Het bus- en tramnet in groot-Antwerpen heeft per 1 september 2012 een aantal ingrijpende wijzigingen ondergaan. Bezuiniging was het doel, want ook aan gene zijde van de grens tiert de crisis. Toch zijn er ook kleine stapjes gezet naar realisering van dat ambitieuze Pegasus-plan dat al vaak op deze plek besproken is, en dat ik per bus bereisde in 2005.
De wijziginen in het OV-net rond de
Sinjorenstad staan allemaal
beschreven op deze site van De Lijn. Wat
achtergronden erover heb ik
aangetroffen in dit document op de site van een zekere Sam Voeten.
In feite is het complete tramnet op
de schop gegaan, al is
er maar een paar kilometer nieuw tramspoor in gebruik genomen – naast
het al genoemde,
ook nog een heel korte doortrekking van lijn 6 van Olympiade naar
P&R
Wilrijk. Maar vele lijnstukken van het tramnet zijn compleet
herverkaveld tot
nieuwe lijnen.
Eén daarvan is tram 9. Die verbindt
de Linkeroever via de
tramkoker onder de Schelde en die langs station Plantin met
Eksterlaar. Hij
vervangt op het eerste stuk van zijn route lijn 2 en op het laatste
lijn 8, en levert
nu onder meer een snelle, directe verbinding van station Berchem met
het
centrum van Antwerpen.
Lijn 8 verdween van de routekaarten;
lijn 2 werd omgeklapt tot
het traject Hoboken – Merksem, waar hij lijn 3 gaat versterken. Gevolg
van dit
alles is dat nu op elke tak van het premetronet 4 lijnen rijden. In de
westelijke
tak onder de Schelde door de nummers 3, 5, 9 en 15, in de zuidelijke
tak bij
Plantin 2, 6, 9 en 15 en in de noordoostelijke, met o.a. station
Schijnpoort,
2, 3, 5 en 6.
Volgens geluiden die ik uit Antwerpen
gehoord heb, zal de
vierde tunnel, die al 30 jaar ongebruikt ligt onder de Carnotstraat en
Turnhoutsebaan
(lees dit
verhaal uit 2009) vrijwel zeker echt in gebruik worden
genomen. Dat
project heet LIVAN I en is gekoppeld aan doortrekking van de tram naar
Wommelgem. Maar daarna las ik weer het bericht dat België, net als
Nederland,
fors gaat bezuinigen op OV-infra…
De premetro, ofwel de in een tunnel
rijdende tram, is meer
dan ooit de ruggengraat van het OV-net in en om Antwerpen. Zoals gezegd waren er ook
bezuinigingen, en
die zijn voornamelijk doorgevoerd op het busnet. Dat is echter niet met
de
botte bijl behakt. Er zit een filosofie achter die in het achtergrondstuk ‘De
piste van de invoegende corridors’ heet.
Infrajargon is soms wat moeilijk te
begrijpen, en het
Vlaamse infrajargon zit dan net weer anders in elkaar dan dat in ons
vaderland,
waar ik redelijk aan gewend ben. Maar het komt erop neer dat men ook
anders met
de aansluiting bus-rail omgaat dan bij ons het geval zou zijn. Hier
willen we graag
dat bussen aantakken op al dan niet hoogwaardig railvervoer. Neem
bijvoorbeeld het
knooppunt Leyenburg in Den Haag, waar je van de bus overstapt op tram
en Randstadrail.
Zo’n knooppunt voegt niets toe; het kost je alleen tijd, doordat je
moet overstappen
van langzaam vervoer op soms nog langzamer vervoer.
In Antwerpen gaat het toch anders.
Bij een terminal stap je
over van bus op tram. Of je blijft in de bus zitten, die een poosje
parallel
rijdt aan de trambaan en dan afbuigt naar een andere bestemming in de
City.
Bij dit systeem blijven er zo veel
mogelijk rechtstreekse
verbindingen in stand tussen de voorsteden buiten de ringwegen en de
binnenstad. Dat heeft dan weer tot zoveel toeloop van reizigers geleid
dat er
sinds 1 september flink geklaagd wordt over overvolle voertuigen. Dat
feit wordt
echter ook veroorzaakt door uitval van ritten door personeelsgebrek bij
De
Lijn. Op woensdag
28 november wordt er bij
de Vlaamse stads- en streekvervoerder gestaakt tegen de bezuinigingen.
Geen idee wat een De Lijn-Dagpas is;
geen idee hebben ze
daarvan in de informatiekiosk van het NMBS op station Antwerpen
Berchem. Wel
kunnen ze me een hele range meerrittenkaarten bieden, maar daar heb ik
dan weer
geen interesse voor. Ik trek dan straks wel een Dagpas uit de automaat,
ergens.
Met de wijziging van 1 september 2012
heeft ook station
Berchem betere tramverbindingen gekregen. Behalve met de snelle lijn 9
kun je
van hier ook naar ‘t stad met 4 (Hoboken-Silsburg, via een onnavolgbare
kronkelroute door bijna heel Antwerpen), en de ingekorte lijn 11
(Berchem -
Melkmarkt). Je bereikt de tramhalte door het oversteken van een groot
plein,
waaronder zich geparkeerde vierwielers bevinden.
Daar tref ik de ruim 50 jaar oude
7001 (foto bovenaan deze pagina), een PCC-trammetje
dat de dubbelrol vervult van museumtram en doodgewone dienstwagen. Hij
heeft
een ouderwetse kleurstelling.
‘Een
rijdend museum’, zo omschreef een van mijn minstens drie Antwerpse
lezers het wagenpark.
Jaloers kijkt hij over de noordergrenzen, waar de grote steden, behalve
Utrecht, toch een groot aantal malen per eeuw een compleet nieuwe
tramvloot
mogen bestellen. Toch mag Antwerpen zijn trampark de komende jaren ook
nog een klein
beetje uitbreiden, waarna die 7001 misschien definitief naar het museum
gaat.
De snelle lijn 9 rijdt natuurlijk met
de lange, brede,
zoevende HermeLijnen. Er vertrekt er juist een naar de Linkeroever. Ik
loop hem
achterna; als ik de rails volg, kom ik vanzelf bij die nieuw in gebruik
genomen
afzink. Het eerste stuk van deze route deelt lijn 9 met lijn 4, die
echter na
een paarhonderd meter linksaf slaat.
Ik beland in een wijk met van die
typisch Antwerpse straatjes;
kasseien en smalspoor, met soms statige woningen aan weerszijden. Fietsen in zo’n straat
moet niet echt een
lolletje zijn.
De meeste wielrijders en wandelaars
hebben hier zwarte
hoedjes en dito haarstrengen; in die buurt zit ik. Ik schreef in
een vorige
aflevering, dat religieuze uitmonsteringen ‘van de ijdelheid’
komen.
Maar ik moet
benadrukken, dat het van mij allemaal mág.
In Nederland heerst momenteel een
campagne van de SIRE (Stichting
Irritante REclame) die Tolerantie lanceert als het wasmiddel dat we
nodig
hebben om ons zieltje blank te reinigen. Ik gebruik het spul
regelmatig, die
van mij kent nauwelijks grenzen; ik tolereer vrijwel alles, omdat ik
nergens
echt iets in ZIE.
‘Respect’, net zo’n begrip als
tolerantie, dat vaker in de
mond wordt genomen naarmate er minder van voorhanden is. De Lijn zet in
op
respect, en heeft zelfs een speciale respecttram rijden.
‘Fietser, mind the track’, staat
geklad op een muur, nabij wegwerkzaamheden,
waarbij de tram door een ijzeren slagboom met rubberen beschermers moet
rijden.
Ik zal vandaag veel opgebroken straten zien in Antwerpen. Ik loop nu
langs de
spoorbaan naar het zuiden, die voorzien is van kasteelachtig metselwerk.
Even verder een soort culturele
schok: een winkel in
bordspellen, waaronder ‘Het dorp, zoals het leven loopt’, met een
aantrekkelijk
plaatje van een schone jonker en dito jonkvrouwe in een rustieke,
archaïsche
omgeving. Dit spel draait om families die geld, aanzien en roem kunnen
vergaren
in hun dorp. Tijdens het spel kunnen er familieleden overlijden en
nieuwe in de
wieg belanden. Toch duurt een potje ‘Het dorp, zoals het leven loopt’
gemiddeld
anderhalf uur, en geen jaar of 60.
Is daar nog een markt voor,
bordspellen, Riks, Cluedo, Monnoppelie?
Ik krijg zo’n jaren 50, begin jaren 60 gevoel: geen sociale media, niet
of nauwelijks
tv, maar de hele zaterdagavond of zondagmiddag rond een bordspel, met
warme
chocolademelk erbij met een vel erop.
Compleet uit de tijd, en daardoor misschien wel weer ín. Die bordspelen komen nu ook uit in een tablet-versie, compleet met geluiden en al. Maar ook échte speelborden worden weer grif verkocht. Je ziet in de winkels ook weer vintage Mens-erger-je-niet-spelen, in de klassieke doos, met die man met dat door woede vertrokken gelaat. Gezellig Menzergianieten, kan dat nog, anno bijna 2013?
Tram 9 rijdt hier langs kortgeschoren
heggen, net als de
Blauwe Tram in genoemde nostalgische tijden. Door dat bijgedoe met
Respect en
die bordspelen blijk ik het curiosum van deze lijn niet eens op de foto
te
hebben, de halte Zurenborg, met een eilandperron, het enige in het
Antwerpse
tramnet. De trams rijden hier links in plaats van rechts; ik zag er net
een
door de wissel van rechts naar links gaan, zonder het me te realiseren.
Daar is de oprit al vanuit de tunnel,
voor de trams richting
Eksterlaar. Hij is knap steil en lijkt daardoor op die van een
achtbaan. Hij is
al eens een poosje gebruikt als omleidingsroute van lijn 8. Hij voert
dus naar
het linkerspoor. Een stukje verder zie ik net een tram naar beneden
rijden, en
dit is dus de afzink naar de tunnel, die uiteindelijk naar de
Linkeroever leidt.
Ik sla rechtsaf, kom terecht op de
Plantin Moretuslei en ga
op zoek naar de premetrohalte. Na een kleine kilometer vergeefs
doorstappen ga
ik het maar eens vragen – precies aan de
verkeerde: een dame met een stuurse, puntige bril en
vinnig geklikklak
van haar hakken. ‘Mevrouw, weet u misschien…’, maar ze versnelt haar
gerikklikklik en loopt haastig door. Ik zelf keer op mijn schreden
terug en
vind uiteindelijk de ingang van de ondergrondse tramhalte die ik
daarnet
blijkbaar over het hoofd heb gezien.
Zo krijg ik niet de vaart in deze al
zo krappe middag. Ook niet
door het feit dat ik eerst lijnen 2, 6, 9 en nog een keer 2 moet zien
langsrijden langs het perron, voordat eindelijk mijn lijn 15 naar
Boechout arriveert.
Die is vreselijk druk met ruimtevretende kinderwagens en
boodschappenkarren. Het
lijkt de Beneluxtrein wel.
De tram komt boven, ergens anders dan
lijn 9, en begint aan
de lange rit richting Boechout. Aanvankelijk komen we niet veel verder;
alle verkeerslichten
lijken tegen ons samen te spannen. Maar na de ring leggen de
stoplichten de
HermeLijn niets meer in de weg en komt de snelheid er goed in. Het
terrein van Gevaert,
de bekende fotorolletjesfabriek van weleer, heb ik alle vorige keren
over het
hoofd gezien.
Dan bereiken we het grote
Gemeenteplein in Mortsel en
daarmee het begin van de ruim 3 kilometer lange verlenging naar
Boechout. Dat
stuk wandelde ik die dag in 2005, bij gebrek aan tram, en schreef
daarover:
Dat laatste geldt nog steeds. De
huizen langs de steenweg zijn
ook nog hetzelfde als toen, maar toch ziet de weg er met die tram in de
middenberm lang niet meer hetzelfde uit; veel urbaner, nu. Het is een
stadslaan
geworden, in plaats van buitenweg.
De terminus in Boechout is een kleine
kilometer verder aangelegd
dan ik toen veronderstelde – geloof ik; waar is dat kasteeltje
gebleven? Het
eindpunt ligt wel nog steeds aan de rand van Boechout, dat ik deze keer
niet
meer ga bewandelen. Passagiers trekt de tram wel; Boechouters hebben er
wel een
wandelingetje voor over. De tram brengt je in ongeveer 30 minuten in
het hart
van Antwerpen. Hij haalt dus geen erg flitsend moyenne, over een
afstand van 10
kilometer, maar met de auto zal het misschien niet sneller gaan.
Ik loop langs de trambaan terug naar
Mortsel. De filosofie
achter de wijziging van het tram- en busnet zie ik hier voor mijn ogen
in
praktijk gebracht. Vanuit de bussen uit Lier kun je bij de terminus
overstappen
op de tram, maar ze blijven de trambaan kilometers volgen, om
uiteindelijk af
te buigen naar Berchem
Staminee ’t Zicht der Statie kijkt
echt weer uit op een
station. Mortsel Liersesteenweg
is in
2008 gewoon opnieuw in gebruik genomen. Mortsel kent verder de stations
Mortsel
Oude God, Mortsel Deurnsesteenweg en Mortsel zonder meer. Deze gemeente
met
25.000 inwoners zit erg dik in het railvervoer.
De laatste twee genoemde stations
liggen niet meer dan 100
meter van elkaar, net voorbij de splitsing van de spoorbanen naar
Mechelen en Lier.
Oude God, ook een halte op lijn 15,
ligt in een tunnel, en compleet op de schop; het plein en de
stationsgebouwen
worden gerenoveerd. En dat voor die ene trein per uur per richting die
hier
stopt.
De rode loper ligt hier uit voor
fietsers. Aan deze weg woonde
ooit Dr. Jozef Rombouts (1893-1952), een flamingant die de Wikipedia
niet
gehaald heeft, maar wellicht een local
hero was. Hij was ’Strijder voor de vernederlandsing van het
leger, die
hier woonde en overleed’.
In 1970 stond in Mortsel de wieg van een veel bekendere Vlaamse nationalist: Bart de Wever, die met zijn Nieuw-Vlaamse Alliantie (N-VA) alle recente verkiezingen heeft gewonnen. Daar gaan we meer van horen. Ik wed dat we ooit voetbalwedstrijden Nederland – Vlaanderen spelen (en al veel eerder Nederland-Catalonië; naarmate de banden van de EU harder gaan knellen, bezwijken er steeds meer landen daarbinnen onder die de druk, en knappen uit elkaar; ironisch genoeg leidt eenwording tot versplintering). Nederland – Schotland bestond al. Vlaanderen - Fryslân zie ik niet gebeuren, zelfs als halve Fries niet.
Mortsel, daar ben ik nog een keer in
een lunchcafé bijna
vergiftigd met overjarige boter; Luxemburgse boter, om precies te zijn.
Ik pas
op mijn tellen, om niet per ongeluk weer hetzelfde etablissement binnen
te
lopen. Toch beland ik opnieuw in een verkeerde tent; onder invloed van
het
gebiedende ‘Ge moest al binnen zijn’ op de deur.
Het is een gelegenheid aan het grote
Gemeenteplein, waar de
in nep-leder gebonden menukaart een stuk of 289 dranken opsomt, van
koffie tot gedestilleerd,
via frisdrank, bier van het vat en bier op fles. Maar hoe ik ook
blader; ik
vind geen vast voedsel. Ik vraag dan maar aan de serveerster of ik hier
niet iets
te eten kan krijgen. Dat kan wel degelijk: er bestaat keuze uit een
krokske,
een loempia en een omelet.
Ik kies het krokske. Afgezien van de
geringe keuze, is dit
toch wel een redelijk knap café. Er zitten wat oudere echtparen te
koffieën, en
bejaarde mannen laten gezellig geklikklak van biljartballen
weerklinken, plus
aanmoedigingskreten die ik niet versta. Alleen jammer van die
treurmuzak
uit de
luidsprekers, alsof het complete Belgische vorstenhuis vannacht
ontslapen is.
Het Echt Antwaarps Teater voert
binnenkort op : ‘’k Slaap
terug bij ons vader’. Terugslapen is een van de Vlaamse woorden die me
intrigeren. Terugslapen, ga je dan maandagmorgen naar bed, en word je
zondagavond wakker? Die kunst zou ik graag eens willen leren, en velen
met mij.
Het krokske zou het linkerrijtje niet
halen in de nationale
croque-test, als er zoiets bestond – ook vast een typisch Hollands
verschijnsel, denk ik: nationale testen van koffie, softijs,
erwtensoep,
haring, oliebollen… Ze helpen geen donder; degenen die een onvoldoende
of zelfs
een nul toegekend hebben gekregen, verklaren allemaal dat het een
momentopname
was, dat de test niet deugt en dat ze nooit klachten hebben gehad van
hun alreeds
vergiftigde clientèle.
Laatst ook met die cappuccinotest.
Lebkov kreeg terecht een
9, Starbucks ten onrechte een 5 (een 2 was meer op zijn plaats geweest)
maar
bij Starbucks zit het nog altijd vol.
De prijs-prestatieverhouding van dit krokske scoort toch nog wel iets hoger dan die in Hasselt, laatst. Voor het café draait tram 7 zijn rondjes op de eindlus. Door het andere raam zie ik de HermeLijnen op lijn 15 langsrijden. Trouwens, die Luxemburgse boter, was dat wel in Mortsel? Nee, nee, nee, in Merksem was dat, nu weet ik het weer, op net zo’n pleintje met tramzicht. Het was in dit verhaal, met o.a. die kerstmarkt.
Ik neem lijn 7, helemaal naar het
andere eindpunt, bij de
Schelde. De tram bestaat uit 2 gekoppelde PCC-tjes, die wel oud zijn,
waar
waarop qua rijeigenschappen niet echt veel valt aan te merken. Sommige
trams op
deze lijn rijden met losse wagens, en dan wordt het wel dringen.
De tram volgt tot aan de halte
Harmonie de route van lijn 15
en slaat dan zijn eigen weg in, een stuk stad met leuke
winkelstraatjes.
Plezante winkelstraatjes, bedoel ik. Er is in Vlaanderen een vereniging
op
oprichting die zich verzet tegen de opmars van Hollandismen als ‘leuk’.
Ik vind ‘leuk’ zelf helemaal geen
leuk woord, eigenlijk. Het
heeft een bijsmaak van leutig, onderbroekenlol, volkse boertigheid.
‘Plezant’
vind ik echter ook geen plezant woord. Het komt ouderwets bij me over.
Ik denk erbij
aan beschaafd tijdverdrijf voor de betere kringen, eventueel geschaard
rond een
bordspel. Je kunt ‘leuk’ en ‘plezant’ niet zo maar uitwisselen, voor
mijn
gevoel.
Goed, ik rijd dus met lijn 7 door een
aangenaam ogende /
plezierige / aardige winkelstraat. Links zie ik een hagelwitte
kathedraal;
rechts staat dat hele hoge gebouw lelijk te wezen.
Eindpunt Sint Pietersvliet. De tram
rijdt meteen door, terug
naar Mortsel. Mijn foto mislukt in de gauwigheid. Ik ga ’t
Eilandje
bewandelen, eens een drassig gebied vol kreken ten noorden van
Antwerpen. Dit
gebied, zo dicht bij de stad, vroeg natuurlijk om ingebruikname als
haven, en
die kwam er dan ook, al in de late middeleeuwen.
In de 20ste
eeuw groeide Antwerpens haven tot de
lange sleep dokken en kaaien van nu, die over een afstand van zo’n 20
kilometer
doorloopt tot de Nederlandse grens, langs het gedoemde Doel. Ik liep
er in
2006 rond, zonder gids. Toen liep het dorpje op zijn laatste benen,
maar er
zijn nog steeds mensen die het als hun woonplaats kunnen opgeven; het
is nog
niet verzwolgen door de haven.
’t Eilandje zelf wordt omgebouwd tot moderne woon- en horecawijk langs water. De centrale verkeersader, Londenstraat, is ook al opgebroken. Dit moet een groene buffer worden in de wijk. Het opvallende rode glazen gebouw is het nieuwe Museum aan de Stroom. Dat doe ik volgend jaar een keer, met Fyra en / of rode boemel. Maar ik ben niet van plan, er over de reling van het dakterras te gaan hangen.
’t Eilandje is het startpunt van een
nieuw tramproject:
Brabo II (Brabo I was: de tram naar Wijnegem
en Boechout en is nu
voltooid).
Er wordt een tram doorgetrokken vanuit de stad (vanaf de Sint
Pietersvliet,
denk ik) naar ’t Eilandje. Die reed er ooit ook, en wel onder
lijnnummer 1, dat
nu vergeven is aan een buslijn die van hier naar Hemiksem rijdt.
Vanaf ’t Eilandje zou deze tram
doorgetrokken kunnen worden
naar de noordelijke voorstad Ekeren, die ook deel uitmaakt van Brabo
II. Maar
die verbinding zou ook tot stand gebracht kunnen worden door lijn 6 te
verlengen vanaf Luchtbal.
De tram naar Ekeren heeft een iets
grotere kans op spoedige
realisatie dan de verbindingen naar Schilde, Borsbeek, Kontich, Wilrijk
Universiteit, Hemiksem en Beveren, waarvoor we zullen moeten wachten
tot de
Zeven Vette Jaren.
Ik neem bus 13, die een heel stuk
parallel rijdt aan 1.
Bussen op kinderhoofdjes is ongeveer even onaangenaam als fietsen. Maar
daar
nadert al asfalt, en enkele bochten verder de Rooseveltplaats. Ik stap
uit, en
stap weer in het verhaal
dat vorige week al gepubliceerd werd; een
vorm van
terugslapen waarvoor ik mijn hand niet omdraai.
Frans Mensonides
5 december 2012
Er geweest: vrijdag 16 november 2012
© Frans Mensonides, Leiden, 2012