Nr. 204 - zondag 1 november 2015
Onze spreekwoorden (2): 'Een kop als een tuurhamer', ofwel: Oma-ismen 

LAATSTE ZES AFLEVERINGEN

203. FEL-REALISTISCH, SURREALISTISCH, HYPER-REALISTISCH: MUSEUM MORE IN GORSSEL (25/10/2015)
202. ONZE SPREEKWOORDEN (1); OUD BOEKJE VOL EXEMPELEN (18/10/2015)

201. HET BESTE, HET ALLER-, ALLER-, ALLERBESTE uit 99 FHM'S (26/04/2015)
200. AVOND- EN BREISCHOOL; HET LEVEN VAN MIJN GROOTOUDERS GE-ILLUSTREERD (19/04/2015)
199. COEVORDEN: MULTIS PERICULIS SUPERSUM (12/04/2015)
198. OOM OTTO, EEN PAASVERHAAL (05/04/2015)



< < < Deel 1 al gelezen?

Mijn grootmoeder deed, wanneer ze tenminste niet geveld was door migraine, vrijwel alles op haar zenuwen, in een onnodig hoog tempo. Als ze dan na gedane arbeid hijgend en puffend neerzeeg in een luie stoel, maakte ze de bovenste knoop van haar blouse los om meer lucht te krijgen. En dan zei ze meestal, verontschuldigend bijna: ‘Ik móét even zitten. Ik heb een kop als een tuurhamer!’

Mijn oma drukte zich altijd op een zeer originele manier uit, en gebruikte spreekwoorden, zegswijzen en dooddoeners die ik nooit uit de mond van een ander gehoord heb – behalve dan van mijn moeder, die er net als ik mee was opgegroeid. Oma had ze weer van haar moeder, en zij misschien wel weer van de hare.

Het zijn familiestukken die ik koester. Oma-ismen, noem ik ze. Over sommige ligt het patina der eeuwen. De onderzoeker in mij wilde wel eens weten, waar ze vandaan kwamen. Die ‘kop als een tuurhamer’, was dat ooit een algemeen bekende zegswijze in de Nederlandse taal, of kwam hij uit oma’s eigen koker, of uit die van een van haar voormoeders? Wat is eigenlijk een tuurhamer??

De tuurhamer staat in geen enkel woordenboek, zelfs niet in het dikste ter wereld, het (via Internet doorzoekbare) Woordenboek der Nederlandsche taal (WNT), hét gereedschap voor de neerlandicus. Wel heeft daarin de tuierhamer een plek gevonden; soms moet je even dóórzoeken. Een tuierhamer is zo’n grote, bolle, houten hamer waarmee je de palen van een hekwerk de grond in ramt. Als je zo’n ding voor je ziet, dringt de vergelijking zich op met een opgezet, door inspanning en / of emotie opgezwollen gelaat.

Soms moet  je ook even doorgoogle’en. Uiteindelijk, zelfs na de eerste publicatie van dit stukje, vond ik de uitdrukking toch nog, zij het in een iets andere betekenis. Hij staat op de Veluwse taalwiezer, op de Nedersaksische Wikipedia, geschreven in de Oost-Nederlandse streektaal. Tien tegen één dat oma hem gehoord heeft bij haar schoonouders in Apeldoorn. Een zware regenbui noemde  ze ook altijd, heel Nedersaksisch, een ‘schoer’.

Dat is dus opgelost. Sommige van grootmoeders uitdrukkingen zijn gemakkelijk terug te vinden in woordenboeken. ‘Je kunt er wel met je blote kont op naar Keulen rijden’, zei ze altijd over erg botte messen en scharen. Je hoort het nooit meer zeggen; de zegswijze is uit de taal verdwenen tegelijk met de scharensliep uit het straatbeeld. Maar hij staat wel in het WNT, onder Keulen, en ook nog in mijn papieren Van Dale, editie 1984.

Van Dale, en vele andere bronnen, geven ook een andere uitdrukking die oma vaak gebruikte: ‘De lakense bril opzetten’. Dat zei ze als ze de heel kleine lettertjes in een verzekeringspolis moest lezen, of worstelde met een slecht zichtbaar borduurpatroon.

Ik heb altijd gedacht dat een lakense bril een speciale bril was, gebruikt door staalmeesters om er weeffouten in laken mee op te kunnen sporen. Maar het is een ironische uitdrukking. Het is een bril met laken in plaats van glazen, waardoor je dus niets ziet.

Deze dan: ‘Je kon zijn gezicht wel met de ellemaat uitmeten’, over iemand met een chagrijnige lange tronie. Een ‘vrolijke leeuwerik’ placht mijn oma zo’n zuursmoel ook nog te noemen, en die woordcombinatie ben ik echt nergens tegengekomen in de gegeven betekenis. Maar de ellemaat wel. Dat was een stok met een lengte van een el (69 cm). Hij werd gebruikt door verkopers in stoffenwinkels, om stof af te meten die op een rol zat, en toentertijd per el verkocht werd.

Of dus in overdrachtelijke zin, voor hééél lange gezichten, een veelvoud van 69 centimeter van kruin tot kin. Het WNT citeert onder Ellemaat uit de werken van de laat-18e-eeuwse schrijfsters Betje Wolff en Aagje Deken: ‘Hy zei dit zo beroerd, en met een bakkes, dat men zo by de el zou afmeeten’.

Over gezicht of bakkes gesproken: oma noemde die spiegel van de menselijke ziel soms: fieselemie (‘Kijk uit, anders val je op je fieselemie!’). Ook dit woord, ongetwijfeld een verbastering van fysionomie, staat in de Van Dale.

‘Hij die niet beter weet, lacht om zijn eigen leed’, was ook zo’n spreekwoord van oma, gezegd van mensen die overdreven en gemaakt schaterlachten om iets wat eigenlijk helemaal niet grappig was. Ik heb er, net als al die zegswijzen, op gegoogled. Maar ik vond alleen pagina’s van mijn eigen hand, waarop ik deze spreuk geciteerd had, met de mededeling erbij dat mijn grootmoeder dat altijd zei.

Een variant trof ik aan in het ‘Spreekwoordenboek der Nederlandsche taal’ (1858) van P.J. Harrebomée: ‘Die niet beter en weet, die lacht om een' scheet’. En ook: ‘Die lacht om een' scheet, Is zotter, dan hij weet’. Ik vind ‘eigen leed’ eigenlijk veel treffender en schrijnender dan die scheet, dus we houden dat eigen leed er maar in.

Harrebomée’s levenswerk is ook elektronisch doorzoekbaar. Het bundelt maar liefst 42.000 spreekwoorden, zegswijzen en bon mots, met vindplaatsen en soms overvloedige uitleg,  maar soms schaarse of helemaal geen uitleg. Het is feitelijk meer een citatenbijbel dan een spreekwoordenboek.

Maar de uitdrukking ‘Uitkijken en dagen tellen’ is niet terug te vinden onder dit 42.000-tal; evenmin als bij F.A. Stoett, een andere spreekwoordenverzamelaar. ‘Je moet goed uitkijken’, zei oma nooit; alleen: ‘Uitkijken en dagen tellen!’
 
Ik heb om een of andere reden altijd het vermoeden gehad dat die zegswijze zijn oorsprong vond in ouderwetse, onbetrouwbare methoden van geboortebeperking. Uitkijken zou dan slaan op: oppassen, coïtus interruptus, voor het zingen de kerk uit. En dagen tellen zou dan te maken hebben met periodieke onthouding.

Een aardige theorie, al zeg ik het zelf. Maar ik vond via Google een paar citaten die duiden op: rondkomen van een krap budget. Uitkijken en dagen tellen is blijkbaar vooral het chapiter voor mensen die aan het eind van hun salaris of uitkering nog een stuk maand overhouden.

Helemaal geen spoor was te vinden van een ander oma-isme: ‘Staan te kijken waar de wind vandaan komt’. Dat zei ze van mensen die zomaar in lediggang wat voor zich uit stonden te staren, iets waar ze zelf nooit op te betrappen was.

Je was vaak gauw klaar met oma. Als je zeurde dat je je eten niet lekker vond, dan was het: ‘Kind, zet het maar zeven voet van je, dan deert je de lucht niet’. Bij Harrebomée vind je onder 'Reuk' een variant.

Oma gebruikte twee synoniemen voor vingers. Als je ergens aanzat, waar je niet aan mocht zitten, waren het je ‘vurige nagels’. En als je er je eten mee hanteerde, in plaats van met vork, mes en lepel: je ‘tien geboden’. Die uitdrukkingen staan nog in de boeken, al hoor je ze nooit meer.

Als ik zelf kinderen of neefjes / nichtjes zou hebben, zou ik al oma’s gezegdes doorgegeven hebben aan de volgende generatie. Maar die heb ik niet, dus schreef ik dit stukje om ze voort te laten leven.

FHM
1 november 2015

PS: net toen ik dit stukje op Internet gezet had, schoten me nog twee aardige oma-ismen te binnen. Ik krabbel ze nog even vlug in de marge van dit A4-tje. Over gekreukeld textiel of verfomfaaide kleding zei zij, met veel gevoel voor alliteratie en assonantie, en plastisch als altijd: ‘Het lijkt wel of het uit een hond z’n kont komt’. En als ik als kind wel eens diep in gedachten zat verzonken: ‘Jij peinst zeker over hoe je kindskinderen aan de kost moeten komen’. Dat vond ik zo’n absurde gedachte dat die me meteen verzoende met elke willekeurige zwarigheid waarover ik me ook maar zorgen zat te maken.

FHM



VOLGENDE AFLEVERING: NEP-NEDERLANDSE LANDSCHAPPEN EN POTBOILERS; THE GLASGOW BOYS (08/11/2015)

 

© Frans Mensonides, Leiden, 2015.