, dus!

Het is de tweede dag van de meteorologische zomer: zondag 2 juni 2013. Goed dat ik de eerste dag niet heb uitgekozen, gisteren; ik had mijn wandeltocht met bevriezingsverschijnselen kunnen beëindigen. Vanmorgen schijnt er een veelbelovend zonnetje en gewagen de weerkundigen van temperaturen die heel dicht in de buurt zouden kunnen komen van de 20 graden. Zomer! Maar hebben we de lente dit jaar eigenlijk niet overgeslagen?


Ik moet al heel erg lang geen trein naar Utrecht meer hebben genomen. Een maand of acht, als ik het naga. Alles is veranderd. Station Utrecht Leidsche Rijn, bij de kruising met de A2, ziet er al aardig af uit. Je ziet in ieder geval een perron, en een plaatsnaambord staat er ook al op. Later lees ik dat het station op zondag 9 juni 2013 geopend zal worden.

Utrecht Centraal is onherkenbaar. De traverse naar de Jaarbeurs (mooi woord heb ik dat altijd gevonden, ‘traverse’; volgens mij is deze traverse naar de Jaarbeurs de enige in Nederland die zo heet, en is het woord er speciaal voor uitgevonden), welnu, deze traverse is er niet meer. Het woord ‘traverse’ kan geschrapt worden uit Van Dale. Op de plek waar hij was, komt een nieuw stadskantoor.

In plaats van de traverse heeft het station voorbij spoor 19 nu een grote uitstulping van de stationshal gekregen met winkeltjes en plaatskaartenautomaten. Daarvandaan voert een trap omlaag naar een nieuw busstation, West, waar bussen vertrekken naar Zuid-Holland en Noord-Brabant. De bussen voor de  met opheffing bedreigde provincie Utrecht vertrekken nog van de voorzijde.

Het is stilletjes overal. Het ideale uur voor de ware dauwtrappende wandelaars mag dan al verstreken zijn, het reizigersverkeer per trein en bus is nog niet echt op gang gekomen. Op dit hele grote plein staan slechts een stuk of zeven passagiers te wachten op bussen die ook nog uitblijven.

Een andere uitgang van de stationshal leidt nog steeds naar de Jaarbeurs. Ik beland bij de Beatrixhal. Daarvoorbij is het tijdelijke eindpunt van de sneltram uit Nieuwegein / IJsselstein, dat nu wel erg ver ligt van het aansluitende vervoer. Manshoge hoofdletters op houten wanden wijzen de reizigers de weg naar TRAM, BUS en STATION.

Wat heb je als Leidenaar nog te zoeken op Utrecht Centraal, tenzij je in Utrecht zelf moet wezen? Als je naar het noorden wil, kun je natuurlijk beter de Hanzelijn nemen. En voor Deventer en verder moet je tegenwoordig exact een halfuur wachten op aansluiting, omdat de treinen naar Enschede een kwartier gekanteld zijn; zie dit stukje van van de winter

Dat ik er überhaupt op zondag op uit kan, heeft een trieste achtergrond; mijn moeder is van de week na een valpartij tijdelijk-definitief opgenomen in een ‘woonzorgcentrum’, zoals ik al schreef in FHM’s. Ik hoef niet meer op haar te passen en kan dus weg wanneer ik wil. Dat neemt niet weg dat ik vandaag tijdens de wandeling elke vijfhonderd à duizend stappen wel een keer aan haar denk. Vanavond loop ik echt dat woonzorgcentrum nog wel weer binnen. Ik mag ook altijd opbellen, hebben ze me verzekerd. Maar dan krijg ik toch altijd te horen dat er geen reden is, te doen wat ik doe: me zorgen maken.


Ik loop terug naar de stationshal – en reis vandaag op een HEMA-kaartje; geen gezanik met weten wanneer je moet in-, uit- en overchecken. Verder met de IC naar Enschede, en in Apeldoorn overstappen op de Sprinter daarheen.

Holten zelf heb ik in 2011 al gezien, toen ik op weg was naar Dijkerhoek. De wandelroute voert precies de andere kant op. Vanaf het perron loop je meteen noordwaarts richting Holterberg, vals-plat naar boven over een asfaltpad.

Dit is tevens het Wereldtijdpad. Op tientallen kilometers wandelroute in deze streek staat om de paar decameter een kubus met feiten uit een bepaald jaar. In Dijkerhoek had je ze ook, al lette ik er toen niet op. Daar zaten ze aan het eind van de middeleeuwen, maar hier tellen ze terug vanaf 2000. Ik ga ze allemaal staan lezen. Zo krijg je er natuurlijk geen tempo in, als je nog 14 kilometer moet. Maar gelukkig slaan ze na de jaren 30 af, terwijl ik volgens de rood-witte bordjes rechtdoor moet, heuvelop.


Nee, je loopt hier niet alleen; een populaire route, ik zei het al. Tot overmaat is er vandaag ook nog een wielertoertocht, voor het slag lui die vooral fietsen om den volke hun keck gekleurde wielrenpakken te tonen. Het is geen wedstrijd, maar er wordt wel gereden om het hardst. Met verbeten, verdwaasde smoelwerken zitten ze op hun ros. Wat zouden ze zich de afgelopen winter allemaal voor rotzooi in de aderen gepompt hebben, om hier vandaag goed voor de dag te komen?

Misschien valt het te lezen in het zoveelste boek van Mart Smeets. Smeets, kan een mens meer boter op zijn hoofd hebben? Jarenlang heeft hij op de buis hysterisch lopen doen over fietswedstrijden, terwijl hij als geen ander wist dat je ‘clean’ nog geen tussensprint wint. En nu dan weer een mea-maxima-culpa-boek om zijn ego en bankrekening nog verder te spekken. En dan natuurlijk weer in elk praatprogramma die kop van hem, breeduit op je breedbeeld, om dat boek weer te promoten; Rupsje Nooitgenoeg van de NL-sportjournalistiek!

Op een splitsing staat een verkeersregelaar naar de fietsers te brullen dat ze moeten afslaan; honderd meter terug op het parcours staat een collega van hem een waarschuwing te brullen dat er honderd meter verder iemand iets gaat staan brullen waar ze goed op moeten letten. Ook een manier om je zondag door te komen!

Gemotoriseerde tweewielers laten zich evenmin onbetuigd, getuige het geknetter dat alom weerklinkt. Uitgelezen weertje voor een toertocht! Als je dit traject in alle rust wilt lopen, moet je inderdaad ochtendmens zijn en om 04:30 uur de deur uit.

In het Natuurdiorama Holterberg bekijk ik alleen de ontvangsthal, en niet de collectie opgezette dieren. Nergens om, maar aan het begin van de tocht wil ik toch vooral meters maken, en niet te lang blijven haken op een tentoonstelling.

Ik lees alleen iets over het ontstaan van deze heuvelrug. Volgens een legende danken de Holterberg, de Grote Koningsbelt, de Haarlerberg en de Noetselerberg hun bestaan aan een Hun, een reus met een enorme zak zand op de rug, die keer op keer de rood-witte bordjes kwijtraakte, telkens verdwaalde en overal zand verloor.

Geologen denken er anders over. In een ijstijd, een slordige paarhonderdduizend jaar geleden, was de noordelijke helft van wat nu Nederland is, bedekt met enorme gletsjertongen; uitlopers van ijsmassa’s in Scandinavië. Die stuwden het landschap op, en zo ontstonden heuvelgebieden als deze Sallandse Heuvelrug, de Veluwe, en de Utrechtse Heuvelrug.

Nadat het ijs zich had teruggetrokken, kreeg je een gevarieerd landschap dat ideaal was voor bewoning door jagers- verzamelaars en later ook akkerbouwers. Neanderthalers hebben hier nog achter oerossen en mammoets aangerend. Tegenwoordig zitten ze op tweewielers.

Ik prent me goed in het hoofd, hoe een korhoen eruit ziet. Dit is een van de weinige gebieden op aard’ waar ze nog in het wild voorkomen. Hun baltsdans, het ‘bolderen’, schijnt heel bijzonder te zijn. Maar er zijn er ook hier nog maar enkele tientallen, en ik zal er vandaag geen zien, noch een korhaan, nog een korkip.

De te huur staande ‘struinstoel’ in de hal van het Diorama is bedoeld om een invalide voort te duwen over smalle, geaccidenteerde bospaden. Eigenlijk zou ik mijn moeder in zo’n stoel de complete heuvelrug over moeten douwen. Maximaal 180 kilo. Nou, dan kan ik wel vier moeders meenemen… Ze zal toch wel goed eten in dat woonzorgcentrum? Ze is al zo minnetjes.

Ik maak nog wel even een ommetje via de Canadese Begraafplaats, die voorzien is van een informatiecentrum over de opmars van de Canadezen. In het voorjaar van 1945 wisten zij de Duitsers te verdrijven uit Oost- en Noord-Nederland, ten koste van duizenden doden. Die rusten nu aan de voet van de Holterberg, in de natuur, bij bloemenheuveltjes. ‘Sag mir, wo die Blumen sind’ / ‘Where Have All The Flowers Gone’. Soldaten worden begraven zoals zij oprukken: in slagorde. Oorlogszerken maken mooie patronen op foto’s, maar verder is er niets moois aan.

Die Canadezen brengen me ook alweer mijn moeder te binnen. Regelmatig vertelt zij nog het verhaal dat zij enkele dagen na de bevrijding met haar moeder ging kijken naar de intocht van de Canadezen in de stad. De buurvrouw wilde niet mee, omdat zij zich had voorgenomen, die dag de meubels in de boenwas te zetten, en dat had toch echt voorrang boven een historische gebeurtenis. ‘Een hele vreemd mens; altijd aan het poetsen. Ze had echt een afwijking, hoor!’


Lastig: de pijltjes voor de NS-route wijzen nu twee verschillende kanten op. Dat is ook wel begrijpelijk, want je kunt hem beëindigen in Holten of Nijverdal. Er staat alleen niet bij, welke pijl naar de een voert en welke naar de ander.

Ik gebruik gewoon de zon als kompas. De zon staat ongeveer in het zuiden en Nijverdal ligt ongeveer ten noorden van Holten. Hou ik de zon in mijn rug, en loop ik achter mijn nu heel korte schaduw aan, dan kom ik er vanzelf. Ik loop nu op ongebaande, stronkerige, boomwortelrijke paden. Daar ze geen deel uitmaken van het fijne netwerk van officiële wandelwegen, loop ik er alleen, en voel me nu pas echt één met de vrije natuur. De camera hoeft ook niet om de honderd meter tevoorschijn; bos is overal bos; bos is bos, is bos.

Sommige bomen hebben een oranje kruis opgeschilderd gekregen; die wachten op de maaier; die met de kettingzaag, en niet die met de zeis, want die is er voor ons. Ik neem een verharde weg met fietspad die op het kaartje staat dat ik heb uitgedraaid, en kom weer terug op de NS-route, net op tijd voor het hoogste punt van de wandeling, op een niet misselijke 55 meter boven N.A.P.

Daar heb je uitzicht op een nog hoger punt, de Grote Koningsbelt, met 75 meter; de top van de hele Sallandse Heuvelrug. Waarom zou een Nederlander de Elbroes of de Kilimanjaro beklimmen als hij in eigen land al zulke duizelingwekkende bergtoppen heeft?

Een heel fraai panorama; je kijkt tientallen kilometers ver weg. En het weer werkt ook mee, met zon en cumuluswolkjes die vandaag niet uitgroeien tot donderwolken. Heel fotografabel.


Klik voor de schermbrede foto

Een schuin naar boven wijzend pijtje betekent niet dat je moet opstijgen; nog hoger moet vliegen dan de grond al hoog is. Nee, je moet schuin links aanhouden. Ik nader nu de Noetselenberg of Noetselerberg (de Wikipedia wijkt hierover af van de borden ter plaatse) en daarmee stoffig heideterrein. Die eenzame stammen op zo’n heideveld zijn veel fotogenieker dan die massa van bomen waardoor je in het bos het bos niet meer ziet. Heide ontstond in de 19e eeuw door het kappen van bossen. Rijke ondernemers kochten wat later heidevelden op om er weer bossen te planten. Zo ontstond dit gevarieerde landschap.

Op een B-weg hoor ik motoren knetteren en zie ik uitwaaierende pelotons wielrenners. Hier rijdt vast ook die speciale wandelbus, Syntus lijn 58, Nijverdal - Holten. Die kun je langs die weg overal laten stoppen waar je er maar in of uit wil. Hij is uitgevonden voor wandelaars die er halverwege genoeg van krijgen (zo zit déze wandelaar niet elkaar!) en rijdt alleen in het weekend, overdag.

Ergens aan de rand van de heide eet ik mijn brood op; proviand meenemen is het chapiter in deze horeca-arme streek. Daarna gaat het verder door een steile, drooggevallen beekbedding met verraderlijke kiezels. Later lees ik in Bezoekerscentrum De Sallandse Heuvelrug dat deze beken het smeltwater van de gletsjer naar het zuiden voerden. Die stenen werden eerst over duizenden kilometers uit Scandinavië hierheen gevoerd door het pakijs, werden rondgeslepen door de waterstroom en bleven toen een jaar of honderdduizend liggen. Je zou er eerbied van krijgen voor de natuur, als je daar eenmaal bij stil gaat staan. Maar dat kan niet, want we moeten verder, naar Nijverdal.

Voor ik het bezoekerscentrum bereik, moet ik eerst opzij springen voor alweer een voertuig voor mensen die geen zin hebben om te lopen, of dat niet kunnen. Het is de ‘Heideslak, een soort trammetje zonder rails of bovenleiding.

Het Bezoekerscentrum vertoont een film over het ontstaan van deze streek, dat me nu, met al die educatie onderweg, zo langzamerhand wel duidelijk is. Het centrum is pas vernieuwd. Behalve leren kun je er vooral veel kopen. Verder zijn er zeer uitlopende zaken als een volkssterrenwacht en een restaurant.

Wederom: klik voor de schermbrede versie




‘Ja, hè, hè, thuis. Thuis!’, hoor ik een jonge vrouw zeggen tegen haar vriend. “Thuis heb ik zelf ook gewoon de zonnebrandcrème in de douche op de vensterbank staan!’
‘Oh, ja? Oh!’, zegt de jongen, op de toon van een man die geconfronteerd wordt met een bijzonder naar trekje van de vrouw die hij tot dan toe toch heel hoog had zitten. 

Ik kick helemaal op dit soort soundbitejes. Ze zijn uit het leven gegrepen, ze zijn uit het leven een greep, en toch zou geen realistische schrijver ze kunnen verzinnen als hij ze niet zou horen. De charme van zo´n flard poëzie is dat je het verband niet kent, zodat er nog iets te raden en te interpreteren overblijft.

Deze hele lange natuurwandeling was niet meer dan een aanloop naar de tunnel van Nijverdal, die omgedoopt is tot Salland Twentetunnel. De werktitel was: Combiplan. Die eerdere naam geeft precies weer wat de tunnel is: een gecombineerde trein-autotunnel.

Het noodstation Nijverdal West, dat bestaan heeft van december 2009 tot april 2013, lag vlak achter Bezoekerscentrum De Sallandse Heuvelrug en naast zwembad Het Ravijn. Dat is dan weer genoemd naar de steile afgraving die je hier ziet. Voor deze plek is in het begin van de 19e eeuw voor de eerste en laatste keer in Nederland een concessie afgegeven aan goudzoekers.

Een goldrush in Nijverdal, alsof we hier in the far west van Amerika zaten, in plaats van in het oosten van Nederland? Cowboys schietend door de straten? Nee, nee, zo’n vaart liep het niet. Er bleek in Nijverdal niet veel meer goud aanwezig in de bodem dan elders; hooguit sporen, de kosten van de winning niet waard. Pas in het industrietijdperk zou Nijverdal echt tot bloei komen.

Het raarste station van Nederland, door mij drie lentes geleden geportretteerd, is opgedoekt en al half onttakeld. Het oude station Nijverdal, 1500 meter meer naar het oosten, staat op de nominatie voor sloop, en zag er in 2010 al bouwvallig uit. Het nieuwe station werd precies halverwege gebouwd, pal achter de kerk die het hart vormt van Nijverdal.

Ik loop erheen om de trein van 16:46 te halen. Nijverdal na de goudkoorts. Onderweg zie ik de woning van een gitaarheld. Hij heeft iets met gitaren, behalve dat hij een levensgrote houten in zijn tuin heeft; hij geeft er les in of repareert ze; ik weet het niet meer. De Grotestraat is nog net zo druk als voorheen (vrij rustig dus nog wel op een zondagnamiddag); het autogedeelte van de tunnel is nog steeds niet in gebruik genomen.

Ter hoogte van de Jonckheerelaan, die over de tunnel heenloopt, bedenk ik me. ik wil nog een foto hebben van een trein bij de tunnelinrit, bij dat ravijn dat zijn exploitanten geen rijkdom wist te verschaffen. Toch nog maar een kilometertje toevoegen aan deze wandeling. Ik sla het Goudzoekerspad in ten noorden van de tunnel, langs het zwembad, en neem tot verbazing van twee wandelende deernen een fotospot in bij de spijlen van het tunnelhek.

Daar is de trein naar Enschede (zie foto boven dit artikel), enkele minuten later gevolgd door die naar Zwolle. De tunnel is dubbelsporig uitgevoerd, maar de Buffels kruisen elkaar nog steeds op station Nijverdal.

Nu echt naar het station, langs een fietsstraat waar de auto te gast is. Hoe goed dat werkt, zie ik altijd op de Dorpsstraat in Castricum. Op weg naar mijn werk of het station word ik altijd wel een keer bijna van de stoep gereden door een fietser die niet op straat durft te rijden omdat hij daar op zijn beurt van de sokken gereden dreigt te worden door het gemotoriseerd verkeer.

Nederland is gewoon te klein voor alle verkeersdeelnemers. Vandaar tunnels. Nijverdal mag trots zijn op de zijne; doorgaans komen alleen grotere plaatsen in aanmerking voor zulke projecten.

Klik... etc.

Het station ligt vlak voorbij de plek waar treinen en auto’s uit de ca. 500 m lange tunnel tevoorschijn komen, en verder gaan in een uitgraving. Nijverdal is er beslist niet op achteruit gegaan; straks verlost van die auto’s op de Grotestraat, en een station vlakbij wat ik vorige keer ‘het bruisende hart’ ervan heb zien noemen.

De hoofdstad van Overijssel is nu gelukkig ook weer zonder onderbrekingen verbonden met de grootste stad ervan. Een rit Zwolle – Enschede duurt 70 minuten.

Ik denk weer aan die hier in de omgeving genuttigde kop soep, waar ik het vorige keer over had, die bijna een schisma veroorzaakte in de dynastie der Mensonidessen. En daardoor weer aan mijn moeder, die gisteren zei dat ze in haar nieuwe thuis al tien keer uitleg had moeten geven over de naam Mensonides. ‘Ja’, lachte ik, ‘maar jij had de keuze, met die naam, en ik niet’.

De trein arriveert en vertrekt, rijdt dat stukje door de tunnel en zet op maaiveld koers naar Zwolle. Er is daar nu aansluiting op alles, behalve helaas de Hanzelijn. Er staat voor de overstap 33 minuten in de reisplanner. Als de Buffel precies op tijd is, je tactisch bij de goede deur gaat staan en een sprint trekt naar het perron van de Hanzelijn, lukt het je nog wel. Maar ik heb het nakijken. Net als vanmorgen een halfuur overstaptijd. Daarmee is dit verhaal ergens toch weer rond.

Frans Mensonides
13 juni 2013
Er geweest: zondag 2 juni 2013


 





© Frans Mensonides, Leiden, 2013