105 kilometer OV-route ligt er tussen mijn achterdeur in Leiden en het Hof van Holland in Tholen, waar ik uiteindelijk zal belanden op het terras. Ik maak de reis geheel met het streekvervoer, als ik metrolijn E, Den Haag Centraal – Rotterdam Slinge, de voormalige Hofpleinlijn, daar ook maar even onder reken. Dat ritje duurt 2:45 uur. Met de trein was ik er, via Bergen op Zoom, hooguit een kwartier sneller geweest.
Woensdag 21 maart 2012 heb ik al weken van tevoren vrijgehouden in mijn agenda voor een onderzoek naar de Zeeuwse Strip, een geheel nieuw betaalmiddel voor het OV in Zeeland. Ik wilde kriskras per bus door Zeeland gaan reizen om dit nieuw-geïnnoveerde reisbiljet in de praktijk te bestuderen. Gezien het mooie weer dat ineens is uitgebroken, heb ik er uiteindelijk toch maar min of meer een wandeldag van gemaakt.
En
dat alles op Tholen, op gevaar af dat mijn lezers zeggen: ‘Hij heeft
het altijd over hetzelfde’, want op Tholen was ik 15 lentes
geleden al eens. Dat
stukje zullen weinig lezers zich nog kunnen herinneren; ik
herinner me zelf het plaatsje Tholen al helemaal niet eens meer.
En
ik herinner me ook niet, dat het OV op Tholen in 2001 omgezet dreigde
te worden in belbusvervoer. Daar schijn ik over geschreven te hebben in
deze aflevering van ‘De
Sjef Koekenbakker-award’,
een maandelijkse prijs voor OV-wanbeleid die werd toegekend via een
internetpoll onder de lezers van De digitale reiziger. Die site werd in
2001 opgeheven, maar enkele jaren later weer opgericht. Maar Sjef
keerde nooit meer terug.
ik vind zulke ouwe, vergeten stukjes van mezelf altijd veel beter dan die van bijvoorbeeld vorige maand. Zouden echte schrijvers dat gevoel nou ook hebben, het schrijven langzamerhand verleerd te zijn?
In Rotterdam Zuidplein kom ik met maar één overstap, met Veoliabus 45 (waar ik gratis mag reizen) en de al genoemde metrolijn E. Bus en metro zijn stil en leeg op het koffieuur, zo’n uur tussen stoel en tafel in.
Op Zuidplein is onlangs een mooi scherm aangebracht met alle bussen die het komende halfuur gaan vertrekken van het giga-busstation op straatniveau. Vanaf de roltrap kun je al zien, waar je wezen moet, en dat is geen overbodige luxe op dit uitgebreide OV-knooppunt.
Nog steeds de dal-uren. Ik deel Arriva-bus 136 naar Stellendam alleen met twee tweelingbroers van een jaar of 13, identiek gekleed en fanatiek kauwgom kauwend. Nu al op de terugweg? Misschien zijn alle lesuren, behalve het eerste, uitgevallen, en moesten ze voor dag en dauw op voor dat ene stomme uur. En verklaart dat de wat gemelijke gelaatsuitdrukking waarmee ze naar de tegenliggers op de A29 kijken.
Precies tegelijk besluiten ze hun kauwgom weg te gooien en een rijstwafel uit hun identieke rugzakken te halen. Hoe zou het zijn, om de helft van een tweeling te zijn? Zou het niet snel gaan vervelen? Praten hoef je nauwelijks. Je hoeft niet zoiets te zeggen als: ‘Ik ga eens even een lekker rijstwafeltje eten’, want je broer is juist op hetzelfde moment ook al op dat idee gekomen.
Ik las eens een theorie dat linkshandigen zoals ik, gemankeerde tweelingen zijn. Hun rechtshandige wederhelft is in een vroeg stadium van zijn ontwikkeling in de baarmoeder ten gronde gegaan. Ik leef dus in de tijd van een ander, in zekere zin, als het ware. Waarom ik, en niet hij? Zo’n gedachte zou me kunnen deprimeren. Ik zou me ook kunnen afvragen wie van beiden er het beste af is geweest. Maar vandaag is niet een dag voor depressies of zulke vragen.
Ruim op tijd, vóór de klok van elven bereiken wij busstation Oude Tonge, waar ik moet overstappen op Connexxion-lijn 102 richting Tholen en uiteindelijk Bergen op Zoom. Je kunt hier ook in nummer 133 stappen die via Zierikzee en Renesse helemaal naar Middelburg rijdt.
Oude Tonge ligt op Goeree-Overflakkee, en daarmee nog net in Zuid-Holland, hetgeen duidelijk leesbaar op de abri vermeld staat. Voor busreizigers is het de toegangspoort tot Zeeland. Ik ben hier menig maal overgestapt, maar heb nog nooit het dorp zelf verkend. Ook vandaag: geen tijd.
Bus 102 vertrekt precies op elk heel uur, maar alleen van maandag t/m vrijdag, en t/m 18:00 uur. De chauffeur zegt tegen mij en mijn enige medepassagiere, een blondine van 27 lentes: ‘Zoek maar een mooi plekje uit hoor! je kunt er nog bij; we hebben te weinig klanten voor een polonaise’. Inderdaad: it takes weliswaar two to tango, maar een polonaise met drie personen moet wel een sneu schouwspel opleveren. Misschien was er toch iets te zeggen voor dat belbussenplan van 2001, want als ik er niet geweest was (noch mijn tweelingbroer) en die blonde Zeeuwse deerne niet, dan had deze bus voor niks gereden.
Al
snel passeren we een bordje: Provincie Zeeland, bij een dam waar een
schip ligt te baggeren, en waar een ijle nevel boven de wateren hangt.
Ergens midden in het water van het Grevelingenmeer ligt een driesprong:
richting Goeree-Overflakkee, Schouwen Duivenland en Sint Philipsland.
Wij kiezen de Philipsdam naar het voormalige eiland Sint Philipsland.
Die dam kwam gereed in 1988, waarna het veer Anna Jacobapolder – Zijpe
na 88 jaar voor altijd en eeuwig uit de vaart werd genomen. Iedere
Nederlander kende dat veer; bij zware storm werd altijd op de radio
omgeroepen dat hij niet voer.
De busramen bieden uitzicht op kalm water, rietkragen in de verte en een zompige vlakte van slik langs de dijk. Een aardig ritje: genieten van uitzicht op water en land, en op dit stuk rijden we echt niet langzamer dan de automobilist, die Leiden – Tholen doet in 1:10 uur, als we de routeplanners mogen geloven. Het dak van de bus gaat er nu af, of in ieder geval open, op de eerste dag met echt lenteweer, die dit jaar toevallig samenvalt met de eerste complete dag van de astronomische lente.
Na korte tijd bereiken we Sint Philipsland, dat een poosje geleden is ingelijfd bij de gemeente Tholen. De bus kruist zijn eigen pad, na een klein rondje door het dorp. De 102 is een drie-provinciënlijn, maar hij rijdt tussen Philipsland en Tholen ook nog via het Brabantse Nieuw-Vossemeer, en overschrijdt dus in totaal vier keer een provinciegrens, een unicum in Nederland, denk ik. Daarbij rijdt hij niet helemaal volgens het axioma dat de kortste verbinding tussen twee punten een rechte lijn is. Enorme omwegen en lussen door godverlaten laagland, wat wel gunstig is voor de opbrengt uit de chipkaartpot. Ik vergeet trouwens helemaal, dat ik een onderzoek zou instellen naar de Zeeuwse Strip. In Oud-Vossemeer stapt eindelijk wat volk in. Vier man, en iedereen chipt.
Eén van de vier heeft zo’n zilveren oorschelp, zo’n koptelefoon die je tegenwoordig vaak ziet, met enorme oren en opvallende kleuren. Die lawaaitoeters zijn in de plaats gekomen van de bescheiden oortjes van de mp3-spelers en walkmen. Je kunt nu door de wereld, geheel van de wereld afgesloten, geheel ondergedompeld in je eigen geluid. Nadeel daarvan is dat je het gevaar ook niet meer hoort aankomen, bijvoorbeeld in de vorm van dieven die je in het voorbijgaan die dure oren van de kop rukken. Het komt nogal vaak voor, en vooral de draadloze exemplaren lenen zich bij uitstek voor zulke gauwdieverij.
De halte Grindweg nadert, aan de rand van het Tholense centrum. Voor het eerst in vijftien jaar zet ik voet aan de grond op het eiland Tholen. Even later zie ik bus 102 terugkeren aan de overkant van de weg; ook Tholen was niets anders dan een lusje op zijn route.
Op Tholen heten huizen Eben Haezer, kerken Rehoboth, molens De Hoop en De Verwachting en is de enige middelbare school een filiaal van het wijd over Zeeland verbreide Calvijncollege. Die is nog wel gesitueerd aan de symbolische Zoekweg (is het hele leven niet zo’n weg?). Duidelijke tekenen dat ik me vandaag in het gereformeerde deel van het land bevind. Wonderlijk eigenlijk, dat Tholen al ver voor de Deltawerken, in 1928, verbonden werd met het katholieke Noord-Brabant. Alleen het Schelde-Rijnkanaal scheidt beide zo verschillende provincies.
Tholen heeft een lange monumentenlijst, met onder meer de enorme Grote of Onze Lieve Vrouwenkerk op het marktplein en het Oude Stadhuis, met een mooi middeleeuws geveltje en het oudste carillon van Nederland. (foto boven dit artikel). Maar het meest opmerkelijke gebouw, kerk Rehoboth, staat er niet op, want is daarvoor veel te nieuw. Het gebouw ligt in een buitenwijk met veel water, rietkragen en een bejaardentehuis in aanbouw met een lid van de doelgroep op het reclamebord, die daar op voorhand heel blij mee is.
Het kerkgebouw heeft bij nadering vanaf de Zoekweg meer weg van een zoutziederij met een scheef schoorsteentje. Van voren lijkt het toch wel op een kerk. Een substantieel gedeelte van de 8000 zieltjes tellende stad Tholen kan er een plekje vinden. Als de Messias ooit nog zou terugkeren op aard’ (wat onwaarschijnlijk lijkt, gezien de shit die hij de vorige keer allemaal over zich heen gehad heeft), dan doet hij dat ongetwijfeld op Tholen en in deze kerk.
Molen De Hoop staat te midden van bomen die hem de wind wel uit de zeilen moeten nemen. Dit is een natuurgebiedje waarvoor je gestudeerd moet hebben om het te kunnen begrijpen. Op het informatiebord staat een soort organogram afgebeeld van de voedselkringloop. In die reusachtige kerk vertellen ze misschien wat anders, maar in de natuur begint en eindigt alles met opwoelingen op de waterbodem, die hun repercussies hebben voor algen, watervlooien, de brasem, waterplanten en tenslotte de snoek die de hoogste schakel is van een wankele voedselketen. Afgezien van de Zeeuw, dan, die vanouds veel vis eet.
Het centrum van Tholen is een intiem dwaalstadje met knusse hoekjes. Ik kan me met geen mogelijkheid herinneren dat ik hier in 1997 ook liep. Maar dat is ook helemaal niet het geval, zag ik toen ik het stukje van toen echt nauwkeurig overlas. Ik liep toen in Sint Annaland, en heb de stad Tholen alleen maar vanuit de bus gezien.
Ik had mijn site toen net De digitale reiziger gedoopt. Digitaal was echt een buzz word in die slotjaren van de 20ste eeuw; de digitale wereld was in opkomt en alleen te behappen voor de voorlopers, vonden wij, voorlopers. Vijftien jaar later zijn we allemaal digitale reizigers, al ben ik nog steeds de enige die zich zo noemt. Onze busboekje staan online, routekaartjes idem dito. We kijken op digitale displays in de bus en bij de halte, reizen node op de OV-chipkaart, hebben een i-pad in de zak en leggen onderweg alles wat daarvoor in aanmerking komt, vast met de digitale camera.
Tholen is met zijn 8000 inwoners toch een echte stad, met een omwalling die dateert uit de Tachtigjarige Oorlog. Een relaxt stadje; ik las ergens, dat de hele stad - of het hele eiland, ik weet het niet meer – maar één verkeerslichtinstallatie heeft. En die heb ik dan niet eens op de foto, dus bewijzen kan ik het niet.
Bij een
boekhandel liggen kaarten met ‘Goede Paasdagen’ te koop. In mijn jeugd
kregen we rond deze tijd van het jaar wel eens kaarten met ‘Zalig
Pasen’. Het moet wel een jaar of 45 geleden zijn dat de laatste in onze
bus viel. Maar de paaskaart is weer helemaal terug, zeggen de
trendwatchers.
Na een rondje door de stad zijg ik neer voor de lunch bij Hof van Holland in het horecahoekje vlak bij de jachthaven. Mensen zitten hier al bijna in hun blote bast. Het is rokjesdag, de dag van het jaar waarop meisjes en Schotten zich voor het eerst in rok kleden, en waarnaar een hele winter wordt uitgekeken door liefhebbers van onbedekte damesbenen en dito Schotse klotsknieën.
Op het terras zitten wat adolescenten met een flinke eetlust en zonder zin om nog naar school te gaan (‘Ik móét eigenlijk nog wel een uur, vanmiddag’). Twee dames van ruim 80 hebben hun zwarte vest toch maar aangehouden. Zij dragen een zeer ouderwets knotje bovenop het hoofd, zoals je je een Zeeuwse vrouw voorstelt anno de Watersnood. Maar als je lang genoeg uit de mode bent, dan kom je er vanzelf ooit wel weer in terug. Ook het knotje beleeft een come back. Je ziet er veel, dit jaar; laatst zag ik er een jongen van 18 mee, die misschien niet wist dat hij zo veel leek op zijn over-opoe.
De dames krijgen sorbets geserveerd in brede kelken, met dikke slagroomspiralen erbovenop. Gulzig, en opvallend snel wordt het hoog opgetaste bouwwerk van ijs naar binnen gelepeld.
Behalve rokjes-, is het ook ijsjesdag. Ik bestel er ook maar een; mijn bloeddruk en –suiker zijn toch al te hoog, en een mens moet érgens aan kapot. Binnenkort moet ik een 24-uurs-bloeddrukmeting ondergaan; een ongetwijfeld enerverende ervaring die, behalve een nog hogere bloeddruk, wel weer een FHM’etje zal opleveren.
Dat ze met zo’n meting aankomen, is dan ergens nog wel een gunstig teken. Want als je bloeddruk echt gevaarlijk hoog is, doen ze dat niet; dan slingeren ze je meteen op dieet, aan de pillen of in een ziekenhuisbed. Dan verspillen ze geen 24 uur meer met meten.
Ik heb ook wel eens 24 uur rondgelopen met een hartrecorder. Ook dat doen de artsen niet als de boel op knappen staat; dan is er geen tijd te verliezen. Het was bijna een anticlimax: ‘Nou meneer Mensonides, we hebben de meetresultaten uitvoerig geanalyseerd, er berekeningen op losgelaten, en er is niet echt duidelijk iets aan de hand met uw hart’.
Spanningen mijden, is een advies dat ik nogal eens hoor. Maar ze konden de spanningen beter adviseren, MIJ in het vervolg te mijden. De ellende is een vast gegeven; daar kom je toch nooit vanaf. Maar minderen met het aangename des levens, dat kan altijd. Nog strenger dieet houden, daar zal het dan ook wel op neerkomen, met die hoge bloeddruk. Geen ijsjes meer.
Het toilet van het eetcafé heeft een deur voor Vinters en een voor Wuuven; dat zal wel Thools zijn. Als ik vertrek, zitten die twee dames besmuikt in hun servet te boeren achter een leeg sorbetglas en laten de adolescenten net bier aanrukken; Calvijn ziet ze vanmiddag niet meer terug.
Ik pak bus 107, Bergen op Zoom – Stavenisse, naar Sint Maartensdijk, zoals al gezegd in dat stukje over de Zeeuwse Strip. Dit is de enige bus vandaag die vol zit, en wel met scholieren op de terugtocht.
Tholen meet zo ongeveer 20 bij 10 kilometer. Alleen aan de oevers liggen hier en daar wat plaatsjes. De gemiddelde Tholenaar heeft een hele hectare Tholen tot zijn beschikking. Het binnenland van het eiland is terrein van recreanten en boeren. Overal zie ik de Zeeuwse voorjaarsdriekleur: het grijsgeel van on-ingezaaid akkerland, het groen van grazige weiden en het donkergrijsbruin van bonkige, omgeploegde zeeklei.
De watertoren van Scherpenisse lijkt wel wat op een stijve plasser. Alsof ze het erom gedaan hebben; in de naam van het dorp zit ook al een fallisch symbool opgesloten. Ook deze penis staat op de monumentenlijst, maar dat vind ik echt teveel eer. Ja, nieuw gewéést is hij wel, dat wel.
Sint Maartensdijk is nog een paar maatjes kleiner dan Tholen. Klein, maar wel een stad. Het centrum bestaat uit niet veel meer dan een marktplein met daarop weer zo’n enorme kerk. In auditief opzicht wordt het stadje gedomineerd door intens kraaiengekras. Die zwarte stipjes vliegen fanatiek klapwiekend rond de kerkspits.
Voorbij het dijkje doe ik een stukje van de gerouteerde wandeling door natuurgebied de Pluimpot. Maar de wereld is op ijsjesdag overal mooi, dus je hoeft niet persé in de natuur te lopen. De wandelroute, aan de zuidkant van het eiland, bestaat uit dijken langs bosjes langs plassen. Ik probeer dichtbije pluimen – waaraan dit gebied zijn naam blijkbaar ontleend heeft – te fotograferen tegen een achtergrond van verwegge bomen, met wisselend resultaat.
Daarna pak ik bus 108 (Sint Annaland – Bergen op Zoom via Tholen). Het OV op Tholen, dat in 2001 blijkbaar ontsnapt is aan verbelbussing, bestaat uit de vaste lijnen 102, 107 en 108, aangevuld met enkele spits- en scholierendiensten. Overdag doordeweeks buiten de vakanties kun je elk half uur vrijwel overal komen. In het weekend en in de avonduren is de dienstregeling hier wel heel erg dunnetjes.
Ik had in Halsteren over kunnen stappen op lijn 101 naar Rotterdam Zuidplein, maar blijf zitten tot Bergen op Zoom, en neem voor de verandering de trein terug.
Zalig Pasen!; minder wens ik mijn lezersschare niet toe. En dat er nog maar vele zonnige reisdagen mogen volgen in 2012!
Frans Mensonides
3 april 2012
Er geweest: woensdag 21 maart 2012
PS: een paar weken later keerde ik
terug naar Bergen op Zoom, wat ook een heel
mooie stad is >>>
© Frans Mensonides, Leiden, 2012