Aflevering: 8
Datum: Woensdag 22 februari 2006
Onderwerp: Tandheelkundig malheur (2)


naar thuispagina

Waar waren we gebleven in de vorige aflevering? Oh, ja: ik had weinig zin, de rest van de middag door Utrecht te zwerven op zoek naar een tandarts. Op de stoep van het UMC belde ik mijn eigen tandarts in Leiden. Mobiel telefoneren met een loshangende tand is ook geen lolletje. Ik had één hand nodig om de telefoon vast te houden en de wijsvinger van de andere hand om die tand op zijn plek te houden. Maar gelukkig: ik kon dezelfde middag nog komen.

Terug met de bus naar Utrecht CS. Onderweg dacht ik allerlei dingen, onder meer dat de ouderdom met gebreken komt, en dat ons gebit is ontworpen voor een gebruik van 30, hooguit 35 jaar, in een wereld waar je er alleen maar de kost mee eet die de natuur schaft. Ouder werden de mensen vroeger niet. Passeer je de 40, dan betaal je daarvoor met tandheelkundige problemen; het is onvermijdelijk.

Ik stapte in de trein, met de kiezen stevig op elkaar, en wenste een ieder die het woord tot me zou richten, bij voorbaat naar de verdoemenis. Om die kans zo klein mogelijk te maken, nam ik plaats op het balkon. Helaas trad er kort voor vertrek een man binnen die ging zitten op het klapbankje tegenover me, en meteen tegen me begon te praten; in het Engels nog wel. Het was een wat oudere jongere man, wat vaag van leeftijd, met een al even vaag baardje, die ik niet meer dan vaag zou kunnen beschrijven als men mij nu om een signalement zou vragen. Tot overmaat was hij op krukken de trein binnengestrompeld; hard weglopen leek me laf en onsympathiek. Ik zat aan hem vast.

Hij was een Zuid-Afrikaan, bekende hij me onmiddellijk, bezig aan een sabbatjaar, en in november naar Nederland gekomen voor maar liefst een half jaar vakantie. Maar hij had net de verkeerde tijd uitgekozen; het was nu winter in Nederland, en met die omstandigheid had hij geen rekening gehouden. ‘That is not so very slim of you’, sliste ik, met die tand. ‘But I can’t talk very good today; I’ve got troubles with my gebit.’

Ik wees op de plek waar het probleem zat. Hij knikte begrijpend, en ging onverstoorbaar verder met zijn verhaal, verteld op een verongelijkte toon die ik schromelijk misplaatst vond.

Als hij aan iets de pest had, zo vertelde hij, dan was het wel: winterweer. Bij hem thuis was het nog zo’n graad of 20, 18, 19 in de winter, maar hier, met die sneeuw en die storm en die rotregen… (blijf dan in je eigen kloteland, dacht ik). En wat erger was: hij was geslipt met de motorfiets die hij gehuurd had, en liep sedertdien op krukken. Nu moest hij wel met de trein. En hij hield eigenlijk helemaal niet van treinen. Bovendien was het nog knap duur ook, reizen met de trein in Holland. Maar nu had hij gehoord dat er zoiets bestond als een kortingkaart. Kon ik hem misschien uitleggen, hoe dat werkte, en hoe hij er een kon krijgen?

Ik kreunde. Hier had ik helemaal geen zin in. De trein stopte op Terwijde. Normaliter, als ik in de trein zit opgescheept met een kletskous, stap ik meteen uit en loop snel naar het volgende treinstel. Maar die middag was ik, na al dat gesodemieter, geestelijk en lichamelijk veel te murw voor zo’n drastische maatregel. Ik begon, met die ellendige tand, aan een summiere uitleg, maar het was geen man die genoegen wenste te nemen met halve verhalen. Hij vroeg me het hemd van mijn bast: hoe je zo’n kaart aanvraagt, waar je hem kunt afhalen, wat het kost, hoeveel korting je dan krijgt, op welke tijdstippen je met zo’n kaart mag reizen…

Tot Bodegraven ben ik bezig geweest met mijn uitleg. Toen verscheen er een conducteur, niet om onze kaartjes te knippen, maar om een folder uit te delen over een stremming op deze lijn, volgende week. De Afrikaan begon hem te lezen, maar ik zag aan de fronsen in zijn voorhoofd dat hij te weinig van het Nederlands begreep. Hij keek mij aan, en opende zijn mond voor de vraag die ik al verwacht had.

Enfin, een half uur later stond ik voor de deur van mijn tandarts. Ik ben van mijn leven nog nooit zo blij geweest, die deur te zien.

Het is uiteindelijk allemaal nog goed afgelopen. De tandarts heeft die tand verwijderd, en met mij een behandelplan afgesproken; een technisch verhaal met een opbouw en een kroon, welke bouwkundige voorzieningen in drie sessies in mijn kaak zullen worden aangebracht. Een kleinigheid, vergeleken met dat gesprek met die man, op vakantie vanuit de onderwereld.


© Frans Mensonides, Leiden, 2006


18 feb. 2006: Tandheelkundig malheur (1)
5 feb. 2006: Oud, stout liedje uit de middeleeuwen
31 jan 2006: IJskoude Rembrandt-tentoonstelling
26 jan. 2006: 'Ga boeven vangen'
20 jan. 2006: Vijftig manieren waarop ik mijn leven verpestte en hoe jij dat kunt voorkomen (recensie)
13 jan. 2006: 'Borrel jij wel genoeg'? Het studentenleven.
5 jan. 2006: Oer-tekstverwerker uit 1984


naar thuispagina