Ik heb nooit een auto willen hebben en zelfs nooit een rijbewijs
willen halen. De weinige keren dat je echt een auto nodig hebt, kun je net zo
goed een taxi nemen, heb ik altijd gevonden. Mij aangeboden liften accepteer ik
ook altijd; een echte autohater ben ik niet.
Zelfs een middelgrote stad als Leiden kent een klein tiental
taxibedrijven. De consument kan dus kiezen. Dat ene taxibedrijf, waar de
chauffeur de meterstand op eigen initiatief naar boven afrondde voor een flinke
fooi, dat bedrijf heb ik nooit meer genomen. Bij dat soort louche firma’s hebben
ze ook nooit voldoende wisselgeld voorradig, en verstaan ze, als het ze niet
uitkomt, ook geen Nederlands. Uiteindelijk hield ik een lijstje bonafide
bedrijven over, door wie ik me met een gerust hart kan laten vervoeren.
De laatste tijd heb ik wel eens spijt van mijn autoloosheid.
Mijn moeder van 84 is slecht ter been, dementeert lichtelijk, en kan niet meer
reizen zonder begeleiding. Verder heb ik een jonger broertje uit Den Haag die in
slechte geestelijke en lichamelijke conditie verkeert. Regelmatig moet ik hem
begeleiden naar artsen, en ook hij staat meestal te onzeker op zijn benen om
met het OV te kunnen reizen. Had ik een auto gehad, dan had ik ze kunnen
rijden. Nu zit ik vaak met ze in de
taxi.
Afgelopen voorjaar lag mijn broer een poosje in het
Westeindeziekenhuis in Den Haag. Mijn moeder wilde erheen, natuurlijk. Per taxi
naar Den Haag is een dure grap, als het moet van een bescheiden pensioen plus
AOW. Voor vergoeding van de RegioTaxi komt zij niet in aanmerking; daar is ze net
niet armlastig genoeg voor.
Je kunt de RegioTaxi desondanks toch ontbieden, ook zonder
zo’n felbegeerd, door de gemeente verstrekt taxipasje, en de ritten gewoon zelf betalen. DeHet gaat
volgens hetzelfde zonesysteem dat door de OV-bedrijven zo langzamerhand wordt
afgeschaft, en het Westeinde ligt net binnen de grens van 5 zones. De RegioTaxi
is dan redelijk voordelig.
Na zijn verblijf in het ziekenhuis werd mijn broertje (hij
blijft mijn kleine broertje, al is hij de 50 gepasseerd) opgenomen in een verpleeghuis
in Den Haag. Dat is gevestigd in de laatste straat van die stad, net voordat de
kassen van het Westland beginnen. Die locatie valt buiten de 5 zones van de
Regiotaxi. Maar mijn moeder wilde er natuurlijk toch graag heen.
Daarom moest ik een prijsafspraak maken. Je betaalt tot de
zonegrens een vast bedrag, en daar voorbij een normaal, marktconform kilometertarief.
Dat is in de taxi zo’n 15 keer zo hoog als dat van de OV-chipkaart, waarover
ik altijd al zo jeremieer.
Het totaalbedrag wordt uitgerekend door een bachelor in de
economie, denk ik; die berekeningen zijn knap ingewikkeld. De eerste keer kwam
de rit per enkele reis op 51 euro, de tweede op 42. Dat laatste bedrag vond ik wel
schappelijk, dus toen de econoom me de volgende keer een rit offreerde voor 46
euro, wees ik erop, dat ik vorige keer 4 euro minder kwijt was. Maar dat was
een vergissing geweest; het was echt 46; hij had het drie keer nagerekend. De
chauffeur op de heenweg vroeg dan ook 46 euro, maar die op de terugweg verrassenderwijze
slechts 38, die ik zonder protest neertelde.
Naast dat rare gedoe met de ritprijs, kleven er nog wel meer
bezwaren aan de RegioTaxi. Hij is iets goedkoper dan de reguliere, maar het is
wel een deeltaxi. Het gevolg daarvan is dat je op plekken komt waar je nog
nooit geweest bent en waarvan je het bestaan niet vermoedde.
‘We moeten nog even omrijden om die mevrouw op te halen met
al die slangen in haar neus en die zuurstofflessen’, zei de chauffeur. Die
kenden we al; dat werd een sight seeing
door voorheen ongekende krochten van Delft. De rijtijd naar mijn broertjes
verpleeghuis liep zodoende wel op tot boven het uur dat ik, als ik alleen ga, kwijt
ben met bus, trein en tram.
Mijn moeder vond die gratis omwegen wel aardig, ze zag nog
eens wat, maar ik vond het zonde van mijn tijd. Echt punctueel is de RegioTaxi
ook niet, zelfs niet vergeleken met Connexxion,
NS en HTM. De passagier moet een kwartier van te voren bejast en bepakt
klaarstaan, maar de taxi komt dan soms doodleuk een half uur te laat.
Bij een volgende gelegenheid belde ik de Regiotaxi op een zaterdag,
voor een ritje op zondag. Maar ik kreeg te horen dat die rit niet door kon
gaan. Ik kon alleen op doordeweekse dagen boeken. Want er was in het weekend niemand
beschikbaar om die prijzen uit te rekenen. Maandagmorgen zou ik pas horen of ik
de rit zou kunnen reserveren, die we op zondag hadden willen maken . ‘Wat héb
ik daar nou aan?’ vroeg ik. ‘Ja, dat zijn nou eenmaal de regels’, mauwde het
jonge, ongeïnteresseerde grietje aan de andere kant van de lijn.
‘Kunnen we het niet afmaken op 40 euro?’ vroeg ik; ‘Dat is
een mooi rond bedrag’.
‘U begrijpt er ook helemaal niets van, hè’, zei ze. De chauffeurs van RegioTaxi
heb ik wel horen klagen over het personeel van de centrale in de weekends;
studenten die er alleen voor de centen zitten, zonder hart voor de taxibranche.
‘Volgens mij ben JIJ degene die het niet begrijpt’, antwoordde ik dan ook, en
hing op.
Goede raad was duur, nog duurder bijna dan een taxi. Toen
kwam ik op het idee, het taxibedrijf te charteren dat mijn moeder drie keer per
week naar de dagopvang voor dementerenden vervoert. Dat bedrijf, daar is ze heel
tevreden over, en dat is vertrouwd. Die ritten worden vergoed door de
verzekering, maar onze pretritjes naar Den Haag natuurlijk niet. Ik mailde het
bedrijf; volgens hun website kon je prijsafspraken maken.
Een rit van Leiden naar die uithoek van Den Haag zou onder
normale verkeersomstandigheden ruim 60 euro kosten. Maar men was bereid, ons een
vast bedrag van 49 te rekenen. Tegenwoordig kun je best onderhandelen. Onder
druk wordt alles vloeibaar, en onder crisis alles goedkoper.
Ik legde mijn moeder omstandig uit, dat we vervoerd zouden
worden door haar vertrouwde taxibedrijf. ‘Die chauffeur leek sprekend op die
man, die me altijd naar de ‘club’ brengt’, zei zij na de eerste rit dan ook
heel verbaasd.
De rit verliep zonder vertraging, omwegen of andere
problemen. Ik blijf bij dit taxibedrijf, en zie voorlopig maar af van het
alsnog nemen van rijlessen.
FHM
25 november 2012
© Frans Mensonides, Leiden, 2012