LAATSTE
ZES AFLEVERINGEN
173. TER GELEGENHEID VAN MOEDERDAG (11/05/2014)
172. EBOLA EN POETIN: DE KLOK TERUG
(04/05/2014)
171. GOKKEN EN SPECULEREN MET
CHRISTIAAN HUYGENS (27/04/2014)
170. KOPEN, KOPEN, KOPEN, EEN WEEK
WINKEL-IN, WINKEL-UIT (20/04/2014)
169. MIJN OUDERS OP STAP;
LOW-BUDGETVAKANTIE IN 1952 (13/04/2014)
168. MIJN TOP-5 VAN WILLEM II;
KUNSTCOLLECTIE HERENINGD IN DORDRECHT (06/04/2014)
Zo'n vol bord heb ik niet gezien; die avond. overgenomen van Wikipedia; Sushi
Laatst liep ik op de Nieuwe Beestenmarkt langs het favoriete
pannenkoekenrestaurant van mijn moeder en mij. Ik ga er niet meer binnen. Mijn
moeder is het laatste jaar te onverplaatsbaar en onvoorspelbaar geworden om nog
met haar naar een restaurant te gaan. Maar ook als dat niet zo zou zijn, ging
ik er toch niet meer binnen. Want het pannenkoekenhuis is namelijk een paar
maanden geleden gesloten, en kort daarna heropend als sushi-restaurant.
Nou hou ik niet van sushi, net zomin als van soesjes. In
feite verfoei ik alles wat naar Japan zweemt: volle treinen, lekkende
kerncentrales, keizers, kleine mensjes, sumoworstelen, judo, rijzende zonnen (avondmens!),
schaamteloze namaak van vrijwel alles, hikikomori, kamikaze, harakiri, origami, karoshi.
Maar boven alles: sushi. Dat komt mede doordat ik één keer een helse avond heb
doorgebracht in een duur, luxueus sushi-restaurant. In Den Haag was dat, en we
schreven de jaren 90, toen alles wat Japans was nog ín was.
Ik werkte als systeembeheerder bij een groot commercieel
bedrijf. Een collega, Johan, had de leeftijd van 57½ jaar bereikt, ging met de
VUT, en zou worden ‘uitgegeten’ in dat restaurant.
Het werd wel tijd dat hij vertrok, want hij voerde al jaren vrijwel
geen klap meer uit, behalve softwaredemo’s bekijken en vaktijdschriften
doornemen. Hij was gepokt en gemazeld in het tijdperk van de
mainframe-computers en vond PC-netwerken maar onzinnige nieuwlichterij. 57½
leek me toen een heel gevorderde leeftijd; hoog tijd om de kantoortas aan de
wilgen te hangen. Ik ben deze maand zelf op de kop af 57½ jaar oud, maar niks geen VUT;
ik moet nog een klein decennium.
Goed, we waren allemaal blij dat we van Johan af waren. Dat
afscheidsdiner had dus een succes kunnen worden, als het niet in dat sushi-restaurant
gehouden was. En als het geen diner met partners was geweest. En als ICT-ers
een slag mensen zouden zijn om gezellig een avond mee uit eten te gaan.
Met een bekommerd hart liep ik erheen, door de Haagse
binnenstad die op zaterdagavond om halfzeven altijd evenzeer bruist als het
centrum van Krommenie-Assendelft, om maar eens een dwarsstraat te noemen. Wat
zouden sushi’s trouwens eigenlijk zijn? Ik had er tot dan toe nooit van
gehoord.
Het was een deftige tent, waar beschaafd en op gedempte toon
werd gekeuveld. Er zaten ook echte Japanners. Verveeld luisterde ik naar de
verhalen van mijn collega’s. ICT’ers weten, ook waar hun partner bijzit, niets
beters te verzinnen als gespreksonderwerp dan de nieuwste software-ontwikkelingen,
de nieuwste software-releases, de nieuwste software-sof.
Sushi’s bleken een soort vogelhapjes waar een gezonde
Hollandse polderjongen zijn maag niet mee kan vullen. Volgens mij bestaan ze
ook uit vogels; gefrituurde mussenembryo’s of zo, zo zagen ze eruit, en zo
smaakten ze ook.
Als je ze tenminste op je bord kreeg. Johan had voor ons een
veelgangendiner besteld, met steeds een grote tussentijd tussen de gangen.
Weinig dingen zijn verwoestender voor het humeur dan ergens met een honger als van
een bootwerker binnen te stappen, na een uur een muizenportie te krijgen van
iets exclusiefs, en dan weer een uur op het volgende kruimeltje te moeten wachten.
Ik zat helaas naast Piet, de onsympathiekste collega van
het hele stel. Aan de andere kant naast hem zat zijn eega, Martha. Piet had
die middag deelgenomen aan een darttoernooi dat ruim besprenkeld was met bier.
Hij was al aangeschoten binnengekomen in het restaurant. Dat pijltjesgooien
schijnt het best te lukken als je half sjikker bent. Piet gaf dan ook hoog op
van zijn prestaties op het dartbord.
‘Sssjt, niet zo hard’, siste Martha een aantal malen
discreet tussen de tanden door. Ze had een bitse streepmond, die in de loop van
de avond steeds streperiger werd. Na het darten behandeld te hebben, begon Piet
nu te klagen over het lange uitblijven van de gangen met sushi; tijd die hij overigens
wél besteedde door in een aanzienlijk tempo karaffen rode wijn te ledigen.
'Jezus, dat is echt
de laatste keer dat ik in zo’n Jappentent kom vreten’, gaf hij met luider
stemme blijk van zijn ongenoegen. ‘Ik sterf van de honger. We hadden
godverdorie broodjes mee moeten nemen. Heb jíj geen honger dan, Frans? Ah, daar
komt wat aan. Oh nee, dat is voor die andere tafel. Die mensen zijn na ons binnengekomen,
maar die krijgen wél. Ik ga er straks wat van zeggen hoor; ik schijt zwaar de
balen van die kuttent hier!’
‘Sjjst, stil toch!’ Martha ontplofte bijna van ergernis.
Ik nam al lang niet meer deel aan de gesprekken. Hoe kom je
zo’n avond door, in het gezelschap van mensen met wie je niets gemeen hebt,
behalve je beroepskeuze, die in mijn geval dan ook nog een foute was? ‘Als
Erik-Jan dan om halfelf eindelijk thuiskomt’, hoorde ik de vrouw van mijn meest
fanatieke collega zeggen, ‘dan kan een kus er net af. En dan rent hij meteen de trap op, naar zijn
PC, om naar de zaak te bellen met de modem’.
‘Ja, om tien uur moet ik eruit’, zei Erik-Jan, ‘uit kantoor, want dan gaat het
inbrekersalarm erop. Maar met die nieuwe 56k-modem, als ik dan thuiskom, kan ik
mooi nog een uurtje…’
De hoofdmaaltijd arriveerde, ook alweer zo’n minibordje met
een paar hapjes erop. ‘Godverdomme’, brulde Piet, ‘denken die rijstkakkers nou
echt dat ik hiermee mijn maag kan vullen, zit je verdomme uren op je vreten te
wachten, en dan dit! Auwwwaauww!’ Die laatste kreet slaakte hij omdat Martha
hem een loeiharde schop tegen de schenen had verkocht.
Kort na het hoofdgerecht, dat niet veel meer dan leegte
achterliet in onze magen, troonde Martha Piet mee naar de uitgang, na een gemompelde
verontschuldiging over een lange dag en vroeg onder de wol. ‘Geen wonder dat
jullie allemaal van die kleine op… op.. opdondertjes zijn’, merkte Piet in het
voorbijgaan nog op tegen de Japanse ober, terwijl Martha hem afvoerde, ‘als
jullie de hele dag niks vreten!’
Er was een pijnlijke stilte gevallen. Johan, de VUT’er, keek
wat sneu.
‘Je hebt in ons vak wel mensen, die zeggen dat ze 70, 80 uur
per week werken’, hernam Erik-Jan het gesprek. ‘Maar dat is echt zwaar overtrokken,
hoor. Als je alles bij elkaar optelt, maken ze hooguit 55, 60 uur. Ik maak zelf
nooit meer dan 60 uur per week. Je hebt tenslotte ook je gezin.’
Tegen middernacht namen ook de overige gasten afscheid, na Johan nog een aangename levenswinter te hebben toegewenst. Met de
houding en geestesgesteldheid van een hongerige wolf liep ik naar Hollands
Spoor. Gelukkig was de snackbar tegenover het station nog open. Nooit meer
sushi, zwoer ik, terwijl ik mijn puntzak patat-mét leegschrokte.
Daar heb ik me altijd aan gehouden. Nee, ook het zeer
on-Japanse bordje ‘All You Can Eat’ op dat nieuwe Leidse restaurant kan me niet
over de streep trekken.
FHM
18 mei 2014
VOLGENDE
AFLEVERING:
FAMILIESTUK: GRIFFELDOOS ( 25/05/2014)
© Frans Mensonides, Leiden, 2014