Ik wilde er zelf eens heen sporen, om niet alleen af te gaan op berichten uit De Gelderlander, die een heel dik dossier heeft over dat lijntje. Dat is meestal wel een onheilspellend teken, want dossiers worden zelden aangelegd over zaken die op rolletjes lopen.
Ik pikte de dive-under mee, op het emplacement ten westen van station Arnhem, die afgelopen zomer in gebruik is genomen. Het kostte me moeite, me voor te stellen, welke treinen daar nou precies under welke andere diven, en ook zoiets moet je gewoon ter plaatse bekijken.
Het was op de woensdag in de week vóór het uitbreken van de koudegolf. De dag was donker en nevelig, en dat verklaart het wat vaag uitvallen van sommige foto’s – maar ik heb die mist ook niet besteld, en je had eens moeten zien hoe ze eruit zagen voordat ik Photoshop er op losliet!
Wat is Holland toch eigenlijk een smal landje! Ik woon een kilometer of 10 van zee, Arnhem ligt niet veel verder van de oostgrens, en toch kun je er met een beetje geluk in nog geen anderhalf uur komen. Vanuit de trein uit Leiden, aankomst 10:06 in Utrecht, kan ik nog net springen in die van 10:08 naar Nijmegen; een aansluiting die officieel niet bestaat.
Als ik in Arnhem evenveel geluk heb, kan ik daar weer overstappen op de Syntus-trein naar Doetinchem. Daar wringt al de eerste schoen in het dossier over deze lijn, want door de opening van station Westervoort is die aansluiting van IC op stoptrein en vice versa krapper geworden.
Deze spoorlijn heeft opmerkelijke overeenkomsten met de MerwedeLingeLijn (MLL), om niet te zeggen: de Paplandlijn, Dordrecht – Gorinchem – Geldermalsen. Beide lijnen zijn grotendeels enkelsporig uitgevoerd en tellen straks 14 stations, als op de laatste lijn alles open is wat nu nog geopend moet worden. En op beide lijnen wordt tot halverwege (Gorinchem, respectievelijk Doetinchem) een heel kwetsbare kwartierdienst geboden, die steeds kwetsbaarder wordt door het openen van nieuwe stations.
De vertragingen zijn op Arnhem – Doetinchem even legio als op Dordrecht – Gorinchem. Daarnaast wordt de lijn getroffen door veelvuldige wissel-, sein- en overwegstoringen, waarvoor ProRail ingenieursbureaus moet inhuren om de oorzaken te achterhalen.
Door dat extra station Westervoort wordt de keertijd op Arnhem teruggebracht tot 6 minuten, met gemiste aansluitingen tot gevolg, en nog meer vertragingen. Syntus zocht een oplossing voor dit probleem in het aanschaffen van twee extra treinstellen om de keertijd in Arnhem met een kwartier te verlengen. Daarbovenop zouden er nog twee nodig zijn om de toevloed van Westervoorters op te vangen.
Maar over de vraag: Wie zal dat betalen?, kwam vervolgens gesteggel met de Stadsregio Arnhem-Nijmegen. Die treinen zijn er nog niet. Sommige treinen rijden met twee bakken in plaats van vier. En van de drie keer dat ik vanmiddag een Syntus-trein zal zien arriveren op Arnhem, gaat deze trein in twee gevallen meteen terug, en staat er slechts in één geval een andere gereed voor de retourrit.
Bij mijn aankomst in Arnhem staat op het perron een rondborstige, beginnend corpulente jongedame met geacteerd enthousiasme te zwaaien met een vlag waarop WELCOME IN HOLLAND staat. Dat zal niet voor mij bedoeld zijn, want ik heb Holland een ruim uur geleden juist verlaten.
Ik had de trein naar Doetinchem kunnen halen, maar zie nog net op tijd dat die helemaal niet stopt op Westervoort. Dat had ik kunnen weten als ik dat dossier beter bestudeerd had; er stoppen daar voorlopig slechts twee treinen per uur.
Ik
heb geen zin om op de volgende trein te wachten en ga dus eerst maar
naar die dive-under kijken. Er is een wandeling van een stijf
kwartiertje voor nodig. Eerst loop ik langs een blauwe busgarage met
kantoren (?) erboven, en beland vervolgens in een heuvelige wijk
met trolleydraden boven de weg, met witte villahuizen en moderne
residences. Aan de ene kant snijden ze me het uitzicht op de Rijn af,
en aan de andere zijde die op het spoor, met borden ‘Verboden voor
onbevoegden’. Het geluidscherm zag ik vanuit de trein al; je hoort hier
inderdaad helemaal niets.
In de buurt van het MMKA (Museum voor Moderne Kunsten Arnhem) buigt een reusachtige stalen constructie, bedoeld als modern Arnhems kunstwerk, zich van de ene kant van de weg naar de andere. Even verderop staat een grauw gymnasium.
Van zo’n school droomde ik vannacht nog. Ik moest er in 2,5 uur tijd een opstel schrijven over een onderwerp waarin ik niet thuis was, op het gebied van kunsthistorie, milieu en wereldeconomie, in minimaal 2500 woorden. Zelfs op een PC moet je dan echt stevig doortikken. Maar die had ik niet tot mijn beschikking, want die droom speelde in 1974, mijn laatste jaar op de middelbare school. Het opstel telde mee voor het schoolonderzoek. Ik had alleen een pen en vier vellen proefwerkpapier tot mijn beschikking, mocht geen papier bijvragen, en wist dat doorhalingen bestraft zouden worden met puntenaftrek. En ik had na anderhalf uur nog geen woord geschreven, waardoor een lichte paniek zich van mij meester begon te maken. Laat dit s.v.p. een droom zijn, smeekte ik. En dat was ook zo.
Waarom droom je nog over schoolellende, als je al 55 jaar oud bent?? Bezopen droom ook; anno ’74 was opstellen schrijven nou net het een van de weinige onderdelen van het leerplan, waarvoor ik een voldoende wist te behalen.
Na die treurige school volgt een even deprimerend verpleeghuis(?), een wijk met moderne bungalows op hier verdwaalde duintoppen en uiteindelijk de brug in het oude buurtje waar ik in 2010 naar de spoorwegwerkzaamheden keek.
Een riante spotplek, waar je in een half uur tijd de IC Den Helder – Nijmegen ziet passeren, de IC Schiphol – Nijmegen, de in ere herstelde langeafstandstrein Zwolle – Roosendaal, de boemel Zutphen – Nijmegen, de Buffel Arnhem – Tiel, de stoptrein Arnhem – Ede-Wageningen, als je geluk hebt een ICE Keulen –Amsterdam, en dat alles natuurlijk vice versa. Die treinen van en naar Schiphol / Den Helder komen hier twee keer langs, want maken kop op Arnhem. Komen hier dus eigenlijk vier keer langs per ‘slag’.
Maar wat duikt nu eigenlijk onder wat door? Die onderdoorgang wordt alleen gebruikt door de IC’s uit de richting Nijmegen, die in Arnhem nog kop moeten maken richting Schiphol / Den Helder. Die moeten voorsorteren naar de noordelijke sporen van station Arnhem, en kruisen daarbij rond 7 minuten na het hele uur, en verder elk kwartier, de treinen die juist kopgemaakt hebben in Arnhem en naar Nijmegen onderweg zijn. Beetje ingewikkeld, maar als je er staat, ontrolt het zich voor je ogen.
De dive-under is nog geen halve kilometer lang, inclusief afzink en oprijs. Maar hij voorkomt een conflict op het spoor, en daarmee vertraging. Ik fotografeer hem in tele, van afstand. Er daalt even verderop een mooie trap naar het spoor, maar die kan ik niet meer vinden als ik verderloop, verborgen als hij is achter deuren, hekken en geluidsschermen.
links gaat hij naar beneden; rechts komt hij boven
Tijdens het halve uur dat ik op die brug sta, passeren me een vrouw met een kleuterjongetje dat naar de treinen wil kijken, doch met ongeduldige hand wordt meegevoerd; een oudere dame met een schijtende hond; een jongere die aan de stoeprand met geërgerde gelaatsuitdrukking hondenstront van haar schoenen schraapt; een man met rasta-haar en woeste ogen die me aankijkt alsof hij iets met me te verrekenen heeft, kolonialisme of slavenhandel, aangedaan door mijn voorvaderen aan de zijne, wellicht, dat krijg je met dat excuusgedoe van tegenwoordig; wat fietsers; nog wat andere wandelaars en ten slotte een bestelauto vol arbeidersvolk, uit het raam waarvan een dom, bol hoofd iets naar me roept dat ik niet versta.
Bij de oversteekplaats bij flat Hulkestein is het knopje om over te steken geblokkeerd met een soort slot, een lange paal. Gelukkig heb ik een ballpoint in mijn zak waarmee ik toch de knop kan bedienen. Het verkeerslicht voor de auto’s slaat op rood; het mijne groen en ik kan toch oversteken. Raar.
Ik keer onderlangs terug, langs de rivier; Onderlangs, heet het hier ook. De regen begint nu, om 12:00 uur, al te vallen, die volgens de buienradar Arnhem vanaf 14:00 voor de rest van de middag nat had moeten houden. Maar het is snel voorbij, en het zal verder droog blijven; wederom een voorspelling gelogenstraft.
Ik passeer het MMKA nu van
de onderkant. Via een trap daal ik af naar een kade met bemoste muren,
langs de rivier. Er liggen grote woonboten, met twee woonlagen en met
tuinen en hekken erbij. Het Onderlangs gaat over in de Oude Kraan. Je
ziet hier inderdaad voor je geestesoog oude hefwerktuigen die schepen
lossen. Nu loop ik langs Het Hoofdkwartier; van wat, vermeldt dit
verhaal niet. Een stelsel van golvende autobruggen en –viaducten
ontrolt zich voor mijn ogen. Langs de rand van het centrum keer ik weer
terug naar het station, met een aparte, gevarieerde stadswandeling
achter de rug.
Het vernieuwde station Arnhem
beschreef ik vorige herfst al. Nu stap ik in de trein naar
Winterswijk, die zal stoppen in Westervoort. Het is het eerste station
na Arnhem Velperpoort. De diesels (soms Buffels en Soms LINT’s) rijden
hier onder een stroomdraad en op een dubbelsporige baan. Tot Zevenaar
delen de Syntus-treinen de rails met de ICE’s naar Keulen. Een aantal
malen per dag moet de trein naar Winterswijk een paar minuten eerder
uit Arnhem vertrekken, om ze niet in de wielen te rijden.
We rijden Arnhem uit langs flatblokken en langs parkeerplaatsen vol nieuwe, nog te verkopen auto’s. Broem-woem, doet de Buffel als altijd en overal, wanneer hij naar een hogere versnelling schakelt. Maar daar is de IJsselbrug al, en de trein remt meteen voor Westervoort. Dit station deelt de 8 kilometer tussen Velperpoort en Duiven precies doormidden. Westervoort ligt ten oosten van Arnhem, terwijl Oosterbeek ten westen van die stad ligt.
Station Westervoort ligt op een hoge spoordijk, zo breed als een hoogvlakte. Ik moet denken aan het nieuwe station Sliedrecht Baanhoek op dat andere lijntje, de MLL, toevalligerwijze ook het derde station op de lijn. Maar Westervoort verliest het daarvan toch: 49 traptreden om de begane grond te bereiken, tegen Baanhoek: 64.
Wát
nou: ‘Er stapt geen hond in of uit op Westervoort’? 10 man komen uit
mijn trein, dat is: inclusief schrijver dezes. Aan de overkant staan er
3 te wachten op die naar Arnhem, die over 12 minuten vertrekt; een
menigte die langzaam maar zeker aanzwelt tot 5. Per dag zo’n 500 à 1000
in- plus uitstappers. Er zijn vele stations in Nederland die het niet
beter doen, en die er toch ook zijn.
Het forensendorp Westervoort (15.000 inwoners) strekt zich over een lengte van twee kilometer uit langs het spoor. De trein bedient alleen het excentrisch gelegen dorpshart. Een paarhonderd meter voorbij het nieuwe station ligt de plek van het oude, dat in 1936 gesloten is.
Station Westervoort heeft op elk perron een gebogen abri met open zijkanten. Ik heb hem eerder gezien, drie keer al; het is de Gelderse standaard-abri voor dunne stations. Je hebt ze ook op Apeldoorn Osseveld, Twello en Arnhem Zuid.
Naar goede Nederlandse gewoonte is de stationsomgeving nog niet af. Aan de tweede trap, op het oostelijk gedeelte van het station, wordt nog gewerkt door mannen in gele pakken. De fietsenstalling is bijna gereed, maar nog afgesloten. Ook aan de weginfrastructuur wordt nog volop gewerkt.
De Dorpsstraat liep vroeger al onder het spoor door. Ik loop hem in beide richtingen een stukje af, maar krijg weinig schoons voor mijn lens. Dit is een wat grauw, niet bijzonder interessant dorp, op het eerste gezicht; ik heb niet elke vierkante meter ervan gezien. Een paarhonderd meter naar het oosten is er een nieuwe spooronderdoorgang gemaakt voor fietsers.
De openbare bibliotheek wil dat wij daar wat boeken halen voor onderweg in de trein. Winkelcentrum De Wyborgh aan de voet van de spoorbaan ziet er ontiegelijk lullig uit, net zoiets als het Bakkerspleintje in Castricum: geveltjesknusheid in dorp dat die van nature niet heeft, maar er toch mee wil pronken.
Aan de andere kant van het winkelcentrum ligt ook nog een bushalte. De lijnen 60 t/m 63 rijden hier nog steeds net als vroeger in gecombineerde kwartierdienst naar Arnhem. Gelukkig is de bus niet opgedoekt of ingekort bij de komst van de trein, wat nogal eens gebeurt. De Westervoorter heeft keuze; des te beter.
De treurnis kruipt hier tegelijk met de kou via mijn voeten omhoog. Toch neem ik niet de eerste de beste trein verder naar het oosten, want er moet ook nog geluncht worden.
Ik
kies eetcafé La Promenade, een modern ding doch met een stemmig bruin
interieur als van een bruine kroeg. Hier zit een gemêleerd publiek. Een
groepje HBO’ers zingt het een halve middag uit op een of twee kopjes
koffie. Een dertiger en een dertigster zitten onwennig hand in hand aan
tafel. Ze hebben elkaar dan toch nog gevonden, tot vreugde van hun
respectieve ouders, die zich al eens afgevraagd hadden of hun telg
misschien niet van de verkeerde kant was, of erger nog: helemaal van
geen kant, en gedoemd, alleen te blijven. Enkele losse lunchende
handelsreizigers zitten hun declarabele hap in hun eentje te vermalen
(anders dan ik, die duizenden, zo niet honderden, meelezers heeft die
mij volgen). Verder de niets om handen hebbende, te rijke dames die dit
soort gelegenheden meestal frequenteren, en drie mannen aan te grote,
te vroege pullen bier.
Ik kies een cappuccino en een ingewikkeld broodje. Daar de trein volgens mijn horloge net wegrijdt als de ober vraagt of het gesmaakt heeft, laat ik me nog twee keer bijschenken met cappu. Nee, ik hoef geen koffiestempelkaart. De kans dat ik die vol krijg en een daardoor aanspraak kan maken op een gratis bakkie, is gering. Westervoort noodt niet tot een spoedige terugkeer, noch tot plaatsing op de shortlist van plaatsen waar ik mijn levensavond wil doorbrengen.
Na de lunch wil ik
nog even heen en weer naar Gaanderen (Winterswijk red ik niet meer, met
kookcorvee, vanavond), alleen om te kijken hoe erg het is met de
vertragingen. Maar het is hier alweer net als op de MLL; als ik er ben,
passeren alle treinen elkaar precies op tijd.
In Gaanderen was ik in 2007 ook, om de opening van dat station te vieren.
Gaanderen trekt nog steeds geen dikke drommen reizigers. Dat was ook
niet te verwachten. Maar met al die beetjes van al die stations
opgeteld, kan er in de spits toch geklaagd worden over volle treinen.
Terug tref ik een LINT, met de karakteristieke snoekenkop, en zonder plee. Dat is jammer, want al die cappuccini willen eruit. Deze trein komt binnen met een vertraging van 4 minuten, maar die is er al weer uitgereden als ik aankom op Arnhem.
Nu die dive-under nog (dat geeneens een echt Engels woord is, maar door Nederlanders verzonnen nep-Engels, omdat ‘onderdoorgang’ te ordinair klonk). Maar dan zal ik eerst naar Nijmegen moeten. Ik doe dat; ik reis vandaag op een papieren dagkaart, die ik er wel uithaal, met al dat gewissel tussen NS en Syntus.
Als je weet waar je kijken moet, zie je net voordat de trein de Rijn oversteekt, het oude stationsgebouw van Oosterbeek Laag, dat in 1938 werd gesloten. Het Rijnwater is op zijn retour. Het heeft heel hoog gestaan, getuige al die plassen en drassen in de uiterwaarden.
Een vrouw tegenover me belt haar echtgenoot. Dan wil haar dochtertje van drie ook nog iets zeggen tegen papa. Met een routinegebaar neemt ze de smartphone over van haar moeder en begint te praten. Nu wil Dikkie Dik ook nog even iets zeggen. Ze wekt de pop, die slap op haar schoot ligt, tot leven door haar hand erin te steken, laat hem naar de telefoon buigen, en zegt met een hoog stemmetje: ‘Hoi papa, dag lieve papa, ik ben Dikkie Dik’. Er wordt gelachen in de coupé.
Elektronische
apparaten hebben geen geheim meer voor kinderen. De generatie van mijn
moeder kan er wat moeilijker aan wennen. Ik draaide laatst een
email voor haar uit die ik verzonden had aan Die-en-die. Na lezing gaf zij hem
terug.
‘Nee, die mag je houden’, zei ik.
‘Moet je die dan niet versturen aan die-en-die? Ik heb nog wel een postzegel, denk ik. Kijk maar even in het buffet’.
In
Nijmegen keer ik meteen terug, om een kwartier later die dive-under te
nemen. Wat te zeggen van een tocht door zo’n tunnel? Hoe ziet het er
daar uit? Donker, anders kan ik niet zeggen. 33 seconden slechts duurt
de onderdoorduik, en daarvan zitten we er maar 10 echt in de tunnel.
Ik keer terug naar Holland, waar die dikke deerne misschien weer met haar vlag op me staat te wachten om me welkom te heten.
Zie je nou wel? Een opstel van dik 2500 woorden. Ik krijg het best voor elkaar, hoor, als het maar niet over al te ingewikkelde dingen hoeft te gaan.
Frans Mensonides
9 februari 2012
Er geweest: woensdag 25 januari 2012
Laatste wijziging 23 februari 2012.
© Frans Mensonides, Leiden, 2012