De rolkoffer is gepakt! Ik ga het jaar
2019 doormidden zagen in Engeland. De laatste 3 dagen van juni en de
eerste 4
van juli breng ik door aan de overzijde van de Noordzee. En dat met een
zeer
ambitieus reisschema, 7 steden in 7 dagen: Manchester, Blackpool, York,
Scarborough, Bristol, Bath en Plymouth. Overnachten doe ik in
Manchester (3x),
Bristol (2x) en Plymouth (1x). Rondtrekken onder het Engelse adagium ‘Home is where you hang your hat’.
Het
reisje valt in twee delen uiteen: 3½ dag in Noord-Engeland en
even zolang in het
zuiden. Het 1e deel is
vooral gewijd aan railvervoer: de trams van Manchester en Blackpool,
het
spoorwegmuseum in York. De 2e helft is gewijd aan cultuur, cultuur en
nog eens
cultuur. Het reisverslag verschijnt ook in 2 delen, en die delen weer
in 2
plukken, schat ik. Ik krijg er de rest van de zomer wel mee vol.
Op
voorhand mijn excuses aan eventuele cultuurhaters onder mijn
lezers voor deel 2; ik ga toch wel met de trein van het ene museum naar
het andere.
En ook welgemeende verontschuldigingen aan de bus-adepten die ik onder
mijn
lezers weet. Tijdens die hele reis door Engeland laat ik me geen enkele
maal op
rubberen wielen vervoeren.
Ik
maak het goed tijdens mijn volgende reis naar de UK die nu al op
mijn planning staat voor ergens in de nazomer of vroege herfst van dit
jaar. Ik
ga in ieder geval nog net voor de Brexit, die nu echt wel
onvermijdelijk lijkt,
en die het Verenigd (?) Koninkrijk in één klap zal doen verplaatsen
naar de
achterzijde van de maan.
Tenminste,
zo praten een hoop mensen erover: ‘Verstandig Frans,
dat je nu nog een keer naar Engeland gaat, nu het nog kan!’ Oh, na de
Brexit
zal het ongetwijfeld ook nog kunnen; je kunt nu ook als toerist naar
niet-EU-landen als Noorwegen en Zwitserland, voor zover ik weet. De
Britse
economie zou na de Brexit wel eens een knauw kunnen krijgen, en dan
zullen ze
het toerisme vast niet ontmoedigen. Maar gemakkelijker zal het er niet
op
worden.
Brussel Zuid
Vrijdag 28 juni 2019 is de dag. De eerste 780 kilometer van mijn reis, tot het Noord-Engelse spoorwegknooppunt Crewe, zijn een kopie van die van vorig jaar september. Toen ging ik op visite bij de Beatles in Liverpool. Ik zou dus kort kunnen zijn over die kilometers, als ik iemand was die ooit ergens kort over zou zijn.
Ik maak er een relaxtere reis van dan vorige keer. Toen vertrok ik om 8:58 met de Thalys uit Rotterdam en had ik in Brussel een overstap van 3 kwartier op de Eurostar, terwijl je voor de Eurostar eigenlijk al 3 kwartier vóór vertrek aanwezig moet zijn. Deze keer wil ik niet rennen. Ik neem een laat ontbijt in Rotterdam en de Thalys van 9:58. Dan heb ik in Brussel zo maar een heel uur voor een vroege lunch bij Panos.
Ik hoef me nu ook niet zenuwachtig te maken over het tergend lage tempo van de Thalys tussen Antwerpen en Brussel. We gaan weer eens in slow motion door Mechelen heen en komen zelfs tot stilstand tussen Mechelen Neckerspoel en Mechelen Sec. Daarbij wordt omgeroepen dat je de deuren hier beter niet kunt openen om uit te stappen.
‘No ticket, no train’, roept de Waalse conducteur in pidgin-Engels tegen een vaag figuur die zich aan de controle probeert te onttrekken. Bij de nadering van de kaartjesknipper tracht hij ongezien naar het toilet te benen, maar de conducteur heeft hem in de smiezen.
Nee, no train, maar hij zit er wél in, dat is een feit. We stoppen opnieuw, nu langs het perron van Mechelen. Is dat om de verstekeling uit te wijzen? Nee, dat gebeurt pas op Brussel Zuid, na enige aandrang door een koppel geüniformeerden.
Ikzelf ben natuurlijk voorzien van tickets in zowel papieren vorm in mijn tas als elektronische op mijn smartphone. Ik heb een apart kaartje geboekt voor de Thalys Rotterdam – Brussel en voor de Eurostar Brussel – London St. Pancras International. Dat kostte me vreemd genoeg zo’n 50 euro minder dan een doorgaand ticket Rotterdam – Londen, geboekt bij Eurostar.
Het boarden voor de Eurostar blijft een hel: je in een drukke hal ontdoen van broekriem, portefeuille, portemonnee, sleutels en elektronische apparaten, die allemaal afzonderlijk zichtbaar door de scanner heen moeten. Daarna nog een half uur wachten met een paarhonderd man in de volgende volle, hete hal. Het maakt ook op deze reis niet een indruk van grote efficiëntie en gestroomlijndheid.
Minder dan een kwartier voor de vertrektijd volgens dienstregeling komt er toch nog beweging in de massa. Eerst worden mensen met beperkingen of kinderwagens uit de rij gehaald en met speciale escorte naar hun rijtuig begeleid; goede zaak. Vervolgens moeten wij, mensen zonder beperkingen of kleine kinderen, knarsetandend toezien dat een plukje zakenbobo’s in strakke pakken door de hekken mag. Het zijn mensen met een duur VIP-kaartje, denk ik. Daarna het toch ook dik betalende gepeupel.
Deze keer gaat de trein niet non-stop naar Londen, maar zijn er 3 tussenstops: in Lille, Calais en Ebbsfleet.
Station Calais Fréthun mist het cachet dat je zou verwachten bij een internationale hogesnelheidsverbinding. Ik zie niet meer dan een lelijk betonnen perronnetje, waar toch een hele menigte mensen de trein in wil. Het perron is afgesloten met dikke hekken. Aan het eind ervan staat een potige agent. Verstekelingen hier zijn niet alleen uit op een gratis treinreis, maar op een nieuwe toekomst in een veelgeplaagd land waar zij blijkbaar meer heil in zien dan momenteel de bewoners ervan doen.
Voorbij de Kanaaltunnel, op Britse bodem dus, stoppen we nog op Ebbsfleet, waar je aansluitende treinen kunt nemen naar bestemmingen in Oost-Engeland, zonder om te hoeven reizen via Londen.
Daarna de wandeling van St. Pancras International naar London Euston. Ik kan die speciale rustige groene wandelroute niet meer vinden, en zoek mijn weg langs de bibliotheek.
Ik heb mijn 2 gereserveerde treinen vandaag gehaald en kan nu rustig op één naar Manchester stappen. Ze gaan om de 20 minuten; er een missen is geen ramp.
Ik reis in Engeland, net als vorige keer, op een BritRail Pass. Toen was dat een papieren vodje dat ik eerst op Euston met stempels moest laten epibreren bij een loket. Deze keer is hij ook elektronisch beschikbaar en bestaat hij uit een code die ik bij de ingang van het perron moet scannen. Ik kan zo doorlopen, zonder in de rij te hoeven staan voor de balie. Het verschil zit hem in het feit dat ik de vorige keer een kaart had met keuzedagen, en nu voor een aaneengesloten periode.
In vrijwel alle Engelse treinen, ook sommige regionale, kun je wel plaatsen reserveren, maar is het niet verplicht. Je vindt altijd wel een plek met het digitale bordje ‘Available’ erboven.
Ik reis met Virgin Trains over de West Coast Main Line, net als vorig jaar, met een snelheid van 200 km/uur. Deze trein jakkert inderdaad lekker door. Hij stopt na Euston pas weer in Crewe, heeft dan ca. 275 km afgelegd in exact 1:30 uur en daarbij een stuk of 35 stations overgeslagen.
Bij National Rail Enquiries kun je trouwens een handige
kaart downloaden met alle raillijnen (ook metro- en light-) en
stations van Groot-Brittannië
erop. Ik zal er deze week op een hotelkamer uren op zitten turen, maar
nergens langs de kust is Walmington on Sea te vinden, waar de bekende
sitcom Dad’s Army zich afspeelt; vreemd, die kaart zal toch wel kloppen?
Voorbij
Crewe passeren we radiotelescopen die het universum afgrazen. Dat is
Jodrell Bank; dat observatorium stond vermeld in elk boek over
astronomie dat ik mijn jeugd heb stukgelezen. Ah, dat befaamde Jodrell
Bank is dus hier! Ik heb me nooit afgevraagd waar het was; ver buiten
de grote stad in een verlaten streek, vanzelfsprekend. Toeristen kunnen
het bezoeken, maar of je er met het OV kunt komen of er alleen
langsheen rijden?
Ook in het vervolg van de reis passeren we talloze sprinterstationnetjes met lage perronnetjes. We houden nog halt in Wilmslow en Stockport, dat ligt in een vallei vol moderne kantoren.
Verder zie ik overal wat ik overal in Engeland
zal zien: rijtjes petieterige huisjes op heuvels en in dalen. Alom rode
baksteen en felwitte kozijnen; miljoenen en miljoenen moeten er staan
in het VK.
De
trein komt aan op zijn eindbestemming en mijn eerste pleisterplaats:
Manchester. Het centraal station in Engelse steden heet bijna nooit
Central, en dat van Manchester heet: Piccadilly. Piccadilly, dat is
toch een straat, plein en metrolijn in Londen? Ja, maar ook een station
in Manchester, blijkbaar; en het grote groene plein Piccadilly Gardens
is hét hart van de stad. Ook in York zal ik overmorgen lopen op de
Piccadilly.
Piccadill was ooit de benaming van zo’n brede Spaanse kraag, met frutsels, die een eeuw of 4 geleden in de mode was. Robert Baker uit Londen fabriceerde en verkocht die aan het begin van de 17e eeuw, en werd daar zo schathemelrijk van dat hij een rij luxe villa’s kon laten neerzetten. Die straat werd al gauw Piccadilly genoemd, en zo is het gekomen. Andere steden wilden ook een Piccadilly, hoewel dat daar niets had te maken met witte kragen.
Station Manchester Piccadilly dateert uit de 1840’s, zoals veel spoorlijnen en stations in het VK. Het station ziet er hypermodern uit. Dat is geenszins vanzelfsprekend, want je ziet in Engeland ook veel oude stations die wel een likje verf konden gebruiken (zwaar understatement), en zo te zien al 170 jaar niet meer in aanraking zijn geweest met de kwast.
Manchester
Piccadilly telt 14 perronsporen, ziet bijna 100.000 reizigers per
werkdag en is met die reizigersaantallen het 4e station van de UK
buiten Londen.
In
the summertime when the weather is hot
You can stretch right up and touch the sky
When the weather's fine
(…)
Speed along the lane
Do a ton or a ton and twenty-five *)
When the sun goes down
You can make it, make it good and really fine
We're no threat people, we're not dirty, we're not mean
We love everybody, but we do as we please
When the weather's fine
We go fishing or go swimming in the sea
We're always happy
Life's for living, yeah, that's our philosophy
‘In the Summertime’, Mungo Jerry
(1970) op You tube
*)
Scheur met 100 of 125 mijl per uur
(het
laatste dan toch liever met Virgin Trains!)
Als
ik het station uit kom, stuit ik meteen op deze opvallende, opvallend
wrange beeldengroep. Het zijn oorlogsblinden, soldaten die in WO2 het
licht in de ogen verloren hebben en nu lopen in een vreugdeloze
polonaise. Degene die voorop loopt, kan als enige nog zien, en wijst de
weg, maar is wel kreupel. De lamme helpt de blinde, zal de boodschap
wel zijn. Waarom ik aan de Brexit moet denken, weet ik niet. Engelsen
zelf doen dat nooit meer, geloof ik; allemaal verdrongen.
Op weg naar mijn hotel zie ik een grote uittocht van forenzen en weekendgangers die zich in de richting van het station begeven, langs de paupers die zich metterwoon op de trottoirs gevestigd hebben.
Ik heb geboekt in Ibis Styles, net als die keer in Liverpool. Die Styles bestaan uit leutige versieringen aan de gevel en op de binnenmuren, zoals die enorme bril. In Liverpool waren ze gewijd aan de Beatles, hier aan het beruchte klimaat in Noord-Engeland. Vier seizoenen in één dag, beeldt een muurschildering in de gangen uit. Een andere muur is voorzien van Hoge en Lage drukgebieden.
Het ligt allemaal aan de Pennines, het Penninisch Gebergte, die heuvelrug die Noord-Engeland doormidden deelt. Manchester ligt ten westen daarvan, en dat betekent: stijgingsregens. Er valt 50% meer regen dan in Leeds, dat aan de lijzijde ligt.
Manchester was al een industriestad toen op het vasteland van Europa bij wijze van spreken iedereen nog in berenvellen rondliep. Al kort na 1800 was het hier textiel wat de klok sloeg. Het bracht rijkdom met zich mee, maar ook armoede; twee zaken die de stadswandelaar in Engeland anno 2019 nog steeds vrijwel overal naast elkaar ziet voortbestaan.
Het bracht de nodige politieke onrust teweeg. Volgende maand herdenken ze hier de bicentennial, de 200ste verjaardag van het Peterloo Massacer. Rond St Peter’s Square verzamelde zich op 16 augustus 1819 een menigte van 70.000 arbeiders die o.a. protesteerden tegen het oneerlijke districtenstelsel bij parlementsverkiezingen. Er vond in die tijd een enorme volksverhuizing plaats van het platteland naar de stad. Maar de grenzen van de kiesdistricten bleven ongewijzigd, zodat de werkende massa uit de stad steeds verder ondervertegenwoordigd raakte.
Het leger hakte de protesterende menigte compleet in de pan. Er waren 15 doden te betreuren en honderden gewonden. En allemaal vergeefs. Dat idiote kiessysteem, met zijn ingebouwde tweepartijenstelsel en ingebakken maatschappelijke tweedeling, bestaat nog steeds, voor dat rumoerige parlement waar de speaker of schreeuwer voortdurend ORDER, ORDER loopt te brullen. Er ging afgelopen winter geen dag voorbij of we zagen de beelden op het journaal.
Toen het textiel in de
loop van de 20ste eeuw naar lagelonenlanden verhuisde, bleven de
textielgebouwen, die een andere bestemming kregen. Zij worden in
grootte tegenwoordig verre overtroffen door glazen skyscrapers. De
Beetham-tower (helemaal linksonder op de foto) is met 169 meter de
hoogste van Manchester. In de onderste helft ervan is het Hilton Hotel
gevestigd.
De middag dat ik hier aankom, is geen middag voor zwarigheid. In the summertime, when the weather is hot… Europa beleeft deze vrijdag de hittegolf van deze eeuw tot nu toe. Waar Spanje zucht en braadt onder bijna 50 graden, leeft Manchester op bij de zeer uitzonderlijke 25 graden C. die hier vandaag gemeten wordt (77 graden F., zeggen ze hier dan).
Het is één groot feest in Manchester, er musiceren drummers, er dansen mensen, men zit op een geïmproviseerd strandje midden in de stad en mensen springen ineens halfnakend in fonteinen.
Bij
Piccadilly Gardens zorgt een anti-abortus-activist voor de ernst
(rechtsboven op de foto). Hij
heeft een handige draagbare geluidsinstallatie bij zich om zijn
standpunt uit te bazuinen dat abortus gelijkstaat aan moord. Een door
hem ingehuurde claque juicht bij elke uitspraak. Andere aanwezigen
begroeten de speech met luid boegeroep.
Ik
heb Manchester vooral op de kaart geprikt omdat het handig
dichtbij 3 andere steden ligt die ik wil bezoeken. Toch wat snapshots
gemaakt tijdens een paar avondwandelingen.
‘Je was toch in
Engeland, toch niet in Duitsland?’, zei na mijn terugkomst een
slachtoffer van mijn lange serie dia’s, zoals ik ze nog steeds noem.
Jazeker, Engeland, waar vakwerkhuizen tot de oudste woningen behoren
van vrijwel elke stad waar je komt. Of pubs; hier The Old Wellington
Inn, gebouwd in de 16e eeuw.
De Town Hall uit de bloeitijd van de textiel.
Het
Great Northern Railway Company’s Goods Warehouse dateert ook uit de 19e
eeuw. Het was een goederenoverslag op een driesprong tussen
rail,
weg en water. De inhoud van 500 goederenwagons kon hier opgeslagen
worden. Tegenwoordig is het gebouw een vermaakscentrum met onder meer
bioscopen, winkels en casino’s.
In dit Warehouse is er een
portrettengalerij van grote noordelingen. Alan Turing wordt
bijvoorbeeld geflankeerd door Bobby Charlton, de boomlange, kalende
kopspecialist uit het Engelse team dat in 1966 het WK voetbal won in
eigen land.
Hierboven had eigenlijk een foto moeten staan van het
Alan Turing Memorial in een parkje niet ver van het hotel. Maar dat
parkje was afgesloten voor een besloten feest.
Turing, wiskundige en
computerpionier aan de universiteit van Manchester, maakte
zich
in de oorlog meer dan verdienstelijk door de codes van de Duitse
enigma-machines te kraken. Later kreeg hij problemen met de
autoriteiten wegens zijn homoseksuele geaardheid. Hij werd gedwongen
tot chemische castratie. In 1954 stierf hij onder nimmer opgehelderde
omstandigheden.
Deze reclame zag ik overal in de stad. Er staan
op die posters mensen afgebeeld in een hachelijke situatie, waarbij hun
aandacht absoluut niet mag verslappen. Dan helpt maar één ding: een
proteïne bevattende chocoladereep van Boost. Zeker als je last hebt van
de gevreesde ‘afternoon-lull’, een inzinking rond 15:00 uur. Om 14:58
delen ze ze als reclamestunt gratis uit: ‘Boost beats the lull’. Op hun
website heet het: ‘There are times in life where lulling wouldn’t be a
good idea’. Allemaal goed en wel, maar als Nederlander lees je een heel
andere boodschap, met al dat gelul.
Het fraai geconserveerde
station Deansgate dateert ook uit dat gouden spoorwegtijdperk in het
midden van de 19e eeuw. Hier stap ik over op de tram, of liever: de
Metrolink.
En met
Metrolink is dan een modern lightrailsysteem genoemd, maar niet echt
een metro. De eerste Metrolinklijn, Bury – Manchester - Altrincham,
werd geopend in 1992 en maakte een einde aan 43 tramloze jaren in
Manchester. Ooit was het op en top een tramstad. In 1930 (de stad telde
toen 750.000 inwoners; tegenwoordig 550.000) lag er 262 km tramlijn in
en om de stad. Maar al in 1949 werd de laatste tramlijn opgedoekt.
De
tram is nu terug. Na die eerste lijn in 1992 stagneerde de ontwikkeling
een hele tijd, maar de laatste 10 jaar is de uitbreiding van het net
voortvarend aangepakt. Momenteel zijn er 7 lijnen, met een
netlengte van 100 km en 92 haltes. Vanuit het niet erg uitgestrekte
centrum van Manchester waaieren ze uit over de omliggende
forenzenplaatsen binnen een straal van 10 tot 15 km. De tram rijdt op
straattrajecten, vrije banen, viaducten en buiten de stad ook op
voormalige spoorlijnen.
Hij rijdt vanzelfsprekend links.
Toch moet je bij het oversteken van een trambaan naar beide kanten
kijken. Want het zijn tweerichtingstrams en ze kunnen ook wel eens aan
de rechterkant van de weg rijden, bijvoorbeeld om een opstopping te
omzeilen. Beide
kanten uitkijken is sowieso verstandig bij het oversteken in Engeland,
als je een continentaal bent die maar niet kan wennen aan dat links
rijden hier.
De trams hebben een hoge vloer en de perrons zijn
even hoog; een gemakkelijke instap. De wagens zijn uitgerust met een
stoomfluit in plaats van een bel, althans zo klinkt het, al zal die
fluit wel uit een digitaal apparaat komen.
De wagens filmen
geen lijnnummer maar alleen de bestemming. Een dienstregeling heb ik
nergens kunnen vinden, alleen een lijstje met eerste en laatste ritten
van de dag. De frequentie op de meeste lijnen is 12 minuten, altijd:
overdags en in de avond, op werkdagen en in het weekend. Op drukke
tijdstippen wordt gereden met 2 gekoppelde wagens.
Zoek maar
niet naar de stopknop; ze stoppen altijd. En betreed ze niet zonder
kaartje, dat kost je 100 pond als je gesnapt wordt.
Tickets
kunnen alleen gekocht worden bij een automaat op het halteperron. De
tarieven zijn heel schappelijk. Het net kent 4 concentrische zones,
rond de binnenstad, die zone 1 is. Als ik aankom, is het vrijdagavond.
Je trekt dan volledig profijt van een Weekend Travelcard voor het hele
Metrolink-net. Die kost slechts £6,60 en is geldig van vrijdag 18:00
uur tot zondagavond einde dienst.
Die eerste avond trek ik zo’n
kaartje uit de automaat op het tramperron bij Deansgate dat gelegen is
op een viaduct. Aangezien ik hier toch heg nog steg ken, besluit ik
gewoon de eerste de beste tram te nemen die zich aandient. Dat is er
een naar Ashton-Under-Lyne, en ik ga dus naar Ashton-under-Lyne, 10 km
ten oosten van Manchester.
Het eindpunt in Ashton-under-Lyne
De tram stopt bij het St. Peter´s
Square waar in 1819 dat drama plaatsvond, en bij Manchester Gardens
vlak om de hoek bij mijn hotel. De halte Piccadilly Station ligt in een
tunnel onder het station. Een paar haltes verder passeren we
het Etihed Stadion waar Manchester City zijn thuiswedstrijden
afwerkt. Die
uitheemse naam is gegeven door de Arabische sponsor van de club.
Deze
tramlijn voert voornamelijk door winkelstraten, onder meer van het
dorpje Drylsden. Het gaat niet echt snel, en met een zwaar
kedeng-kedeng geluid. Een doodnormale tramlijn, hij heeft niks van een
metro.
Na een dik halfuur bereikt de tram het eindpunt in het
forenzendorp Ashton-under-Lyne, bij een Aldi en een IKEA. Het stuk dat
ik zie van het dorp is inderdaad een beetje onder de lijn; het
oogt wat afgebladderd, zo in de avondschemering.
De volgende
avond stap ik in bij Piccadilly Gardens. Deze keer wil ik de andere
kant op, en neem weer de eerste die zich aandient. Dat is de tram naar
Altrincham.
De tram verlaat het centrum over een viaduct bij
hoge flatgebouwen. Daar we gisteren langs het stadion van Manchester
City reden, moesten we nu, voor het Grote Evenwicht der Dingen,
eigenlijk dat van Manchester United passeren. We stoppen dan ook bij de
halte Old Trafford. Het stadion dat we zien, is echter dat voor
cricket, dat ook enorm populair is in Engeland. Het voetbalgebeuren
ligt bijna een halve mijl verderop. Hier in de buurt bevindt zich ook
de tramremise.
De tram krijgt nu ineens vleugels en de
snelheid wordt opgevoerd naar de 50 mijl ofwel 80 km per uur die staat
opgegeven als maximum snelheid. Dit is een metroachtig traject over een
oude spoorlijn.
Het eindpunt is het spoorwegstation Altrincham, 12 km ten
zuidwesten van Manchester. Ik loop even het dorp in.
Net
als in Ashton-under-Lyne en de rest van Engeland is er op elke
straathoek een pub. Daaruit bulkt muziek naar buiten. Voor de deur
staan kluitjes mensen te roken of te ‘vapen’: lurken aan zo’n kort
blaasroer. De elektronische sigaret is in Engeland populairder dan
hier; bijna iedereen heeft er een tussen de lippen. Rokers denken dat
ze minder schadelijk zijn dan klassieke nicotinesigaretten, maar
volgens mij belazeren ze daarmee zichzelf. Over een jaar of wat wordt
ontdekt dat je er nog sneller en pijnlijker en onvermijdelijker aan
doodgaat dan aan papieren saffies.
Altrincham lijkt een knus stadje, met langs de belangrijkste
winkelstraat
nog steeds, of nu alweer, kerstbomen.
Ashton-Under-lyne en Altrincham
De
volgende dag, zondag, gebruik ik de tram alleen voor een ritje naar
station Manchester Victoria, waar ik in de trein naar York wil stappen
(wat hieronder allemaal nog behandeld zal worden; dit is geen
chronologisch verhaal). En dan zit het weekendje Metrolink er alweer
op. Voor komend weekend staan er buitendienststellingen aangekondigd
voor diverse lijnen. Werkzaamheden, maar dat heet hier heel
eufemistisch: improvements.
Mandagochtend is mijn laatste ochtend in Manchester en tevens
de aftrap van het culturele deel van mijn reis. Ik wil naar het museum
The Lowry in Salford, een grote voorstad van Manchester. Ook hier
brengt de tram me. Na 9:00 uur is er ook weer een keur van goedkope
dal-urentickets verkrijgbaar; bijvoorbeeld een dagkaart voor zones 1
plus 2 voor £3,40.
Er rijdt elke 6 minuten een tram naar
Salford; eindbestemmingen Eccles of Media City. De laatste, dat is weer
zo’n toevallige ontmoeting met iets bekend Brits, net als Jodrell Bank.
Media City, dat blijkt de overbuurman van The Lowry. Het
studiocomplex aan het water is bijna 1 km2 groot en biedt emplooi aan
duizenden
medewerkers van BBC en de commerciëlen.
Mijn twee
lievelingsprogramma’s worden er opgenomen: University Challenge en
Mastermind, beide van de BBC. Ik kijk er al naar sinds we in de jaren
80 BBC kunnen
ontvangen op de kabel. University Challenge is een quiz voor
studententeams. Over Mastermind schreef ik in de oertijd van
deze site:
De [toenmalige] presentator, Magnus Magnusson, onderwerpt vier kandidaten aan een spervuur van vragen over algemene ontwikkeling en over een door de ondervraagde gekozen specialist subject. De meeste deelnemers aan Mastermind hebben een benijdenswaardig hoog voorhoofd, mogelijk veroorzaakt door hypertrofie van het hersenweefsel, en oefenen het beroep uit van retired schoolteacher of mature student. Dat laatste is een Brits-eufemistische benaming voor iemand die op latere leeftijd nog probeert te leren wat anderen allang vergeten zijn.
Mastermind is een demonstratie van pure feitenkennis en - wat belangrijker is - van trots daarop. Het spel gaat om des keizers baard; de seizoenswinnaar toucheert, behalve onsterfelijke nationale roem in het Verenigd Koninkrijk, alleen een fraaie glazen bokaal.
Voor de
universiteitsquiz geldt ongeveer hetzelfde: een trofee voor de winnaars
van de finale, eeuwige roem en iets wat de aandacht trekt op je CV.
Ik
kíjk er niet alleen naar, ik doe ook mee vanaf de bank in de huiskamer,
en probeer de kandidaten te vlug af te zijn. Vooral lastig bij
University-Challenge; 2 teams van 4 ragscherpe jongelieden als
tegenstander.
Dat gebeurt dus allemaal hier! Engeland komt nu
wel heel erg dichtbij! Ik kijk goed om me heen of ik net niet toevallig
John Humphrys van Mastermind of Jeremy Paxman van University Challenge
uit zijn auto zie stappen voor de opnamen voor komend seizoen. Dat zou
echt het hoogtepunt van mijn reis zijn. Maar nee…
Na
museumbezoek terug naar de city met Metrolink. Een aantrekkelijk
OV-systeem, is mijn indruk van een paar ritjes. Toch zijn de
vervoerscijfers, 140.000 reizigers per dag, niet erg indrukwekkend voor
een lightrailsysteem in zo’n groot, dichtbevolkt stedelijk gebied. Is
ook de Mancunian niet uit zijn auto te branden?
De volgende keer de tram van Blackpool.
Tot
hier gepubliceerd op 12 juli 2019
We
keren terug naar de zaterdag. Blackpool staat op mijn programma. De
trein daarheen komt van Manchester Airport en vertrekt elk halfuur
vanaf spoor 14 van Manchester Piccadilly. Het hoogste spoornummer, en
samen met 13 ligt het ergens ondergeschoven in een uithoek van het
grote station. Steile trappen moet je ervoor beklimmen en lange
rolbanen transporteren je er verder naartoe. Het zijn de enige perrons
voor doorgaande treinen; de overige 12 zijn kopsporen.
Een
enorme drukte op perron 14. Iedereen zal wel naar het strand willen op
deze zaterdag, hoewel het weer een stuk minder is dan gisteren:
bewolkt, aan de frisse kant, met kans op regen in de loop van de
middag. Inderdaad: het weer is heel veranderlijk in deze streek en
hittegolven duren er bijzonder kort.
Gelukkig stappen er ook
veel mensen in de trein naar Glasgow die er vlak voor zit. Ik vind een
plekje in de die naar Blackpool North van de maatschappij Northern, de
me er vorig jaar op die zaterdag niet wilde brengen vanuit Liverpool,
wegens een staking.
Northern
bestaat nog maar sinds 2016 en heeft in die korte tijd al een beroerde
reputatie opgebouwd: veel vertraging, veel uitval; veel stakingen.
Vanmiddag op de terugweg zal ik ook de aller-aller-ernstigste
vertraging van deze hele week oplopen… maar dan nog niet meer
dan
7 minuten. De rest van de week: geen oponthoud van betekenis!
We
rijden stapvoets door Manchester, langs die inmiddels bekende rode,
bakstenen industriegebouwen. In Manchester wordt nog gestopt op het in
deplorabele staat verkerende station Oxford Road en het redelijk
geconserveerd ogende Deansgate. Het vertreksignaal wordt in de UK niet
gegeven door de conducteur, maar door een stationsmedewerker, die een
degelijk ouderwets ‘spiegelei’ heft als de trein kan gaan rijden.
Dit
is een boemellijntje. Enkele instappers op de verschillende stations
hebben strandspullen bij zich. Maar zoals ik in Blackpool zal merken:
er zijn daar spannender bezigheden te bedenken dan aan het strand
liggen alleen.
Bij station Preston kruis ik mijn pad van vorig jaar, toen ik een
middag Carlisle
deed. De spoorbaan van Preston naar Blackpool dateert ook alweer uit de
1840’s. Elektrificatie ervan werd pas kort geleden ter hand genomen; in
mei 2018 was het werk gereed.
Bij Kirkham & Westham splitst
de baan in twee takken met als eindpunten Blackpool North en Blackpool
South, twee kopstations die onderling niet rechtstreeks verbonden zijn.
Het eerste is verreweg het grootste en drukste station, met treinen
naar Manchester, Liverpool, Leeds / York en 4 keer per dag helemaal
naar Londen. Blackpool South ziet slechts eens per uur een trein naar
Preston vertrekken – en is dit weekend helemaal buiten dienst wegens
werkzaamheden.
Engeland loopt langzaam golvend af naar de zee. De sporen monden uit in
wat Zandvoort
niet heeft: een groot emplacement, en we komen aan op Blackpool North.
Nou, ik ben brandnieuwsgierig naar Blackpool!
Volgens
wat ik over die stad gehoord en gelezen heb, is het namelijk hét
hellhole van GB. De criminaliteit zou die van de slums in de grote
steden verre in de schaduw stellen. Kinderen van hooguit 11, 12 jaar
liggen er volgens verhalen stronken in de goot, in plaats van hun dagen
in klaslokalen door te brengen. En de straten en attracties
zouden helemaal verloederd en verlaten zijn door concurrentie van
goedkope vakantievluchten naar Benidorm.
Dat laatste is wel heel
onwaarschijnlijk in een land waar bijna de helft van de mensen elk
dubbeltje moet omdraaien. Een dagje Blackpool ligt dan meer voor de
hand dan een vakantie in Spanje. En ook van die andere nare dingen zie
je natuurlijk niets als je er zelf rondloopt.
Ik doe dat
gedurende een uur of 2, alvorens de tram te nemen. Er giert in die tijd
wel eens een politiesirene, maar waar heb je dat niet?
In
Talbot Road, het straatje van het station naar de boulevard, heeft
‘News and Booze’ niet over gebrek aan klandizie te klagen. Twee panden
verder is de etalage van ‘Books, Arts & Learning’
dichtgetimmerd en
dichtgeplakt. Dat zet wel de toon, niet die van een hellekolk, maar wel
van een plaats waaruit liefhebbers van verfijnd cultureel genot
gevoeglijk weg kunnen blijven.
Ik zie opvallend veel mannen met
uitgelubberde bierbuiken en vormeloze vrouwen in kleurige lappen, met
hun haar in tinten waar zelfs Mrs. Slocombe niet van had kunnen dromen.
Het zichtbaar dragen van tattoos is vast en zeker verplicht volgens de
APV van Blackpool. Ik verwacht dan ook spoedig gearresteerd te worden
door de Tattoo Police. Als je aan tatoeages niet genoeg hebt als
versiering, kun je ook nog in de wachtkamer gaan zitten van de
Bodypiercing Clinic, maar ik weet niet of de National Health Service de
behandeling aldaar vergoedt.
Wat is hier verder te doen? Genoeg!
Je hebt een heel lange boulevard en 3 pieren, de North Pier, de Central
Pier en de South Pier, helemaal vol amusement. Popmuzikanten die in de
jaren 60, 70 of 80 wel eens een hitje hebben gescoord, bouwen hier hun
loopbaan af. Good old Hazel O‘Connor, wanneer stond die voor het laatst
in de top-10?; laat het in 1981 geweest zijn. Daarnaast zijn er Karaoke
Bars voor wie zelf denkt te kunnen zingen en bingohallen bij de vleet.
Aan
het begin van mijn wandeling heb ik me voorgenomen, de
Fish-&-Chips-stalletjes te tellen, maar ergens tussen de 50 en
60
ben ik de tel kwijtgeraakt. Vers uit de zee, zijn ze; ik hoop dat dat
alleen geldt voor de vis en niet voor de aardappels. De goedkoopste
rekent slechts £ 3.50 voor een portie, met maag- en
darmbezwaren
er gratis bij als toespijs.
Behalve per tram en dubbeldekker
kun je je hier ook laten verplaatsen in een Assepoester-koets. Ze zijn
erg in trek, ze rijden af en aan over de boulevard. In één ervan zie ik
zelfs een dame zitten met een baljurk die er goed bijpast. Elke avond,
als de laatste trams naar de remise rijden, veranderen al die koetsen
in pompoenen. Een ander vervoermiddel, een stuk NL-cultuur dat de
Noordzee is overgestoken: de bierfiets.
Ik zou ook door
clairvoyants, zigeunervrouwen en paranormale media (moordende
concurrentie) mijn hand kunnen laten lezen, mijn geboortehoroscoop doen
analyseren, de tarot laten leggen. Maar ik heb zoiets van: ik zie
vanzelf wel wat de toekomst me zal brengen. Je moet niet alles van te
voren willen weten.
De
Tower van Blackpool is 158 meter ofwel 518 voet hoog (voeten een
anagram van meters, zou dat vaker voorkomen?). Waar de architect zijn
inspiratie voor het gevaarte vandaan heeft gehaald, hoef je niet na te
slaan in de Wikipedia; het is in één oogopslag duidelijk. Deze toren is
gebouwd in 1894 en dus maar 5 jaar jonger dan zijn Parijse voorbeeld.
De tram, dan.
Blackpool
kent één tramlijn. Hij is 18 km lang en verbindt de halte Starr Gate in
het uiterste zuiden van de stad met Fleetwood (zonder Mac), een dorp 10
km ten noorden ervan. Hij loopt over het grootste deel van zijn route
over de boulevard, met uitzicht op zee; alleen in Fleetwood voert zijn
spoor iets meer landinwaarts.
De vergelijking met de Vlaamse Kustlijn
dringt zich op, al is die bijna 4 keer zo lang. De Blackpoolse tram
bestaat ook precies even lang: sinds 1885.Toen ging hij al op
stroom, al kwam die de eerste 14 jaar uit een geul in de grond, en pas
na 1899 van de bovenleiding. En evenals zijn Belgische evenknie rijdt
hij in de zomer met een hogere frequentie (10 minuten) dan buiten het
seizoen (15 minuten).
In 134 jaar tijd versleet Blackpool een
enorme hoeveelheid tramtypen, waaronder veel dubbeldekkers. Op sommige
zomerdagen rijden vintage-trams speciale ritten over het drukste stuk
boulevard. Deze zaterdag is dat het wonderlijke open geval op de foto.
Als er een reguliere tram langs wil, wordt het oudje even op een
zijspoor gerangeerd.
Sinds 2012 wordt de dienst onderhouden
met hypermoderne Felicity-2-wagens van Bombardier die bestaan uit 5
segmenten. Dat is dan ook alweer een Vlaamse trekje: onder de naam
Albatros rijden zulke trams ook rond in Antwerpen
en Gent,
al zijn ze niet precies hetzelfde.
Tussen 1961 en 1992 was Blackpool de enige stad in heel de UK die een
tramnet bezat.*)
En een net was het niet eens. Het was maar één lijn, deze kustlijn; één
tramlijn in dat grote land. Enkele andere Blackpoolse lijnen, die vanaf
het centrum landinwaarts voerden, waren al gesloten. Pas in 1992 kreeg
die ene lijn gezelschap van de Metrolink van Manchester.
*) Wonderlijk
toeval, maar op de avond dat ik dit typte, stuurde een lezer die in
Wales op vakantie was geweest, een foto van de Great
Orme Tramway bij
Llandudno. Dat is een toeristische kabeltram, die rijdt sinds 1902.
Maar die telt blijkbaar niet mee als tram, want hij wordt nooit genoemd
als mede-overlevende van de tramkaalslag.
Momenteel is
een bescheiden uitbreiding van de lijn in Blackpool in uitvoering.
Vanaf 2020 rijdt de tram via Talbot Street naar spoorwegstation
Blackpool North, en daarna via dezelfde weg terug om zijn route over de
boulevard te vervolgen.
(…)
(…)
(…)
(…)
‘Albatros’, Fleetwood Mac (1968)
Instrumentaal
Clip op YouTube
Ik
stap in bij de halte Tower. Een conducteur controleert en verkoopt
kaartjes, die hij tevoorschijn brengt uit een handzaam printertje. Een
24-uurs-kaart voor tram en stadsbus kost £ 5,50.
Eerst naar
Fleetwood. Haltes zijn behoorlijk dik gezaaid op dit traject: 38 in
totaal van Starr Gate tot/met Fleetwood Ferry. Bij het vertrek van elke
halte klinkt dezelfde riedel uit de luidspreker: ‘Hold tight please!
Press the stopper when you wish to exit the tram. This tram is for
Fleetwood. Next stop… ‘ De conducteur zal het wel niet meer hóren…
Een
eind voorbij North Pier houden de attracties langzamerhand op. Verder:
hotels, hotels, schouder aan schouder. We bereiken Fleetwood. Ik stap
uit bij de op 2 na de laatste halte en loop verder naar het eindpunt.
Fleetwood
is een rustige badplaats, een oase voor wie genoeg heeft van Blackpools
reuring. Wederom loop ik in het spoor van een Beatle. John
Lennon, bij wie ik vorig jaar nog op de thee was, bracht hier in zijn
jeugd vele zomervakanties door bij een neef en nicht.
Ik kak
ineens helemaal in en krijg een ernstige geeuwaanval. Was 1000
kilometer tussen de rails in iets meer dan een etmaal dan toch te veel
van het goede? Dat kan ik me niet voorstellen. Oh nee, wacht even; het
is natuurlijk zo’n afternoon-lull, zo’n 3-uurs-dip. Weliswaar is het
pas 2 uur, maar ik heb gisteren onder het Kanaal mijn horloge een uur
teruggezet, dus het is eigenlijk toch 3 uur; dat zal het wezen.
Ik
ga maar even rustig op een bankje zitten in het mooie duinpark bij de
zee. Had ik nou maar een pak met van die Boost-repen in mijn tas!, in
plaats van 2 oude kadetjes. Sommige mensen zweren echter bij
Fisherman’s Friend als oppepper. Mocht je tot die groep behoren, weet
dan dat de hoofdvestiging van die wereldwijde onderneming uitgerekend
staat in dit plaatsje Fleetwood; ik kwam er daarnet langs met de tram.
Het
snoepje is ook in Fleetwood uitgevonden, als keelpastille voor
zeelieden die in deze gure streken vaak last hadden van verkoudheid.
Het
park is, net als bijna heel Fleetwood, ontworpen door Decimus Burton
(1800-1881), een van de beroemdste Britse architecten van zijn era.
Zijn ongewone voornaam dankte hij aan het feit dat hij het 10e kind was
van zijn ouders. Er kwamen er nog 2 na hem om het dozijn vol te maken.
Dat
rare geval op dat duin is niet van zijn hand, maar van na zijn tijd.
Wat het is, weet ik niet; ik denk een folly, een architectonisch
grapje.
Wel tekende Burton in 1844 voor het North Euston
Hotel. Dat was een bekend tussenstation op een trein-boot-treinroute
naar Schotland. Er reed ooit een trein naar Fleetwood. Dat ligt aan
Morecambe Bay, een diepe inham in de kust. 20 km verder naar het
noorden is er weer land; ik zie het vaag in de nevel. Daar kon je, na
een nacht in dat hotel, met een boot heen en daarvandaan met de trein
verder. Toen de West Coast Main Line werd geopend, verloor Fleetwood
zijn rol als pleisterplaats en het hotel veel klanten. Het heeft
duidelijk betere tijden gekend.
Ik
neem de tram teug. De rit naar het andere eindpunt duurt op een paar
minuten na een uur. Voorbij de Tower ligt Pleasure Beach, een enorm
pretpark met maar liefst 11 rollercoasters. De conducteur in deze tram
verkoopt niet alleen kaartjes, maar houdt bij elke halte een heel
verhaal over wat daar te beleven valt.
Aan het eind van de lijn
schuil ik in de abri een poosje voor een felle regenbui. Ik bel mijn
broertje uit Den Haag even op. Het is daar ruim 30 graden en de
Nederlandse leeuwinnen hebben zojuist in het WK de kwartfinale tegen
Italië gewonnen met 2-0.
In de loop van de middag is het
gekrijs van politie- en ambulancesirenes steeds frequenter
geworden. Blackpool maakt zich op voor een wilde, woeste zaterdagavond,
vrees ik. Ik pak de tram naar het centrum en op Blackpool North de
trein terug naar Manchester.
Tot
hier gepubliceerd op 17 juli 2019
Station Manchester Victoria
De dag daarop wil ik naar York en Scarborough. Daarvoor moet je vanuit Manchester de Pennines over en ik neem dan ook de TransPennine Express, de TPE. De Schotse, mondiaal opererende vervoermaatschappij FirstGroup heeft een franchise – wat net weer iets anders schijnt te zijn dan een concessie – voor de TPE: trajecten in Noord-Engeland en Zuid-Schotland.
Zelfs op zondagmorgen rijdt er elk kwartier een trein van Manchester naar York. Ik reis vandaag op de TPE-lijn Liverpool Lime Street – Scarborough, die bijna coast-to-coast van west naar oost loopt. Deze trein rijdt eens per uur en bedient de stations Lea Green, Manchester Victoria, Huddersfield, Leeds, York, Malton en Seamer. Victoria dus, geen Piccadilly, deze keer.
Het
is ook wel handig om dat lijstje stations even in je hoofd te prenten
voor je vertrekt. Dan weet je of je zomaar op een stoel kunt gaan
zitten die voor een deel van de reis gereserveerd is. Bij TPE gaat dat
met kaartjes die aan de rugleuningen van stoelen worden bevestigd. Niet
met digitale bordjes. Die kaartjes zien eruit of ze door een
IBM-bolletje betypt zijn. Wat een werk moet dat zijn om alleen al één
trein voor vertrek gereed te maken met die reserveringskaartjes.
En
TPE heeft honderden exemplaren rijden van de treinen die je hier op
de foto ziet: diesels met 3 bakken en een topsnelheid van 100
mijl
= 160 km/uur. Inderdaad, diesels. Ik zal ze vaker tegenkomen, deze
week. Veel trajecten in Engeland, ook op hoofdassen van het
spoorwegnet, zijn niet geëlektrificeerd.
Er is catering aan boord. De meeste stoelen zijn gereserveerd, maar ik vind er een die pas na York bezet zal zijn; neerploffen, dus.
De door wolken aangeraakte Pennines vormen zo langzamerhand mijn lievelingsuitzicht vanuit een Engelse trein. We koersen door dorpjes en langs huisjes en nemen zo nu en dan een lange tunnel onder een Pennine door.
Na Leeds wordt het echt druk. De conducteur bekijk ik met bewondering, gewend als ik ben aan de eersteklas-plucheplakkers in Nederland. Na elk station loopt hij alle wagens door en controleert de kaartjes van degenen die bij het laatste station zijn ingestapt. ‘Mind the gap between expectations and reality’, roept hij om in Leeds, nee, gekheid, voegt hij eraan toe, het gaat om het gat tussen treinvloer en perron.
Goed,
ik let op het gat, bereik het perron van het fotogenieke, oude station
York, in een flauwe bocht, en loop naar het National Railway Museum.
Dat is niet moeilijk te vinden; je neemt de achteruitgang van het
station en daalt een trap af naar het uitgestrekte museumterrein.
Je mag erin tegen een vrijwillige bijdrage - die je dan onder de ogen van de dame bij de entree moet offeren of weigeren. Men suggereert: 5 pond, maar als ik het dubbele in de gleuf van de doorzichtige geldbak wil gooien, vraagt de vrouw bezorgd, of ik het echt wel kan missen (van mijn schamele Old Age Pension, vermoed ik dat zij vermoedt).
Ik stel haar in dat opzicht gerust, gooi het tientje in het doorzichtige offerblok en betreed een pracht van een museum met een kleine honderd locs, met wagons, met talloze andere spoorvoorwerpen en veel informatie, vooral over de ontwikkelingen van de laatste eeuw.
Zo’n stoomloc lustte wel een paar kolen.
Er staan enkele verhelderende panelen over de geschiedenis van de Britse spoorwegen sinds WO2. In 1948 werden alle spoorwegmaatschappijen in de UK genationaliseerd tot British Rail – na een behoorlijk lange aanloop; al in 1844 waren er stemmen voor opgegaan. In die tijd zwoer men nog bij stoom. In 1960 reden er 17.000 stoomlocs in de UK, en rolden er nog dagelijks nieuwe exemplaren van de lopende band in de fabrieken. In 1969 reden er nog welgeteld 3…
In die jaren was ook een grootscheepse saneringsoperatie tot stand gekomen onder de directeur van BR, Dr. Richard Beeching (1913-1985); nog steeds een roemruchte naam. Hij zag al snel in dat de spoorwegen een 20/80-dingetje waren: 80% van de passagiers werd vervoerd op de drukste 20% van het net. Verder stapte op de stilste 50% van de stations slechts 5% van de reizigers in.
De Beeching Axe was geboren. Te onrendabele lijnen – en ook stille stations op drukke lijnen - gingen onherroepelijk voor de bijl. Hele plattelandsstreken raakten daardoor verstoken van railvervoer. Van de 18.000 mijl treinroute bleef na de ingreep van Beeching nog maar 12.000 mijl over. Maar van de overgebleven mijlen wees hij wel ongeveer de helft aan als hoofdas van het railnet, waarop grote investeringen zouden gaan plaatsvinden.
In de jaren 80 werd onder het bewind van premier Margaret Thatcher gewerkt aan privatisering van de spoorwegen. Die kreeg zijn beslag onder haar opvolger John Mayor, in 1994.
In het tijdperk rond dat jaar ging het echt niet goed met het Britse spoor. De trein had een verschrikkelijk slechte naam in de UK. Je kon in die tijd niet naar een komiek kijken op de BBC, of de spoorwegen werden wel afgezeken. Het moest wel heel bar zijn, allemaal. Anno nu maakt het spoor toch beslist geen slechte indruk op me; vorig jaar al niet en ook deze hele week niet.
Een
greep uit de overvloed van duizenden dingen in dit museum, voorwerpen
met elk hun eigen verhaal. Zie de plaatjes, van links naar rechts en
van boven naar beneden.
Een koninklijk rijtuig uit WO2 en een uit de Victoriaanse periode. De laatste werd gewoon aan een reizigerstrein gekoppeld. De eerste kende weinig opsmuk in het interieur, maar was wel gepantserd. De koninklijke familie reisde er het hele land mee rond om de burgers in de oorlog een hart onder de riem te steken.
Niet lopen te klooien met de bel, en verder waren er ook draconische maatregelen tegen iedereen die zich misdroeg.
De hyper-nauwkeurige moederklok van station London Euston, waar iedere machinist en conducteur zijn horloge op gelijk moest zetten en waar ook alle stationsklokken gelijk op werden gezet. Groot-Brittannië kende ooit lokale tijd; in elke plaats was het 12:00 uur als de zon in het zuiden stond. Dat bracht tijdsverschillen met zich mee die erg lastig waren voor de uitvoering van een spoorwegdienstregeling. Daarom ging men al in 1850 over op de standaardtijd van Greenwich, de wijk in Zuid-Londen waarover de nulmeridiaan loopt.
De Shinkansen van Japan was in 1964 de eerste hogesnelheidstrein ter wereld. Het interieur valt me mee: aardig ruim bemeten, ook voor lange Europeanen.
Tot 1914 reed de – inmiddels al lang opgeheven - Port Carlisle Railway met paardentreinen, die gewoon een 1e, 2e en 3e klasse kenden. Daarnaast: een heel ander soort paardentrein voor het vervoer van kolen, maar ook van paarden. Die goederenwagons werden met paardenkracht de heuvel op getrokken en reden er door de zwaartekracht weer af – met het trekpaard aan boord, dat dan zijn hoeven niet moe hoefde te maken tijdens de afdaling.
Een grote ‘draaischijf’ voor locs.
Ouderwetse handbediende seinen.
Een soort herdersstaven voor het bewaken van enkelsporige trajecten. Alleen als de staf aanwezig was in een kastje aan het begin van het enkelspoor, mocht de machinist het spoor oprijden. Daarbij moest de conducteur dan de staf meenemen en die aan de andere kant weer in net zo’n kastje stoppen. Het personeel van de tegemoetkomende trein wist het dan zeker: staf aanwezig, spoor vrij.
En ten slotte Dr.
Beeching himself. Station Walmington on Sea uit Dad’s Army zou aan zijn
saneringsdrift ten onder zijn gegaan, als dat station echt bestaan
had. Maar zelf leende hij postuum zijn naam aan een andere sitcom uit
de 90’s: Oh, Doctor Beeching!’ Die ging over een station aan een
noodlijdende spoorlijn in de jaren 60, die ten prooi dreigde te vallen
aan de Beeching Axe. De titelheld zelf kwam in geen enkele aflevering
voor. Geheel in stijl werd de serie na slechts 2 seizoenen ‘axed’.
Heeft Beeching de spoorwegen verziekt of juist gered? Was hij een kille saneerder of snoeide hij om te groeien? De discussie over die vragen woedt al een halve eeuw voort in de UK; ja, waarover is daar geen onenigheid?
Are
you going to Scarborough Fair?
Parsley,
sage, rosemary and thyme
Remember
me to one who lives there
For
once she was a true love of mine
Have
her make me a cambric shirt
Parsley, sage, rosemary and thyme
Without no seam nor fine needle work
And then she'll be a true love of mine
‘Scarborough
Fare’, traditional, vooral bekend in de versie van Simon
and Garfunkel (1966)
Live-uitvoering op YouTube
Het is dit liedje dat me naar de kustplaats aan de Noordzee heeft gelokt. Het stamt uit de middeleeuwen. De ‘ik’ verzoekt de aangesprokene, die de jaarmarkt van Scarborough gaat bezoeken, de groeten te doen aan zijn lief van weleer die daar woont. Die moet een aantal onmogelijke opdrachten uitvoeren om ooit weer de zijne te zijn. Maar dat gaat ‘m niet worden; zoveel is duidelijk.
Het refrein: ‘Parsley, sage, rosemary and thyme’ (peterselie, salie, rozemarijn en tijm), heeft geen enkele relatie met de boodschap van het lied, of ik moet iets belangrijks over het hoofd zien, door mijn onverstand in liefdeszaken. Je zou volgens mij net zo goed kunnen zingen: ‘Knolraap, lof, schorseneren en prei’, zoals drs. P deed in een ander liedje.
De
jaarmarkt van Scarborough heeft bestaan van de 13e tot de 18e
eeuw. Hij was befaamd in heel Engeland en ver daarbuiten; hij
trok ook vele bezoekers van overzee. Het jaarlijkse festijn duurde niet
minder dan 6 weken, van half augustus tot eind september. Tegenwoordig
heeft Scarborough nog wel een markthal – die op zondag gesloten is.
Een
klein uurtje treinen vanaf York; goed om even bij te komen na uren
dwalen in het spoorwegmuseum. Mensen verklaarden me voor gek: 7 steden
in 7 dagen. Maar er is wel degelijk over nagedacht. In de trein kan ik
uitrusten van het wandelen en ik wandel steeds om weer in beweging te
komen na een lange treinreis. De termijn van 7 dagen heb ik ook met
zorg gekozen. Mijn handzame rolkoffer is net groot genoeg om er spullen
voor 7 dagen in te proppen, zodat ik niet op pad hoef met een
scheepskist die ik trein-in, trein-uit moet hijsen; travelling light!
In Scarborough kan ik de Noordzee eens van de andere kant bekijken. De son, die ’s avonds in Sandfoort in de see sakt, rijst er de volgende ochtend in Scarborough weer majestueus uit op. Deze kustplaats ligt hemelsbreed 391 km van Zandvoort. Nederlandse zeelui noemden hem Scharenburg. Ze moesten, om er vanaf de Hollandse kust te komen, ongeveer noordwest koersen. Scarborough ligt een flink stuk naar het noorden, hoger nog op de aardbol dan Hamburg.
Ligt Fleetwood aan een inham, Scarborough meer aan een uitham. Die vormt een kom waarin waterscooters fraaie patronen achter zich aantrekken. Dat zie ik vanaf een heuvel bij de 12e-eeuwse burcht die hier land en zee staat te overzien. De Romeinen hadden op deze plek al een primitieve semafoor staan, een seintoestel.
De stad Scharenburg zelf is een mildere versie van Blackpool: iets minder chipshops, iets minder vertier. Zowaar zie ik in de hoofdstraat enkele galerieën. Bingooien kun je er ook wel. Ik loop even een Bingohal binnen. De spelleider, hangend in zijn stoel, leest de nummers voor met verveelde, dodelijk vermoeide stem; wat een rotbaantje, en dat de hele zomer, elke dag!
Dat
bingo, dat is een volkssport in GB, een verslaving zelfs, voor
sommigen. Er wordt gespeeld om flinke geldprijzen. Maar de afgelopen
10, 15 jaar, met de opkomst van online-gokken, is de traditionele
bingohal wel op z’n retour.
So you
think you're having good times
With the boy that you just met
Kicking sand from beach to beach
Your clothes are soaking wet
But if you look around and see
A shadow on the run (on the run)
Don't be too upset because it's just a paper sun
‘Paper
Sun’, Traffic (1967)
Clip op YouTube
Ook
zo’n popklassieker, een psychedelisch nummer uit The Summer of Love.
Dat soort liederen gingen meestal over drugs, mystiek, dood, Vietnam,
onbereikbare liefdes en allerlei vage, dromerige zaken. Maar ‘Paper
Sun’ - met de in 1967 obligate sitar: joing, joing, joing
- gaat gewoon over een vakantie aan de Britse kust met matig weer en
matig vermaak. Als ik dit nummer voortaan hoor, zie ik er de Engelse
kust bij. En wat ik er bij zag voordat ik daar ooit geweest was, dat
weet ik nu al niet eens meer.
Het verhaal over Engelse stations wordt eentonig. Ook dat van Scarborough is gebouwd in de jaren 1840. Er vertrekken treinen naar Liverpool en Hull. Het heeft de langste stationszitbank ter wereld, 138 meter (niet op mijn foto). Maar iedereen staat op het perron te wachten tot de deuren van de trein naar Liverpool opengaan om zich de trein in te kunnen worstelen en misschien nog een niet-gereserveerde zitplaats te veroveren.
Mij lukt het nog net. Ik word omringd door complete families, 3 of 4 generaties soms, die een middag zee achter de rug hebben. Ze stallen een enorme hoeveelheid voedsel uit op de tafeltjes, waarbij vooral grote balen chips opvallen en 1½-literflessen onversneden cola. Een paar meter verderop breekt de eerste onenigheid over gereserveerde plaatsen uit.
Het
was een redelijke zomerdag, maar als ik weer in York aankom, staat er
zelfs geen papieren zon meer aan de hemel. Toch nog een wandeling door
de binnenstad, waarvan de muur intact is gebleven door de eeuwen.
De
stad valt vooral op door de vele stegen met kleine, scheve woonhuizen
uit de middeleeuwen. Het Chinese restaurant rechtsonder maakt deel uit
van het oudste rijtje huizen van de stad, ruim 700 jaar. Even
onthouden, die chinees, voor straks.
De Minster, de kathedraal, doe
ik geen recht met deze donkere foto van de zijkant. Maar zie hem maar
eens helemaal op de foto te krijgen. De burcht, uit het tijdperk van
Willem de Veroveraar, op die puist, het lijkt wel of ik hem ergens
eerder gezien heb, maar waar?
Dit
is wel zo’n beetje de anatomie van historische Britse steden: de
citadel op een natuurlijke of een kunstmatige heuvel, de kathedraal,
Town Hall, vakwerkhuizen...York voegt daaraan nog The Shambles toe, dit
straatje. Daar wonen mensen die hun adres kunnen opgeven als: Het
Zooitje Ongeregeld, want dat betekent Shambles namelijk in modern
Engels.
Duizend jaar geleden was een shamble een plank, kraam of schap op een markt. The Shambles was simpelweg de markt, die in het 11e-eeuwse York inderdaad op deze plek was. Op zo’n markt werd veel vlees verhandeld, en er lagen dan ook bloedige bonken vlees in de kramen. Zo ontstond de betekenis bloedbad voor shambles. Er daaruit groeide dan weer de betekenis van een figuurlijk bloedbad: een puinhoop. En zo is het gekomen.
Ik schuil voor een plenzende regenbui onder een luifel. Maar als ik zie dat die toebehoort aan een Italiaans restaurant, ga ik daar binnen; die chinees kan ik vast toch niet meer vinden. En ik heb gisteren al gechineesd in China Town in Manchester.
Tegen donker de trein terug naar Manchester. Een maffe meid van een jaar of 20 zit vrijwel onophoudelijk te gillen en te krijsen tegen twee jongemannen in haar gezelschap. Bovendien bedelft zij ze van tijd tot tijd onder de zoenen, waar ze niet erg van gediend lijken te zijn.
In Huddersfield krast ze gelukkig op, met haar 2 chaperonnes. Voor de honderdste keer vandaag hoor ik omroepen of iedereen zijn bagage mee wil nemen. OK!, roept het meisje jolig, pakt haar weekendtas uit het bagagerek aan het begin van het rijtuig en keilt hem de trein uit, waarna de inhoud verspreid raakt over het perron.
Als je het mij vraagt, ‘spoort’ ze niet helemaal. Dit is het onverwachtse slotakkoord van dit lange stuk. In de volgende aflevering: cultuur in Engeland; cultuur, maar toch ook weer treinen. Die aflevering kan even op zich laten wachten; OV-acutualiteiten dichter bij huis vragen ook de aandacht .
Frans Mensonides
21 juli 2019
Er geweest: vrijdag 28 juni t/m maandag 1 juli 2019
©
Frans Mensonides, Leiden, 2019