Nr. 171 - zondag 27 april 2014
Gokken en speculerlen met Christiaan Huygens




LAATSTE ZES AFLEVERINGEN

170. KOPEN, KOPEN, KOPEN, EEN WEEK WINKEL-IN, WINKEL-UIT (20/04/2014)
169. MIJN OUDERS OP STAP; LOW-BUDGETVAKANTIE IN 1952 (13/04/2014)
168. MIJN TOP-5 VAN WILLEM II; KUNSTCOLLECTIE HERENINGD IN DORDRECHT (06/04/2014)
167. 'T IS MAAR ééN KEER: NUCLEAIRE TOP! (30/03/2014)
166. HET ONVERMIJDELIJKE ZINKEN: TITANIC-RAMP BLIJFT FASCINEREN (23/03/2014)
165. OV IN DE LEIDSE DORPSPOLITIEK (2); GEMEENTERAADSVERKIEZINGEN (2 DELEN) (09/03/2014 en 14/03/2014)







Twee gokkers, A en B, spelen een spel waarbij beiden exact 50% kans hebben om een ronde te winnen. Ze leggen een geldbedrag in de pot en spelen best-of-five; de eerste die drie ronden wint, krijgt de pot. Op een gegeven moment heeft A twee rondes gewonnen en B één. Door onvoorziene omstandigheden moet hun spel worden afgebroken, net op het punt dat ze aan de vierde ronde willen beginnen. Hoe kunnen zij de pot nu op een eerlijke manier verdelen?

Intuïtief ben je geneigd, te zeggen dat A 2/3 van de pot moet krijgen en B 1/3; immers A heeft twee ronden gewonnen, en B één, dus A zou ook recht hebben op twee keer zoveel geld uit de pot als B. Wie een beetje sjoege heeft van waarschijnlijkheidsrekening, weet echter dat deze redenering niet klopt.

Christiaan Huygens (1629-1695) beschreef dit probleem in 1660 in zijn verhandeling Van rekeningh in spelen van geluck. Aan het eind van dit stukje Huygens’ oplossing.

Huygens was een van de eerste geleerden die zich met kansen bezighielden in plaats van zekerheden.  Dat ging een beetje in tegen de conventies van die tijd. Louche gokpraktijken, was dat wel wetenschap?

Huygens was uitvinder, wiskundige, natuurkundige en astronoom, en geldt als een van de grootste geleerden van zijn eeuw. Hij is vooral bekend geworden door de uitvinding van de slingerklok en de ontdekking van Saturnus’ ringen (die voorheen ook wel door anderen gezien waren, maar voor ´oren´ of ´hengsels´ gehouden waren). Hij bestudeerde planeten en manen met een telescoop die hij zelf gebouwd had, met assistentie van zijn broer, Constantijn jr.

Zijn laatste levensjaren bracht Huygens door op het Voorburgse landgoed Hofwijck, dat zijn vader, Constantijn sr., dichter en staatsman, in 1642 had ontworpen. Huize Hofwijck is bijna een sacrale plek; niet alleen voor iemand als ik, die is afgestudeerd op vader Huygens (wat deze website opleverde), maar ook voor vele bèta-wetenschappers. Vooraanstaande Nederlandse bèta’s als astronaut André Kuipers, Princeton-professor Robert Dijkgraaf en astronoom Vincent Icke weten zich allen schatplichtig aan de grote geleerde uit de Gouden Eeuw die hier ooit woonde.

Vorige week dinsdag was ik nog bij Christiaan op verjaarsvisite. Zijn 385ste geboortedag werd traditiegetrouw gevierd met de Christiaanlezing in de Pronkzaal. De lezing werd gegeven door Ramon Hanssen, professor in de geodesie. 

Achter de naam Pronkzaal gaat een bescheiden ruimte schuil die ook deze keer weer helemaal gevuld was met toehoorders. Dat wij nog kunnen zitten in Huygens’ huiskamer, is te danken aan de Vereniging Hofwijck, die dit jaar zijn eeuwfeest viert en in 1914, als eerste daad, het huis redde van de slopershamer. Hofwijck biedt nu plaats aan een museum over vader en zoon Huygens, dat vorig jaar ingrijpend is vernieuwd en uitgebreid.

Hanssen zette uiteen dat de geodesie (‘zeg maar: landmeten’) veel te danken heeft aan Christiaan Huygens. Plaatsbepaling op aarde? Huygens hield zich er al mee bezig. Hij ontwierp een scheepsklok, onmisbaar voor zeevaarders die tot dan toe maar een beetje een slag hadden moeten slaan naar hun wester- en oosterlengte.

Ook zonder waarschijnlijkheidsrekening geen geodesie. En dan gaat het natuurlijk niet meer om dobbelspelletjes, maar om analyse van onnauwkeurigheden in de waarneming.

Dan de satellieten die zo belangrijk zijn voor de plaatsbepaling. Die zouden tegenwoordig niet boven de aarde zweven als pioniers als Huygens het heelal niet in kaart gebracht hadden en niet gemijmerd hadden over ruimtereizen.

Ik las onlangs een bijzonder boek van Christiaan Huygens, Cosmotheoros (beschouwer van het heelal), dat hij kort voor zijn dood schreef, en opdroeg aan zijn al genoemde broer. Het werd in 1698 postuum uitgegeven in het Latijn en kort daarna vertaald in het Nederlands.

In Cosmotheoros beschrijft Huygens het heelal, althans wat daar indertijd van bekend was. Maar wat meer is: hij neemt zijn lezer mee voor een adembenemende ruimtereis langs de planeten. Wij weten tegenwoordig dat er geen leven voorkomt op andere planeten in het zonnestelsel. Maar Huygens kon zich niet voorstellen dat God al die werelden geschapen had zonder ze te laten bewonen door Zijn schepselen. De geleerde speculeert er lustig op los over hoe de inwoners van de maan en planeten eruit zouden kunnen zien. Zo was hij niet alleen een pionier van de sterrenkunde, maar ook van de science fiction.

Nu, ruim drie eeuwen na Huygens’ dood, zijn we zover dat we zulke reisjes écht kunnen maken. De maan, daar hebben we al rondgelopen. Momenteel strijden duizenden avonturiers om een ticket voor Mars. De eerste raket moet tegen het eind van de jaren 20 vertrekken. De reis gaat anderhalf jaar duren. Retourbiljetten worden niet verstrekt; de deelnemers worden geacht, een kolonie te stichten op de Rode Planeet, en zullen moeder Aarde nooit meer terugzien. De aardbewoners zien hen daarentegen wél terug; ze worden de sterren in een realityshow waarmee het geld voor de tocht terugverdiend moet worden. Het plan lijkt me op zijn zachtst gezegd gewaagd, maar Huygens zou er vast en zeker enthousiast over geweest zijn.

Ook op het gebied van licht deed Huygens de nodige ontdekkingen. Maar als ik na de lezing Hofwijck sta te fotograferen in het allerlaatste schemerlicht, denk ik eerder aan vader dan aan zoon Huygens. Constantijn Huygens was bevriend met de excentrieke doch geniale uitvinder Cornelis Drebbel (zie mijn pagina over de Professor Zonnebloem van de Gouden Eeuw). Hij bewonderde ooit diens camera obscura, een zeer verre voorloper van de fotocamera. De camera obscura kon een beeld van de buitenwereld projecteren op een wand in een kamer. Drebbel, die naast uitvinder ook nog alchemist was, had met een beetje geluk de fotografie kunnen uitvinden, twee eeuwen voordat Nicéphore Niépce dat deed.

Ik dwaal af; Hofwijck is een ideale plek voor mijmeringen. Hoe zit het nou met die pot, die de twee gokkers A en B moesten verdelen? Christiaan Huygens redeneerde als volgt. Als de vierde ronde, die niet doorging, gewoon was uitgespeeld, had A 50% kans gehad om die te winnen. In dat geval was de stand 3-1 geweest voor A, en had hij de pot gewonnen. In het andere geval was de stand 2-2 geweest en had een vijfde ronde de beslissing moeten brengen.

Ook in die vijfde ronde zou A 50% kans hebben op de overwinning. Bij een stand van 2-1 zou hij dus 75% kans hebben op de eindoverwinning. B daarentegen maar 25%; hij zou twee ronden achterelkaar moeten winnen, en had daarop een kans van 50% van 50% = 25%.

Bij afbreken van het spel bij een 2-1 achterstand voor B, zou hij dus aanspraak kunnen maken op slechts 1/4 van de pot en niet 1/3. Geen speld tussen te krijgen!

FHM
27 april 2014
Er geweest: 15 april 2014

 

Christiaan Huygens, 11 jaar oud.
Overgenomen van Entoen.nu
 

VOLGENDE AFLEVERING:
EBOLA EN POETIN: DE KLOK TERUG 04/05/2014

© Frans Mensonides, Leiden, 2014