‘Beminde
zaterdag’ is een rubriek over treinreizen op die dag met mijn
Weekend Vrij. De titel is ontleend aan een dichtregel van Constantijn
Huygens
die ook heel de week naar het vrije weekend liep te verlangen. Deze reeks is
geïntroduceerd in deel 1. Het
overzicht van alle tot dusverre
verschenen afleveringen vind je in het archief van mijn Thuispagina.
In
deze vroegzomer-aflevering hoop ik vaker op de fiets te kunnen stappen
dan tijdens het voorjaar, toen de zaterdagen nogal eens in het water
vielen. We beginnen met een fietstocht Nijmegen – Groesbeek, een
bescheiden afstand met onbescheiden heuvels.
‘Ei
Sörrender’, Nationaal Bevrijdingsmuseum in Groesbeek
- Fietsen over Berg en Dal
- Zoef, zoef, zoef,
zoef; allemaal met de trein naar de Grand Prix! - ‘Todeskandidaten’, Eerebegraafplaats
Bloemendaal - Per rail naar de
Grand Prix - Zandvoort per bus
-1,5 miljoen voor de
trein naar Zandvoort - Veur-Lent:
Nijmegen
op z’n smalst - Naar
Bemmel en terug
via de Beatlesstraat - Storm
in Zeeland - Stadhuismuseum
Zierikzee: poten in de klei - Beeldenpark
Drechtoevers: ‘zuig nu dit uitzicht in
blijf je verbazen’ - Zwijndrecht
- Alblasserdam en Kinderdijk - Naar Assen, met
sprezzatura
Dit hoofdstuk verschijnt op het Web op de 75ste verjaardag van D-day. Ik bezocht het Nationaal Bevrijdingsmuseum in Groesbeek al een paar weken eerder, zaterdag 11 mei, toen de Duitse inval in Nederland 79 jaar plus één dag geleden was.
Over de oorlogsnacht van donderdag 9 op vrijdag 10 mei 1940 gaat een familielegende. Ik geloof dat ik hem al eens verteld heb; als dat zo werkelijk zo is, vertel ik hem nu voor de tweede keer.
Mijn oma werd uit de slaap gehouden
door kanonnengebulder in de verte; ik denk dat zij de slag om Vliegveld
Valkenburg hoorde. Ze wekte mijn behoorlijk hardhorende opa: ‘Het is
oorlog!, het is oorlog!’
‘Huh’?
‘Ik hoor schieten!’
‘Oh, dat zijn oefeningen’, verklaarde opa met grote stelligheid, en
sliep verder. Het zou een gevleugeld woord worden.
De volgende morgen meldde de radio dat het wel degelijk oorlog was. Maar oorlog of geen oorlog, het leven ging door. Ja, het vaartochtje op de Kaag, dat gepland was voor het Pinksterweekend, werd afgelast. Maar die zondag verliet het gezin, mijn grootouders en moeder, wel onverstoorbaar het huis voor de vaste zondagmorgenwandeling in de Leidse Professorenwijk. Daarbij belandden zij ineens in het schootsveld van het Nederlandse afweergeschut dat stond opgesteld bij de spoorbrug over het Kanaal. ‘Wegwezen!, weg daar!’, brulden de soldaten. En toen zagen ze het met eigen ogen: het was echt oorlog.
Een bizar verhaal. Maar kom me nou niet aan met: ‘Er stónd daar helemaal geen afweergeschut’, of andere inside information waaruit zou blijken dat het een verzinsel is. Ik vertel het zoals ik het gehoord heb. Ik kwam 12 herfsten na Market Garden ter wereld; ik heb de oorlog niet meegemaakt.
Maar eigenlijk hebben wij, de naoorlogse generatie, dat ook weer wel. Geen dag ging voorbij in onze kindertijd of de Bezetting werd ons wel een keer voorgehouden; als we klaagden over het eten, bijvoorbeeld.
Vanmiddag heeft de 2e naoorlogse generatie de 3e meegetroond naar het Nationaal Bevrijdingsmuseum in Groesbeek om iets te leren over de oorlog. Veel kinderen lopen er rond in het museum, waarvan de meesten geen voorzaten meer hebben die er uit eigen ervaring over kunnen vertellen.
Het Bevrijdingsmuseum – dat in een verbouwings- en uitbreidingsoperatie verkeert – gaat over veel meer dan de bevrijding alleen. Het vertelt het complete oorlogsverhaal, vanaf het opkomend fascisme in Italië en Duitsland in de jaren 20 tot de wederopbouw.
Het heeft een zeer uitgebreide collectie, waarvoor je best een hele middag kunt uittrekken. Je kunt de nummers volgen die bij de verschillende items staan en die lopen van 1 tot en met 67. In het café, dat een panoramische blik biedt op de heuvelen rond Groesbeek, kan de bezoeker bijkomen van de hoeveelheid aan informatie.
Geen eenvoudige klus om een museum-top-5 samen te stellen uit deze overvloed. Het wordt een top-8. En ik beperk me tot teksten, die om een of andere reden vanmiddag meer indruk op me maken dan het beeldmateriaal. Teksten die vaak maar over een heel klein aspect van de oorlog gaan, maar toch heel tekenend zijn voor het geheel. Luidt het spreekwoord niet: Eén woord zegt meer dan 1000 plaatjes?
Ik geef die teksten dan toch meestal wel weer door middel van plaatjes; overtypen gaat erg snel vervelen.
*1*
Vertaald uit een Duits rekenboekje:
Wij
leerden in onze koopmansnatie rekenen met voorbeelden die vaak te maken
hadden met winst en verlies, zo niet van geld, dan wel van knikkers. De
schooljeugd in nazi-Duitsland kreeg heel andere uit het leven gegrepen
zaken voorgelegd. Maar de rekenkunst is neutraal: bommen leveren
dezelfde resultaten op als guldens en knikkers.
*2*
Generaal
Winkelman, de aanvoerder van de Nederlandse strijdkrachten, op een
ansichtkaart die kort na de capitulatie gedrukt werd. Vraag een
Nederlander waar in 1945 de Duitse capitulatie getekend werd, en hij
antwoordt: Wageningen.
Maar waar Winkelman op de dag na het bombardement op Rotterdam
Nederland overgaf: vrijwel niemand weet dat dat was in een schooltje
in Rijsoord,
een dorp ten zuiden van Rotterdam op het eiland IJsselmonde. Het
bijschrift op de kaart:
Zijn
helder inzicht, wijs beleid,
heeft
verder leed aan ons bespaard
hem
nimmer bannen uit ons’ gedachten
is
deze held zeer zeker waard.
*3*
Wie
zich al liet ontmoedigen door Nederlands nederlaag, niet het
Rotterdamse NTI, waarbij je ook ‘brieflessen’ kon volgen in de
taal van Hitlers aartsvijanden.
*4*
Ook
de belligerenten bedienden zich nog wel eens van elkaars taal, maar
alleen om hun tegenstanders te ontmoedigen met propaganda. De Duitse
soldaten die werden overgehaald om zich over te geven aan de
geallieerden, kregen voorgekauwd wat ze dan moesten zeggen: ‘I
surrender’, fonetisch weergegeven als ‘Ei sörrender’.
Twee woorden die hun leven konden redden. Ik hóór het ze bijna roepen. Met opluchting, vaak; vele Duitse soldaten brachten de rest van de oorlog liever door in een POW-kamp dan aan het front.
Het doet me wel denken aan een scene uit Dad’s Army. De gelegenheidssoldaten van Cpt. Mainwaring hebben ooit tijdens een cursus geleerd dat ze bij het gevangennemen van een Mof ‘Hände hoch!’moeten roepen. Als het peloton dan voor het eerst in de oorlog oog in oog staat met een Duitse soldaat, brult de hele menigte: ‘Hendiehok, hendiehok!’
*5*
Vermicelli, Maizena, Havermout, etc, ook dat is een tekst, en wel op dit primitieve, kartonnen kastje voor het opbergen van distributiebonnen. Ik zet hem op de foto voor de webpagina over mijn oma’s Hongerwinterdagboek.
*6*
De 40’s, die associeer ik met géén televisie en op zaterdagavond gezellig geschaard rond een bordspel. Dit op ganzenbord lijkende spel, kort na de bevrijding verschenen, is nogal grimmig. Het wijst nog eens op het Goed en Fout dat tijdens de bezetting zo’n doorslaggevende rol speelde.
Bijvoorbeeld: ‘Steekt hooiberg in brand waar Mussert in
verscholen zit (3 fiches uit de pot)’.
en: ‘Luistert clandestien naar de Engelse zender en geeft deze
berichten door aan landgenoten’.
Ook
dat werd beloond met 3 fiches, die mijn oma in haar zak zou mogen
steken. Zij behoorde tot de honderdduizenden Nederlanders die hun
radiotoestel uit handen van de Duitsers hadden weten te houden, en
illegaal naar Radio Oranje luisterden. Het was niet zonder risico. Ik
betoogde eens in mijn rubriek FHM´s dat deze mensen weliswaar
niet
allemaal een verzetskruis verdienden, maar wel een nagel waren aan
Hitlers doodskist.
Met Hinkepink werd de manke Rijkscommissaris Seyss-Inquart bedoeld,
bijgenaamd: zes-en-een-kwart.
Een andere instructie uit het spel:
‘Bah! Leest Volk en Vaderland, moet maar eens twee beurten overslaan om
zijn leven te beteren’.
*7*
Volk
en Vaderland was vanaf 1933 het propagandakrantje van de NSB en tijdens
de bezetting dat van nazi-Duitsland. Het blad werd uitgevent voor 6
cent. Die venters maakten zich niet populair en werden regelmatig
uitgescholden en ook nog wel eens in elkaar geslagen.
Het blad
werd na de oorlog vanzelfsprekend meteen verboden. In 1948 bepaalde de
rechter bovendien dat er 75 jaar lang geen periodiek mocht verschijnen
met die titel. Die ban duurt nu dus nog maar 4 jaar, wat wellicht goed
nieuws is voor bepaalde groeperingen in onze huidige maatschappij.
*8*
Pagina
uit een handboek voor soldaten, hoe zij zich moesten gedragen tegenover
de door hen bevrijde, uitgemergelde bevolking. Er staat geen verbod in
(maar misschien wel op aan andere bladzijde) tegen het zwanger maken
van Nederlandse meisjes. Mocht zo´n verbod bestaan hebben, dan werd het
op grote schaal overtreden. ´Trees heeft een Canadees´, ofwel: een
Canadees had Trees. Een geboortegolf in 1946 luidde de babyboom in.
Een boeiend museum en absoluut een aanrader!
Ik doe dit retourtje Groesbeek vanaf station Nijmegen op de OV-fiets, zoals gezegd, en ben rond een uur of half 12 begonnen.
Op het stationsplein bij de trap naar de ondergrondse stalling verzamelen zich dan mensen met gele hesjes. Het zijn de Gele Hesjes. Ze zullen vanmiddag een demonstratie houden. Een stuk of 20 leden zijn op komen dagen, dragen spandoeken bij zich en kijken heel erg boos en vastberaden. Enkelen dragen Friese nationalistische symbolen met zich mee. Met de treinreis Leeuwarden - Nijmegen v.v. halen ze in één keer hun Weekend Vrij voor de hele meimaand er wel uit.
Ja, de Gele Hesjes zijn boos, niet zozeer op iemand, maar gewoon boos. En ze zijn ontevreden, niet zozeer over iets, maar gewoon ontevreden. En ze demonstreren, nergens tegen, maar gewoon om de kick van het demonstreren. Een van hen blaast steeds op een toeter om zijn eisen kracht bij te zetten. Maar wat voor eisen dat zijn?
Ik had laatst een naïef idee: ik dacht, ik zoek even op op hun website wat ze nu eigenlijk precies willen. Ze zullen toch wel alternatieven hebben, een agenda voor Nederland 2.0? Maar zo’n site bestaat niet.
Langzaam druppelen ze binnen op het plein. Ik lees later dat hun demonstratie pas om 14:00 uur begint en dat ze op 2500 man rekenen. Uiteindelijk zullen er slechts 400 deelnemen.
Wat dan nog heel gunstig afsteekt bij de demonstratie in Rotterdam, die tegelijkertijd plaatsvindt. Daar dragen de Gele Hesjes oranje hesjes, en dat is omdat ze ook boos en ontevreden zijn over de Gele Hesjes in de rest van het land; een kerkscheuring in de Gele Hesjesbeweging! Maar er verschijnen bij de Erasmusbrug maar 10 Rotterdamse Gele Hesjes met oranje hesjes, waarna de afdeling Rotterdam spontaan en ter plekke besluit, zichzelf op te heffen.
Het is allemaal een storm in een glas water; iets van voorbijgaande aard. Ik stap op richting Groesbeek dat zo’n 10 km fietsen vergt. Groesbeek is eenvoudig te vinden: voorbij het Keizer Karelplein de Groesbeekseweg inslaan en die weg voorlopig blijven volgen. Die voert over een paar behoorlijk steile heuvels.
Net als mijn oma, 79 jaar en een dag geleden, hoor ook ik schoten in de verte. Komen die geluiden uit de richting Duitsland, om de verjaardag van de Blitzkrieg te vieren, één dag te laat? Of zijn het jagers die hun moordlust botvieren onder het mom van faunabeheer?
Het museum ligt voorbij het dorp op ook alweer een steile heuvel. Na mijn bezoek wil ik terug via een andere weg. Ik kies de Zevenheuvelenweg naar Berg en Dal: namen die niet veel goeds beloven en flinke klauterpartijen.
Ik blijk terecht gekomen te zijn op een traject dat door stoere wielrenners met van die snelle pakken gebruikt wordt als ze echt eens een pittige trainingsrit willen maken. Deze route vol bulten is zelfs een keer opgenomen geweest in een etappe van de Giro d’Italia, alsof Groesbeek in de Apennijnen lag, de Apen ‘n K’nijnen, zoals mijn oude schoolmeester altijd grapte.
Zelfs die wielrenners komen er nauwelijks tegenop, in de laagste versnelling. Ik loop hele stukken. Het uitzicht vanaf die heuveltoppen vergoedt veel. Het is in meer opzichten een adembenemende tocht. Ik tel overigens maar 5 heuvels en geen 7.
In 2015 was ik ook al eens in deze contreien, maar verplaatste me toen per bus en te voet. Twee kwesties hadden me hierheen gelokt. In de eerste plaats de mogelijke reactivering van het in de jaren 90 opgeheven spoorlijntje Nijmegen – Groesbeek – Kranenburg – Kleve. En ten tweede een wat gammel verhaal over een Romeins aquaduct dat gelopen zou hebben van Berg en Dal naar het legerkamp in Nijmegen.
Ik heb de route van dat aquaduct toen gewandeld. Er was verschil van mening over de vraag of het waterwerk echt wel bestaan had. De Nijmeegse archeologen geloofden er heilig in, maar de financiële controller van de gemeente dacht van niet.
Maar eens even google’en hoe het er met beide kwesties voorstaat, 4 jaar later. Weinig nieuws. De railverbinding Nijmegen – Groesbeek en verder is nog geen stap dichter bij realisatie gekomen. En over dat (vermeende) aquaduct heb ik ook geen nieuwe gezichtspunten meer gelezen.
Het dorp Berg en Dal ligt op het absolute hoogtepunt van deze streek, 91 meter boven NAP. Daarna kun je alleen maar naar beneden. Aan het begin van de weg richting Beek en Ubbergen suis ik langs een waarschuwingsbord met de tekst ‘Fietsers afremmen!’ Geen overdreven raadgeving; je vliegt zo de bocht uit.
Gelukkig kan in een bijna-haarspeldbocht een malloot ontwijken die aan zijn fiets staat te sleutelen, midden op de weg, in plaats van hem even de berm in te schuiven. Wielrenners vormen, net als Gele Hesjes, toch ook wel een heel apart slag mensen.
Beek en Ubbergen, in elkaars verlengde, zijn dorpen met spookhuizen op ook alweer een heel steile helling. Bij het oude tolhuis moest je halt houden als je je verplaatste op een ‘motorwiel’. Maar fietswielen mochten ook in die tijd al zonder betalen doorrijden.
Rijd je van hier dan uiteindelijk Nijmegen binnen, dan zie je in de verte aan de overkant van de Waal zich de Betuwe ontrollen, waar het heerlijk vlak is. In een volgende aflevering (en op een andere zaterdag) wagen we de Waalsprong.
Frans Mensonides
6 juni 2019
Er geweest: zaterdag 11 mei 2019
Zoef, zoef, zoef,
zoef, daar passeert hij mij, die boef
Rond, rond, rond, als ik maar een gaatje vond
Jakker, jakker, jakker, jakker, in 't publiek, die arme stakker
Slik, slik, slik, toch maar liever hij dan ik.
Drs. P in Grand Prix, hier op YouTube
Station Haarlem (linksboven) en Zandvoort aan Zee
Maar eerst iets anders, voordat we terugkeren naar Nijmegen.
Zaterdag 25 mei ga ik naar het circuit van Zandvoort. Nee, niet dat ik
bekeerd
ben, en in deze OV-rubriek ineens verslag ga doen van scheuren over het
asfalt;
ook als overtuigde generalist kun je te ver gaan.
Ik vind het ook eigenlijk helemaal
geen sport, heel hard
rijden in een auto; ik kijk er zelden naar op tv. Ik redeneer zo:
degene die de
beste auto heeft, zal wel winnen. En wie rijdt in een gammel wrak dat
in elke
bocht stilvalt met motorpech, krijgt nooit de lauwerkrans en de
champagne, ook
al is hij de beste coureur ter wereld.
Nee, er speelt rond Zandvoort een
OV-kwestie, anders zou ik beslist
niet over dat circuit begonnen zijn. De bijna populairste badplaats van
Nederland
is elk halfuur bereikbaar per Sprinter Amsterdam – Haarlem – Zandvoort
aan Zee;
12 maanden per jaar en 7 dagen per week. In de zomervakantie en
daarbuiten op
dagen met verwachting van tropisch weer, worden er per uur nog 2 extra
pendels
Haarlem – Zandvoort ingezet.
4 treinen per uur dan, dus. En dat is
echt te weinig als er
races zijn op het circuit in de duinen, niet ver van het station. Het
knelt des
te meer nu er voor 2020 weer een Grand Prix voor formule-1-wagens op
het
programma staat. Dan zullen er tien- of zelfs honderdduizenden
raceliefhebbers
naar Zandvoort komen om Max Verstappen weer eens 4e of 5e te zien
worden. Wie
wil dat missen? Ik, maar dat laat ik nu even buiten beschouwing.
Die Grand Prix is na een
afwezigheid van 34 jaar weer naar Nederland gehaald door
prins Bernhard
junior, de neef van de koning; die omstreden zakenprins met dat
gigantische
bord voor z’n kop, dat bij nadere beschouwing zijn bril blijkt te zijn.
En
daarmee zwelt de discussie over de bereikbaarheid van het circuit aan.
De N201 tussen Heemstede en Zandvoort
staat op hoogtijdagen
muurvast van Heemstede tot Zandvoort. De treinen kunnen in de huidige
dienstregeling de toeloop op drukke stranddagen al nauwelijks aan. En
opschroeven van de treindienst tot elke 5 minuten een IC met 14 bakken,
dan?
Dat is om 3 redenen niet mogelijk.
In de eerste plaats kent Zandvoort
aan Zee maar 2
perronsporen, aan weerzijden van het enige perron. Ten tweede kan dat
perron
niet verlengd worden omdat aan het eind van het perron een drukke
overweg ligt.
En ten slotte kan de stroomvoorziening op het 8 km lange traject
Haarlem –
Zandvoort zoveel treinen niet trekken.
Problemen die allemaal best opgelost kunnen worden als je er een bedrag
met 7
nullen tegenaan gooit. Maar alleen al door die suggestie ontstaken
diverse
forenzen in den lande in toorn. Zij dachten hetzelfde als ook mijn
brein even
passeerde: wij moeten elke dag staan in de trein, 250 dagen per jaar,
en voor
het speeltje van zo’n prins kan wél de beurs getrokken worden! Wat
hamer!! Laat
hij het zelf betalen, met z’n 750 Amsterdamse huizen!
Milieubewusten wijzen bovendien op de
extra tonnen uitstoot
van kooldioxide en het verscheuren van de stilte door zo’n autorace.
Die zouden
wat hun betreft helemaal wel afgeschaft mogen worden, maar in ieder
geval niet
mogen plaatsvinden bij een natuur- en recreatiegebied.
Ik ga, zoals gewoonlijk, zelf maar
weer eens kijken; dat is altijd
het beste voor de
opinievorming.
Op deze late zaterdagmorgen is het
wat donker en killig
weer. Neemt niet weg dat de 3-baks SGM-Sprinter, waar ik op overstap in
Haarlem,
redelijk vol zit. Er wordt vandaag niet geracet op Zandvoort, maar het
strand
blijft wel lokken.
Overveen, het enige station tussen
Haarlem en Zandvoort, heeft
doordeweeks veel toeloop van studenten aan enkele grote
onderwijsinstellingen daar
in de buurt. Deze morgen stappen er opvallend veel wandeltypes uit,
gewapend
met rugzakken en ook met van die lange skistokken. Het laatste om
onderweg
papiertjes te prikken, denk ik.
Met een matig gangetje van 100 km uur
doorklieven we daarna
de duinen; een van de aardigste landschappen die je in Nederland ziet
vanuit de
trein.
De stationshal van Zandvoort aan Zee
heeft iets
fin-de-siècle-achtigs over zich, vind ik, al kan ik de stijl niet goed
benoemen. Het dateert
van 1908. De
monumentale hal heeft scheepvaartmotieven bij het plafond; het is me
nooit
eerder opgevallen. In de hal is Atelier Margot Berkman gevestigd en aan
de
andere kant het Zandvoorts “pop up”
Museum dat een lokkertje is voor het permanente Zandvoorts
Museum een
paar straten verder.
Op het plein voor het station staat
een groepje (brood)dronken
Schotten te zingen en te musiceren (beide activiteiten in de ruimste
zin des
woords).
Het is lang nog geen weer om met je
blote kont op het strand
te gaan liggen. Maar fietsen is uitstekend te doen. De OV-fietsen staan
hier in
zo’n glazen zelfbedieningshok naast het perron. Als ze op zijn, kun je
ze ook
bekomen bij een rijwielstalling tussen hier en het strand.
Ik rijd door een nieuw wijkje ten
noorden van het station.
Daarna volg ik de boulevard richting Bloemendaal Strand. Achter een
camping zie
ik dan in de verte stukken van het circuit. Het is wel te lopen vanaf
het
station; een stijf kwartiertje hooguit.
Er rijden toch nog wat snelle auto’s
voor een
trainingsritje. Op de hoofdtribune is
slechts zitplaats voor 2700 toeschouwers,
die voor hun stoeltje zo’n 500 euro zullen moeten ophoesten. Of je een
emmer
leeggooit! Voor grote evenementen worden er tijdelijke staantribunes
geplaatst
met 10 keer zo veel capaciteit.
Je kunt ook in de duinen gaan zitten
picknicken, met zicht
op het circuit. Dat is gratis, maar hoeveel je dan ziet, hoor je in
‘Grand
Prix’ van Drs. P waaruit ik hierboven citeerde. Mooi liedje van de
maestro!
Het Nationaal Autosport Monument bij
de ingang naar het circuit
is opgericht ter nagedachtenis aan alle Nederlandse coureurs die zich ooit te barsten
hebben gereden. Ik
sta er even bij stil – anders is het moeilijk te fotograferen. Maar ik
ga
uitgebreider stilstaan bij een ander monument, een kilometer of 5
verderop,
voorbij Bloemendaal Strand.
Dat is de Eerebegraafplaats
Bloemendaal. Het ereveld ligt in
de duinen, even ten noorden van de N200. Je auto of fiets kun je kwijt
op een
parkeerplaats, waarna je een ronde kunt lopen over het terrein. Ik ben
momenteel de enige die dat doet en dus de enige die de gewijde stilte
verstoort
met het knerp-knerp onder zijn voeten.
Op de Eerebegraafplaats liggen 372
oorlogsslachtoffers begraven,
verzetsstrijders die op verschillende plaatsen in Noord-Holland
geëxecuteerd
zijn door de Duitsers. Kort na de bevrijding zijn ze herbegraven op
deze plek.
De bronzen urn bevat verder de as van nog eens 85 geëxecuteerden.
Hier rusten bekende verzetshelden,
zoals Hannie Schaft, ‘Het
meisje met het rode haar’, en Walraven van Hall, de bankier van het
verzet, die
onlangs onderwerp was van een speelfilm. Maar ook vele onbekende
verzetsmensen,
van wie je uitgebreide levensbeschrijvingen kunt lezen, in de glazen
cilinder
op de foto.
Zij waren door de Duitsers
gevangengenomen en aangemerkt als
‘Todeskandidaten’. Dat wilde zeggen dat ze elk moment zonder enige vorm
van
proces geëxecuteerd konden worden bij wijze van represaillemaatregel.
De grote klok in de klokkenstoel
dateert uit 1637 en is
afkomstig uit het (voormalige) raadhuis van Overveen, dat straks op
mijn route
zal blijken te liggen.
Station Overveen (2x), v/m trambaan Zandvoort - Heemstede,
spoorwegovergang Zandvoort
Die voert eerst langs station
Overveen, dat ik net per trein
al passeerde. In het oude stationsgebouw is het restaurant Klein
Centraal
gevestigd, waar het goed toeven is op het terras. Twee keer per uur per
richting rolt de Sprinter langs.
In de periode 1962-1995 passeerden
hier de IC’s Maastricht /
Heerlen – Zandvoort aan Zee, locs met een sleep wagens; treinen die een
veel
grotere capaciteit hadden dan de huidige SGM-3-tjes. In 1995 kregen de
IC’s uit
Limburg echter een nog grotere lengte, waardoor zij niet meer langs het
perron
van Zandvoort aan Zee zouden passen. Haarlem werd hun eindstation,
later:
Amsterdam Centraal. De exploitatie van de spoorlijn Haarlem – Zandvoort
werd
voorgezet met alleen boemels.
Ergens rond de eeuwwisseling was er nog een vaag plan om het
lijntje te gaan exploiteren
met lightrailvoertuigen. Dat had ons dan goed kunnen helpen in Grand
Prix-weekends. Huur een paar van die lange Urbos-trams van de Uithoflijn
in
Utrecht, die straks toch niet nodig zijn in het weekend,
transporteer ze in een
dieplader naar Haarlem, en open een 5-minitendienst op Zandvoort om
alle
racelustigen te vervoeren. Ik denk even hardop, en helemaal out of the
box.
En weet je wat ons nu ook goed van
pas zou komen? De Blauwe
Tram Amsterdam – Haarlem - Zandvoort! Die reed tussen Heemstede en
Zandvoort op
een vrije baan door de duinen, ten noorden van de N201 waar het nu
steevast
vast staat op dagen met strandweer. Maar die tramlijn is helaas in 1957
al
opgeheven.
Ik maak een omweg door de Leidse
Buurt van Haarlem, waar in
1896 mijn oma ter wereld is gekomen in een klein arbeiderswoninkje. Zij
woonde
in de Waldeck Pyrmontstraat, een zijstraat van de Brouwersvaart die
hieronder op
de foto staat –tezamen met het voertuig dat me er gebracht heeft, zie
ik nu
pas.
In 1899 werden de eerste 2 tramlijnen
in Nederland geopend
die ‘onder de draad’ reden: Zandvoort
–
Haarlem (5 jaar later doorgetrokken via Halfweg naar Amsterdam) en de
Ceintuurbaan, een ringlijn door Haarlem. In 1999 liet ik
mijn oma aan het
woord (postuum, 15 jaar na haar dood) over de tram Zandvoort
- Amsterdam, die
een heel bijzondere rol speelde in haar leven.
Die Leidsebuurt, tussen de
Leidsevaart en de spoorlijn
Haarlem – Leiden, ziet er goed geconserveerd uit voor zijn leeftijd van
dik 130
jaar; bouwen konden ze wel, in die tijd! Naarmate je zuidelijker komt
in
Haarlem, en dichterbij Heemstede, worden de straten en de huizen breder
en
nieuwer.
Voorbij station Heemstede-Aerdenhout
neem ik de oude
trambaan, die tegenwoordig fietspad is en keer via Aerdenhout en
Bentveld terug
naar Zandvoort. Daar zet ik bij die overweg aan het eind van het perron
een
binnenkomende Sprinter op de foto. Met hetzelfde is een wat simpele
jonge
Duitse vrouw doende. ‘Der Zug kommt, der Zug kommt, der Zug kommt!’,
gilt ze enthousiast
naar haar ouders, en ze houdt haar camera in de aanslag. Het blijft
fascineren,
railvervoer.
Ik taxeer mijn kansen om diezelfde
trein nog te halen, na eerst
snel de fiets teruggezet te hebben in het glazen hok. Het lukt op het
nippertje.
Als we de laatste mensen erin geperst hebben, kan de trein vertrekken
8 dagen later is het zondag 2 juni en schrijven we de eerste
tropische dag van het jaar bij in de annalen. Op de grens van middag en
avond
ga ik even terug naar Zandvoort, om te zien hoe ze het
op zulke dagen rooien.
Er rijden nu tot 20:30 uur 4 treinen
per uur per richting.
Het reguliere SGM-3-tje is niet verlengd, maar wordt nu aangevuld met
een SLT-6
die pendelt tussen Haarlem en Zandvoort aan Zee. De eerste trein wordt
meteen
na aankomst zo ongeveer bestormd door rooddoorbakken reizigers die
terugkeren
van het strand. Wie verstandiger is, neemt plaats in de SLT
ertegenover, die
nog leeg is, maar ook wel een keer vol zal vertrekken naar Haarlem.
Het is me nooit eerder opgevallen,
maar nu ze naast elkaar
staan, zie ik het: een SLT-6 is niet veel langer dan een SGM-3 (100
tegen 78
meter, zoek ik later na). Het perron van dit kopstation meet ruim 200
meter.
Waarom zet men dan geen langere treinen in?
Ook per bus kun je in Zandvoort
komen. Connexxion-lijn 80 is
als het ware de opvolger van de Blauwe Tram en rijdt van hier via
Haarlem naar
Amsterdam. Lijn 81 gaat via Bloemendaal Strand en Overveen naar
Haarlem. Die ontsluit
alle uithoeken van Zandvoort en wordt op stranddagen, zoals vandaag,
versterkt
met lijn 84.
Voldoende is dat niet, merk ik als ik
in het centrum van
Zandvoort lijn 81 neem. Ik kan nog zitten. Maar bij Bloemendaal Strand
staan
heel erg veel mensen te wachten. Waaronder 4 potige functionarissen met
gele hesjes;
twee aan elke kant van de weg, want veronderstel als er een keer zowel
van
links als rechts een bus aankomt!
Een geel hesje met
sumoworstelaarspostuur neemt plaats op de
trede van de achterdeur, en controleert of daar ook iedereen wel netjes
incheckt. Hij en zijn collega, die bij de voorkant van de bus staat,
brullen om
strijd: ‘Doorlopen, doorlopen, doorlopen naar achteren’, een commando
waaraan
slechts aarzelend gehoor wordt gegeven. Als die zwaargewicht nou eens
uit zou
stappen, zou er weer plaats zijn voor 3 normale reizigers.
Uiteindelijk vertrekt de bus met een
onverantwoordelijk
groot aantal staande passagiers, terwijl er ook nog mensen
achterblijven bij de
halte.
Twee kleine suggesties voor
Connexxion, mocht iemand daar
ooit woorden van een reiziger lezen. Zet op lijn 81 gelede bussen in op
dit
soort dagen. En begin eens met: ‘Zoudt u zo ver mogelijk door willen
lopen, alstublieft?’,
in plaats van ‘Doorlopen!!’ te grauwen en te snauwen. Beleefdheid kost
geen
cent extra.
Maar die hyper-ergerlijke
‘doeslief’-campagne van de
Stichting Irritante Reclame is gericht tegen klanten in plaats van
personeel;
bij SIRE pissen ze met deze campagne zoals gewoonlijk tegen de
verkeerde boom.
Deze bus rijdt over de N200, waar
vrijwel geen auto te zien
is, terwijl het op de N201 vast wel weer vast zal staan.
Uit dat alles blijkt wel dat
verhoging van de vervoerscapaciteit
naar Zandvoort geen overbodige luxe is, niet alleen als er races zijn
op het
circuit, maar ook op tropische stranddagen. Het laatste nieuws is dat
ProRail
anderhalf miljoen investeert voor verbetering van de stroomvoorziening
en
misschien een extra noodperron, voor als in mei 2020 het startschot van
de
Grand Prix gaat klinken. Geen bedrag van 7 nullen, maar slechts van 6.
Zei ik 6?
Nee, 1.500.000 telt maar 5 nullen, als ik goed tel.
Met die maatregelen zouden er dan 8
treinen per uur per
richting kunnen rijden. Er zouden dan ca. 10.000 reizigers per uur per
richting
vervoerd kunnen worden. Dat is voldoende om heel de bevolking van
Zandvoort
plus Overveen (17.000, resp. 4000 inwoners) in ruim 2 uur tijd te
verplaatsen,
als die op een kwaaie dag allemaal tegelijk zouden besluiten, de trein
te nemen
– bijvoorbeeld om de Grand Prix te ontvluchten.
Maar naar die Grand Prix komen per
dag 100.000 mensen
kijken; 5 keer zoveel. Heel benieuwd hoe ze dat gaan oplossen…
Frans Mensonides
14 juni 2019
Er rondgescheurd per fiets: zaterdag 25 mei, en er gelopen: zondag 2
juni 2019.
Overgenomen van Nijmegen Waalsprong
Lent was en is een dorp aan de Waal
tegenover Nijmegen. Het is
ingelijfd door die stad, die de sprong over de rivier gewaagd heeft.
Het ambitieuze
plan Waalsprong werd gelanceerd aan het eind van de vorige eeuw. Zo’n
19.000
woningen zouden er komen aan de noordkant van de rivier: bij Lent en
het dorpje Oosterhout
(Gld, niet te verwarren met dat in NB). Ik liep er rond in 2008.
20 jaar na oplevering van de eerste
huizen is nog maar ruim
de helft van de plannen gerealiseerd. Er kwam een crisis tussen en
gedoe met een
m.e.r. (milieueffectrapportage) waaraan een komma of puntkomma ontbrak,
of zo.
Vertraging!
Wel voortvarend werd aan het begin
van de jaren 10 een
waterstaatwerk aangepakt, het creëren van een nevengeul parallel aan de
Waal. Die
wil nog wel eens buiten zijn oevers treden en over de Nijmeegse kades
stromen.
In de bocht ter hoogte van Nijmegen
werd de Spiegelwaal
gegraven die nu een deel van het Waalwater opvangt. Daardoor is de
waterstand
aan de kade in Nijmegen 30 cm lager geworden, wat dan hopelijk net
genoeg is om
een waterballet te voorkomen.
Voor dit project moesten 50 woningen
aan de Lentse zijde
sneuvelen. Tegenover Nijmegen bleven er een paar staan aan de
Oosterhoutsedijk,
waaronder de Dorpsschuur van Lent. Aan dit stukje Lent, nu op een
eiland
gelegen, kwam aan beide zijden een lange landtong vast.
Tussen de Spiegelwaal en de echte
Waal heb je nu een lang,
smal eilandje, Veur-Lent. Het heeft een lengte van 3,1 kilometer en een
gemiddelde breedte van 240 meter; dat is al met al nog 75 hectare. Het
kronkelt
zich als een slang over
het
plattegrondje van de Waalsprong.
Veur-Lent is nu het terrein van
fietsers, wandelaars en
recreanten. Op de Spiegelwaal zijn de grote duwbakschepen en rijnaken
(waalaken?) verboden en er is volop ruimte voor waterrecreatie. Het
strandje
trekt vandaag heel veel belangstellenden.
Er zijn grotere plannen voor Veur-Lent: woningbouw en winkels. Maar is dat strookje grond daar niet veel te smal voor? Ik ga er kijken per fiets.
Over de bereikbaarheid van Veur-Lent
voor fietsers en
voetgangers valt niet te klagen. Er liggen 3 bruggen van Nijmegen naar
Lent
over de Waal, die alle 3 over Veur-Lent heenlopen en ter hoogte van het
eiland een
trap of hellingbaan naar beneden hebben. Voor de trap vanaf de
Oversteek moet
je wel wat klauterwerk over hebben.
Is de bereikbaarheid per fiets dus
zoals gezegd optimaal,
iets minder is die per OV. Het middelste, als vanouds bebouwde stuk van
Veur-Lent heeft alleen een halte van de Breng flex, een belbus die je
met een
app kunt ontbieden. Dat zal wel moeten verbeteren als Veur-Lent verder
ontwikkeld wordt tot woon- en winkelgebied. Ik zou dan denken aan een
bushalte
op de Oversteek en op de autobrug, ter hoogte van het langgerekte
eiland.
Te smal voor woonwijken?, vroeg ik me
daarnet af. Op het oog
geschat lijkt dat wel zo. Maar de voormalige haveneilanden aan het IJ
bij
Amsterdam blijken nog veel smaller te zijn, als ik het nameet op de
kaart; zo’n
130 meter. Een paar rijtjes huizen, een toegangsweg, het kan daar ook
allemaal.
Alleen het stuk van Veur-Lent dat ten
westen van de
Oversteek ligt, zal verloren gaan voor de huizenbouw. Onder de trossen
hoogspanningskabels die van de elektriciteitscentrale aan de overkant
komen,
zal wel niet gebouwd mogen worden.
Railspotters komen hier ook aan hun
trekken. 20 treinen per
uur steken de Waal over; ook op zaterdag.
´Brits out´, staat op een bunker uit WO 2. Hebben Duitsers
die tekst er in 1944 op gekrabbeld?
Een bijzonder stukje Nederland is
dit, een waterwerk waar
Nijmegen trots op mag zijn, met een vorstelijk uitzicht op de
binnenstad, op
zijn heuvel. Ik bekijk het eiland van alle kanten en neem in de loop
van mijn
tocht bijna alle trappen, hellingen en bruggen. Eén van de bruggen over
de
Spiegelwaal is voorzien van ijzeren ligstoelen. Maar die ogen vrij
oncomfortabel; niemand wil er zonnen op deze hete middag.
Verder onderweg door de Waalsprong zie ik bij Oosterhout (linksboven
op het kaartje) nog veel stukken ongerept weiland, waar nog best wat
huizen bij
zouden kunnen. Het stuk Waalsprong dat wél gerealiseerd is, is
ontsloten met
stads- en streekbussen.
Heel gewaagde OV-plannen zijn er naar
voren gebracht voor dit
gebied. Heel onzinnige ook. In de jaren 90 gingen er stemmen op om een
kabelbaanverbinding
te openen tussen de binnenstad van Nijmegen en de Waalsprong. Een
vervoermiddel
dat in de Nederlandse uiterwaarden ongeveer evenveel nut afwerpt als
een
poldergemaal in Tirol.
Mijn grootste bezwaar – afgezien van
het feit dat ik
hoogtevrees heb en er sowieso niet in ga zitten – is dat zo’n ding je
brengt op
één punt in een groot gebied. Dan moet daar toch weer een bus
klaarstaan om de
wijk verder te ontsluiten. Dus waar ligt je winst? Het ging dan ook
niet door.
Het volgende plan: de schier
onvermijdelijke tram. Nijmegen
wilde – hartje crisis! – 3 tramlijnen in en om de stad. Die naar de
Waalsprong
had de hoogste prioriteit. Arnhem keek er verlekkerd naar, zodra de
eerste
potloodlijnen op de kaart waren verschenen. Trek hem door via Bemmel en
Huissen, dan hebben wij er ook een!
Ook dit plan ging niet door; de
Waalsprong heeft eenvoudigweg
(nog) veel te weinig inwoners om ook maar aan een lightrailverbinding
te kunnen
denken.
Iets verder ligt Bemmel, een niet erg
opvallende forensenplaats
rondom het oude kasteel De Kinkelenburg. Ik kom hier 8 dagen te vroeg;
op de
tweede zondag van juni heb je er altijd de wijd en zijd befaamde
Dweildag. Dan
dweilt iedereen zijn eigen stoepje met zijn eigen sopje, op de maat van
een
speciaal Bemmels Stoepdweillied, begeleid door een hoempaorkest. Die
aardige,
Betuwse folklore toch! Nee, nee, onzin; het is nog veel gekker: dan
treden er
dweilorkersten op, zonder dat er een schaatswedstrijd plaatsvindt met
dweilpauzes.
Ik keer terug naar Nijmegen via de
oostkant van Lent
(rechtsboven op de plattegrond). Daar is wel iets opvallends te zien.
Niet in
de woningbouw; die is nogal 13 in een dozijn, met overwegend van die
lange
rijen tuttige geveltjes die zo populair waren in de jaren 00. Maar wel
in de
straatnamen. In een deel van de wijk zijn de straten genoemd naar
Britse
popgroepen en in een ander naar Franse chansonniers en chansonnières.
Zo is er in het Britse stuk een
Queenstraat, Deep
Purplestraat, Policestraat, Rolling Stonesstraat en tot mijn opluchting
ook een
Beatlesstraat. John Lennon is de enige Britse ‘chansonnier’, zal ik
maar
zeggen, die als individuele artiest vernoemd is. Waarom Paul McCartney
niet? De
meeste gemeenten vernoemen personen, niet behorend tot het Koninklijk
Huis, op
zijn vroegst 10 jaar na hun dood. En McCartney leeft nog, al wil een
rare doch
hardnekkige urban legend dat hij al
tientallen jaren dood is, en is vervangen door een alien.
Ik was vorige zomer nog op
visite bij zowel John Lennon als
Paul McCartney, geloof het of geloof het niet!
De school op de John Lennonstraat zal
toch niet de John
Lennonschool heten, en dan dus genoemd zijn naar een notoire
schoolhater? Ik kan
de naam niet lezen; Natuurspeeltuin De Vieze Broek zit ertussen.
Als het toch de John Lennonschool is,
beginnen ze er
maandagmorgen niet met ochtendgebed, maar met het zingen van een
couplet uit
‘Working Class Hero’, door de juf begeleid op gitaar:
They hurt you at home
and they hit you at school
They hate you if you're clever and
they despise a fool
Till you're so fucking crazy you
can't follow their rules
A working class hero is something
to be
A working class hero is something
to be
De week wordt vrijdagmiddag besloten
met samenzang uit het
repertoire van de Beatles, met altijd ‘It’s getting better’ als
uitsmijter:
I used to
get mad at my school (No, I can't complain)
The teachers who taught me weren't
cool (No, I can't complain)
You're holding me down
Turning me round
Filling me up with your rules
Ik rijd in de Franse wijk door de
Serge Gainsbourgstraat.
Die zou op de plattegrond moeten staan in innige verstrengeling met het
Jane
Birkinlaantje. Maar die is er niet, want ook zij is nog niet dood.
Ik sta nog even stil bij Dalida, die
dat wel is, na een
rotleven. Het door haar gecoverde ‘J’attendrai’ was vorige zomer de
rode draad van de
toneelproductie Tussenland in de Leidse polders.
En ik sta nog even stil op de Edith Piafstraat,
ontsproten aan de tekenpen van zo’n architect die achteraf helemaal
nergens
spijt van heeft.
Dan, na nog een blik vanaf Veur-Lent
op Nijmegen, terug naar de
fietsenkelder bij het station.
Frans Mensonides
18 juni 2019
Er geweest: zaterdag 1 juni 2019
Op de Zeelandbrug
Een
ware zomerstorm, de volgende zaterdagmorgen, 8 juni; minstens
windkracht 7 en gepaard gaand met felle regenvlagen. Fietsen, daar valt
niet aan te denken.
Zou ik deze zaterdag überhaupt wel op pad gaan? Ik kon ook lekker thuisblijven en vanmiddag op TV-West gaan kijken naar het voetbalduel Quick Boys – VVSB, de aller- allerlaatste, allesbeslissende eindfinale van de nacompetitie. Het gaat om niet minder dan een plek in de Tweede Divisie voor komend seizoen.
Tegen elven begint de regen iets minder te worden. Volgens buienradar en weerbericht komt de zon vanmiddag opzetten vanuit het zuidwesten, vanuit Zeeland, zoals zo vaak. Was er in Zierikzee nog niet een museum dat nog op mijn lijstje staat?
Op naar Zierikzee, dus. Als de Zeelandbrug tenminste niet wordt afgesloten, want dat gebeurt soms bij extreem harde wind. 8 Beaufort, meldt het KNMI voor die contreien. Ik geloof dat het minstens 10 of 11 moet zijn, willen de Zeeuwen aarzelen om de brug over te gaan.
De IC Vlissingen lijkt onder deze herfstige omstandigheden al voortijdig last te hebben van vallende blaadjes. De trein remt en accelereert schokkerig en met veel gesis en gebonk. Hij arriveert 4 minuten te laat in Goes, maar ik ben nog net op tijd voor bus 132 naar Zierikzee.
Die doet op het eerste deel van zijn route mijn fietstocht van afgelopen oktober nog eens dunnetjes over. Dat was een zomerdag in de herfst, waar we nu het omgekeerde beleven. Ik fietste via een ‘grotendeels vlakke’ (terminologie van Google Maps) route naar Colijnsplaat aan de noordkant van het eiland Noord-Beveland.
Schreef ik in dat stuk nou dat Colijnsplaat in het weekend niet bereikbaar was per bus? Dat klopt niet helemaal. Lijn 132 heeft een halte Colijnsplaat, niet ver van de oprit van de Zeelandbrug. Daarvandaan hoef je nog slechts 2½ kilometer te wandelen naar Colijnsplaat. Toegegeven, geen ideale bereikbaarheid…
Bereikbaarheid, of nog liever: mobiliteit, dat woord is wel trending in de actualiteit van de laatste weken. Het ‘Deltaplan mobiliteit 2030’ is onlangs gelanceerd door 25 organisaties, waaronder helaas niet de enige organisatie die echt over de centen gaat: het Rijk. Deltaplan, toe maar! Elders dan in Zuidwest-Nederland moet je die term toch liever niet gebruiken.
Dat rapport ga ik wel een keer lezen, als ik tijd en zin heb. Ik kan me het soort bereikbaarheids- en mobiliteitsretoriek dat ik er in zal aantreffen, nog wel herinneren uit de jaren 90, toen ik bij ROVER zat. Wegen slibben dicht, Nederland raakt verstopt, nu echt keiharde maatregelen nodig, onze positie als distributieland, milieu, vervuiling, klimaatdoelstellingen er deze keer ook nog bij; bla, bla, bla. En Joost mag weten waar de miljarden vandaan komen die nodig zijn voor de verwezenlijking van alle plannen.
‘OV maal 2’ heette dat in de 90’s. Twee maal zoveel OV, hoopten we. Dat ‘maal 2’ vooral sloeg op de prijs van het kaartje, merkten we later pas. Intussen blijven onze belastingduiten gewoon in asfalt gestoken worden. Over kilometerheffing kunnen we het ook al 30 jaar lang niet eens worden. We hebben in die tijd heel wat kabinetten van verschillende signatuur versleten. Maar geen ervan durfde zijn vingers eraan te branden.
Enfin, ik ga dat plan wel een keer inkijken op een regenachtige zondagmiddag.
Ik reis feitelijk met een omweg naar Zierikzee. Als ik haast had gehad, en geen Weekend Vrij-abonnement voor de trein, had ik 20 à 25 minuten kunnen winnen door met het stads- streekvervoer van Leiden naar Zierikzee te reizen: bus-metro-bus-bus, met overstappen op Leidschendam Voorburg, Rotterdam Zuidplein en busstation Oude-Tonge. Doordeweeks kom je nog een paar minuten sneller in Zierikzee, met de rechtstreekse bus lijn 395 Rotterdam Zuidplein-Zierikzee.
Maar dan mis je het uitzicht vanaf de Zeelandbrug met vandaag schuimkoppen op de Oosterschelde.
Zierikzee
was eens een machtige, rijke zeehaven. Het profiteerde van een gunstige
ligging, aan de drukbevaren Oosterschelde, nabij Antwerpen en Gent,
ooit
de 2 grootste havens ter wereld. Ook de industrie floreerde. Zierikzee
had een naam hoog te houden in meekrap (rode kleurstof) en in het zout
in de pap, dat gewonnen werd uit zeeklei.
Een lange bloeiperiode in de geschiedenis staat meestal garant voor een even lange monumentenlijst in de huidige tijd. Met Zierikzee is dat niet anders. Het stadje staat met zijn 12.000 inwoners qua rijksmonumenten zelfs op de 13e plaats van alle plaatsen in Nederland. Een paradijs voor fotografen!
Ik fotografeerde Zierikzee al in 2009, op doorreis in zomers Zeeland, en in 2006, in de winter, toen de Watersnood van ’53 53 jaar geleden was.
In 2009 had ik het over een theorie van een geflipte Amerikaanse professor in de weetnietkunde. Die was van mening dat Homerus’ Odyssee zich afspeelde rond het eiland Schouwen-Duiveland, waarvan Zierikzee de hoofdstad is. De naam Zierikzee zou afgeleid zijn van Circe, de heks die voorkomt in dat epos, dat het einde van mijn middelbare /middelmatige schoolloopbaan inluidde.
Ja, Circe – Zierikzee, zo lusten we er nog wel een paar! In het Stadhuismuseum Zierikzee wordt, terecht, geen woord aan deze malle theorie gewijd, en een afbeelding van de tovenares zul je er ook niet aantreffen.
Het is gevestigd, de naam zegt het al, in het oude stadhuis van Zierikzee, een enorm complex, bekroond met een geinig torentje. Het was meer dan stadhuis alleen: vleeshal, keuringsinstituut van meekrap en waaggebouw. Groot genoeg om uren in rond te dwalen. Ik pik er, zoals gebruikelijk, een paar dingen uit.
Nummer
(1) op de foto en ook burger nummer 1 in zijn tijd: Abraham Jacobus
Frederik Fokker van Crayestein van Rengerskerke (1857-1929),
geschilderd door W. Markestein. Fokker, uit een Zierikzeese
regentenfamilie, was Dijkgraaf van Schouwen, wethouder en burgemeester
van Zierikzee en Eerste Kamerlid.
In een grote presentatie over het Waterschap Schouwen leren we meer over hem. Hij kon zich knap giftig maken over van die salon-dijkgraven die de ballen verstand hadden van watermanagement en die titel alleen voerden uit deftigheid.
Zelf stond hij bij de talrijke overstromingen op Schouwen altijd met zijn poten in de klei, de zandzakkenoperaties te coördineren. Hij heeft veel gedaan voor de arbeidsomstandigheden van dijkwerkers. Als er één Zeeuw geluctord heeft en geëmergood, dan is het wel Abraham Jacobus Frederik Fokker van Crayestein van Rengerskerke.
Naar zo iemand moet toch wel een straat genoemd zijn in Zierikzee. Die staat ook op de plattegrond van een buitenwijk. Een nogal kort straatje, en het heet dan ook de Fokkerstraat, en niet de Dijkgraaf Abraham Jacobus Frederik Fokker van Crayestein van Rengerskerkestraat, anders was het straatnaambord langer geweest dan de straat zelf.
(2): het model van een krabbelaar, een soort baggerschip, gebruikt in de late 17e en complete 18e eeuw. Het is heel kunstig vervaardigd door zekere M. Toxopeus. Ik heb altijd een wat platonische bewondering voor dit soort priegelwerk voor de winteravonden; knap hoe Toxopeus het doet, maar ik ben niet jaloers dat ik het niet kan en hij wel.
Zo´n baggerschuit werd voortgedreven door zich in een spuikom tijdens het spuien te laten lanceren door de waterstromen, op een manier die in extenso staat uitgelegd in het museum. Ik mag ontploffen als ik er iets van snap, als overtuigde landlubber.
Er is wel meer wat ik niet snap. Een grote hoeveelheid scheepsmodellen in een museum in een maritieme stad, dat begrijp ik. Maar niet wat iemand ertoe brengt, een model te vervaardigen van het busstation / transferium in Renesse (3). Toch zet ik hem in deze OV-rubriek maar in het lijstje van highlights.
Dan de waag (4). De balans dateert van 1664 en is vervaardigd uit smeedijzer. Die fraaie rode mantel van de heer op de voorgrond is vast en zeker gekleurd met meekrap uit Zierikzee.
De wortels van de meekrap werden in ‘meestoven’ verwerkt tot rode kleurstof. Op de foto (5) een opengewerkte meestoof van omstreeks 1800. In het midden de opslag van meekrap, rechts de droogruimte en links het ‘stamphuis’ waar de wortels fijngestampt werden in een door rosmolens aangedreven installatie.
De meekrap werd aan een strenge keuring onderworpen alvorens het kwaliteitszegel van Zierikzee er aan toegekend werd. Rond 1880 was het afgelopen met de meestoven. Daarna kwam de rode kleurstof uit een chemische fabriek.
Kledder, daar lag ik bijna!, gestruikeld over een drempel. Zei die mevrouw bij de kassa niet iets over oppassen met op- en afstapjes in dit oude gebouw? En had ik daar niet beter naar moeten luisteren?
Overgenomen van Wikipedia – Moernering
De
andere industrie, de zoutwinning, ofwel het darinkdelven, op een
schilderij uit de 16e eeuw. Het zout werd gewonnen uit veen, aanwezig
onder zeeklei. Rechts de zoutoven.
Het café in het museum wordt
gerund door twee vrijwillige dames, in een aangenaam bezadigd tempo, en
met veel omhaal van woorden en daden. Hier moet ik natuurlijk de
Zeeuwse bolus proeven.
‘Ik zal u er maar een paar servetjes
bijgeven, meneer, dat is echt wel nodig met een Zeeuwse bolus’.
Inderdaad een erg kleverige, zoete lekkernij.
‘De koning heeft er
laatst ook een gegeten; heeft u dat nog gezien op tv?’ Nee, maar als
een bolus goed genoeg is voor de koning, dan is hij ook goed genoeg
voor mij.
Dit
detail van een grisaille in het stadhuis brengt ons op een
onvermijdelijk cliché dat je in Zeeland bijna wel móét debiteren: ‘Ons
bent zuunig’. Sorry, maar de Zeeuwen hebben de naam nou eenmaal. Deze
dame, beslist geen Circe die zeelieden omtovert in varkens, prangt een
geldbeurs aan de borst.
Over beurs gesproken, hieronder de Beurs van Zierikzee, waar van alles verhandeld werd, in de open lucht, maar wel overdekt. En de bank (daar weer onder) overtreft hier de stadspoort in grootte, als je handig gebruik maakt van het perspectief.
Naast
het oude stadhuis, dat nu dus een museumfunctie heeft, heeft Zierikzee
ook een nieuw gemeentehuis. ‘Naast’ is dan wat misplaatst, want het
staat een heel eind weg, helemaal buiten het centrum. Het is niet meer
het stadhuis van Zierikzee, maar van heel het eiland
Schouwen-Duiveland, want ook hier sloeg in 1997 de fusie-illusie toe.
Het nieuwe gemeentehuis is, net als het oude, een architectonisch hoogstandje, een blikvanger. Het lijkt op het Guggenheim en oogt topzwaar – een euvel waar meer gemeenten aan lijden, onder ons gezegd en gezwegen.
Ik wil er een foto van, maar schijn ergens bij de Noordhavenpoort verkeerd afgeslagen te zijn. Ik beland bij busstation Sas, waar bussen uit diverse richtingen aansluiting op elkaar geven om kwart vóór en kwart over.
Doodse
stilte hier om 17:15. Lijn 132 gaat op zaterdagmiddag na vijven over
van halfuurs- op uurdienst, de voorbode van met de kippen op stok gaan.
Na 19:00 rijdt lijn 132 alleen nog maar het traject Sas - Goes; na
21:15 houdt de lijn er helemaal mee op.
Ik maak een foto om 17:42 en pak
de bus naar Goes van 17:45; terug over de Zeelandbrug waar nog steeds
geen auto of bus vanaf waait.
Frans Mensonides
Zomerzonnewende 2019
Er geweest: zaterdag 8 juni 2019
Oh
ja: ik
volg Quick Boys – VVSB via Twitter. Quick Boys wint. Het enige doelpunt
valt
tegen het eind van de tweede verlenging. De wedstrijd is volgens
commentatoren
ter plaatse niet om aan te gluren. Goed dat ik toch naar Zierikzee
vertrokken
ben!
Gedicht van Ton Delemarre in Papendrecht
We blijven deze junimaand in de
culturele sfeer – en deze
zaterdag de 15e in eigen provincie. Ik ga vanmiddag het Beeldenpark
Drechtoevers doen per fiets. Het is verdeeld over drie locaties langs
het water:
in Zwijndrecht en
Alblasserdam aan de oever
van de Noord en in Papendrecht in de bocht van de Noord naar de Beneden
Merwede.
De Drechtsteden mogen zich dit jaar
in de warme
belangstelling van De digitale reiziger verheugen. In de prille
begindagen van
dit jaar pakte ik hier een paar nieuwe R-net- en snelbuslijnen. En in de
niet
minder prille lente deed ik voor deze zaterdagse rubriek enkele
Waterbussen (HIER
en ook HIER).
Tijdens de Waterbustochten was ik te
voet op zoek naar het
Zwijndrechtse gedeelte van het Beeldenpark. Maar ik spreidde weer eens
een knap
staaltje van verdwaalkunde tentoon. Ik belandde in een wijk vol
torenflats bij
de woning van de penningmeester of zo van Beeldenpark
Drechtoevers.
Vanmiddag doe ik het per fiets. Net
als vorige zaterdag moet
ik wachten totdat de middag al flink op streek is, voordat de
regenzones wegtrekken
naar het noordoosten. Pas na tweeën is het min of meer droog, al laait
de regen
zo nu en dan weer even op. Maar we zijn niet van suikergoed en zullen
er niet
van smelten.
Ik begin mijn fietstocht bij station Dordrecht. Volgens de
man van de fietsenstalling bof ik, want er is nog maar één OV-fiets
beschikbaar.
‘Hoe kan dát nou, met dit baggerweer?’
‘Ja, er is ergens buiten de stad een popfestival aan de gang voor de
jeugd, en
daar zijn ze allemaal naartoe!’
Ik stap dus op die ene fiets die vanmiddag niet een jeugdige naar een
popfestival mag vervoeren. Meteen begeef ik me naar die vierkantige
spoor-
annex fietsbrug over de Oude Maas met die horror-trap waar ik me 22
maanden
geleden al eens overheen worstelde. Dat was op dezelfde tocht als de
eveneens
adembenemende Kil(ling) Tunnel.
Blijkbaar hadden meer fietsers moeite
met die hindernis,
want er is in de tussentijd iets aan gedaan. Er is nu langs de kant een
rolband
met een ruw oppervlak, waar je je fiets op kunt plaatsen. Die band
hijst de
fiets dan als het ware omhoog, terwijl je hem zelf dan alleen maar
hoeft vast
te houden.
Voor een OV-fiets werkt dat dan weer
niet voor 100%. Je moet
hard in de handremmen knijpen voor die truc, en een OV-fiets is alleen
uitgerust met terugtrapremmen; er zit vrijwel niets op wat kapot kan.
Maar het
helpt toch wel iets, als je de fiets van boven flink aandrukt op die
rolband.
Aan de overkant rijd ik Zwijndrecht
binnen.
Het Zwijndrechtse gedeelte van het
beeldenpark ligt zoals
gezegd aan de Noord, en wel naast het Sportpark Noorderpark waar
vanmiddag een voetbaltoernooi wordt afgewerkt.
Het beeldenpark is in 1996 geopend
door Koningin Beatrix. Bij
die gelegenheid is een boom geplant die sindsdien flink groter gegroeid
is, en nu
al aardig wat schaduw geeft – maar vanmiddag vooral regenwater.
Op deze locatie staan enkele
tientallen beelden. Ik vind de
een geslaagder dan de ander, en de meeste pas echt geslaagd in
combinatie met
het uitzicht op het water en de skyline van Dordt aan de overkant.
Bijvoorbeeld
die stalen driehoek met 23 jaar roest erop. Ik fotografeer ze bijna
allemaal,
maar plaats alleen de foto’s van de beelden die me het best bevallen.
Marry
Teeuwen, ‘Driehoek’
Joost Barbiers, ‘Nefertiti’ - Margot
Zanstra, ‘Triangular
duplication’ - Benbow Bullock,’ Tegenstrijdige meningen’- Jan Timmer,
‘Ontzet
vierkant’.
Kijk, zo’n kleurig beeld als
‘Tegenstrijdige meningen’, dat
komt nou heel goed uit onder die donkere bomen. De samensteller van de
zomerse
beeldententoonstelling op de ook beboomde Hooglandse Kerkgracht in
Leiden
schijnt dat niet door te hebben. Elke zomer, jaar-in, jaar-uit, weer
zo’n
collectie grijze, grauwe, nietszeggende treurnis, de moeite niet waard
om er
een straatje voor om te lopen. Ik erger me er ieder jaar wild aan. Maar
ik heb
in dezen wellicht ook een tegenstrijdige mening.
Ik ijl verder door
Hendrik-Ido-Ambacht, waarvan ik in dat
bus-stuk beweerde dat het eigenlijk
Hendrik-Ido-Oostendam-Schildmanskinderen-Groot-en-Klein-Sandelingen-Ambacht
had
moeten heten. Daar zie ik op rotondes beelden die niet tot het
Beeldenpark
behoren, maar eigenlijk nog wel leuker zijn. Er was er nog een met
voorwereldlijke
dieren, meen ik me te herinneren. Ik zag het niet goed, want was net de
zoveelste
regenbui uit mijn ogen aan het wrijven.
Wat ik me nu wel zit af te vragen:
mag je wel fotograferen
als je op een fiets zit, of een plattegrond-app raadplegen? Ja, ik sta
er altijd
wel voor stil op een plek dat ik het verkeer niet hinder. Ik zet dan de voeten op de
grond, maar niet de
fiets op de standaard; ik blijf op het zadel zitten. Appen tijdens de
rit mag sinds
kort niet meer,
terecht, maar wat ik
doe? Er is vast nog geen jurisprudentie over. Als ik een boete krijg,
huur ik
een roedel advocaten in en laat ik het vóórkomen; wees daarvan
verzekerd!
In Alblasserdam, zo’n 6 km ten
noorden van Zwijndrecht, heeft
Beeldenpark Drechtoevers slechts 6 beelden bijgedragen aan het
dorpsgezicht. Ze
staan verspreid over het dorpshart, en ik kan er maar 5 vinden. De
fraaiste
vind ik die twee bij de aanlegsteiger van de Waterbus Rotterdam –
Dordrecht. Het
beeld ‘Cyclus’ doet tevens dienst als klimrek.
Op de rivier zie en hoor ik vanmiddag
veel stoere mannen
bravoure-varen met knetterende speedbootjes. Die gaan veel harder dan
de
Waterbus , die een maximum snelheid opgelegd kreeg van 40 km/uur.
Marcel
van Zijp, ‘Blue Heavens Boogie’
Henk
van Bennekum, ‘Cyclus’
De zon is er zowaar doorgekomen. Ik kon nog wel even een
omweg inlassen via Kinderdijk, dat is nog maar luttele kilometers. De
vorige
keer dat ik daar was, liepen er behalve mijn persoon alleen maar 3
verkleumde Japanners
langs de molens, aan ons gure klimaat te wennen. Maar hun winterreis
leverde
wel een prachtig fotomoment op met grondmist.
Nu is het toeristenseizoen op gang
gekomen, is de
bezoekersmolen open, heeft de rondvaartboot de trossen losgegooid en
heerst er een
gezellige drukte op het geasfalteerde pad langs de wereldberoemde
molens. Maar
alleen op de eerste 750 meter vanaf de bushalte en de parkeerplaats.
De polderboezems lopen nog een paar
kilometer door, verder
naar het zuiden. Ik heb het gebied daarnet doorfietst; ik kwam
Kinderdijk als
het ware binnen door de achterdeur. Er heerste daar diepe rust, niet
verstoord
door enkele mannen die in alle stilte zaten te hengelen.
Lucien den Arend, ‘2.2.3D.2’- Joost
Barbiers, ‘Echo’-
Catharina van de Ven, ’Ava 1840’- Caius Spronken, ‘Engel op
zuilengalerij'
Papendrecht heeft de grootste
collectie Drechtoever-beelden,
een stuk of 40. De beeldengalerij is 1400 meter lang. Hij begint aan de
oever
van de Noord, pal tegenover de beelden van Zwijndrecht, en hij eindigt
langs de
Beneden Merwede, in de buurt van de Waterbushalte.
Maar Joep Struijks ‘Drie generaties’
moet je echt zien met
dat appartementencomplex op de achtergrond, vind ik. Een beeld met
trappen en verdiepingen
voor een gebouw met trappen en verdiepingen; ik durf te wedden dat Joep
Struijk
het zo bedoeld heeft.
Over schilders gesproken: ooit stonden ze op deze plek
schouder aan schouder Dordrecht te schilderen, met de rug toegekeerd
naar
Zwijndrecht, waar inderdaad niet zo gek veel te zien is. Een paar van
hun
meesterwerken staan ook afgebeeld langs deze kade, met een mooi lijstje
om de
werkelijkheid van heden heen.
Ik ben nu hemelsbreed slechts 2 km
verwijderd van station
Dordrecht, maar gerekend over de weg toch nog 7 km. Uit het zuidwesten
nadert
opnieuw een schuit vol zure appelen. Ik pak de Waterbus daarom maar;
snel die
allerlaatste fiets terugbrengen naar de stalling!
Frans Mensonides
26 juni 2019
Er geweest: zaterdag 15 juni 2019
‘SPREZZATURA, tentoonstelling’, zag ik een paar weken
geleden met grote letters op een affiche staan. En ik besloot meteen,
erheen te
gaan, waar en wat het ook was. Het betrof een tentoonstelling in het
Drents
Museum in Assen van Italiaanse schilderkunst uit de periode 1860-1910.
Sprezzatura, dat is: schijnbare
achteloosheid, een moeilijk
kunstje makkelijk laten lijken, virtuositeit, flair. Ik betrapte het
woord aan
de bron in ‘De
hoveling’ van Baldassare Castiglione uit 1507; Castiglione
heeft
het woord uitgevonden. Volgens hem was sprezzatura iets wat elke
hoveling moest
bezitten. In latere eeuwen werd het begrip vaker gebruikt voor
kunstenaars.
Ik naar Assen. Mijn laatste bezoek aan
Drentes hoofdstad (helemaal
aan het eind van het gelinkte stukje) is al weer een poosje geleden.
Het
station en de stationsomgeving verkeerden toen in een verbouwings- en
uitbreidingsoperatie. De reizigers moesten het station verlaten via een
steile,
houten horror-trap.
Die verbouwing is nu klaar. Het
station kreeg er een extra
perron bij en een derde spoor. Op het middelste spoor van de drie
stoppen in de
spits de sprinters Groningen – Assen. De perrons zijn voorzien van
modern
zitmeubilair en de hal is fraai afgewerkt met hout. Horeca is er nu ook
te over
in de stationsomgeving, waar een reusachtig beeld van een hond,
gehouwen met
sprezzatura, alle aandacht trekt.
Hi,
ha, honden…
De tentoonstelling Sprezzatura heeft een bijzondere
periode
uit de Italiaanse geschiedenis tot onderwerp. Een eeuw of 14, 15
tevoren was
het Romeinse rijk ten onder gegaan door invallen van de Hunnen, de
Vandalen en
nog zo een paar groeperingen. Italië was verbrokkeld tot een
lappendeken van
stadsstaten, rijken en rijkjes. Al die staatjes hadden eigen leiders,
eigen
wetten, eigen munten, een eigen douane.
Een drama voor reizigers, die steen
en been klaagden.
Voordat zij Rome bereikt hadden, hadden ze een stuk of 6
douanecontroles achter
de rug. Het vrat tijd, en overal de portemonnee trekken, natuurlijk.
Tot 1861, toen heel Italië onder
leiding van mannen als
Garibaldi en Cavour aaneengesmeed werd. Dat verliep niet zonder
wapengekletter.
Heel Italië, zei ik? Nee, het Vaticaan, dat toen Rome en zeer wijde
omstreken
omvatte, bleef weerstand bieden. Frankrijk schoot de vorst, de paus,
telkens te
hulp. Pas in 1871 werd Rome ingelijfd bij de nieuwe Italiaanse staat.
Dat alles had grote invloed op de
schilderkunst. Onderwerpen
te over! De strijd om de eenwording, het nieuwe elan in een nieuw land,
maar
ook de politieke twisten en armoede die niet uitgeroeid kon worden.
Sommige
schilders vluchtten naar het noorden; Parijs en Amsterdam waren
populaire
bestemmingen. Anderen vluchtten uit de werkelijkheid in mystiek, dromen
en
symbolen. Maar hun schilderijen kunnen deze realist niet bekoren; ze
komen niet
in de tentoonstellings-top-5.
Wat komt er dan wel in? Het is deze
keer een
tentoonstellings-top-7, trouwens. En het Drents Museum komt in zijn
geheel wel
in mijn museum-top-7 van NL. Je gaat er graag voor naar Assen. Ze
hebben er altijd
van die aparte tentoonstellingen: in ´14 mummies,
en in ´15 die wonderlijke
Glasgow Boys,
de schilders die uit hun Schotse landschappen de heuvels
weglieten om het meer op Nederlandse landschappen te laten lijken.
Hier is mijn favorietenlijstje van
´Sprezzatura´, in de volgorde
van de tentoonstelling.
Onorato Carlandi, ‘Aftocht
bij Mentana’, 1872
Alles op dit schilderij ademt verslagenheid. De soldaten van
Garibaldi, waarvan sommigen gewond, blazen de aftocht na in 1867
verslagen te
zijn door troepen van de paus. Die echter niet aan het langste eind zal
trekken; 4 jaar later is het toch gedaan met zijn wereldlijke
heerschappij.
Allessandro Milesi,
‘Het ontbijt van de gondelier’, 1892
Een rustig tafereeltje uit een tijd toen Venetië nog niet zo overspoeld
werd
met toeristen als tegenwoordig; Amsterdam schijnt er verre bij in het
niet te
zinken
Giuseppe Camerana, ‘De molen
van Leiden’, 1883 (soort
vakantiekiekje, als het ware)
Die molen, die komt me ineens in een flits bekend voor. Dat
mag ook wel, want het is molen De Valk in Leiden, waar ik al een keer
of 12.345
langsgekomen moet zijn in mijn leven. Hij is niet ingrijpend veranderd
sinds 23
augustus 1883, toen Camerana hem portretteerde.
De schilder stond zo te zien op de
Stationsweg op de brug
over de singel. Daar staan tegenwoordig toeristen, vooral uit Azië, en
een
enkele verdwaalde Leidenaar die molen vast te leggen met de digitale
camera. Wat
Camerana vast niet wist en die Aziaten evenmin: hij bevond zich op een
steenworp
afstand van het aterlier van de portretfotograaf I.D. Kiek. Die heeft buiten zijn wil de
Nederlandse taal
verrijkt met het woord ‘kiekje’
voor een snapshot.
Antonio Mancini, ‘Zelfportret
van de gek’, 18??
Ja mensen, kijk me maar eens goed aan; ik ben echt helemaal
koekoek! Dat lijkt Mancini de toeschouwer mee te willen geven. De
schilder heeft
met Vincent van Gogh gemeen dat hij enige tijd moest doorbrengen in een
psychiatrische
inrichting. Met veel zelfspot schilderde hij daar een cyclus van
selfies waarin
hij zich afbeeldt met heel vreemde hoofddeksels.
Mancini werd ondersteund door Hendrik
Mesdag - bekend van
het Panorama in Scheveningen - die veel werken van hem aankocht.
Mancini zou
zijn Nederlandse mecenas echter nooit in levenden lijve ontmoeten.
De rauwe werkelijkheid in het Italië van na de eenwording, waar armoede
en
zelfs honger heersten. Bij een klooster in Rome is zojuist voedsel
uitgedeeld
aan de armen. Navrante portretten van de paupers die afhankelijk zijn
van goede
gaven.
Emilio Longoni
‘Overpeinzingen van een uitgehongerde’, 1894
Een schamel geklede arme sloeber kijkt hongerig naar binnen
bij een bekend Milanees driesterrenrestaurant, waar een rijke jongeman
en dito jongedame
uitgebreid zitten te smikkelen. Dit schilderij is bijna té erg, zo
wrang. Dat
vonden de autoriteiten ook. Het stond in 1894 afgebeeld in het
socialistische tijdschrift
‘Lotta di classe’ (Klassenstrijd), als illustratie bij een artikel over
de
gapende kloof tussen arm en rijk. Longoni kreeg gedonder met de
censuur; de
volledige oplage van het tijdschrift werd in beslag genomen.
Plinio Nomellini, ‘Leren
lezen’, 1906
Een on-Italiaans blond jongetje (of meisje, de begeleidende
tekst laat het ook in het midden en spreekt van een ‘kind’) ontvangt op
heel
jonge leeftijd zijn eerste leesles van zijn moeder, in een idyllisch
decor.
Lezen, je kunt er niet vroeg genoeg mee beginnen, zeker niet bij
voorlijke,
leergierige kindertjes. Soms weet je niet, als bezoeker, waarom dat ene
schilderij je ineens zo raakt…
Ik maak de middag vol met een
bescheiden fietstocht op de
OV-fiets: Assen – Deurze – Rolde – Balloo – Loon – Assen. ‘Bescheiden’,
dat
bijvoeglijk naamwoord is ook wel van toepassing op Assen zelf. Al na
een kilometer
fietsen vanaf het station houdt de stad plotseling op. Ik beland in een
landschap
met een aangename afwisseling van bossen, bosjes en weilanden.
Voor’steden’ van
Assen, zoals Deurze en Loon, zijn vlekjes op de kaart. Je vindt er
stoere, wat
plompe hoeven.
Rolde is zowel een brink- als een
esdorp. De Grote Brink is
een wijde grasvlakte waar herders iedere morgen het vee verzamelden om
het naar
gras- en heidevelden te drijven. Zo’n brink is tegenwoordig een oase
van groen
midden in het dorp. Hij deed ook dienst als markt en dorpsplein, en er
zal heel
wat afgepraat zijn.
Een es was een gemeenschappelijke
akker op een mals plekje
even buiten het dorp. De es van Rolde telt twee hunebedden. Na het
hunebed van Borger,
het grootste van Nederland, zijn die van Rolde het meest in trek bij
toeristen.
Ik maak hier de foto die iedereen hier maakt, met beide megalieten op
één
plaatje.
Beide zijn een dikke 5000 jaar oud.
De een zit nog aardig
strak in de lak, maar de andere lijkt wat slordig opgestapeld door onze
verre
voorvaderen. Maar schijn bedriegt. Die nette is in de 19e eeuw een keer
gerestaureerd door een archeologische onderzoeker. En die rommelige zag
er in
3000 v.Chr. misschien wel net zo gelikt uit.
Maar de Drenten zijn in de loop der
eeuwen niet altijd even
zorgvuldig omgegaan met dit erfgoed. Hunebedstenen werden wel aan
stukken
gehakt om bouwmateriaal te leveren voor kerken. En de onderzoekers
gingen vaak
behoorlijk slordig te werk. De laatste 400 jaar hebben de hunebedden
meer te
lijden gehad dan de bijna 5000 jaar daarvoor.
Hunebedden en hun scheppers vormen
les 1 in de Canon van
Nederland, die de afgelopen maand weer aanleiding was voor hevige
discussies.
De Canon moet herzien worden. Er is meer aandacht nodig voor de
schaduwkanten
van de geschiedenis. Maar daar ontbreekt het nu ook al niet aan, zou ik
zeggen:
Floris V vermoord, 80 jaar oorlog met Spanje, slavernij, kolonialisme,
WO I, WO
II, de holocaust, Srebrenica; ik doe maar een chronologische greep.
Wat bedoelen ze dan met
schaduwkanten? Ja, bij de hunebedden
is dat wel duidelijk. Die enorme keien werpen ook een hoop schaduw,
vanzelfsprekend. Venster 1 hebben we daarmee afgetikt, nog 49 te gaan.
Zo akkeren
ze ze allemaal door.
En dat gebeurt dan door een commissie
van wijze (mannen,
schreef ik bijna) mensen die onder leiding staat van een Amerikaanse
professor
in de Nederlandse geschiedenis, want zelf zijn we echt niet tot zo’n
operatie
in staat. Ik weet niet wat ik ervan moet denken, en zie het resultaat
met
interesse tegemoet. Eén ding is zeker: geschiedenisles zegt altijd meer
over het
heden dan over het verleden.
Met een boog keer ik terug naar
Assen. In het noorden, op de
Martin Luther Kingweg bij een sportcomplex, is een busstation waar op
het hele
en halve uur diverse stads- en streeklijnen aansluiting op elkaar
geven. Daar
ik net om vijf over half kom, kan ik geen enkele bus fotograferen.
Dit is nou denk ik een voorbeeld van
zo’n ‘hub’ aan de rand
van de stad, waarover dat rapport Deltaplan Mobiliteit 2030 spreekt,
waarover
ik het hierboven had. Lansingerland is nog een beter
voorbeeld van zo’n hub.
Hub, Holland, hub, laat de reiziger
niet in zijn hempie
staan! Ik ben nou ongeveer halverwege in dat rapport, dat ik zou gaan
lezen (zie
hierboven). En ik werd niet teleurgesteld in de verwachtingen die ik
daar
uitsprak over de clichés die ik zou ontmoeten; mijn bullshit-bingokaart
was na een paar pagina’s al
vol.
Innovatie vergat ik nog, dat is hét
toverwoord in het stuk.
Maar tot dusverre ben ik nog weinig vernieuwends tegengekomen. Hubs
bestaan dus
ook al lang.
Assen maakt zich, met kermis en al,
op voor de TT-races van
volgende week. Ik ga de fiets terugbrengen, en rijd eerst zwierig onder
die
Cerberus door, die niet bijt en niet blaft.
Frans Mensonides
7 juli 2019
Er geweest: zaterdag 22 juni 2019
Met dit Drentse hoofdstuk komt er
voorlopig een einde aan de rubriek Beminde
Zaterdag. De komende maanden gaan we op de internationale toer. In de
eerste
plaats: mijn vakantie in Engeland. Verder worden er in juli in
Duitsland, dicht
bij de Nederlandse grens, 3 stations heropend: Elten, Nordhorn en
Neuenhaus. En
Brussel-Noord krijgt in de nazomer een ‘trambus’, wat wel een voorbeeld
zal
zijn van wat ik noem: ‘De triomf van het rubber over het staal’.
Ook in Nederland
voldoende
te beleven. Als de voortekenen niet bedriegen, gaan binnen afzienbare
tijd eindelijk
de Uithoflijn en de Hoekse Lijn rijden.
En pas als dat allemaal behandeld is,
keert Beminde Zaterdag
terug!
FM
© Frans Mensonides, Leiden, 2019